Tegen ongeval, ziekte, ouderdom, invaliditeit. DE HEER T. S. GOSLINGA OVER DEN RAAD VAN ARBEID ZATERDAG 8 DECEMBER 1934 DE LE1DSCHE COURANT VIERDE BLAD. - PAG. 13 ONZE EIGEN SLEUTELSTAD. GEZAMENLIJK DRAGEN DER SOCIALE LASTEN Het systeem der wettelijke verzekering. DE GEVAREN OP DEN WEG VAN DEN ARBEID. Tusschen de wieg en het graf ligt de' lange weg van den arbeid. De noodzaak van den arbeid drukt als een doem op de menschheid sinds de toe gang tot het Paradijs gesloten werd. Maar gegeven eenmaal de noodzakelijkheid van den arbeid om het leven in stand te hou den, is het een geluk en een bevrediging te kunnen arbeiden. Dat merkt de groote massa der werkloozen in deze tijden ter dege. Het is hard te moeten stil zitten, wanneer de wil er is om te arbeiden en de kracht er is in de spieren, maar de gele genheid ontbreekt. Het is echter ook hard, wanneer men werken wil en alle gelegen heid ef voor heeft, doch de kracht er toe mist. Een ongeval breekt opeens het mecha nisme van ons lichaam, een ziekte ver lamt de spankracht onzer spieren en heeft tijdelijke of permanente arbeidsonge schiktheid ten gevolge. Bovendien vreet de tijd langzaam maar zeker het sterkste gestel aan en slijt het uit, totdat de ma chine vanzelf verstijft tot stilstand. Dat zijn de groote gevaren van den ar beidenden mensch: ouderdom en invalidi teit, ziekte en ongeval. Op het terrein, waar deze spoken rond waren, ligt het arbeidsveld-van de Raden van Arbeid. In vroeger jaren, toen de verhoudingen tusschen werkgever en werknemer nog zoo geheel anders waren, toen de strijd om het bestaan nog niet de scherpe vormen van tegenwoordig had aangenomen, dacht men er niet aan zich te verzekeren tegen het risico van den arbeid of tegen den naderen den ouderdom. Naarmate echter de tijden veranderden, steeg de nood dergenen, die door ziekte, ongeval of ouderdom van het productieproces werden uitgeschakeld en luider werd de kreet om wettelijke voor ziening. Veranderd inzicht. In de Memorie van Antwoord bij de ontwerpen van Radenwet en Ziektewet luidde het in 1909: „Men kan beweren, dat een arbeider, die gewerkt heeft en zijn loon heeft ontvan gen, betaald is en niets meer te vorderen heeft en deze bewering kan, waar het be treft een bepaalden arbeider in zijn ver houding tot een bepaalden werkgever, on aangevochten en volledig zijn. Maar het is in strijd met het rechtsbesef, wanneer een arbeider, die gearbeid heeft zoolang hij kon, op het oogenblik, dat hij niet meer kan werken, aangewezen is op onder stand van derden. De redelijke eisch, dat het loon den arbeider in staat stelle om te leven met zijn gezin, moge niet omgezet kunnen worden in een rechtsbepaling; waar het mogelijk is recht te vormen, dat de verwezenlijking van den zedelijken eisch bevordert, behoort dit niet nagelaten te worden, wil men de juiste verhouding tusschen zedelijkheid en recht handhaven. En het behoeft geen betoog, dat wil het loon strekken ook voor den tijd van ziekte, ook voor den tijd dat hij hetzij door ouderdom, hetzij door algemeene ongeschiktheid we gens andere oorzaak, niet werken kan, een opzettelijke regeling noodig is om dit te verzekeren." In die gedachtengang ontstonden in den loop der laatste kwarteeuw de Ouderdoms wet, de Invaliditeitswet, de Ongevallenwet ten en de Ziektewet, zoo ontstonden ook de Raden van Arbeid, aan wie een voor naam deel van de uitvoering dier wetten werd opgedragen. Het huis op de Breestraat. De Raad van Arbeid. Zouden er veel stadgenooten zijn, die nimmer rechtstreeks of zijdelings met deze instelling in aan raking zijn gekomen. Iedere Leidenaar kent het statige hee renhuis aan de Breestraat, waarin de Raad van Arbeid is gehuisvest, en ontelbaren zijn er naar