Bij Ruwe Handen Purol
Minister Oud over het financieel beleid
der regeering
26ste Jaargang
WOENSDAG 14 NOVEMBER 1934
No. 7964
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling:
Voor Leiden 19 cent per week2.50 per kwartaal
Bjj onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal
Franco per post 2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent.
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II
GIRONUMMER 103003, FOSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT:
Gewone Advertentiën 30 cent per regd
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
hot dubbele van het tarief berekend.
TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin bij
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur ea
verhuur, koop en verkoop: f 9.5e
V De publieke opinie en
wantoestanden.
Gisteravond heeft de Tweede Kamer de
Begrooting van Binnenlandsche Zaken be
handeld. Wij komen hierop morgen te
rug. Vandaag willen wij met een enkel
woord vermelden, dat hierbij ook gespro
ken is over de wantoestanden in het strand
en badleven.
De heer Teulings (R.-K.) vroeg de aan
dacht van den minister voor een rapport
der Diocesane Jeugdcommissie, waarin van
de Overheid maatregelen tegen de zeden
verwildering worden gevraagd. Een gezon
de opvatting van zedelijkheid en betame
lijkheid vindt haar bescherming in een ge
past schaamtegevoel aldus deze spre
ker.
Maar de „beheerschers" van het strand
en badleven propageeren maar al te vaak
een brutale schaamteloosheid, ondermijnen
maar al te vaak als systematisch het
schaamtegevoel van vele bezoekers.
Minister de Wilde herinnert naar aan
leiding van deze opmerking aan zijn circu
laire aan de burgemeesters betreffende
wantoestanden in het strand- en badle
ven en verzekerde, dat hij op dit punt di
ligent is. Ik kan echter niet veel "verder
gaan dan raadgeven, om niet in te grij
pen in de autonomie der gemeenten, aldus
de minister. Op dit punt juist zou zulk
een ingrijpen, waar mogelijk en gewenscht,
volstrekt niet kunnen worden afgekeurd!
Verder gaan, aldus de minister, zou lig
gen op den weg van mijn ambtgenoot van
Justitie. Spr.'s ambtgenoot heeft toege
zegd, dat de politie strenger zou optreden.
Ten slotte wees de minister er op, dat al
le maatregelen ten deze, willen zij iets be-
teekenen, moeten worden gedragen door
de publieke opinie. Men sterke dus die pu
blieke opinie, aldus minister de Wilde.
Deze opmerking bevat heel veel waars.
De publieke opinie kan het sterkst en het
doeltreffendst de zedenontaarding bestrij
den. En ten slotte zullen alle overheids
maatregelen weinig of zelfs niets bereiken,
als de publieke opinie ze niet ondersteunt.
Wat, natuurlijk, niet inhoudt, dat
dan de bedoelde overheidsmaatregelen
maar niet genomen moeten worden!
De publieke opinie kan niet gevormd
worden door overheidsm aatregelen
wèl bevorderd.
Overheidsp e r s o n e n hebben echter
vaak een grooten invloed op de vorming
van de publieke opinie. Zooals in het alge
meen de hoogere standen. Hun plichten ten
deze zijn daarom zeer ernstig en zwaar. En
wat bij veel anderen „er nog door kan"
zal in hen reeds heel verkeerd kunnen
zijn, omdat zij de publieke opinie zooveel
meer dan veel anderen effectief beïnvloe
den.
TWEEDE KAMER
Replieken
De werkloosheid in de verschil
lende landen.
Hoe droevig ook het verschijnsel der
werkloosheid in Nederland is, hoe groot de
omvang, hoe talrijk de slachtoffers in
verhouding tot andere landen is de toe
stand in ons land nog niet het droevigst.
Wat natuurlijk! niet wil zeggen, dat
de regeering nu maar bij de pakken moet
gaan neerzitten!
Het door het Duitsche Rijksbureau voor
Statistiek uitgegeven tijdschrift „Wirtschaft
und Statistik" bevat vergelijkende cijfers
over de werkloosheid in de verschillende
landen. Daaruit blijkt, dat Nederland,
waar de cijfers als volkomen betrouwbaar
kunnen beschouwd, in vergelijking met
vele andere landen er niet het slechtst aan
toe is.
