Het Jubileum der Leidsche Courant De kerkelijke viering in de Hartebrugskerk MAANDAG 8 OCTOBER 1934 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD. TAG. 3 Feestpredicatie van kapelaan H. Drost De beteekenis der krant reikt over de eeuwen heen. Hoewel de eigenlijke dag van het 25-jarig jubileum der Leidsche Courant op 1 Oct. viel, is dit feest op dien dag niet officieel gevierd. De kerkelijke en intieme viering door het personeel was verschoven tot Zondag jl. Te half elf werd in de Hartebrugskerk een plechtige H. Mis opgedragen door den Z.Eerw. pastoor pater S. Smitz O.F.M., cen sor der Leidsche Courant, geassisteerd door prof. A. H. P. Cleophas van het Groot Se minarie te Warmond als diaken en rector H. v. d. Ven als sub-diaken. Altaar en priesterkoor schitterden in de schoonheid van de versiering op hooge fees ten. De priesters droegen gewaden van goud brokaat. De door onze Courant op 1 October ontvangen bloemstukken waren in het priesterkoor en bij de zij-altaren geplaatst; er waren na dien nog prachtige bloemstukken gezonden door de „Maasbo de" en door het Leidsch Correspondentie- bureau. Voor bestuur en personeel van „De Leid sche Courant" waren vóór in de Kerk plaatsen gereserveerd. Door hunne tegenwoordigheid gaven blijk van belangstelling de zeereerw. heer pastoor Th. Beukers, de zeereerw. zeergel. heer pater drs. B. de Goede, O.F.M., di recteur R.K. H. B. S., de zeereerw. zeergel. pater P. van Pallandt O.F.M., vicarius van het missie-college te Katwijk, de zeereerw. hooggel. heer prof. dr. H. v. Rooyen O.S.Cr., de zeereerw. heer rector J. Groot, de wel- eerw. pater W. Huihoven O.F.M., en de weleerw. heer J. Janssen, priester-studen ten, de weleerw. paters kapelaans der pa rochie. Vele heeren geestelijken hadden bericht gezonden, tot hun leedwezen, door ambtsbezigheden verhinderd te zijn. Talrijke geloovigen woonden "de plech tigheid bij; ook zeer velen van buiten de parochie, zoodat verscheidenen zich van het begin tot het eind, van half elf tot half één met een staanplaats moesten tevreden stellen. Het zangkoor luisterde de plechtigheden op door voortreffelijke uitvoering van de Missa St. Theresia ab infante Jesu, voor gemengd koor van Refige, het „Te Deum" en Elb. Franssen, het „Tantum Ergo" van J. Plag en het „Haec Dies" van J. P. J. Wierts. Na het Evangelie beklom de weleerw. heer H. Drost, kapelaan te Rotterdam, den kansel tot het houden der feestpredicatie. De gewijde redenaar had zich tot tekst gekozen de woorden uit het Joannes-Evan- gelie: „Ad hoc veni in mundum, ut testi monium perhibeam veritatis", Hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, om getuigenis te geven van de waarheid. Joan. XVIII 37ste v. Wat is het juist gezien en echt Katho liek gevoeld, aldus ving spr. zijn predika tie aan, om het zilveren jubileum van „De Leidsche Courant" op deze wijze kerkelijk te vieren. Daar zijn misschien kortzichtige menschen, die het bedrijf van een krant alleen uit zakelijk oogpunt beschouwen en het overdreven vinden, dat men aan dit jubilé door een plechtige Hoogmis zoo'n godsdienstig karakter geeft, maar, als er één buiten-kerkelijk jubilé in aanmerking komt, om kerkelijk gevierd te worden, dan is het het jubilé van een Katholiek Dag blad. Wij, Katholieken, moeten dit jubileum beschouwen niet zoozeer, als een huldiging van verdienstelijke personen, maar op de eerste olaats als een feest van dankbaar heid jegens den goeden God, die 25 jaar lang menschen en hun ondernemingen zóó heeft gezegend, en aangewend als werk tuigen in Zijn Hand „ad dandam scientiam salutis plebi ejus", om aan Zijn Volk te geven de kennis van waar geluk „et dirigen- dos pedes nostros in viam pacis" en onze voeten te geleiden op den weg van vrede. Daarom gij allen, die zoo gehecht zijt aan uw stad, bedenk het wel: Katholiek Leiden zou Katholiek Leiden niet zijn, zooals het nu is, zonder.