binnen gestapt om informatie over zegeltjesplakken of om inlichtingen over gratis verpleging of iets dergelijks. Met de Kamer van Koophandel, het Hoogheemraadschap Rijnland, de Lichtfa brieken enz. is ook de Raad van Arbeid een instituut, dat Leiden maakt tot het cen trum van de omgeving. Toen de Raad van Arbeid werd opge richt dat was in het jaar 1919 om vatte het district Leiden de stad en 28 buitengemeenten. Sinds de opheffing van den Raad van Arbeid te Gouda op 1 April 1925 strekt de werkingssfeer van den Leid- schen R. v. A. zich uit over 37 gemeenten. Wanneer ik in een serie artikelen de be- teekenis van onze goede vaderstad wilde schetsen, mocht ik een instelling als de DE HEER T. S. GOSLINGA, voorzitter van den Raad van Arbeid. Raad van Arbeid niet voorbijgaan en daar om klopte ik bij den voorzitter van dien Raad, den heer T. S. Goslinga, aan, ten einde hem te verzoeken iets omtrent de werking er van te willen mededeelen. De oude patriciërshuizen aan de Bree straat houden natuurlijk geen rekening met onze moderne begrippen van comfort inzake binnenhuisarchitectuur, maar er is iets, dat zij vóór hebben op de moderne huizenbouw en dat zijn de prachtige rui me kamers. Men moet ze evenwel goed weten te meubileeren, anders kan men zichzelf er niet meer in terug vinden In een dergelijke zaal, wat donker, vooral voor dezen tijd van het jaar, maar uiter mate geschikt voor rustig werkvertrek, ontving mij de heer Goslinga. Hoe de R. v. A. begon. Wij begonnen de geschiedenis op te ha len vanaf de oprichting van de Raden van Arbeid in 1919, de geschiedenis tevens van een periode van sociale zorg, welke niet altijd even goed begrepen en gewaardeerd is, maar toch een zegen beteekent voor duizenden. „Aanvankelijk zag zich de Raad van Ar beid de uitvoering opgedragen van de In validiteitswet en de Ouderdomswet, dus de zorg voor de rentekaarten, de zegel tjes-plakker ij enz. Eenige jaren daarna, op 1 Januari 1923, kwam daarbij de gedeel telijke uitvoering van de Ongevallenwet en op 1 Mei van hetzelfde jaar van de Land- en Tuinbouwongevallenwet. Het be treft hier hoofdzakelijk de premie-invor dering en het ongevalsonderzoek. Van ieder ongeval, dat er gebeurt, wordt hier aan gifte gedaan en er kan in welke industrie ook geen ongeval plaats vinden, of aan ons behoort het onderzoek. Dat geldt ook voor die industrieën, waarvan de werkge vers zijn aangesloten bij een particuliere verzekering." „Komen er veel ongevals-aangiften bin nen?" „Gemiddeld 12 per dag. De Rijksverze keringsbank stelt het bedrag van de ver goeding vast en verrekent het weer met den werkgever of met de particuliere on derneming. De Land- en Tuinbouwongevallenwet kent het instituut der z.g. bedrijfsvereni gingen. Wie niet bij een particuliere be drijfsvereniging is aangesloten, komt auto matisch terecht bij den Raad van Arbeid. Krachtens deze laatste wet komen alleen die ongevallen in behandeling, welke ge schied zijn bij werkgevers die bij de Rijks verzekeringsbank zijn aangesloten." „Zijn dat er veel?" „Neen, de meeste land- en tuinbouwbe drijven zijn aangesloten bij een bedrijfs vereniging. Toch is ook hier de rol van den Raad van Arbeid van groot belang. Wij houden hier n.l. een werkgeversregis- ter bij van het geheele district, om te we ten, bij wie de werkgevers zijn aangeslo ten. Zooals te begrijpen is, is het natuur lijk van groote beteekenis, om direct te kunnen vaststellen, wie bij een bepaald ongeval het risico draagt. Op 1 Maart 1930 is ten slotte de Ziekte wet in werking getreden. Ook deze wet erkent particulier bedrijfsverenigingen en een groot gedeelte der werkgevers is wat de ziekteverzekering van hun arbeiders be treft, aangesloten bij zoo'n