In Engeland is de werkloosheid ondanks
de devaluatie, zoowel wat het percentage
der bevolking als dat der werkenden be
treft, grooter. Hetzelfde geldt voor Tsje-
cho-Slowakije en in sterke mate voor de
Vereenigde Staten. Zelfs in Duitschland is
het percentage, gerekend voor de geheele
bevolking, hooger dan in Nederland en,
daar deze statistiek in Duitschland is sa
mengesteld, behoeft niet aan een ongunsti
ge voorstelling van zaken te nadeele van
dit land gedacht te worden. Opvallend is,
dat de toestand in de landen van het goud-
Integenstelling met den Minister
president, die heet van de naald moest
spreken, had Minis te r Oud eenige da
gen gelegenheid, om zijn antwoord voor
te bereiden. Waarschijnlijk was dit de re
den, dat deze ministerieele speech heel
wat beter in elkaar zat en heel wat zwaar
der met argumenten was geladen dan die
van Minister Colijn. Tal van onderwerpen,
welke ook deze had aangeraakt, behandel
de ook de minister van Financiën. Zoo bijv.
de ordeningsgedachte, de devaluatie, de
heffing ineens enz. enz. Natuurlijk werd de
beschouwing daarvan in denzelfden zin ge
houden.
Ook het thema, dat verdere belastingver-
hooging, economisch beschouwd, niet meer
vruchtbaar kon zijn, werd door Minister
Oud uitvoerig ontwikkeld; hij maakte ech
ter dit voorbehoud, dat zulks de Rijksbe
lastingen geldt. Worden deze verhoogd
dan geschiedt zulks over de geheele linie
met het gevolg, dat in gemeenten, waar de
druk reeds op zijn maximum staat, de hef
fing veel te hoog wordt. Hiermede is niet
in strijd, dat in gemeenten, waar de druk
niet zoo hoog is, nog wel verhoogde belas
tingheffing mogelijk is.
Hoe slecht het er met de financiën voor
staat, werd door den Minister nogeens uit
voerig belicht. Het tekort van 190 millioen
op de begrooting van het vorige jaar blijkt
thans, met den tegenvaller van het budget
over 1934 medegerekend, nog 92 millioen te
bedragen. De heer Albarda had zich be
roepen op een rede van het Kamerlid Oud
in 1926 tegen verlaging der successie-be
lasting. Deze voortreffelijke rede, aldus de
minister, onder algemeen gelach, werd in
geheel andere tijdsomstandigheden gehou
den dan nu; toen was er hoogconjunctuur,
nu is er nedergang, waarop de heer De
Geer later repliceerde, dat de rede niet
voortreffelijk was, maar wel in geheel an
deren tijd werd gehouden: de omstandighe
den waren objectief, maar ook subjectief
anders: de heer Oud stond nu achter de
ministerstafel! Dit bleek ook uit de groote
zorg van minister Oud voor het Staatscre-
diet, dat hij, niet geheel terecht en eenigs-
zins_ dramatisch „het laatste plechtanker",
noemde, ofschoon het duidelijk is, dat dit
crediet juist afhankelijk is van de welvaart
der natie en juist deze het laatste plecht
anker moet worden genoemd.
Over de vraag, of de regeering wel ge
noeg doet, om dit plechtanker niet verlie
zen, spraken bij de replieken de heeren
Vliegen (S. D. A. P.), die de plaats in
nam van den heer Albarda, welke naar de
tweede internationale was, en Van den
Tempel (S. D. A. P.). Eerstgenoemde
vatte de rede van den Minister-President
aldus samen: er gebeurt niets, alles blijft
bij het oude. De vaste lasten worden niet
aangetast, de industrialisatie komt er niet;
ordening, ho maar! En dit van een kabinet
dat een minister van Justitie heeft, die, als
voorzitter van de Kamer, in 1931 een rede
hield, waarin hij de noodzakelijkheid van
nieuwe rechtsvorming bepleitte! We wur
men verder, resumeerde de heer Vliegen
zijn betoog; en de heer van den Tempel
voegde daar een uitvoerig pleidooi, ook tot
de Katholieke Kamerfractie gericht, aan
toe ten behoeve van een centrale industrie-
bank. Met regionale banken kan niet wor
den volstaan, het geldt hier immers geen
streek-, doch een nationaal belang!
