DE ONTWIKKELINGSGESCHIEDENIS VAN DEN HEERENHOED. Waarin ook de politiek zich deed gelden. Van baret via flambart tot bolhoed. DE HOOGEHOEDENCLUB VAN HET ENGELSCIIE LAGERHUIS IN ACTIE. Men zou een heclc geschiedenis kunnen maken van de wijzigingen, welke dit nut tig gedeelte der klccding heeft ondergaan. Deze veranderingen hebben zooveel te meer moeite aan het achtbare gilde der hocdenmakerij gekost, daar zij alleen kon den worden toegepast op den uiterlijkcn vorm van een op zich zelf eenvoudig voor werp, dat weinig geschikt i« tot gelukkige wijzigingen. Nu eens maakt men de hoe den laag, plat, dan weer hoog en puntig nis de muts van een toovenaar; de mode verlengde of vcrbrcede beurtelings de randen, boog die naar boven of naar on der. Als ccn onontbeerlijk gedeelte van het costuum hebben de hoeden evenwel een voorname plaats in de geschiedenis der menschel ij ke kleeding ingenomen. Wij zullen ons echter beperken tot ccn kort overzicht van de verschillende gedaanten, welke de kunstzin en fantasie der mode ontwerpers in den loop der eeuwen aan de hoeden heeft gegeven. Algemeen werd de gewoonte om hoeden te dragen bij de Ro meinen na den dood van Nero. Bij de Grieken bestond alleen bij zieken en bij Bloemkoolparadc te Harrow. De leerlingen der Harrow-school te Londen dragen allen strnohocden. Het uitgaan dezer school biedt hierdoor een originecle aanblik. lieden uit dc lagere volksklasse de gewoon te ccn hoed te dragen; hun hoofddeksel, met uitzondering van den Thessalischen vilten hoed der onmondige jongelingen, welken zij droegen om 't hoofd tegen den zonnegloed te beschermen, geleek echter al zeer weinig op het onze. Tc Midden- Europa kwamen dc hoeden eerst in dc 14e eeuw. Het schijnt, dat de Sakscrs het eerst hoeden droegen; deze gewoonte was echter niet algemeen bij hen Dc vilten of wollen hoeden zijn de eerste, waarvan melding wordt gemaakt. De verschijning van den wollen vilthocd is volgens gods dienstige legenden te danken aan St. Cle mens, die gedurende de laatste jaren van de eerste eeuw bisschop van Rome was. Volgens latere historici werd de eerste vilthocd, die dezen naam waardig was, gemaakt door een of anderen Zwitser- schen kunstenaar en wel te Parijs in 1404, terwijl hij in Londen eerst werd vervaar digd door de Spanjaarden in 1510. In Frankrijk was 1440, toen Charles II Rou- nan binnentrok, het jaar, waarin men hoe den en petten ging vervaardigen inplaata van de baret. Gedurende het middentijd perk van Koningin Victoria's regeering vond een zekere Coristi, hoedenmaker te Londen, een eigenaardig model hoed uit, die geheel kaal werd geschoren en be stemd voor de landbouwers, ter vervan ging van de hoogc potvormigc hoofddek sels. De machine, waarmede het „ontha- ringsproces" werd bedreven, is een in 1500 door Lconardi da Vinei gedane uitvinding. In het jaar 1360 bestond reeds te Neuren berg ccn hoedcnmakersgildc. Dc meer ge- perfect ionnccrde hoed moet dus toen wel algemeen in gebruik zijn geweest. Er be staan ook geschriften uit de elfde eeuw, waarin afbeeldingen van verschillende soorten hoeden zijn beschreven, welke in Engeland werden gedragen. In dc veer tiende eeuw verhief Paus Innoccntius IV den hoed tot een teckcn van dc Kardi- naalswaardigheid. Deze Paus ook was het, die de verordening uitvaardigde, dat de Kardinalen een scharlakenrooden hoed zouden dragen. Ook hebben vroegere Pau sen in den Kerstnacht hoeden gewijd en hen evenals dc gouden roos ten geschenke gegeven aan vorsten en grootc vcldhccrcn. De kronen der vorsten zijn eigenlijk niets anders dan versierde hoeden, want zij be staan uit ccn metalen ring met gespen en edelgesteenten, waartusschcn zich oud tijds een hoed van rood fluweel bevond Wanneer dc Romeinen aan ccn slaaf de vrijheid schonken, gaven zij hem een muts of hoed, dus een hoofdbedekking, welke te dragen een symbool der vrijheid was. In dc middcleosiwcn kregen de studenten, als zij waren afgestudeerd, een baret, ten bewijze, dat zij de tucht hunner leermees ters ontwassen waren. Hierdoor is onge twijfeld