ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1934 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD. PAG. 8 CORRESPONDENTIE. Rl« Fennei, Katwijk. Als het versje self gemankt is en een plaatsje waard is, komt het er in, en te eerder voor Jou een plclzler te doen De teekeningen worden niet geplaatst. Dat sou te veel kos ten! Dag Rlc! Ik hoor nog wel eens wat! Huub Mentlnk, Lelden. Moe der heeft groot gelijk. Die vulpen ia te groot voor Jouw kleine handjes! Vader kan er beter mee overweg of de groote broer van de 4e klas. Dag Huub, veel groeten aan vader cn moeder; Herman; Koos, To en Jant Cor van Dlest, Basaenhelm. Ik kan me best voorstellen, dat Je vrien den Jrtlorrsch rijn! Gaat het fotografeeren al een weinig. Wanneer komt het kiekje! Stuur mo er dan ook een van Anny. Dan heb ik Jullie samen! Dag Cor! Als de vrien den niet willen meedoen, moeten ze het laten. Ona molentje draalt zonder die me dewerking hé. Oretha Haverkorn, Lelden. AU het klokje niet goed sou loopen, dan weet Je het adres. Dag Gretha! Wederkee- rlg prettige vacantie en veel groeten aan vador, moeder, Nol en Jan! Wlm Hollander. Omdat Je dit versje zelf gemaakt hebt, laat ik het plaat sen. D.nar la Wlm en zal Jullie eens Iets voordragen over; DE ZOMER door Wlm den Hollander. De zomer U ln 't land, Dat vindt een leder fijn. En d) vacantie we.»r op hand, Dan moet men v rooi ijk zijn. Wij houden van het mooie weer, Van licht en zonneschijn. En wU genieten telkens meer, Wanneer wü bulten zijn. De zomer U een mooie tijd. Zoowel voor groot aU klein. Dan spelen wü weer Irv de wei Dat vindt een leder fün. Dnn plukken wij de bloempjes af, En vlechten tot een krans. Dan gaan wü loopen op een draf, En doen een rondedans. Plet en Riet Schouten, Zoeter- woude. Ik kon nan het schrift zien, wie daar kwamen meedingen. Schrijven ze ln Zocterwoude allemaal zoo mooi, of is dat Iets specifieks van de kinderen van den heer Schouten. Ik laat Jullie krulsrnadaels plaatsen. Nog oven goduld! Dag Jongens! Groeten aan vader en moeder en de broers en zusjes! SJaan v. Leeuwen. Oud-Ad e. Ja SJaantJe: loten is geluk! AU Vrouwe Fortune niet wil. dan doen wü niets. Noch de Directie, noch ik kunnen daar iets san veranderen. Het geluk U voor de gelukki gen. Behoorde Je niet tot die groep, hou dan vol: de kansen zijn voor allen gelijk. I BjMBtJel Ik zie Je de volgende keer weer, U wel? Groeten thuU. TonnyWlnkelmolen. Lelden. Ik maak Je mijn compliment Tonnyl Ja schrijft haast zoo mooi als vader! Je hebt hem zeker de kunst afgekeken. En de tee- keningetjes? Ja. wat zal Ik daar nu van zeggen. Voor Jullie doen was het al niet kwaad. Om ze ln het salon te hangen, met een breed lijstje er om. zijn ze wel nog niet geschikt. En van Tilly verwacht ik later ook een briefje! Ook Adrle heeft het er maar wat goed afgebracht! Dag jon gens! Groeten aan vader en moeder. Mies van DU*. Lelden. Blij nog eens wat van jou te hooren! Hoe het mon deling examen U afgcloopen? Laat eens wat hooren of moet Je Je nu „koest" hou den, zooaU Je dat typUch zegt. Dag Mies je! Succes! Met hand cn groet! Groet vader en moeder van me! Ook broer niet verge ten! Hierbij zullen we het laten! Do volgende weck gaan we door! Tot later! Oom Wlm.' BEDANKJES voor ontvangen prijzen zijn binnengekomen van: 1 Huub Mentlnk, Zo >rw.weg 2. Leiden. 2 Rie Fennts, Katwijk aan den RUn, Was- scnaarachcwcg 9 3 Marlet je Bokern. Hoogewocrd. 4 Alie van Kampen, Voorschoten, Rijn- dgk 48. 5 Cor van Diest, Zandslootkade 49, Sas- senhotm. Ria Goddgn. Haarlemmerstraat 105a. 7 Joop van Dijk. Langeraar 81. 8 Jeanne Mank, Levendaal 48. 9 Nelly van Zwieten. Langeraar. 10 Herman v. Kesteren, Waastr. 