BUITENLAND ZATERDAG 16 JUNI 1934 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD. PAG. 9 I. De Heiligen Ontwaken Onder dezen titel schreef J. Schreurs een schouwtooneel in zeven tafereelen, met toewijding „aan de memorie van Sint Servaas onzen geestelijken Patriarch en tot glorie van Maastricht Moeder onzer cultuur". Een verantwoording gaat vooraf. „Twintig eeuwen geleden bracht een Kind den vrede, en er is geen vrede....'' „Er is geen vrede op aarde, omdat er voor millioenen geen brood is, en er is geen brobd omdat er geen vrede is". Zooals die uitspraak hier staat, wordt het een hopelooze cirkelgang. Erger nog is de onjuistheid. Voor het verdwijnen van den vrede zijn er meer oorzaken dan al leen broodsgebrek. De verkeerd geponeer de stelling blijft hinderlijk in de uitwer king van het stuk! Stootend komt dat bijv. uit in het woordentoernooi van 't zesde tafereel tusschen de woordvoerders van plan I en II. I. Wat hebt ge in twintig eeuwen wel volbracht? II. Omdat wij twintig eeuwen, broers, uw werkkracht misten, En twintig eeuwen, broers, op u hebben gewacht! (bis). Dat is nu toch al te bar. Alles wat de Kerk in Gods genade en door haar wetten, door haar leeraars en herders en Heiligen voor het sociaal welzijn der volken deed, telt niet meer mee. Al te lief in 't opzit ten en pootjesgeven en daarom buurmans gek. Kan het zotter voorgesteld, als het heil en de vrede niet meer van Christus, maar van zulke broers moet komen? Ietwat sofistisch wordt verwezen naar „het Huis des Broods (Bethlehem), waar de Vrede geboren is". Iets verder „staan wij de harten vol vrede, de mond vol Brood", 't Is een gezochte combinatie, waardoor vrede en brood zich als syno niem of correlatief moeten opdringen. „Daarom zullen wijgetuigen moe ten, dat wijden vrede vonden, voor de millioenen die vragen, dat wij het brood breken voor allen die leven willen, datde mensch onvruchtbaar is, als hij niet geënt staat op Hem, die de Wijn stok is". „Daarom zullen wijin Hem. bloeiende ranken zijn en de heiligen in ons doen ontwaken". Dat is allemaal heel mooi, maar in het stuk komt het niet voldoende tot zijn recht. Er is goede grond om toe te ^assert wat Ellen Russe 26 Mei 1.1. in de Residen tiebode schreef over sociale romans van Katholieken. Bij het doorlezen en beme- diteeren „ontkomt men niet aan den in druk van melodramatiek„Sterk ge kleurd, overgevoeligworden de so ciale toestanden vaak uit een onbeheerscht subjectief standpunt beschreven.... Het gevaar dreigt, dat het goede een formule gaat worden, en wat erger is ter vertee- dering der gemoederen wordt geëxploi teerdNiet op de opstapeling van misè res en ellenden, die veelal een trucage is, niet op proletariër-romantisme komt het aanmaar op reacties van den mensch tegenover persoonswaarde in doen en la ten". Daarmee zijn we ver genoeg om naar het schouwtooneel te kijken. De spelers zijn velen en zeer gevarieerd. Onder hen of boven hen neemt de Dood een domi- neerende plaats in. Als hij niets te zeg gen heeft schouwt hij toe „in de gestalte van een herder staande op zijn staf". Dik wijls neemt hij deel aan den woorden strijd. In het eerste tafeïeel houdt hij de leiding. Hij zet het spel in met een woord over gebrek aan eten en aan liefde, (bis), spreekt tot de menschheid over de onge boren levens, praat met arme kinderen, wijst jonge meisjes af die hem begroeten als zwarten bruidegom, geeft aan moeders treurig om hun moederschap en aan vrou wen rouwend om hun maagdelijkheid in bedenking, den vrede niet aan hem maar aan het Leven en aan zichzelf te vragen. Hij staat de verzadigden te woord met een kwinkslag, heeft een woord van opwek king voor de werkeloozen, waarschuwt al len, nu ze te veel aandringen en opdrin gen, voor de afrekening. Met dat laatste doet hij althans wat des Doods is. De ko ning krijgt een stekeligen zet van hem te hooren, de priester een raad voor de toe komst met een vonnis over zijn verleden. Aan den kapitalist presenteert hij een strop en een souvenir van Judas. Na zoo veel inspanning neemt hij nog spreekbeur ten waar voor het Leven, dat om de een of andere reden verhinderd is mee te spe len. Als plaatswaarnemer doet de Dood zijn uiterste best. Hij kondigt met em- phase de vernieuwing aan. Een nieuwe ordening herstelt zijn zin! Een nieuwe aarde en een nieuw begin! (bis). Een nieuwe Noach bouwt ook uw be houd En nieuwe rijken worden nieuw be bouwd! (bis). Een nieuw geslacht, een jong, stampvoe tend heer Een nieuwe aarde