bedrijfsvereeni- ging. Evenals voor de Land- en Tuin- bouwongevallenverzekering wordt ook voor de ziekteverzekering een werkgevers- register bijgehouden, wat van nog grooter belang is dan bij de genoemde ongevallen verzekering, omdat het aantal bedrijfs- vereenigingen hier veel grooter is, n.L 59." De premie. „De premies loopen nogal uiteen, niet waar, bij den R. v. A. en deze bedrijfsver- eenigingen?" „De Raad van Arbeid heeft een vaste premie, bij K. B. vastgesteld, n.l. 2.3 van het verzekeringsplichtig loon. Pe bedrijfs- vereenigingen doen natuurlijk hun best, om daar onder te blijven, hetgeen hun niet altijd gelukt. Aan den minister is thans voorgesteld om de premie van den R. v. A. te verlagen tot 2 „In verband met de uitbreiding van werkkring van den R. v. A. is het perso neel natuurlijk ook iets gestegen maar toch niet noemenswaard. Eind December 1921 hadden wij hier een personeel van 62 man. Daarna is het wat ingekrompen, doordat de machine door de langzamer hand verkregen routine wat was ingeloo- pen, en ook doordat verbeterde methodes werden ingevoerd, kantoormachines wer den aangeschaft en dergelijke. Einde 1924 bijv. hadden wij slechts 51 man in dienst. Op dit niveau konden wij ons echter niet handhaven door de toeneming van werk zaamheden en thans staan wij weer op 62. Het aantal verzekerden neemt nog gesta dig toe. In 1919 begonnen wij met 50.000 verzekerden krachtens de Invaliditeitswet, op 1 Januari 1934 was dit getal gegroeid tot 82.560". Ziekenhuisverpleging. „De Rijksverzekeringsbank zorgt behal ve voor uitkeering bij invaliditeit ook voor ziekenhuisverpleging". „Ja, dan maken wij gebruik van art. 99 der Invaliditeitswet. Wanneer blijvende invaliditeit dreigt kunnen wij een verze kerde doen opnemen in een der Leidsche ziekenhuizen of in een sanatorium, waar bij rekening wordt gehouden met een even- tueele voox-keur van den patiënt voor een bepaalde inrichting. Dat gedeelte van onze taak is zeer mooi, maar ook zeer moeilijk. Er zijn n.l. twee criteria, waarop wy te letten hebben: lo. moet er een blijvende invaliditeit dreigen, en 2o. moet de kans bestaan, dat die invaliditeit door de ge neeskundige behandeling kan worden af gewend. Hier loopen de belangen van het invaliditeitsfonds en van den verzekerde op een merkwaardige en gelukkige wijze parallel. Het fonds is gebaat bij een spoe dig en volkomen herstel van den patiënt en de patiënt zelf ook. Vandaar dat de Rijksverzekeringsbank alle hulp biedt om den patiënt er weer zoo goed mogelijk bo ven op te helpen en daarbij is de Bank werkelijk niet krenterig. Maar er moet een redelijke kans op herstel zijn. Royale hulp te kunnen bieden, wanneer de men- schen door ziekte of ongeval voor hun le ven ongelukkig dreigen te worden, is een taak, welke groote voldoening geeft, maar het moeilijke zit 'm in de beoordeeling of er een redelijke kans op herstel is. Dikwijls komen er aanvragen om verpleging of op neming in een sanatorium by mij binnen en dan blijkt uit het ingewonnen medisch advies, dat de zaak hopeloos is en geen medische hulp meer kan baten. Dan moet ik een dergelijke aanvrage afwijzen en wilt u wel gelooven, dat het mij dan soms te moede is, of ik een doodvonnis teeken". „Bestaan er nog andere beperkende be palingen voor deze ziekenhuisverpleging, byv. wanneer men sinds kort verzekerd is?" „Neen, regelmatig zegeltjes plakken is de eenige vereischte. Is er een hiaat in de premieplakkerij, dan wordt er nog wel eens wat door de vingers gezien, wanneer dat hiaat het gevolg is van een periode van ziekte of werkloosheid. Is het eenvou dig slordigheid en nalatigheid geweest, dan wordt geen clementie gebruikt. Wan neer evenwel langer dan twee jaren niet geplakt is, is het