De rede van oud—minister De Geer
(C.-H.) was, naar den schijn eenigszins te
gemoetkomend jegens den heer Aalberse,
doch in den grond vormde ze toch hoofd
zakelijk een zij het zeer hoffelijke bestrij
ding van diens pleidooi tot verlaging der
vaste lasten. Dit kon, volgens den heer De
j Geer, niet gebeuren, zonder het credietwe-
j zen aan te tasten! Dan nog liever devalua-
I
blok met enkele uitzonderingen beter is,
I dan in de landen waar valuta-experimenten
hebben plaats gehad. Zwitserland vooral
verkeert in een gunstige positie, waarbij
een vergelijking met Zweden belangwek
kend is.
tie, zeide hij mèt den heer van der Wey-
den; maar die wilde de heer De Geer toch
ook niet; hij wenschte den beroemden „na
tuurlijken weg". Hij erkende echter, dat
deze ten deele was versperd, doordat het
niet mogelijk was, altijd hypotheken van
een hoog rentetype door andere te vervan
gen; daarom was hij wel voorstander van
een wet op de executies. Mèt den heer Aal
berse pleitte de heer De Geer voor het
vrijlaten van de particuliere armenzorg:
alle steun welke deze geeft na den steun
van de regeering moet worden vrijgelaten.
Ook ten aanzien van de autonomie der
lagere organen ging de heer De Geer een
heel klein stukje weegs met den heer Aal
berse mede, n.l. in zooverre de handelin
gen der Regeering de verantwoordelijkheid
der lagere organen in het gedrang zou
kunnen brengen, zooals de heer De Geer
meende opgemerkt te hebben, dat bij de
beslissing van den Rotterdamschen Raad
over salarisvoorstellen van B. en W. het
geval was geweest. Ten slotte was ook de
chr. hist, leider voor de snelle indiening
van het wetsontwerp tegen de cumulatie;
maar, voegde hij hieraan toe: ik verwacht
daarvan geen ophouden van de „vieze de
magogie", waarvan de heer Aalberse sprak.
Vermelden we nog, dat ook de heeren do
minees Kersten en Lingbeek reeds
hunne replieken hebben uitgesproken! De
eerste gaf een kortere herhaling van zijne
rede in eerste instantie, en de tweede be
lichtte, hoe de heer De Geer zich met ..sa
tijnen woorden" had uitgelaten over het
feest in Egmond, teneinde zich van hem,
Lingbeek, los te kunnen maken en toch
tegelijkertijd de zaak besproken te heb
ben. Het verschil tusschen hen kwam, vol
gens den staatsman uit Urk, hierop neer;
dat de heer De Geer meer op had met de
politieke zijde van het Katholicisme dan bij
hem, Lingbeek, het geval was; iets wat
waarschijnlijk niet door velen zal worden
betwijfeld.
EERSTE KAMER
De Clearing.
Met de behandeling van de clearingwet
heeft het veelgesmade parlementaire sys
teem getoond ook wel snel te kunnen wer
ken, als dit moet. Verleden week werd de
nieuwe clearingwet ingediend, nu is zij
reeds door beide Kamers aangenomen.
Jammer is alleen weer, dat onze Senaat
hieraan eergisteren weer een vergadering
van twee minuten aan vooraf heeft laten
gaan, om mede te deelen, dat er besloten
was genoemde wet in de afdeelingen te
gaan behandelen.
De wet is zonder veel bezwaren door de
Eerste Kamer aanvaard. De bezwaren, die
er waren, betroffen voornamelijk den staats
rechtelijken kant van de zaak. Zoo vond de
heer van Embden (V.B.) niet in strijd
met de grondwet, dat hier verdragen
rechtskracht krijgen mits goedkeuring door
de Staten-Generaal. De grondwet schrijft
voor, dat verdragen uit de wet moeten
voortvloeien. Hiertegenover betoogde m i-
nister Steenberghe, dat de wet aan
den Koning bevoegdheid tot het bekrach
tigen van verdragen kan geven, dus waar
om zou de Staten-Generaal deze bevoegd
heid niet kunnen krijgen. De heer Kra
nenburg (V. D.) was van meening, dat
hier de grens van het toelaatbare wat be
treft delegatie van bevoegdheden bereikt
werd. De minister verklaarde echter,
dat deze ruime bevoegdheden noodig wa
ren om eventueel bedrog te voorkomen.
Late men deze wet echter niet beschou
wen als een precedent. De abnormale tij
den, die wij beleven, kunnen alleen een
wetgeving als deze rechtvaardigen.
Er was geen hoofdelijke stemming noo
dig om het ontwerp tot zijn bestemming
te voeren.