„De Leidsche Courant". En „De Leidsche Courant" zou „De Leid sche Courant" niet zijn, zooals ze nu is zonder..Katholiek Leiden. En, zoo is dit zilveren Jubilé een geza menlijk feest voor allen, die aan „De Leid sche Courant" verbonden zijn, maar ook voor alle Katholieken van Leiden en van den verren omtrek. En, nu ik hier dan sta. om de vérstrekkende beteekenis van dit ook godsdienstig zoo belangrijk feest on der woorden te brengen, durf ik met Vondel uitroepen: Daalt omlaagh, ghij. Offerengelen Helpt me loof en bloemen strengelen Tot feestoenen: valt aan 't werek; Ciert gewelf en koorpilaren, Overkranst de hooge Altaren, Kleet met groen nu deze Kerck. De beteekenis van een Katholieke krant reikt over de eeuwen heen. De waarde van een krant als Katho lieke krant hangt niet af van haar actua liteit en publiciteitswaarde en andere eigenschappen, welke iedere krant bezit ten kan, en welke natuurlijk ook een Ka tholiek Dagblad bezitten moet, om be staansrecht en bestaanszekerheid te hebben, tegenover de neutrale Pers, maar de waar de van een Katholieke krant wordt bepaald door haar Katholieke richting, door haar Katholieken invloed op de publieke opinie, door haar Katholieke vorming en opvoeding en beschaving en cultiveering van de volksmentaliteit, om den tijd geest door haar journalistiek in overeen stemming met de Katholieke levensbeschou wing, door haar concrete toepassing van abstracte Katholieke beginselen op de zede lijke en maatschappelijke vraagstukken en problemen van iederen dag, door haar propaganda van het Kath. Vereenigingswe zen, de Kath. liefdadigheid en allerlei on misbare factoren van Kath. leven, de waarde van onze Katholieke „Leidsche Courant" wordt dus bepaald door datgene, wat zij gedurende 25 jaar heeft bereikt voor de eer van God, voor het behoud van den katholieken geest, voor den bloei van het kerkelijke leven, voor het heil der zie len, en zoo beschouwd reikt haar beteeke nis over de grenzen der wereld en over de eeuwen heen, en moeten wij, om dit jubilé te bezien in het juiste licht, aarde en he mel, tijd en eeuwigheid verbinden, en de schittering van God's Heerlijkheid laten stralen over dit 25-jarig Katholieke Pers-Apostolaat. en dan zullen wij in God's Licht als in een visioen de werke lijkheid zien en in de eeuwigheid honder den zielen, die zullen juichen en God zul len danken, om, wat God hun geschonken heeft \r deze Katholieke courant, die hen mede heeft geleid op den weg naar hun eeuwig geluk, dat zij misschien zonder deze krant nooit zouden hebben bereikt. De krant in dienst van God's eeuwige glorie en 's menschen eeuwig geluk, dat is Katho lieke Journalistiek! Men kan dit gezocht noemen, gezwollen en opgeschroefde taal, gelegenheidsphra- ses, maar als priester durf ik getuigen, dat de heilzame invloedssfeer van een Katho liek blad, zooals „De Leidsche Courant", onbegrensd en onberekenbaar is, dat in de wereld van onzen tijd in menig gezin de Katholieke geest bewaard blijft alleen door de Katholieke krant, omdat in vele gezinnen immers wordt gedacht, zooals hun krant schrijft en ieder gezin heeft zijn nageslacht en de geest van dat gezin wordt overgedragen op dat nageslacht en zoo strekt de invloed van een Katholieke krant in onzen verwarden tijd zich