11 Kees Bik. Iloefatraat, WIE 7.IJN JARIG? Van 19 tot en met 26 Aug. 19 Aug.: Gonny Schrandt, Lammerschans- weg 7, Leiden. 19 Aug.: Hans en Joop Molkenboer, Morsch- weg 6a. 20 Aug.: Jan Grtlndemann. Witte Singel 88. 20 Aug Jaap de Groot, Trompstraat 8. 20 Aug Greetje Tuijnman, Scrlngcnstr. 65a 21 Aug.: Piet Alkemade, Morachatr. 58. 22 Aug. Cor van Dieet, Zandslootkade 49, Sasscnhelm. 22 Aug.: Leo Tummera, de Laat de Kan terstraat 41. 22 Aug.: Jan Kohschulte, Hugo de Groot straat 3. 23 Aug.: Mary van Beers, Koudekerk B134 23 Aug.: Arvdré Hosman. Breeetraat 111. 23 Aug.: Karei Wijdeveld, 3 Octstr. 61. 24 Aug.: Jople Post, Oudcelngcl 70. 24 Aug Theo Oomen, Spoorlaan B 478, Roelofarcndsvcen. 25 Aug.: Dora Havik, Stompwykscheweg 71 Stompwijk. 25 Aug Ana v. Dieet, Zandslootkade, Sas- senheim. 26 Aug Joop Kager. Doelensteeg 9. 28 Aug.: Ant. Otten, R'vccn ,,Dc Fransche Brig". !k feliciteer de Jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Oom Wlm. DE „ELTAX" door Jei cn Need. Pas op, pas op, opzü, opzij, Daarginds komt een eltax, En rU ons voorbij; Men steekt maar de hand op en stil staat hij, Men mag instappen, als er op staat „vrü" Zoo niet, dan belt men mete n maar op, Een andere Eltax houdt dadelijk stop; Dan stapt gU er heel tevreden In, En weg is uw mopp'rlge en slechte zin. Daar gaat nu de Eltax, langs paden en wegen, Heen over marktpleinen, straten en stegen, En nu houdt hij reeds aan uw woning stil, Fooi kan men hem geven, zooveel men maar wil. Een grootere Eltax die rijdt keer op keer Dezelfde weg steeds heen en weer, Het la de „Kooipark-Eltax" welbekend, Rijdt van morgens tot 's avonds zonder end. KLEIN TOOSJ' 'ET DE EENDJES door Asn de groene waterkant Stond klein Tooeje al 'n poosje Met wat kruimpjes in haar hand En met veel gesnater Kwamen door het water, Al de eendjes een oor een Naar klein Toosje heen. Maar een kleine stoute hond Ging aan 't grommen en aan 't brommen, Sprong maar blaffend ln 't rond. En met veel gesnater Kwamen door het water, Al de eendjes een voor een Naar klein Toosje heen. Mssr gelukkig kwam 'n heer, Bond klein Moortje san 'n koordje En de eendjes kwamen weer. En met veel gesnater Kwamen door het water, Al da eendjes een voor een Naar klein Toosje heen. FIK EN FOK. door Elisabeth Post. Fik en Fok. twee leuke snaken. Woonden ln dezelfde straat Maar ze waren wel eens lastig En dan werd hun moeder kwaad Op een keertje, na het eten. Liepen zij hun tuintjes in En zij gingen gras aen 't harken Dat was echt iets naar hun zin. Maar plots zagen zij de kippen Van de buurman, oomc Jan En zij liepen or naar toe hoor Hard, zoo hord als 't maar kan. Maar dat werd de haan te machtig En hü liep op Fokje af En hü beet hem in zün broekje Dat was nu zijn groote straf. Nu nog Fikje gauw bestraffen Maar dat was «m bangerd hoor Want toen hü de haan zag komen. Liep hü er heel gauw van door. ZAND!? door Gretha Haverkorn. Zand woest ünsche Mamixstraters, Gij schreeft onlangs ln de krant: „Sluit vooral uw ramen, deuren. „Anders waait uw huis vol zand!" Heusch, ik wist niet dat in Leiden Een Columbus op zou staan, Die ontdekte de Sahara, In ons kleine Leldsch bestaan. Sluit uw ramen en de deuren Als het waait, het is een last! Voor een mensch niet uit te houden, Al dat zand, is overlast! Zand op meubels, zand in 't eten, Zand in boter en ln melk; Zand op kleeding, zand ln oogen, Alles zand, dat zegt een elk! Maar.... de kind'ren spelen lustig In Sahara, zandwoestün, Bouwen forten en vermaken H.»erlÜk zich ln zonneschijn. G?en gevaar voor ongelukken. Die steeds dreigen op de straat, Dit nu is een zeer groot voordeel Wat soms bóven nadeel gaat! Vele menschen brengen zeker Een bezoek aan Katwyk-Zee; Daar is zand, en