Dinsdagavond a.s. zal de Eerste Kamer
weer vergaderen.
UIT DEN LEIDSCHEN RAAD.
Het was Maandag in den Raad een ha-
merpunten-middag; slechts enkele onder
werpen lokten discussie van eenige betee
ken is uit.
Niet zonder beteekenis hoewel er geen
woord by gesproken werd was de her
stemming over het verleden keer in den
raad behandelde voorstel, om een ver
vroegde periodieke uitkeering toe te ken
nen aan twee in rang gepromoveerde
hoofdambtenaren bij de Lichtfabrieken, de
heeren ir. Stokhuyzen en W. Wiggers. Was
de stemverhouding in de vergadering van
15 October 1616; ditmaal kwam het voor
stel erdoor met 1716. Wij hebben de vo
rige maal reeds gezegd, dat deze geldelijke
promotie de consequentie was van de gra-
dueele promotie, waaraan onvoorzien
geen direct geldelijk voordeel bleek te zijn
verbonden, hetgeen wel het geval was bij
de reeds door den raad goedgekeurde pro
motie van ir. Fehmers.
Vervolgens is opnieuw goedkeuring ver
leend aan de ieder jaar terugkeerende ver
strekking van brandstoffen aan de werk-
loozen. Er werd thans weinig meer over
gesproken; het onderwerp is dood gepraat.
De heer v. Stralen (S.D.A.P.) had nog en
kele wenschen, zooals rechtstreeksche leve
ring door de Lichtfabrieken, hetgeen den
werkloozen ten goede zou komen, en uit
breiding tot sommige categorieën, die nu
om formeele redenen van de brandstofver
strekking zyn uitgesloten. Deze wenschen
zullen overwogen worden. De communist
probeerde nog het vuurtje aan te wakkeren
door een uitkeering van 2.per week te
eischen, doch men liet hem met zijn denk
beeld alleen staan.
„Wij willen geen onvervulbare verwach
tingen wekken", zei de heer v. Stralen.
Zeer juist; wij zijn blij, dat ook de S.D.A.P.
gaat inzien, dat het beter is om het bereik
bare zoo goed mogelijk te doen dan om
welke reden dan ook te leuren met on
vervulbare leuzen, waardoor men illusies
wekt, die slechts teleurstelling, ontmoedi
ging of nog erger achterlaten. Tot dat in
zicht komt men evenwel slechts langzaam
en schoorvoetend. Want binnenkort begint
van die zijde weer een actie om de ge
meentebesturen te laten adresseeren aan
de regeering teneinde eenige verslechte
ringen in den werkloozensteun ongedaan te
maken. Wij zullen er misschien zelfs een
spoedeischende raadsvergadering aan moe
ten wijden, met 99 pet. kans, dat men er
niets mee bereikt, dan wat in rook vervlo
gen verwachtingen.
Een vervlogen illusie, dat was ook de in
terpellatie van den heer Schoneveld (A.R.),
die wellicht ook meer verwachtingen van
zijn vragen aan B. en W. had gekoesterd.
Door een formeele fout kwamen zy in de
Rondvraag terecht, waar zij alleen gesteld
en niet toegelicht mochten worden, terwijl
het antwoord niet korter had kunnen zijn.
Onmogelijk. Boem. Uit!
Het interpellatie-pad is glibberig.
Zoo kort is de behandeling niet geweest
van het voorstel van B. en W. om het Gym.
nasium te verbouwen. De heer Schüller
(S.D.A.P.) vierde zijn terugkeer in den
raad met niets minder dan een voorstel
om een geheel nieuw gymnasium te bou
wen, doch hij kreeg behalve zyn fractie
niemand anders mee dan den communist.
Geen wonder, want wie kan er in dezen
tijd nu ernstig over denken om zulk een
uitgaaf te doen, wanneer er een goedkoo-
pere oplossing is te vinden. Wij hadden
verwacht, dat het voorstel van een nieuw
gymnasium wellicht verdedigd zou wor
den met de redeneering, dat de stedelijke
overheid in dit groote openbare werk een
gelegenheid had om de werkloosheid te
verminderen; dat zou tenminste nog een
argumentatie in groote stijl geweest zyn.
Maar het bleef bij argumenten als: „ge
pruts", geld wegsmijten, lapwerk e.d.