dc spreekwijze van het verkrij gen van den doktershoed in de wereld ge komen. Die doktershoed is een uitvinding van een Franschman, Parouille genaamd, die hem vierkantig maakte en hem in dus- danigen vorm aan dc universiteiten ter verdeeling onder de gegradueerden afle verde, Chauser, ccn Engclsch dichter, be schreef in dc 14e eeuw „een koopman met zijn Vlaamschen kastoren hoed op het hoofd", en in dc kronieken van Froissart wordt herhaaldelijk gesproken van de hoeden uit de tijden van Philips van Va- lois en Karei V. Zelfs in dien tijd waren de witte hoeden in Gent in den smaak. Men heeft gemeend, dat zij aan staatkun dige partijen tot leus strekten, dit laatste is echter wel eens betwist geworden. Er wordt ook gesproken van „hoeden van kastoor met struisvccrcn". In het journaal van een staats man uit dien tijd wordt melding ge maakt van een icharlaken hoed, welke als nieuw jaarsgeschenk wordt gegeven. Op den inventaris van de goederen van den ridder John Falstaff in het jaar 1459, vindt men „een kastoren hoed met damast gevoerd en vergulden bo dem, en ook twee stroohoeden". In het jaar N117 wordt van groote hoeden gesproken welke men geheel over één kant droeg. Onder de regeering van Hendrik VIII van Engeland vindt men dikwijls van hoeden gewag ge maakt, terwijl on der de bijzondere uitgaven van dien vorst de volgende rekening voor komt: „Item, be taald te Boulogne voor een hoed met een veer voor den koning, 15 shil lings". Daar het aarde had dan te- ij eruit opmaken, an weelde wer- gcld in dien tijd mei genwoordig, moeten dat de hoeden als zaken den beschouwd en alleen door de beter gesitueerden werden gedragen. In een uittreksel der uitgaven van een jong edelman, in het jaar 1577, vindt men: „een grootcn ridderhoed en nog een hoed met fluweel gevoerd". Omtrent dienzelf- den tüd kwamen de hoogc hoeden in de mode. Onder de regecring van Koningin Elisabeth, schijnen dc hoeden meer in ge bruik gekomen en dc kastoren hoeden voor het eerst algemeen te zijn aangeno men. Dit was. naar cecn oud handschrift, in 1585 dc meest gevolgde dracht. Eenigen droegen hoeden, puntig als kerktorens en die zich niet minder dan een half el bo- Als de jongens van het Eton-college in Engeland vacantie hebben worden hun hooge hoeden met een karretje gehaaid om ze naar de schoonmaakinrichting te brengen. Een typisch gezicht in de straten van Windsor. ven het hoofd verhieven; deze hoogte ver schilde echter, naar iedere smaak; het waren nu eens zeer platte hoeden met breede bollen; anderen hadden ronde hoe den met gele linten erom; de chicste hee- ren droegen nimmer twee dagen achter een dezelfde kleur. Het waren niet alleen de bollen en modellen, welke verander den, ook de stof, waarvan zij werden ge maakt, verschild; sommige waren van zijde, andere van fluweel en weer andere van taf of wol en eindelijk ook nog van een soort van fijn kant, welke als zoovele andere onbeduidende zaken van over zee werden toegezonden. In één woord, de hoeden waren zoo al gemeen, dat zelfs de dienstboden zulk een hoofddeksel droegen, en de man, die geen fluweelen of vilten hoed droeg, was niet meer in aanzien. In 1607 bepaalde men, dat ook ruiters een hoed moesten dragen, die om het hoofd sloot met een vrij smallen rand, ten einde dien niet bij het springen of stooten van het paard te verliezen, of om te voorkomen, dat hij niet op zijn neus zakte. In een liedje van het jaar 1655 zijn de modes der verschil lende naties ongeveer aldus beschreven: „De Turk hult zijn hoofd in een linnen tulband, de Persiaan in een van batist, de Rus dekt zijn hoofd met een bonte muts en wil die voor niets ter wereld ruilen, de Spanjaard draagt trouw hetzelfde het zelfde katoen, dc Franschman verandert het telkens. Boven al deze soorten stel ik de Engelsche vilten hoeden". Onder dc regeering van Karei I van Engeland, onder de Republiek in 1665 en later onder Karei II. Jacobus II en Wil lem III waren de breede randen in de mode. Het ongerief van dezen vorm deed zich echter spoedig gevoelen en men be gon met eerst