zee en water. Ieder voelt zich daar tevrêe. Zand ln oogen, zand in haren. Alles zand wat men ontmoet; En als de familie thuiskomt Zand in huis in overvloed! ZONNEAFSCUEID door Hildebrand. Het eenzame getjilp van een vogelken, dat voor heur kinders nog laat rond heeft gcfadderd op zoek naar pieren en vliegs- kens, om de hongerig schreeuwende bek jes te stoppen, tr..ft ons'oor. De boerderü, als een zwarte vlek in de onmctelükc streek, die ons van het heer- lijke zonneken scheldt, rüst op uit de dei nende korenvelden, die als wakkere man nen hun wacht maken ten afscheid aan haar die hen koesterde en deed ontsprui ten. Aan de verre einder steekt het toren tje van het onder wuivend groen bedolven dorpske, zün Angelusjubclend' kopje ten hemel. Langzaam, als wilde zü niet, neigt de lieflüke zonne ten onder. Langs de horizon schünt de lucht van gesmolten goud; en de zon zelf is als een geweldige goudklomp die te smelten ligt. Zü sprenkelt haar laat ste stralen over de late arbeider, die zün knieën gebogen hebbende het angelus bidt. O, hoeriyk zinnebeeld des levens! Glorie en roem duren slechts zoo kort; zü bereiken hun hoogtepunt waarna zü langzaam maar zeker in het niet zinken. De wereld geniet van de laatste stralen; hunkert nog. wanneer de roem is verdwe nen en morgen is alias vergeten. Maar dc lieve zonne, wier heerlükheid wü telken dage genieten, gaat niet voor goed ten onder. Iedere dag opnieuw mo gen wü getuige zün van haar wederkomst. En wanneer saamgepakte wolkenmassa's het uitzicht tot haar belemmeren, dan ook weten wü dat zü ons niet verlaten heeft Als wü dan staan om afscheid te nemen van de zon, die bü ons haar dagtaak heeft volbracht, moeten wij het hart dan niet openen en blüde instemmen met onze he melse he Moeder. „Müne ziel maakt groot den Heer en müne geest verheugt zich in God, onze Schepper". DE AUTOBUS, door Cato Koek. Op Maandag reed een autobus. Al in een boerensloot, Drie menschen waren licht gewond. Zes nat en een morsdood. Op Dinsdag reed een autobus. Behoedzaam van den dijk. Zee menschen waren licht gewond. Drie stikten in het aiüh- Op Woensdag reed een autobus. Op zün collega aan; De pasagiers zijn wolgemoed. Naar 't ziekenhuis gegaan. Op Donderdag kwam een autobus Te slippen in een bocht. Terwijl bestuurder-conducteur Juist wissel cent en zocht. Op Vrydag werd een autobus Uit de rivier gehaald. Men gaf correct de centen t'rug Aan wien reeds had belaid. Op Zaterdag reed een autobus De stoomtram achterop. Dat vrier>d'lük stoomtuig nam gastvTÜ De twee gewonden op. Op Zaterdag maakt een autobus Een sal-auto-mortaal, Hü reed te hard maar 't liep goed af Hij vloog in het kanaal. Op Maandag weer een dikke boom. Op Dinsdag door de muur. Op Woensdag een fietser overhoop, t Door een defect aan t stuur. Een daver-donder-doodenrit. Van Koning Willekeur, Alles noemt men autobus En alles heet chauffeur. RECHT OP HET DOEL AF door Corrie d. Wetten. Waar is Bert? vroeg vader, toen hü aan tafel ging zitten, waarom de heele familie al vereenigd was. Het heele gezin, op een na, want een stoel was er nog leeg. „Bert is nog niet thuis", zei moeder aarzelend. Ze vond het echt vervelend, dat de jongen weer niet op .zyn tijd gepast had. Na schooltijd had hü eerst een deel van zün huiswerk gemaakt en toen waren zijn vrienden hem komen afhalen, om wat te gaan voetballen. „Hü moet maar eens straf hebben", beweerde vader. Meteen ging de bel. Daar is ie al, zei Ans opgelucht. Het zusje stond op om de telaaikomer binnen te laten. Bert stapte direct de kamer in. O. Paps bent u al thuis? riep hü uit. „Ja. zooals je ziet. Ga je handen wasschen. Hé, eindelük zat Bert. Moeder schepte op. In- tusschen vertelde