af CORRESPONDENTIE. Catz, Lalden. Brief met bedrage ontvangen. Voor 't eerste en tweede dank! Het wordt al beter. Ik hou Je aan de belofte. Dag Catz! Het opstel wordt geplaalat. Jeroen Need, Lelden. Je zegt „beter laat dan nooit". Dat ia een gemeen- plaaU, om je zelf wgs te maken, dat Je aan Je verplichtingen voldaan hebt. al waa Je ..te laat Ik ben blij. dat Je met het boek achik hebt. Tot ziena! Dag Jeroen! TTcnk Weaterboa. Het la altijd plezierig te hooren, dat de prg# bevallen ia. Ik hoop, dat de klok goed blijft loopen en dat Je er na Jaren nog pleizier van zult beleven. Veel groeten aan vader en moeder, broera en zuaje. Tot later! Den volgenden keer zie lk Jullie weer! Nelllevan Zwlcten, Langeraar. Ik hoop. dat het horloge goed blijft loo pen. Dat lk Jullie en ook de vriendinnetjes bU den volgenden wedstrgd weerom zie, geloof Ik nu wel! Dag Nellie! Anty Kohachulte, Leiden. Ja. Anty. het geluk ie nu eenmaal voor de ge lukkigen! Daarom volhouden! Eena komt *t prijaje wel! Den volgenden keer moeten Jullie alle drie meedoen en dan verwacht ik van Jou een mooi vcraje of een leuk ver haaltje. Dag Jongen*! Groet vader en moe der van me! Voor U allen de hand! Plet Koevoeta, Lelden. Dank voor dezo bijdragen! Allee wordt geplaatat! Zie vandaag eena! Hou mc aanbevolen! Met hand en groet! Dag Piet! Oom# Kees. Lelden. Ho# komt h#t, dat ik in langen tijd nieta meer van Je gehoord heb. Het bewuate vcraje kon om zekere redenen niet geplaatat worden Trouwen# bU dieper inzicht zul Je me ge lijk geven. Ik begreep die „zoekende en hunkerende ziel" wel. Dag Oome Keea, kom nog eena praten. Ik kon dat bewuate bock van Je wel gebruikenaLa ik me niet vergia. Mot hand en groot! MarlaBakker, R. 'veen. Ik vdnd het flink van Je. dat Je altijd van de partij bent. De verjaardag heb ik nu genoteerd, en !k zal hem voortaan ln de Rjst opnemen. Tot den volgenden keer! Lag Marietje! Gro#t ook Je oudera van me en J# broertje! N111Waaaenaar. Dank J# wel Nellie voor dat lange verhaal. Het wordt geplaatat. Nog even wachten. Dag Nellie! Ia dat een eigen verzonnen verhaal of ia dit hlor of daar „nageschreven". Hoor ik dat eena! Mijn boste groeten! Theodora Bakker. R.v n. Juist, zoo hoort het Dora! ..Volhouden #n den moed er in houden". Ja Doortje, dat ia een heel werk om me door den berg brie ven heen te worstelen. Maar zachtkena aan lukt het wel! En nu Theodora, zie Ik je zeker ook wel bij den volgenden wedstrijd, ia w#l? En dan! Dag lief NlchtJ#! V#el grootje# aan vader en moeder! Martin van Wel, Lelden. Als •r één een pluimpje verdiend heeft, voor het werk. dan ben JU het Martin. Keurig •n m#t zorg la alle* nfgeleverd. Ik zal het kruiswoordraadsel bewaren en later dit eena als voorbeeld geven. Ook het opstel letje laat lk plaatsen. HlerbU zullen we het laten. Tot de vol gende week! Dan gaan we door! Oom Wim. WIE ZIJN JARIG? Van 1 tot en met 8 September. 1 Sept.: Agatha Boerema, Boommarkt 1. 1 Sept.: Suutje Koet. Joubertatr. 20a. 2 Sept.: Alle StolwUk Rietveld, Hazers- woudc G 13. 2 Sept Arie v. d. Voorn. Jan van Hout kade 28. 2 Sept.: Jacques Dévrilé, Resedastraat 18 2 Sept Annie Kok, Raadwgkstr. 4, Alphen aan don Rijn. 2 Sept. Plet van Leeuwen, 3e Poellaan 33. Liaae. 4 Sept Dikkle van Vegten, Alexander- straat 68a. 3 Sept.: Clasion Karreman. Mctzustr. 1. 3 Sept.: Henk van Baarzen, St. Jacobsge- aticht. 8 Sept Joalna Loomana, Hazerswoude D244 6 Sept.: Corrie Bik. Seringcnstr. 4. 8 Sept.: Treesje SnUcra, Botermarkt 15. 