een en toen twee kanten op te slaan, totdat in de 18e eeuw, toen er de derde kant ook werd opgezet, de drie kantige hoed algemeen werd aangenomen. De driekantige steken bleven gedurende 50 of 60 jaren in gebruik en ontvingen verschillende namen, veelal naar de staat kundige partij, welke men aanhing; men had jacht- en oorlogsstekcn. Die, welke de rechtsgeleerden en geneesheeren droe gen, waren ccn weinig opgeslagen, en, zooals zij zeiden, de deftigheid van hun voorkomen een weinig te temperen; die der krijgslieden was aan drie zijden opge slagen en liet daardoor het gelaat geheel vrij en onbeschut, terwijl de steek der Nos. 1, 2. 3 z(jn hoeden uit den tijd van Philips van Valois en Karei V. Nos. 4, 5. 6 zijn gctcekcnd naar een schildery uit het jaar 1544. Nos. 7, 8 zyn modellen van hoeden, welke op het laatst der 16e eeuw werden gedragen. Nos. 9. 10. 11, 12 werden gedragen onder dc regeering van Karei I van En geland, onder de republiek in 1644 en later onder Jacobus II en Willem III. Daar de vorm van deze hoeden zeer ongemakkelijk was. ging men er spoe dig toe over de kanten van den hoed op te slaan, zooals men ziet onder Nos. 13, 14. Nos. 15. 16 geeft de driekantige hoed, welke in de 18e eeuw algemeen werd gedragen, te zien. gentlemen tusschen beide uitersten was opgetoomd. Omstreeks het jaar 1750 werden de ronde hoeden een algemeene volksdracht, terwijl de driekantige steken het hoofd deksel bleef der meer vermogend- en achtbare personen. Eerst in 1790 geraak ten de drie punten nagenoeg geheel bui ten gebruik en werden door de ronde hoeden verdrongen. Omstreeks 1731 wer den in Amerika voor het eerst leghorn- hoeden verkocht, soms gevoerd met groene zijde, voor niet minder dan 10 per stuk! In 1796 waagde een Londensche jongeman het. voor de eerste maal met een hoogen hoed op straat te verschijnen. Hetgeen niet alleen, zooals thans de eerste stroo- hoed van het jaar, spottende blikken te voorschijn riep, doch... angst en schrik. De „Times" schreef er het volgende over: „De Zondaar werd wegens onwelvoeglijk gedrag en het veroorzaken van volksop- loopen voor de rechtbank gebracht. Be wezen werd, dat hij op straat met een hoofddeksel was verschenen, dat hij een zijden hoed noemde. De hooggebouwde hoed met zijn glimmenden cylinder was geschikt om schrikachtige menschen angst aan te jagen". Inderdaad verklaarde de politiemannen, dat verschillende vrouwen bij het zien van het voorwerp in zwijm waren gevallen, dat kinderen gehuild hadden en dat een klein kind van schrik op den grond was gévallen en een armpje had gebroken. Desondanks wist de hooge hoed zich in de eerstvolgende decennia, vooral in Engeland, tot een zekere popu lariteit te verkrijgen, welke langzamer hand echter weer begon te minderen. In de memoires van Tim Healy, den natio- nalistischen Ier, die tenslotte vertegen woordiger der Britsche Kroon is gewor den te Dublin, lezen wjj onder het jaartal 1892, dat de schrijver toen Lord Spencer, den bekenden Rooden Graaf, die Eduard VII's vriend was, aan Gladstone had hoo- ren vertellen, dat de Prins van Wales dier dagen, Victoria's zoon, hem had voorge steld dagelijks in Londen's Rotten Rew te gaan paard rijden met een hoogen hoed op. De hoedenfabrikanten, wien het niet meer voor den wind ging, hadden hem hierom gevraagd. Een week lang deden beide heeren hun „vaderlandschen plicht". Ook thans worden er weer door de En- gelschcn pogingen in het werk gesteld om den hoogen hoed meer ingang te doen vinden. Eenige jonge conservatieve leden van het Engelsche Lagerhuis, die het jam mer vinden, dat het decorum van het Huis verminderd en de oude zeden in on bruik geraken, hebben een hoogenhoeden- club gevormd. Zij hebben zich verplicht tenminste eens in de 14 dagen met een hoogen hoed op in het Lager Huis te ver schijnen. De club staat voor iedereen open, doch tot nu toe hebben er zich slechts een dozijn van de ruim 600 afgevaardigden bij aangesloten. MET HET SCHILDERSPALET DOOR BRABANT EN LIMBURG. Noltee langen tijd te Amsterdam. Op vele tentoonstellingen