uit tot over het verre nageslacht en wordt haar zegen gevoeld tot in de eeuwigheid. Dat is de ideëele onschatbare waarde van een Katholiek dagblad. En daarom is dit jubilé als het jubilé van een apostel, die een goddelijke zending vervult, van een zielzorger, die ijvert voor het heil der on sterfelijke zielen, van een leidsman, die aan de zoekende menschheid de juiste richting wijst, het jubilé van een moeder, die dagelijks haar kinderen geestelijk voedt, van een bruid, die dagelijks anderen doet deelen in haar kostbare bruidschat. Van een huisvriend, wiens gezelschap te moeten missen een geestelijke leegte zou zijn. In jaren van geestelijke verwarring. Dit zilveren jubilé is dan ook c^aarom van zoo'n belang, omdat de 25 jaar, waar in „De Leidsche Courant" haar apostoli sche roeping vervulde, jaren zijn geweest van algemeene geestelijke verwarring. Meer, dan ooit was voorlichting noodig van de ware Christelijke beginselen op alle gebied. De stroom der wereldgebeurtenis sen heeft ons gesleurd in een branding, in een beroering, zooals de geschiedenis tot nu toe maar weinig heeft gekend, de orde der maatschappelijke toestanden van lan den en volkeren is geschokt en stort ineen, de menschen dolen verder en verder, en feller dan ooit staan de twee onsterfelijke machten van Licht en Duisternis tegenover elkander om op de puinhoopen van de we- reldruine een nieuwe maatschappij te bou wen, een maatschappij van God of een maatschappij zonder God, maar dan ook zonder liefde, zonder vrede en zonder geluk. Duistere machten trachten weg te rukken den wortel en den grondslag der Christe lijke samenleving, n.l. het Geloof in God, en als die grondslag weg is, dan storten van zelf omver de twee grondpijlers, de twee sterke stutzuilen, waarop de maatschappij rusten moet, en die in God hun oorsprong vinden, Gezin en Gezag. Dat te voorkomen, die ramp, welke de menschheid in eeuwen niet te boven zal komen, af te weren, dat is de ontzaglijke wereldroeping van het Katholicisme in onzen tijd, dus van het nu levende Katho lieke geslacht. Het menschelijk verstand weet geen uit weg meer uit de ontzettende problemen, omdat de Harvorming de menschheid heeft losgescheurd van het Goddelijk Gezag der Eene Ware Kerk, waarin God aanvult, wat aan het menschelijk oordeel ontbreekt. Het menschelijk verstand is niet bij mach te om de levensraadsels op te lossen zon der het Goddelijk Licht der Waarheid. De menschheid ziet Christus niet meer, die in Zijn Kerk midden in de wereld staat met Zijn Eeuwig Woord: „Ik ben de weg, de Waarheid en het Leven." Hiertoe ben ik in de wereld' gekomen, om getuigenis te geven van de Waarheid. Veritas de terra orta est. De Waarheid is van de aarde om hooggestegen en straalt vanaf den hemel over de kinderen der menschen, maar de menschen weten het niet. En het is de Ka tholieke Pers, die als een moderne Gods heraut der Waarheid, dag aan dag Christus' Woord herhaalt: „Hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, om getuigenis te geven van de Waarheid." En als de Paus klaagt, dat het de groot ste ramp is van onze eeuw, dat het volk uit den werkenden stand feitelijk voor de Kern verloren is, dan is het voor een groot deel aan de schitterende Nederlandsche Ka tholieke Pers te danken, dat die Pauselijke klacht niet van toepassing is op ons Ka tholieke volk, omdat door de Pers duizen den voor God en voor de Kerk en voor de eeuwigheid behouden zijn. Een van de groote oorzaken van de massa-afval is de onwetendheid op gods dienstig gebied, maar het is de onsterfe lijke verdienste van onze