8 Sept Annie Gründemann. W. Singel 88 8 Sept.: Piet Schouten, Zuidbuurt C 39, Zoeterwoude. Ik feliciteer de Jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijsten wü opgenomen zien. schrtyve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Ik bedoel nJC van schoolgaande kinderen. Oom W ira. KOOPT EEN PRENTBRIEFKAART door Gretha Haverkorn. Drie kwart eeuw la het geleden Dat in Grave werd gesticht: „Een tehuis daar voor de blinden, Zu, die zien geen zonnelicht." In den tUd, die la verloopen. Ia veel goeds voor hen gedaan; Omdat vele, vele menschen. Met hun lot zeer zijn begaan. Ja. een ieder kent de blinden Met hun muzikaal gevoel; In de Stadazaal concerteerend, Bleef dan onbezet geen stoel Wie maar kon. kwam naar hen lulat'ren, 'a Geld aan hen waa goed besteed, Wy genoten van hun kunnen. Dat men nimmer, nooit vergeet! Blinden leefden drie kwart eeuwen, Daar in Grave in 't gesticht; Ia daar alles comfortabel? Waarom nieta voor hen verricht!? Want het orgel La versleten, 't la vermolmd en veel te oud, Ala we dit vernieuwen konden.... Ia mijn wenach soma wat te bout? Neen.... wij kunnen allen helpen. Daarom doe ik dit verzoek: Koopt, om hen, een prentbriefkaartje, Toont nu eena een daad, weest kloek! Geven wU het goede voorbeeld. Dat doet zeker leder kind; Want goed voorgaan, doet goed volgen, Dèn la men nlot ziende blind! Waar Gretha zegt: „Koopt om hen een prentbriefkaartje" hoop ik, dat dit nu eena door allen wel wordt begrepen niet alleen, maar gedaan ook. En wel vooral om het mooie doel, dat ia: hulp te geven aan de blinden, wat ia een daad van naastenliefde, waarvoor U de goede God beloonen zal. Oom Wim. ÜEILIG HART VAN JEZUS door Anny van Dlest. O, Hart van Jezus, liefdevol, tceder Hart, Dat ona zooreer bemint; Geef dat In 'a levens wel en wee, MUn ziel bU U een schuilplaats vindt. GU roept ona allen tot U, o heilig Harte, Hotasv wij ook zijn Maai baladan; Verkwikken wilt Ge ona op 's levens rei ze, Ona met uw groot# liefde steeds verzaden. O, Hart van Jezus, onuitputtelUke bron, U te volgen, zU gansch ona streven. Uw heilige wil zij ook onze wil voortaan, U willen we liefhebben en dienen, heel ona leven. Wnnneer dan éénmaal ona ure «Iaat O, heilig Hart, sterk dan ons vertrouwen; Dat t oordeel, dat ona wacht, dan gunstig zU En eeuwig wij U mogen aanschouwen. OPLOSSINGEN RAADSELS Ingestuurd door Truua de Haas. Oplossing I: Ooren van een pan. Oplossing II: Met de pop van een vlinder. Oplossing III: Luchtkasteelen. Oplossing IV: Een erflater. Oplossing V: Een sneeuwbal. Oplossing VI: Een uitgever. Oplossing VII: Handschoenen. Oplossing VIII: SolaleuteL Oplossing IX: Allebei om ze vast te doen. Oplpssing X: 'n Boek. Oplossing XI: PortwUn port bricvcn- segela. Oplossing XII: 'n Apotheker. RAADSELS VOOR DE GROOTEN door Piet Koevoet*. Zoek de verborgen plaatsnamen uit de volgende zinnen: Raadsel I: Het heeft geen nut recty door te wande len. want beide wegen zUn even ver. Raadsel II: Ik eet dolgraag oesters cn mosselen. Raadsel III: De lcntetU<i Is de mooiste tijd van hel heelc jaar. Raadsel IV: Deze wagen heeft sterke vecren. Raadsel V: Deze week werden er twee nieuwe goud aders ontdekt? Raadsel VI: De leden van de burgerwacht hielpen mee het oproer te ondrdrukken. Raadsel VII: In het kamp en ln de tent was muziek; dat was al wat men hoorde. Raadsel VIII: Een grootc kat wUkt zelden voor een hond. al ia hU nog zoo groot. Raadsel IX: De kat houdt van room; ook versmaadt xU vleesch niet Raadsel X: De raven loopen brutaal door onzen tuin. De oplossingen niet insturen, dere geef lk de volgende week zelf. Wie nog een stel weet, sture ze zelf op! Oom Wim. ZIEKE JANTJE! door Nelly Zwetsloot. 't Zonnetje scheen zoo vrooiyk, Door 't kleine raampje heen. 