zag men zijn werk ge ëxposeerd o.a. te Breda, Tilburg, Eindho ven, Weert, Heerlen, enz. Binnenkort wordt zijn werk vermoedelijk tentoonge steld te Venlo. Tenslotte vernemen wij nog, dat na zijn Brabantsch-Limburgsche zwerf tocht Noltee in den laten nazomer naar Parijs hoopt te gaan om aldaar nieuwe in drukken op te doen. EEN HAAGSCH SCHILDER MET EEN HANG NAAR HET ZUIDEN. De bekende Haagsche schilder Noltee, die zijn woonstede heeft gevestigd op Kas teel de Binckhorst, is met den schilder Hageman weder een zwerftocht aangevan gen door Brabant en Limburg, waar hij ook het vorig jaar vele studies maakte. Neemt Hageman bij voorkeur de Peel tot onderwerp, Noltee geeft de voorkeur voor al aan het Limburgsche heuvelland, waar hij o.a. te Eijs een zijner fraaiste land schappen schilderde, doch ook een fijn ge- styleerde processie in symbolieke opvat ting. Paarden zijn eveneens een gelief koosd onderwerp van hem, o.a. in de Zuid- Limburgsche mijnen, aan de havens te Rotterdam. Baron van Heemstra ontving indertijd een zijner werken als jubileum geschenk als voorzitter van de Koninklijke Vereeniging Hardraverijsport. Bij het zil veren jubileum van het Gem. Electriciteits- bedrijf te Den Haag werd de directie hier van eveneens met een Noltee gehuldigd. Bekend van hem is ook een portret van Pater Wel uit Venlo, terwijl door hem voorts vele stukken werden vervaardigd in opdracht van mevrouw Eschauzier te Berkel-Enschot. Zijn kunst is sterk ge ïnspireerd door het werk van Breitner met zijn hartstochtelijk coloriet en even sterke passie voor actie en leven. Na zijn oplei ding aan de Haagsche Academie werkte (Vervolg zie voorgaande kolom). DE SCHILDER VAN HET TROPISCH LANDSCHAPSSCHOON. INDISCHE RECLAME IN HET BUITENLAND. Naar wy vernemen, hoopt de bekende kunstschilder J. L. Eland het volgend jaar z(jn zilveren kunstenaarsjubileum te her denken, terwijl hy dan tevens 50 jaar zal worden, welke dubbele festiviteit niet on- opgemefkt zal voorbijgaan. De meeste be kendheid verwierf de heer Eland door zijn Indisch diorama op de Internationale Ko loniale tentoonstelling te Parijs, waar mede hij op een waarlijk treffende wijze de pracht van het tropisch landschaps- schoon in beeld wist te brengen. Groot was dan ook de belangstelling voor dit grootsch opgezette werkstuk. Er waren dagen, dat niet minder dan 270.000 kijkers werden geteld. Op de Indische tentoon stelling, welke het jaar daarop in het West- broekpark te Scheveningen werd gehou den, behaalde hij nieuwen roem door zijn prachtige weergave in grootschen stijl van Sumatra's grootste bergtafereel, de Ha- rau-kloof. Behalve dit openlucht-diorama gaf genoemde tentoonstelling nog meer dere werkstukken van kleinere afmeting van den heer Eland te aanschouwen, wel ke zich thans allen bevinden in het bezit van het Koloniaal Instituut te Amster dam. Als waardeering voor zijn kunste naarschap werd hem eind Augustus 1932 de Ridderorde Oranje Nassau verleend. Thans exposeert de heer Eland op de „Tentoonstelling Stad Tilburg 1934", ter wijl plannen voor een jubileum-expositie zich reeds in een vergevorderd stadium bevinden. Hiervoor worden door hem een serie van dertig schilderstukken vervaar digd, ieder ter lengte van 3 meter. Boven dien bestaat het plan voor een nieuw dio rama van 180 meter in het rond, waarvoor de maquette reeds gereed is. Aanvankelijk was dit stuk bestemd geweest voor de Wereldtentoonstelling te Chicago, doch zal vermoedelijk eerst in 1935 gereed zijn en alsdan worden geëxposeerd op de Wereld tentoonstelling te Brussel, vervolgens in 1936 te Lissabon en in 1937 te Parijs. Waar aan een dergelijke onderneming begrijpe lijkerwijs bijzondere kosten zijn verbon den en dit tevens vanzelfsprekend een uitstekende reclame inhoudt voor Neder land en zijn Koloniën, worden pogingen in het werk gesteld om een deel der kos ten met regeeringssteun te bestrijden. Een dergelijke steun om een en ander te doen welslagen, kunnen wij niet anders dan toe juichen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 16