Bert. We hebben een echte voetbalclub opgericht Ik ben de kee per „De jonge Gejus", plaagde Truus! En mag ik nu jouw grüze trui aan Truus, vroeg Bert. „Dat is zoo'n echte met die hooge boord." „Gerust hoor, 't lykt me alleen nog erg warm „Onze club h'eft ook een naam begon Bert weer. „Schop den bal", zeker, plaagde Ans. Neen „Rohda", zei Bert, Rohda, wat be- teckent dat nu, vroeg Truus. R - o - h- d - a spelde Bert. „Recht op het doel af. „Prach tig", prees vader, die woorden moet je maar goed in gedachten houden. „En tegen wie spelen jullie nu", vroeg Ans. De jongens van de H. B. S. hebben ook een club opgericht. Die heet Klein-Ajax. Het eten was afgcloopen. Nu moest het huiswerk verder afgemaakt worden. Voor Bert beteekende dat: Jaartallen leeren. Het duurde niet lang of hü zat geweldig te mopperen. „Ik kan die dingen niet in m'n ho«jfd krijgcn"e klaagde hij, Rohda, zei Ans. Rohda, wat heeft dat nu met m'n jaartallen te maken bitste Bert Rohda: „Recht op het doel af', zei Ans. Bert bromde wat, maar stopte toch zün vingers in zün ooren en leerde verder. Na een kwartiertje kende hü ze. En de Jonge Gejus heeft op zyn Ujd gepast, zei vader den volgenden dag toen hü bü het thuis komen zyn zoon reeds op zün plaats zag zitten. „Goed gekeept"? Ik ben geen kee per meer. Ik ben nu de midvoor. En luister eens moe. Nu moeten we een voetbalpak hebben. Allemaal hetzelfde: een zwart broekje een witte blouse en voetbalschoe nen. Maar dat zal wel niet gaan hé? Daar vrees ik voor zuchtte moeder. Ik zal wel een broek voor je maken, beloofde Ans. Met het voetbalpak kwam het al gauw in orde. En met de schoenen? Hü mocht 12 tossies koopen om onder zün oude voetbal schoenen te slaan. Nu leken ze weer net nieuw. Hü trok alles aan en liet zich be wonderen. En 's middags kwam hü thuis met de mededeeling dat ze de eerste echte match gespeeld hadden. „Gewonnen of ver loren?" vroeg vader. Gewonnen met 128. Vader lachte. En Truus spotte: Füne Clubs hoor! Van de vüftigsten rang. Dat zal best beter worden, troostte moeder. Ja, Bert, scheen een echte voetballer te zullen wor den. Als hü maar even tyd had was hü aan 't voetballen. Om te kunnen voetballen, eiken dag weer opnieuw, leerde Bert niet alles wat bü leeren moest. Het schriftelük werk werd roef-roef afgemaakt cn op school zat hy meer aan Rohda te denken dan aan de les. In gedachten zag hü lich al spelen in het Nederlandsche elftal. Dan kwam er een tevreden lach op zün gezicht Maar Bert's onderwüzer lachte niet Die bromde maar t hielp niet. Toen kreeg Bert's vader een brief. De jongen werd dadelijk geroepen. Vader las den brief voor. Hoe komt dat: besloot hü- Bert zei niets, haalde zün schouders op. Weet jü 't niet. Maar ik weL Dat is dc schuld van Rohda. Is 't niet zoo. De jongen knikte. Met voetballen kun je later brood niet verdienen. Wat wil je ook weer worden? Zeekapitein? Dan mag het zeker wel Rohda zün. Bert knikte. Het gevolg was. dat er alleen 's Woens dags en 's Zaterdagsmiddags gevoetbald werd. De overige dagen was het ook Rohda maar Rohda bü het schoolwerk. Een jaar later ging hü naar de Zeevaartschool en dat hü later een flink kapitein geworden is behoef ik je niet te vertellen. WALEWEIN LXIV. Vader hou op. of ik laat o disqualifies*- ren weecos slaan bo ntden den gordel. ,(LoKölner) Walewein sprak nog: „Bedenk wel dat we uiterst verschoonend met U handelden. Ik raad u echter dezen dag nog deze wou den te verlaten en hier nimmer terug te keeren. Doet ge zulks toch, dan zult ge zonder genade bü de keel gehangen wor den. Scheert u nu weg! De aanvallers blüde, dat ze hun leven behielden, antwoordden: „Wü danken U, edele heer, en beloven u bü Wodan ter stond deze streek