't Keek in een klein vertrekje, Waar Jantje lag alleen. Hij lag er in zijn bedje. Was ziek, allang, ach heer! Sedert lang ging hU naar buiten. Noch kerk, noch school toe meer. Niet# zag ons arme Jantje, Dan 'n etukje hemelblauw, Maar soms ook waa dat plekje Somber doodseh en grauw. HU hoorde niets dan 't zingen Van 't blUde vogelkoor. Want andere geluiden Troffen zei Jen toch zUn oor. Want hun armlljk huisje Stond ver van de groote straat, Niemand was er in 't hutje Die zong, 't zü vroeg, 't zij laat ZUn Moeder ging daag'lUks werken Vader was al jaren dood, Zoo wa# hij altijd eenzaam Niemand, die hem vreugde bood. Nu gebeurde 't op zck'ren dag, De zon scheen heerlUk fUn, Dat Jantje zoo verlangde Naar 't heerlijk buiten zijn. Doch neen, daar was geen kans op En Jantje wist Jat wel. Maar wat hoorde hU nu buiten? 't Leek wel een fietsenbel. Stil lag hU dan te luisteren, 't Kwam al dichterby. En toen hg stemmen hoorde. Wat waa hU eensklaps blij! Wat hoorde hU? was 't kloppen, Op de vermolmde deur? Ach. kon hU maar beneden zijn, HU zou ze openen, heur! Het waa niet noodig. want iemand Had ze al opengedaan. En riep met luider stem: „Mogen wU binnen gaan?" Ja. ja, riep bly ons Jantje Komt u maar binnen, hoor. Komt alstublieft toch boven. Ik ben U er dankbaar voor. De vreemde is zUn meester, Die hU weken niet meer zag, Maar die hem niet was vergeten. En nu voor hem stond met 'n lach. En Jantje was content nu. En lachte duchtig mee Van blijdschap om de boeken. Die meester meebracht, hé! En ook de Jongens kwamen Op beurten bU hem aan. Tot Jantje weer gezond was En naar de school kon gaan. OPSTELLEN VAN PUKKÏE door nerman v. Barneveld. De Germanen. De Germanen woonden ln Duitschland naast de Katten. De Katten deden net of de Germanen muizen waren. En daarom zei den deze tot elkaar: „Laten we naar de Betuwe gaan" (want ze waren dol op ker sen). De ambtenaar aan de Nederland- sche grens schrok natuurlUk geweldig, om dat hg al die holle boomstammen en kis ten na moest kijken, of er niets in verbor gen was. Hu had net zijn vrge Zaterdag middag, dus ook heolemnal geen zin. HU zei tegen de president der Batavieren, want de Batavieren zUn ook Germanen, dat ze maar tot den volgenden dag moes ten wachten, omdat hy naar een vergade ring van de Kaninefaten moest „Maar waar gaan jullie eigeniyk naar toe", vroeg hy opeens. „Naar het meer Flevo" was 't antwoord. „Wat moeten Jullie daar doen". „Viawchen". „Kan je in Duitschland dan geen visch koopen". „Neen. de marken staan zoo laag". Maar 't slot was toch. dat de Batavieren moesten wachten en dc ambtenaar naar zijn vergadering ging. Maar de Batavieren, ook niet dom, trokken stiekum over dc grens en gingen naar het meer Flevo. Toen de ambtenaar teruggekomen was, dacht hy dat de Batavieren uit ongeduld weer naar huis waren gegaan, maar een week later las hg ln de krant dat re een hengel wed strijd gingen houden op 't meer Flevo. De vrouwen mochten niet mee, die moeeten thuis biyven en op 't land werken, want als die meegingen kreeg je altijd ruzie. MUn ocm zegt ook altijd: ..Met dames krijg Je altgd spec takel". Maar enfin, de ambte naar was boos, omdat hij er zoo tusschen genomen was. HU zond een telegram naar den keizer, en 'n paar dagen later was het Romeinsche leger onder Drusus al m Ne derland. Toen deze in z'n auto aan 't meer gekomen was ontmoette hg Claudius Civilue, dat was een oud vriend van hem, want die had ook in Rome gewoond. Ze sloten samen een verbond en de Batavieren hielpen de Romeinen om de Drususgracht te graven. De Batavieren waren gekleed in dierenhuiden, ze dronken en dobbelden graag. Maar later zUn ze bekeerd. Ze ver dobbelden alles, tot vrouw en kinderen toe. Maar als ze een erg goede vrouw hadden, deden ze het