Katholieke Pers dat zij is geweest een Volksuniversiteit, die ons volk voor een groot deel heeft bewaard voor de vergiftiging van de verderfelijke moderne stelsels en geestesrichtingen. Haar voorlichting was één voortdurend: „Wacht U vobr de valsche profeten". Zij heeft er voor gezorgd, dat met de maatschappelijke bewustwording ook de godsdienstige be wustwording zich gelijkelijk ontwikkelde. God alleen weet, hoevelen door de jubi- leerende „Leidsche Courant" voor de Waar heid behouden zijn. Maar ook God alleen weet, hoevelen er verloren zijn, omdat de R. K. Pers en hier speciaal „De Leidsche Courant" niet altijd van alle Katholieken die steun heeft ge had, welke zij verdiende. Waar de menschen zwijgen, daar moeten de kranten spreken. Waar geen priester meer toegang heeft, daar moet de krant zijn werk doen. Waar men 't bidden heeft ver leerd, daar moet de krant weer bidden. Waar Christus vergeten is, daar moet de krant Hem brengen. De krant is voor velen nog de eenige schakel tusschen Kerk en Volk. De Pers is een onzer machtigste wapenen in den strijd om het Godsrijk. Wat we in vroeger eeuwen door gemis van de Kath. Pers verloren hebben, zullen we nu door de Kath. Pers behouden een te rugwinnen. Met een goede Kath. Pers was een verwoesting als door de Reformatie onmogelijk geweest. Begrijpt ge nu de waarde van dit jubilé? Begrijpt ge nu de beteekenis van uw krant als Lichtbaken op den rots der Waarheid in de draaikolk der moderne stroomingen? Begrijpt ge nu uw verantwoording om zooveel als in uw vermogen is uw krant te steunen in haar zegenrijke taak? De Kerk kan haar zending in onzen tijd niet vervullen zonder de hulp der Katho lieke Pers als dienares der Waarheid. Gij allen, medewerkers van „De Leid sche Courant", van de hoogste tot de laag ste, werkers bij dag en werkers bij nacht, werkers in het openbaar en werkers in 't verborgen, begrijpt uw roeping, begrijpt uw verantwoording, gij, herauten van de Waarheid in al haar veelzijdige schakee ringen, hetzij ge artikelen schrijft als voor lichters op godsdienstig, sociaal of politiek gebied, hetzij ge de Waarheid dient door getrouwe nieuwsberichten, hetzij ge als troubadour bewijst dat er meer waarachtig genot en pleizier uitgaat van echten Room- schen humor, dan van welke banaliteit ter wereld ook; hetzij ge propagandisten zijt voor het Katholiek vereenigingsleven; voor de Kath. Charitas; hetzij ge de krant drukt of de krant verspreidt, gij zijt volgens Pe trus' woord een uitverkoren geslacht, een Koninklijk Priesterdom, om te verkondi gen de deugden van Hem, Die ons uit de i Duisternis bracht tot het Licht. Gy allen zjjt de ongeridderde ridders van de Ne- derlandsche Leeuw. Je Maintiendrai, Wij zullen handhaven het erfdeel onzer Vade ren. Gij zyt de ontzichtbare dragers van het gouden kruis Pro Ecclesia et Pontifice niet op uw jas, maar in uw ziel, om uw ver diensten voor Kerk en Paus. Gij zijt de Pauselijke zouaven van onzen tijd met de onderscheiding „bene merenti" als verdedigers van het Godsrijk op aarde. Gij zijt de voortreffelijkste altaarwacht. Gy beoefent het vruchtbaarste Leeken- apostolaat, gij vervult een verheven mis siewerk in eigen omgeving. Gij werkt aan de verwezenlijking van het Pauselyk Ideaal, den Vrede van Christus te brengen in Christus Rijk, aan de ver vulling van het Katholieke wereldprogram. „Eere aan God in den Hooge en vrede op aarde." Met Christus kunt ge getuigen: „Ik heb openlijk tot de wereld gesproken." Tegenwerking en critiek zijn daarom ook uw deel, maar degenen die u becritiseeren zouden nooit bezitten, wat