zeer moeilijk om een uit zondering te maken" „Wordt er geen gelegenheid gegeven om terug te storten?" „Terugstorting van achterstallige pre mies is wel mogelijk, maar nooit langer dan over één jaar". De zware sociale lasten. Uit dit alles blijkt wel, hoe heilzaam de sociale wetgeving is en welk een ontzag lijk groot goed ons volk, als geheel geno men, daarin heeft verkregen, een zegen, waartegen de geldelijke nadeelen in den vorm van premie-betalingen eigenlijk wegvallen. „Er wordt, aldus vervolgde de heer Goslinga zijn uiteenzetting, vooral den laatsten tijd vaak geklaagd over de zware sociale lasten. Men roept om afschaffing ervan, ze „nekken" de bedrijven, zegt men. Maar men vergete toch niet, en daarop zou ik wel zeer zwaar den nadruk willen la ten vallen, dat de eigenlijke „sociale las ten" zijn: het invaliditeitsgevaar, de ouder dom, de dood. De sociale verzekering doet niets anders dan de geldelijke gevolgen van deze rampen verzachten, door ze om te slaan over allen. Wie de sociale lasten (ik bedoel hier nu weer de sociale verze keringslasten) wil afschaffen, wil de ge volgen van bovengenoemde rampen af wentelen op de schouders van de arbei ders, wil ze dus uitsluitend leggen op hen, die ze het minst kunnen dragen. Zelfs in de armste landen houdt men nog de z.g. sociale lasten in stand. Ook Duitschland, dat na den oorlog onder een zwaren fi- nancieelen last gebukt gaat, denkt er niet over om ze af te schaffen". „Hoe gaat het onderzoek, waarvan u zooeven sprak, in z'n werk?". „Het onderzoek geschiedt door een me dicus. Ook de Raad v. Arbeid hier heeft een medische dienst. Daarnaast staat een controleerend geneesheer, welke namens de Rijksverzekeringsbank controle uit oefent, geheel buiten den Raad van Arbeid om. In de toekomst is een nauwere samen werking tusschen den medischen dienst van den R. v. A. en den controleerenden geneesheer m.i. zeer wenschelijk. Op het medisch advies beslist de Rijksverzeke ringsbank, met open staand beriep op den Raad van Beroep en verder op den Centralen Raad van Beroep." Belangrijke bedragen. Dat het hier dikwyls gaat om belang rijke bedragen, zal u duidelijk worden, wanneer ik u een paar voorbeelden laat zien. U herinnert zich het ongeval bij den overweg aan de Vink, toen de overweg- wachter verzuimde de boomen neer te la ten en een wagen door een electrische trein werd gegrepen, waarbij één man om het leven kwam en een ander werd ge- i wond. Dat ongeluk kostte de Rijksverze keringsbank alles tezamen 18.000. Eenige jaren geleden had op de Electriciteitsfa- briek alhier een ongeluk .plaats, waarbij twee arbeiders met den hoogspannings- stroom in aanraking kwamen en doodge slagen werden. Dat kwam de Bank te staan op 42.000. Dat zyn geen peuleschilletjes! Bij dergelijke en andere ongevallen, straat- ongevallen, voornamelijk, die ook zeer talrijk zijn, komt vaak de kwestie naar voren, op wien de aansprakelijkheid van het ongeval rust. Is het ongeval te wijten aan de schuld van een ander, dan wordt er vaak geprocedeerd door de Rijksverze keringsbank. De Raad van Arbeid is dan het aangewezen lichaam om alle feitelijke gegevens over dit ongeval te verschaffen, waartoe vaak een onderzoek in loco moet plaats vinden, hetgeen een tijdroovende ge schiedenis is". I Het bestuur van den R. v. A. Ten slotte vroeg ik den heer Goslinga mij iets te willen meedeelen over het be stuur van den Raad van Arbeid. „Sinds 1 Maart 1934 wordt de Raad van Arbeid bestuurd door een college, bestaan de uit twee vertegenwoordigers der werk gevers en twee vertegenwoordigers der werknemers (met plaatsvervangende leden van beide groepen). Vroeger waren er vier van iedere groep. Aan hen wordt toege voegd een door het Rijk