reeds is aan 't ont waken! (bis). Dat nieuws is voor een groot deel aan den Dood op de lippen gekomen door uit roepen van moeders en vrouwen en door vragen van allen, tusschen die ontboeze mingen door: Een nieuwe zondvloed zal uw redding blijken! En uit dien zondvloed rijzen nieuwe rijken? Vol nieuwe takken en vol nieuwe taken? Op het einde van het eerste tafereel vult zich het tweede speelplan: „moderne leeken-apostelen, Credo-Pugno mannen, met vanen en K. J. V., J. W.'ers enz. enz. allen staan in een stralend licht rus tig en groot. Het eerste speelplan verdon kert langzaam". Met die licht-symboliek is het einde al beteekend. Plan II wint het pleidooi, tus schen plan I en II in het tweede tafereel met dezelfde gegevens van vernieuwing voortgezet, zonder dat de Dood er zich voor interesseert. II. Dan, uit het bloed der martelaren, Schept God de nieuwe dag: Een nieuwe reeks van weken, maanden, jaren En 't nieuwe leven als een lach! I. Droomt niet van nieuwe vormen, nieuwe banen, Want iedere nieuwe orde vindt: den mensch; De sterkste wetten blijven ijle wanen, En de herordening der dingen blijft een wensch. Om na zulke argumenten de bezetting van plan n te sterken, verschijnt „plots, in een groot licht, midden op het tweede speelplan, de apocalyptische Ruiter op het Witte Paard". De Witte Ruiter wordt gehuldigd door plan II. De kinderen begroeten hem als „de Eeuwigheid te paard!" Hij stelt zijn eisch: Ik ben de Witte Ruiter van den Vrede. Maar voor mijn hart den grooten vrede baart, Moet eerst mijn oorlog worden uitgestreden! Daar klinkt een betuiging van geloof en liefde, en „de ruiter verdwijnt. In zijn plaats rijst een monumentaal kruis". In het derde tafereel, houdt zich de Dood weer afzijdig. Die van plan I zien oude miserie, die van plan n hebben het over een betere toekomst, waarbij het woord „nieuw" telkens door de lucht galmt. Vol gens de eersten is het land vol krotten en paleizen, vol mijnen en fabrieken, vol bankgebouwen en bars; volgens de laat- sten heeft dat allemaal afgedaan. „Een nieuwe orde en een nieuw bestaan", zijn verzekerd door algemeene deugd. De ruime geest van broederschap gaat dagen. Geen sterk omwalde klassen meer en groepen. Eén eenheid van bedrijven en beroepen En er zal zegen en verzoening zyn. Herhaaldelijk gaat uit plan n de kreet op: Aanschouwt den Mensch! Op plan I is reactie van onwil. „Dat schouwen heeft geen nut! Wat zullen wij aanschouwen dan dieper duisternis?" Plan II richt zich tot de vrouwen: moe ders, aanschouwt den Zoon! Daardoor wor den 'vrouwen en moeders bekeerd. Tus schen de mannen wordt de woordenstrijd voortgezet. I. Mannen, wij gaan de wereld voor ons winnen En geven haar een nieuw geschiedenis! II. Sluit aan bij ons, die reeds het Land aanschouwen: Den nieuwen Mensch, de nieuwe maat schappij. II. De Ruiter op het Witte Paard Is door ons aller hoofd en hart gereden: Wij allen zijn bezeten van zijn zwaard. I. Wij gaan opnieuw de wereld maken... De nieuwe stad, de nieuwe wereldzaal, Waaruit wij gaan tot nieuwe levens taken, Als nieuwe menschen met een nieuwe taal. Eindelijk komt het ervan: ze gaan: Beide speelplannen loopen leeg. „Alleen de Dood staat somber boven de verwaarloosde kinderen, die rond hem te spelen liggen". Een paar late gasten komen aan: de zan ger en de philosoof. Beiden worden door den Dood passend afgepoeierd. Deze epi sode vormt het vierde tafereel. In het vijfde tafereel krijgen we: „het spel der onnoozele kinderen. De Dood staat en schouwt het aan; de speelman begeleidt het op de luit en van boven uit het tweede speelplan daalt langzaam Emmanuel met het Lam en blijft op 't spel toezien". Emmanuel zegt evenals de kinderen eerst versjes op. Dan geeft de vraag, waar vandaan Emmanuel komt, de gelegenheid om dichter bij Sint Servaas te komen. Het antwoord luidt: Ik kom uit 't land der Nedermaas En woon in 't huis van Sint Servaas: In Tricht de stad, de schoone. De kinderen willen weten, of daar plaats is voor hen. Ze mogen mee. Met achterla ting van het kapotte speelgoed gaan ze achter Emmanuel het tweede speelplan op. De Dood laat zijn kans niet voorbijgaan. Hij raapt het uitgediende speelgoed op en, in iedere hand een stuk, repeteert hij l.et vermaan uit de inleiding over gebrek aan brood. Somber openbaart hij, dat zijn oor, de gansche wereld door, de oproertrom- mels hoort gaan. Bij wijze van toelichting en in mooie verzen volgt zijn les van le venswijsheid. Het zesde tafereel. „De oproerlingen leg