ze nu hebben zonder u, omdat gij op de eerste plaats onze Katholieke rechten in stad en land hebt helpen veroveren. U hebt onze heiligste goederen en onze hoogste eer verdedigd tegen de profeten van het moderne heidendom, de apostelen van den laster, de predikers van de haat, de verkrachters van de waarheid, de ver dedigers der valsche vrijheid. De publieke opinie, het wereldgeweten is in de war. U hebt deze in uw macht, u kunt haar Christelijk beinvloeden. Het menschelijk vernuft en de mensche- lijke techniek zijn de menschheid ten vloek geworden, omdat zij niet werden bevrucht door het Geloof en het Rijk Gods niet heb ben gezocht en gediend. U hebt vernuft en techniek gesteld in dienst van onze Katho lieke Idealen, beseffend „dit is de overwin ning, welke de wereld overwint, ons Ge loof". Tallooze moeilijkheden hebt U moeten overwinnen, maar „Wie overwonnen zal hebben, zal ik maken tot een zuil in den tempel van mijn God." U hebt volhard, u hebt overwonnen, door u is „De Leidsche Courant" geworden een zuil tot steun van het Katholieke leven in deze stad en de verre omgeving. Moge nimmer op u van toepassing zijn God's verwijt uit de apocolyps: „Ik heb tegen u, dat ge uw eerste liefde verloren hebt." Blijft trouw aan uw eerste liefde, vol hardt in uw eerste opzet, laat de ongerepte handhaving van uw hooggeroemde Katho liciteit ten koste van alles uw glorie blijven, Noblesse oblige, een Katholieke krant moet op de hoogte staan van onze boven natuurlijke levensverheffing en levensbe stemming, een Katholieke krant moet zich aanpassen aan onzen stand, den adelstand van Kinderen Gods. Ons heeft het zoete heimwee bevangen, Wij zijn de zangers van het schoone verlangen, Wij zijn geroepen naar het Land van Geluk. Moge dan de drie Goddelijke Deugden: Geloof, Hoop en Liefde als drie brandende Godslampen uw bureau verlichten. Mogen de zeven gaven van den H. Geest: Wijsheid en Wetenschap, Raad en Sterkte, Godsvrucht, Voorzichtigheid en Vreeze des Heeren de zeven trouwe Wach ters rondom uw drukpersen zijn. Geve God, dat wanneer de moderne dwa lingen reeds lang zijn verdwenen en hun organen door ieder vergeten, wanneer nieuwe dwalingen nieuwe kranten hebben doen ontstaan, uw krant nog altyd fier haar oude Credo schrijft. „De geheele Schepping wacht met ver langen op de openbaring der kinderen Gods", zegt Paulus. Helpt u ons Katholieke Wereldideaal verwezenlijken door middel van uw Ka tholieke Pers. Omhoog uw beginsel, Als het Licht in den nacht, Bij U is de redding. Waar de menschheid op wacht. Aan U is de Waarheid, Die Christus ons bracht, Geeft hierdoor ons volk weer: Rust, welvaart en kracht. AANBIEDING HULDEBLIJK. Des middags te half 3 kwamen in het Clubhuis „St. Antonius" commissarissen en gezamenlijk personeel der Leidsche Cou rant bijeen tot het overhandigen van het huldeblijk van het personeel aan het be stuur. De heer J. B. Somers, administrateur en oudste employé der „Leidsche Courant", hield namens het gezamenlijke personeel een rede, waarna het huldeblijk werd ont huld. De president-commissaris dr. H. Walenkamp nam met een dankwoord het feestgeschenk in ontvangst. Het is, zooals wij reeds in ons jubileum- "'^ehreven, een kostbaar bord van Delftsch blauw, waarop 't symbool van den arbeid is afgebeeld en de vermel ding van het zilveren jubileum. Het bord is tentoongesteld in de etalage 1 -:i d'Hersigny aan de Breestraat. te Leiden. Nog geruimen tijd werd in gezellig sa- menzij doorgebracht, waaronder verschei denen het woord voerden. Wjj komen op deze intieme plechtigheid morgen nader