benoemden voor zitter. In 't algemeen doet de voorzitter alle loopende zaken af; rijzen er bezwaren en moeilijkheden, dan wordt de zaak in den raad gebracht. Verder heeft de raad het begrootings- recht, het tuchtrecht van ambtenaren en het benoemingsrecht. En ten slotte een al gemeen toezicht over den gang van zaken. Behoudens in spoedeischende gevallen, wanneer tusschentijds vergaderd wordt, is er éénmaal in de maand een vaste ver gadering, welke plaats vindt in deze ka mer en aan dezelfde tafel als waaraan wij thans zitten". „Gaat het er ook even gemoedelijk naar toe?" „O, ja zeker. Wij kunnen heel goed sa men werken. Er is dan ook geen enkele reden, waarom het principe van de zelf standige Raden verlaten zou moeten wor den en een meer gecentraliseerd stelsel moet worden ingevoerd. Werd de wensch van de Rijksverzekeringsbank gevolgd, dan zouden alle Raden worden omgezet in bijkantoren van de Bank. Ik voor my ben daar geen voorstander van; beslissin gen als hier te nemen zijn, kunnen het beste gedecentraliseerd geschieden, waar bij rekening kan worden gehouden met de speciale behoeften van ieder district". Wij namen afscheid, dankbaar, dat de heer Goslinga zijn drukke werkzaamheden even had willen onderbreken om voor onze lezers de beteekenis te schetsen van het instituut, waarvan hij sinds de oprichting voorzitter is. Mr. H. F. A. GEISE. CULTUREEL WERK VOOR WERKLOOZEN Een uitnoodiging van den minister van Sociale Zaken aan de gemeentebesturen om voorstellen met begrooting van kosten bij hem in te dienen De minister van Sociale Zaken heeft een mededeeling gezonden aan de gemeente besturen betreffende cultureel werk voor werkloozen. Naar het inzicht der regeering, aldus de minister, maakt de voortdurende omvang rijke werkloosheid het ook in 1935 zeer gewenscht, het cultureele werk voor werk loozen voort te zetten en daar, waar op dit gebied tot nu toe nog niets geschiedde, de organisatie ervan ter hand te nemen. Wanneer de Staten-Generaal de voorstel len, welke de regeering ter zake heeft ge daan, aanvaarden, zal ook in het volgend jaar de ontwikkelingsarbeid voor werkloo zen vanwege het departement van Sociale Zaken gesubsidieerd kunnen worden. De minister noodigt de gemeentebestu ren uit, voorstellen met begrooting van kosten, ten spoedigste bij hem in te die nen. Geen subsidie zal worden verleend, indien de plannen niet vooraf door den minister zijn goedgekeurd. Aan de besturen der gemeenten, waar deze arbeid tot nu toe niet is ter hand genomen, geeft de minister in overweging, de meewerking in te roepen van plaatse- HET WEER OP ZONDAG. HET ZACHTE WEER ZAL VOORLOOPIG AANHOUDEN. Sedert het begin der week is het weer voor den tijd van het jaar ongewoon zacht en wel zoo zacht, dat de temperatuur onge veer gelijk is aan de hoogste temperaturen, die sedert een groot aantal jaren om dezen tyd zijn voorgekomen. Het zachte weer be gon zich 1.1. Zondagavond te ontwikkelen toen een krachtige Westelijke luchtstroom doorkwam en nadat de vrij koude lucht, welke tevoren uit het Zuiden toevloeide, verdreven was. De warme luchtstroom, hoewel hier uit Westelyke richting aankomende, vond zijn oorsprong in Het verre Zuidwesten. Hij bleef de geheele week waaien. Te oordeelen naar de thans heerschende luchtdrukverdeeling over Europa en den Atlantischen Oceaan is het heel waarschijn lijk, dat zij ten minste tot het einde der week zal aanhouden. Deze warm-vochtige luchtstroom voert een reeks van diepe depressies mede, welke in Noordoostelijke richting over West- Europa trekken en wel in het bijzonder over de Britsche Eilanden en de Noordzee. Zij passeeren ons land dus op korten af stand. Het schijnt, dat de laatste depressie nog niet voorbij is