te verlaten. Hierop reden zü in vliegende vaart het bosch in. Het zün slechts lafaards", zeide Wa lewein tot Roges. „Gewis, vriend ridder." „Hebt ge erge verwondingen opgeloopen, heer prins?" .Slechts eenige schampslagen. Zü heb ben weinig of niets te beteekenen." „En U, myn beste Adelbrecht, moet ik nog wel myn hoogston dank brengen. Waart gy me niet te hulp gekomen, ik had niet geleefd." „Het was niets meer dan mün plicht, heer Walewein." Voor die plicht zal ik u echter beloo- nen, zoodra we op Arthurs burcht zün teruggekeerd, Vanaf dien Ujd zal men u heer Adelbrecht noemen." „Wat moet er met de lyken geschieden?" vroeg Roges, op de verslagenen wüzende. Wel, laat hen, waar ze zün. De mieren zullen er zich mee voeden!" „En de wapenen en paarden?" „Ook deze!" „Dan hebben wü hier niets meer te doen. Laten wü onzen weg vervolgen", sprak de prins, terwül hü in den zadel sprong. De twee anderen volgden zün voorbeeld en eenige oogenblikken later reed het drietal wederom verder. De weg begon nu weer ecnigszins regelmatig en breeder te wor den. „Weldra zullen we het punt van onza scheiding bereikt hebben, heer ridder!" „Wel tot onzen spüt, heer prins". „Op uwen terugtocht zie ik u weer." „Indien het mü eenigszins mogelijk is, zal ik natuurlük aan uw verzoek voldoen." Roges' woorden bleken bewaarheid te worden. Na eenigen tüd bereikten ze het kruispunt. Hier stegen ze af. Vier wegen ontmoetten elkaar op dit punt; hier deed zich dus inderdaad voor den vreemde een moeilijke vraag voor. De prins sprak nu: „Kiest den weg die naar links leidt, en voor ge tien mylen hebt afgelegd zult ge u voor Aasentüns burcht bevinden. Het zou overbodig zün u nog verder te vergezellen. Er zullen zich nu geen moeilükheden meer voordoen." „Maar Gü, vriend prins, kunt toch onmo gelijk nog dezen dag uwe hut wederom be reiken?" Ik zal den nacht doorbrengen bü Boncty- bls. den dorpsherder." „Dat is mogelük. Hü zal het u gaarne aanbieden. „Ik verzoek u nogmaals, vrienden, ln geen geval mün naam te noemen aan wie dan ook". „Ik zal uwe woorden onthouden, heer Roges," antwoordde Walewein. „Laat ik dan van U scheiden met de hoop U weldra in gezelschap der schoone Isa bel e terug te zien. Ook U, Adelbrecht roep Ik een hartelyk wclzyn toe." Hierop reikten zü elkander de hand en bestegen weer hunne paarden. „De vrede Gods vcrgezelle U, vrienden, riep de zonderlinge prins, terwijl hü zün zwaard ten teeken van groet ophief. Ook de andere- trokl.en hunne zwaar den, c.i antwoordden: „Hü behoede u even eens vriend Roges". Onmvddellü.k hierna ging leder züns weegs. De beide reizigers zetten hunne paarden tot spoed aan. teneinde nu zoo vlug mogelük het einddoel te bereiken. Het odele ros Mirjam scheen onvermoei baar te zyn. Zonder dc minste teekenen van uitputting te vertoonen droeg het fraaie dier zün meester met lust voort. ..Een vreemd voorgevoel bekruipt mc, Adelbrecht", sprak de ridder, terwyl hü zün paard op den hals klopte, „dat ik van Koning Assentün een soortgelyke opdracht zal ontvuigen als vt n de vorigen." „Dat zou ondragelyk worden, heer", antwoordde de schildknaap ernstig. „Wü zouden zoodoende immers zon Jer ophou den aan het zwerven blüven." „Niettegenstaande heb ik den vasten wil aan Arthurs opdracht te voldoen, en zal zonder het schaakbord zün burcht niet weer betreden." „Ik moet uwe stoutmoedigheid erken nen, hee» Walewem. Ook ik zal U volgen, waarheen uw weg ook mocht leiden." .„Wü zyn onafschcidelgk. Doch weldra zullen we niet meer als heer en schild knaap uittrekken, doch beiden als vrye ridders van 's Konings Tafelronde!" „Gü *Üt een vader voor mü. heer". (Wordt vervolc4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 8