terug. ZONNEBLOEM Toen het heidendom de heerlijkheid der j natuur omlaag haalde door de oogen te sluiten voor de ordenende almacht van den Maker, wemelden spoedig veld en woud, lucht en water van goden en go- j dinnen. Ook de zonnebloem kreeg een my- thologische duiding. Het verschijnsel van de gouden bloempateen meedraaiend met j den zonnekring was te eigenaardig om er geen fabeltje over te fantaseeren. Elios of Phoebus-Apollo, de zonnegod, onttrok zijn gunsten aan Clytia, die on- j troostbaar naar hem zat te staren, dagen achtereen, zoolang hij aan den hemel 1 stond, totdat ze in een zonnebloem veran derd werd. Het fabeltje is volgens hei- densch recept met ontucht en minnenijd in elkaar gezet en werd door Ovidius in zijn collectie van mythologische sprookjes op genomen. Al zijn meesterschap in taal en ■■hythme heeft den fabuleuzen inhoud ech ter niet rijker kunnen maken. Mooi schoei sel verandert niets aan een horrelvoet. Waardevoller dan een boek vol Ovidi- aansche metamorphosen is dit zesregelig opschrift, door Vondel gezet „op een trouw- penning". Naar het aanschijn van de zon. Aller hemellichten bron Keert de zonnebloem haar oogen; Bij dat stralende verschiet Is 't al duister, wat ze ziet, Eéne houdt haar opgetogen. Zonder mythologisch gehinnik, geeft Vondel in klaren eenvoud het zinrijk mo tief natuurecht en levensvol. Geen zin speling op klassieke buitennissigheden, geen vreemde namen voor zon of bloem, om als oplegsel te dienen, 't Is puur van lijn en kleur. Zonder een vergelijkingsbrug voert Vondels tooverwoord ons uit het bloemenrijk in het menschenleven. De bloem keert zich niet simpelweg naar de zon, maar naar het aanschijn van de zon keert ze haar oogen. Dat bezielt de voorstelling en maakt ze tot een levens beeld. De volgende regels voltooien om- beelding en zin. Het stralende licht vult de ruimte en verduistert al het andere. De bloem hangt aan die lichtende vreugde van dat ééne aanschouwen. Dat lichtgenieten trekt ze mee, laat ze niet meer los. Een slotregel vol inhoud en jubcL Meesterlijke symboliek, 't Zijn niet meer zon en zonnebloem, maar bruid en brui gom, wier innige verbinding en liefdeweel de Vondel uitbeeldt. Hier niets van een ti rannie der lusten zonder bevrijding, zooals in de fabel. Vondel moraliseert hier niet, hij doet niet godsdienstig vroom. Waar komt ech ter een natuurbeeld zoo dicht bij het bo vennatuurlijke van het Schriftwoord, dat de vrouw naar haar man zal opzien als de Kerk naar Christus, omdat hij het hoofd van de vrouw is, gelijk Christus het Hoofd van de Kerk en dat de man zijn vrouw zal beminnen, zooals Christus de Kerk be mint? Beluister nog eens voor eigen genieten klank en rhythme, en tracht dan te ver klaren, waarom deze versregels geen plaats vonden in alle bloemlezingen. U zag ze nog in geen enkele? Nu ja, alles is mogelijk bij het compileeren. Een bloemlezing is al te dikwijls een eigen boek zonder iets eigens. Vondel was een wys man en onze groot ste dichter, Bilderdijk was een geleerd man en dichtte ook. Daarom is het een tref, dat de tweede eveneens een kort versje heeft nagelaten over „de zonne bloem". Schoon Klytië haar oogen nooit Van Febus' stralen Af laat dwalen, Hij heeft in 't eind zijn kring voltooid, En de nacht bepaalt zijn luister: Maar uw oog blinkt zelfs in 't duister, Galathee! en mijn gezicht Blijft daar eindloos op gericht. Galatea is hier niet de mythologische dame van dien naam, maar een coquet vrij- stertje uit de „Eclogae" leent figuur en naam aan een dito wezentje van Bilder- dijks dagen. De vijf eerste regels