niet en bleven 's avonds thuis. De kinderen van de Batavieren gin gen nooit naar schooL In de wieg leerden ze al jagen en viaschen. Lezen en schrij ven hebben ze pas later geleerd'onder Ka- rel de Groote. En nu weet ik niks meer. (Wordt vervolgd). (Voor de kleintjes). ONGEHOORZAAMHEID GESTRAFT, door Antje Keizer-Klassen. Ongehoorzaam zUn dat is al een heel lee- lgk ding. En dan tegen de ouders? Foei! waarvoor je alles moest doen! Maar laat ik niet afwgkem, van 't begin. Kleine Jan was een rakker hoor; een echten jongen noemden hem de kennissen, maar hg had een leelgk gebrek en dat was.... ongehoorzaam zijn. „Moeder!" riep Janneman, 't was nog een broekie van zeven jaar, „Tc ga naar school toe!" „Ach", zei moeder, „wacht nog maar een poosje, 't is nog geen half twee; Tc heb liever dat je kwart voor twee de deur uit gaat, dan weet ik tenminste dat je geen kattekwaad uithaalt". „Nee, ik ga toch", kwam ondeugend Jantje er tegen in, ,,'k ga lekker toch weg!" Moeder zei niets, deed net, of ze de op merking niet gehoord had, en liet stil Jan weggaan, die heel voorzichtig achter de kamer uitgeloopcn was. Moeder ging maar door met 't werk. Toch deed 't haar groot verdriet, dat Jan, haar oudste, zoo was. Z'n kleinere broertje Bertje was heel an ders, wel drie Jaar jonger dan Jan. maar toch, als moeder eens zei: „Bertje, geef moeder eens even stoffer en blik aan", dan was hy blij, dat hy z'n moesje kon helpen. Als Jan dan weer eens niet wat wou doen wat gezegd werd, zei Bertje altgd: „Ik zal 't wel doen moesje!" Nu kwam hU ook weer aanloopen. Meest was hU druk met z'n timmerdoos aan 't spelen, dan kreeg hy van vader wat spijkers en een plankje en 't kereltje kon dan zoo lief zitten hameren, dat z'n ouders er graag naar keken. Jan kon meer met een bal spelen en de vazen van kast en schoorsteen af schoppen, natuurlijk tot groot verdriet van moe. Daar kwam Bertje'a stem: „Wanneer gaan we tilt, moeder, met de auto bus?" „Ja vent, als vader kan, volgende weck Woensdagmiddag. Maar vader moet er eerst vrU voor kunnen krUgen". Dan kon Bertje zoo stil biyven zitten met z'n hoofd ln z'n handjes. Opeens vroeg hU dan: „Mag ik dan naast die meneer gaan zitten, die dat stuurrad draait: kyk zoo, zoo", en hy nam vaders aschbak van tafel en draaide hem in de rondte. „Ja, m'n jongen, dan mag je misschien wel vooraan zitten, als je maar goed op past". Heelemaal gerustgesteld ging h(J weer met z'n timmerdoos spelen. En moeder had plezier van z'n pret en glimlachte stil voor zich heen. Vier uur was de school uK. NatuurlUk kwam Jan kwart voor vgf thuis. Moeder was verdrietig en keek Jan aan cn zei: „Heb je weer eens school moeten blUven?" Jan kreeg een kleur en stamelde: „Ja maar...." „Ik weet het wel. Jan. je hebt weer eens met opgelet En als het zoo door blijft gaan. blgf je nog zitten en word Je een domme Jongen". „Jan! Jan! We gaan volgende week fijn in de autobus en dan mag ik bij 't stuur rad zitten!" „Hé. hé. dat mag toch niet, stommerik!" „Jan!?" kwam vermanen moeder. „Nou", pochte Jan. „ik weet beet, dat hl) dat niet mag en als Je dan nog vooraan zit, mag je nog geen woord tegen den be stuurder zeggen". „Neen moe. mag dat niet?" vroeg Bertje „Neen, mgn jongen, maar je moet maar goed kijken". En de Woensdag kwam en de autobus kwam. maar wie mee mocht? Jan. voor straf, niet! JHU moet eens voelen" zei va der. „dat ongehoorzaamheid straf verdient". Of hy zich beterde? Dat zullen we later eens vertellen. WALEWEIX Een oorpspronkelljk verhaal uit den Riddertijd door Ant. Olde Kalter. LXVL Terstond hierop weerklonk tegeiyk van den toren en voor de poort hoorngeschal. Even staakten allen hunnen