maar dat er tenminste nog een zal volgen. Onder deze omstandigheden is het zeer waarschijnlijk, dat het weer voorloopig nog zacht en regenachtig zal bly ven en dat koe ler weer op het einde der week niet te ver wachten is, afgezien van geringe tempe ratuurschommelingen. Uit den aard der zaak kunnen wij tegelijk meest betrokken weer verwachten. Of daarbij door de ont wikkeling van secundaire depressies ver rassende wendingen in den weerstoestand zijn te verwachten of dat stormachtig weer zal kunnen optreden is niet met zekerheid te zeggen. De ontwikkeling van een gebied van strenge vorst en hoogen luchtdruk over West-Rusland en Oost-Europa kan voor loopig geen invloed hebben op den weers toestand bij ons. lijke vereenigingen, werkgevers- en werk nemersorganisaties, kerkelijke colleges, jeugdvereenigingen, enz. Vervolgens vestigt de minister de aan dacht op het geschrift dat de landelijke commissie ter bestrijding van de gevolgen van de jeugdwerkloosheid heeft samenge steld. Ook de afdeeling werkverschaffing en steunverleening van het departement van Sociale Zaken is te allen tijde bereid hier voorlichting te geven. Het werk kan ten eerste bestaan in het houden van cursussen op onderscheiden gebied, terwijl het organiseeren van zoo genaamde vakcursussen ten zeerste aan beveling verdient. Ten tweede kan naast het ontwikkelings werk in de begrooting een niet te groot bedrag voor ontspanning worden uitge trokken. Ook op dit gebied wordt groote soberheid vereischt. Zooveel mogelijk moet dan ook een beroep worden gedaan op be- langlooze medewerking. Wanneer honoraria betaald moeten wor den, is het wenschelijk, dat in de eerste plaats werkloozen als onderwijzer en leeraar optreden. De eventueele belooning zij eveneens bescheiden. Van Rijkswege kan alleen subsidie wor den verleend in de kosten, welke ten laste van de gemeente komen. Hieruit vloeit voort, dat hoewel de organisatie van het werk zonder bezwaar aan een commissie kan worden opgedragen, de verantwoor delijkheid uiteindelijk bij B. en W. bly ft berusten. Aan de werkloozen, die aan het culturee le werk deelnemen, mag voor rekening van de overheid geen vergoeding worden gegeven. Aangezien de opzet van het geheel is om het nietsdoen op den dag tegen te gaan, kan geen steun worden gegeven aan cur sussen, welke in de avonduren worden ge houden. De practijk heeft aangetoond, dat in vele gevallen het cultureele werk alleen niet meer een voldoend wapen is tegen den nederdrukkenden lediggang. In volkomen samenwerking met den minister hebben daarom verschillende gemeentebesturen bij zondere werkverschaffingen voor jonge werkloozen beneden 24 jaar georganiseerd. Ook in 1935 zullen dergelijke werkverschaf fingen vanwege het departement van So ciale Zaken gesubsidieerd kunnen worden. Het verdient aanbeveling, slechts die objecten voor te stellen, waarvan in rede lijkheid vaststaat, dat zij niet aan de vrije werkgelegenheid noch aan de werkver schaffing voor ouderen worden onttrok ken. In de begrooting mag een bedrag wor den opgenomen om de tewerk te stellen jonge werkloozen wekelijks een kleine te gemoetkoming te geven voor slijtage van kleeding enz. Dezt tegemoetkoming be hoeft niet in mindering te worden ge bracht op het eventueele steunbedrag, dat het hoofd van het gezin, waartoe de jonge werklooze behoort, ingevolge de steunre geling ontvangt. Indien het mogelijk is de organisatie van het werk zoo op te zetten, dat de te werk te stellen jonge arbeiders een gedeelte van den dag ook cursussen blijven bezoeken, dan juicht de minister deze oplossing van ganscher harte toe. RAADPLEEGT vóór Uw inkoopen de advertenties IN U W DAGBLAD

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 13