ploeteren naar best vermogen vooruit door het mythologische slopje, waar Klytië en Febus met hun Grieksch paspoort kale drukte maken. De derde regel loopt op krukken, de vierde tuimelt hem achterna stijf in de beugels en de vyfde ratelt als klepperman rond, hoe laat het is. Bij alle waardêering voor de nauwgezet heid, waarmede de auteur het feit zoekt te omschrijven, dat Febus er van door gaat, moet het me toch van het hart, dat de vierde regel half gelogen is, omdat de dichter een halven kring smokkelt. Ver der heb ik er bezwaar tegen, dat iemand, dichter of geen dichter, me aanklampt om me nieuwtjes te vertellen, die iedereen al weet, b.v. dat een kring in 't eind en niet in 't begin voltooid wordt. Ook de vijfde regel is scheel van onwaarachtigheid, om dat de nacht schuldig heet aan het weg moffelen van Febus' luister, terwijl het toch duidelijk is, dat de onnoozele nacht pas komt, wanneer Febus al lang buiten zicht is en zijn luister over den einder heeft gezwaaid. Maar niets zoo boos, of er is nog wat goeds aan. Dat zie je hier weer, nu Gala tea opkomt. Die heeft poesjesoogen of ten minste één poesjesoog, dat blinkt in het duister. Als de gezegende nacht er niet was, had de dichter nooit de verrassing van het blinkende oog gekend. Dan misten wy het roerend slot. Het gezicht van den dichter blijft eind loos, 't staat er eerlijk: eindeloos op dat ééne blinkende oog gericht. Wat een pose! Wat een liefde! Wat moet Galatea gelukkig zijn geweest met zoo'n rijmstuk. En het rijmt nog stumperig! En zooiets fraais wordt verzameld voor het nageslacht. Om het met Vondels zonne bloempje te vergelijken? Och, och, óch! En nu dit nog uit een volksboekje, om bij Augustinus uit te komen. 't Menschenhart is een zonnewende Naar de stralende zon gericht; Nimmer rust 'et en zonder ende Zoekt 't te staan in het zonnelicht. En geen vast gestrikte lussen Houden het zonneverlangen stil; Wat geen zon is, zal nimmer sussen Zonbegeerigen menschenwil. God is de zon en zonnewende, Snakt ons hart naar Hem gekeerd, Zonder wien het geen leven kende, Buiten wien het den dood begeert. Door het zonnebloem-motief gaat de fon kelende gedachte van Sint Augustinus: „Onrustig is ons hart, o Heer, totdat het rust vindt in U. Want voor U hebt óij ons gemaakt". Dat woord van den genialcn psycholoog is geen vers en 't wint er niet bij, dat het in een vers terecht komt. Het heeft een pracht en innerlijke waardij, die boven alle woordschoonheid uitgaat. Ver sta het wel. De uitdrukking, de taalvorm sluit bij Augustinus harmonisch aan bij de gedachte. De idee wordt scherp omlijnd, klaar en pakkend weergegeven. Daar is dus wel degelijk ook vormschoonheid. Maar die uiterlijkheden zijn enkel hulp middelen om de idee ongerept over te ne men. Die idee zelf bezit een intellectueele schoonheid, waarbij de poëtische pracht van Vondels trouwpenning ver achterblijft Een vergelijking van ongelijksoortige grootheden? Neen. Ook bij Vondel krijgt de schoone woordvorm zijn eigenlijke waarde door den inhoud van gedachten. Die inhoud is de ziel en krijgt zijn stralen de schoonheid van een edel dicp-mensche- 1 ijk gevoel, van een weidsche fantasie, van het fyn-psychologische begrip, van het lichtende verstand. Veel menschen doen aan dichten en schrijven, en zoeken het alleen in den vorm. Anderen trekken een duikerspak aan en halen uit de diepte alleen wat op het strand voor het grijpen ligt. Nog ande ren steken een vreemde gedachte in een nieuw kleedja en krijgen grootheidswaan zin. O. ELOOS.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 5