arbeid om elkander af te vragen, wie hen in den avond nog een bezoek kwam brengen. Caspar en de schildknaap, door hun n.euw&gierigheid dedreven, drentelden op de poort toe. Deze werd juist door eenige krijgslieden geopend. Eenige oogenblikken later reden twee in volle wapenrusting uitgedoste ruiters de bin nenplaats op. Hier stegen beiden af en gaven hunne paarden aan eenige mannen over. Een der schildknapen, die by de poort had gestaan, liep nu met snellen tred op den ingang van den burcht toe, om den Koning te melden, welke de vreemdelingen waren. De knaap betrad de hooge stoep en ont sloot de zware deur, welke toegang ver schafte. In de ridderzaal waren reeds al len bijeengekomen, die den volgenden dag aan de groote jachtpartg zouden deelne men. Om een lange tafel ln het midden zaten zg allen geschaard. Daar waren vergaderd vazallen van den Koning, vele ridders, benevers verschillende edelen van andere streken. Aan het boveneinde der tafel waren ge zeten op twee met talrijke ede 1st een en en fraaie kussens belegde zetels Koning As- sentgn en zgne wonderschoone dochter Isa bel e. De Koning zelf was gekleed in een langen, rood fluweelen mantel, welke van voren geheel met parels was gesloten. Op zUn zilveren haren prijkte de gouden kroon. ZUn sneeuwwitte baard hing lang neer op zgn borst. Door Isabele een wonderschoone te noemen, hebben wij geenszins overdreven. De lieftallige jonkvrouw was gehuld ln een lang wit zijden kleed dat hare witge- achoende voetjw onzichtbaar mankte. Het kleed was om het middel aangehaald door een met edelgesteente ingelegden band, omzoomd met witte franje, en on der den hals gesloten met diamanten knoopen. Het gitzwarte krullende haar hing. door eenige gouden banden bUeenge- houden, op haar rug neer. Hare zeldzaam mooie blanke hand jes speelden, wel «enigszins vermetel, met den scepter haars vaders. ZU kon ten hoogste twintig jaren tellen. Op dit oogenblik trad de schildknaap, welken wg u zoo juist hebben beschreven voor den Koning, zeggende: „Op de bin nenplaats, heer, wacht ridder Walewein van de Tafelronde van Koning Arthur met zgn schildknaap. ZU wenach en tot U toegelaten te worden." „Is de ridder gekomen om deel te ne men aan de jachtpartij?" „Daarvan heeft hy niet gesproken, heer!" „Dat toch zal echter zUn bedoeling wel zgn. Goed! Stal hunne paarden, en geleid hen naar hier. Het streelt mij dat men van zooverre komt om aan mijn uitnoodiging gehoor te geven. Gal" De knaap boog en verliet de zaal. „Wel wonderlgk, heer Koning", sprak een der ridders. „Gewis heer IJdelbert, doch mijn deu ren staan voor icderen deelnemer open, en zeker voor hen, die van zooverre komen." „Had gU reeds van hem gehoord heer?" „Van hooren spreken tenminste", ant woordde Assentijn. Koning Arthur bezit een uitstekend riddergczelschap." „Indien gij echter ridder Key buiten be schouwing last beecl" zeide een der edelen. „Ook ik tel onder mijn heeren derge- lijken!" antwoordde de Koning glimla chende. Hierop gingen de deuren aan het bene deneinde open, en trad een schildknaap dc zaal binnen, zeggende „Ridder Walewein en zUn schildknaap Adclbrccht". Onmiddellijk daarop traden laatstge noemden buigend de zaal binnen. De schildknaap plaatste zich naar', de deur en bleef daar roerloos staan. Wale wein echter trad met de hand aan zjjn zwaard op den Koning toe. maakte nog maals een buiging en bleef zwijgend s*.ian. Assentijn verhief zich van zgn zetel en reikte den ridder de hand. terwgl hy lang zaam sprak: „Ik heel U van harte welkom op mijnen burcht, heer ridder.' „Mgn dochter, jonkvrouw IsVjcle, her vatte hg. - (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 8