Daartegen had wethouder Tepe een ge-
makkelyken strijd. Met de zooveel goed-
koopere verbouwing krijgen we een be
langrijke verbetering, welke jaren mee
kan. En als daarna de crisis voorbij zal zijn,
kunnen we gaan denken aan een mooi
nieuw gebouw.
Laten wij eindigen me<t de vermelding,
dat de verkeersverordening is aangevuld
o.a. door de bepaling, dat B. en W. op na
der aan te wijzen plaatsen (de binnenstad)
ontheffing kunnen verleenen van de ver
plichting om stilstaande auto's 's avonds
te verlichten. Hiermede volgt Leiden het
voorbeeld van andere steden; de practijk
van de laatste paar jaar heeft aangetoond,
dat ook zonder deze verlichting het ver
keer z'n gang gaat.
Mr. H. G.
DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIF-
3LADEN.
VOORNAAMSTE NIEUWS.
BUITENLAND.
Schaart Hitler zich in het Duitsche Kerk-
conflict aan de zijde van rijksbisschop Mül-
ler? (2de blad).
Het heengaan van de Belgische regce-
ring. (2de blad).
Het kabinet-Flandin in het Fransche
parlement geestdriftig ontvangen. (2de
blad).
Echec der communisten in China. (2de
blad).
BINNENLAND.
Complot in het Westland opgespoord, dat
valsche margarine vervaardigde. (Laatste
Ber.).
Fabrieksgebouw te Bilthoven afgebrand.
(Laatste Ber.).
Doodelijk verkeersongeluk te Den Haag.
(Gem. Ber. 3de blad).
Duitsche inbreker achterhaald. (Gem.
Ber. 3de blad).
Noodlottig ongeluk op spoorwegovergang
te Schalkwijk voorkomen. (Gem. Ber. 3de
blad).
Belastingvermindering voor motorrijtui
gen. (1ste blad).
Toewijzing biggenmerken voor 1935. (1ste
blad.)
BINNENLAND
HET VERTREK VAN DE K. XVIII.
Toespraak van minister Deckers.
Ontzaggelijk was hedenmorgen te Den
Helder de belangstelling voor het vertrek
van der onderzeeboot K. XVIII. Zooals
steeds bij zulke gelegenheden was ook nu
de Heldersche burgerij trouw vertegen
woordigd en vele duizenden brachten hun
laatste groet aan de opvarenden.
Ditmaal echter waren ook van elders uit
het land de belangstelling groot. Op een
grasveld aan de buitenhaven was een groot
auto-park ingericht, waar men de meest
uiteenloopende provincienummers zag ver
tegenwoordigd. Veel oud-marinemannen
hadden door hun aanwezigheid blijk van
belangstelling gegeven. Het was een beetje
heiig, maar voor een dergelijk afscheid
ideaal weer. Vijf vliegtuigen van de Kooy
waren opgestegen om hun kameraden van
de marine een laatste afscheid te brengen.
Te ongeveer half 12 kwam minister
Deckers aan boord om persoonlijk van de
opvarenden afscheid te nemen en hun de
hand te drukken.
„Nergens zou ik thans liever zijn dan op
deze plaats, zeide Z.Exc., aan boord van
H. M.'s K. XVIII, die op het punt staat deze
groote reis te aanvaarden, met vóór mij
de kloeke bemanning, die het kleine vaar
tuig over de wijde zee zal diagen". Spr. zou
deze reis van de K. XVIII willen kwalifi-
ceeren als een zeldzaam belangrijke en
groote reis. Men weet hier en elders, dat
de Nederlandsche onderzeedienst geen
oceanen vreest. Wij weten, dat ieder uwer
voor zijn taak is berekend en dat gij alles
doet ter eere van uw land. Groote offers
zullen van u worden gevraagd, maar on
der leiding van uw commandant, bij wien
ik dit vaartuig veilig weet, zult gij u sterk
voelen. Daarop wendde spr. zich tot prof.
Venig Meinesz. „Gij kent de marine en de
marine kent u en zij rekent het zich tot een
eer u thans opnieuw de gelegenheid te
hebben gegeven uw belangrijke onderzoe
kingen voort te zetten".
Ten slotte zegt de minister: „Kiest thans
de ruime zee. Toont aan alie werelddeelen
wat goede zeemanschap vermag Gods
zegen zij met u. Ik volg met groote belang
stelling uw reis. Leve de Koningin. Vaart
allen wel!"