gen de slachtoffers van den opstand aan de voeten van den Dood vullen verward het eerste speelplan. De kruistochters ne men rustig hun plaatsen in rond 't Kruis". Er is geen uitkomst meer! erkent de woordvoerder van I. Zijn mannen vragen aan den Dood een diepe schuilplaats. De Dood herhaalt den roep van plan n, vroe ger in 't rumoer verloren gegaan: Aan schouwt den Mensch! Aan de stemming hapert nog al wat. Hierna volgt het reeds besproken duet over twintig eeuwen nietsdoen, waarbij plan I en II allebei leelijk valsch zingen. Om het laatste verzet te breken beroe pen zich de kruisridders op de Heiligen, wat bij de oproerlingen spot uitlokt. Het vertrouwen van plan II wordt echter niet beschaamd. „Servaas ontwaakt in Tricht". VOLKENBOND. INTERN. ARBEIDSCONFERENTIE. Serrarens over de corporatieve gedachte. Op de voltaiHdge vergadering der inter nationale airbeddsconferentie te Genève heeft gisteren de Nederlandsche gedelegeer de Serrarens over de corporatieve ge dacht gesproken. Serrarens achtte het riet zonder nut, uit een te zetten, welke de opvattingen der christelijke vakvereenigingen zijn over de schepping van een nieuwe economische orde door de bevordering van de corpora tieve gedachte. Het woord „corporatieve gedachte" klinkt fascistisch, doch Serrarens wees er op, dat de christelijke beweging reeds een halve eeuw geleden deze gedachte kende. De christelijke opvatting omtrent het corpo- rativisme met een groote autonomie in het economische leven en de beperking van de staatsbemoeiiingen op economisch gebied, is zeer verschillend van de oorperatieve gedachte zooals deze door den totalitairen staat verwezenlijkt wordt. De christelijke corporatieve gedachte is aanvaardbaar voor allen, die een econo misch en sociaal leven wenschen, dat aldus georganiseerd is, dat het algemeen belang gewaarborgd wordt door de directe en voortdurende samenwerking van allen, die tot de voortbrenging en verdeeling der rijk dommen bijdragen. De corporatieve gedachte is de logische consequentie van de collectieve arbeidscon tracten. Serrarens schetste, hoe de gedachte der collectieve arbeidscontracten ledden moet tot de schepping van een permanent orgaan voor de vaststelling van verordeningen en voor de verzekering van haar uitvoering in iederen afzonderlijken tak van bedrijf. Bo vendien moet echter een centraal orgaan van economisch en samenarbeid tusschen de verschillende takken van bedrijf verzeke ren en leiding aan het geheele economische leven geven. Toen de christelijke vakvereenigingen twaalf jaar geleden te Innsbruck deze ge dachte voor het eerst verdedigden, scheen zij zeer velen een illusie. Sinds de wereld crisis ontstaan is, bepleit men echter van steeds meer kanten de schepping van orde in het economische leven. Ondanks het tegenwoordige streven naar een gesloten nationale economie blijft Ser rarens gelooven in de toekomst van inter nationale coördinatie, hetgeen juist door de schepping van centrale organen van het economisch leven van ieder land zal kun nen vergemakkelijkt worden. Deze nationale centrale organen zullen vooral ook de werkloosheid krachtiger kun nen bestrijden door millioenen werkloozen weder tot productieven arbeid terug te brengen. De voortdurende samenwerking tusschen de organisaties van werkgevers en arbeiders die naar de christelijke cor poratieve gedachte verwezenlijkt moeten worden, door beroepslichamen met ruime autonomie op economisch en sociaal ge bied zou voor de oplossing van het vraag stuk der werkloosheid van groot nut zijn. Tegenover de opmerking van een paar werkgevers, gisteren en eergisteren ge maakt, dat de Planwirtschaft noodzake lijkerwijze met een dictatuur zal moeten gepaard gaan, stelde Serrarens, dat de Planwirtschaft, zooals die door de christe lijke corporatieve gedachte zou worden verwezenlijkt, juist van democratöschen aard is, en niet den totalitairen staat kent doch integendeel de taak van den staat tot haar ware terrein beperkt. Een noodzakelijk element in de christe lijke opvatting der corporatieve gedachte vormt de vrijheid van vakvereenigingen. De christelijke vakvereenigingen zullen „De vensters worden licht". De oproerlin gen geven 't gewonnen: Wanneer de beenderen der Heiligen bloeien gaan, Breekt voor de wereld weer een nieuwe lente aan. 't Zevende tafereel. „Derde speelplan: de Sint Servaas-kerk zelf. Het Godshuis zwelt van muziek en licht en onder het luiden van alle klokken treden de Heiligen naar buiten". Eindelijk spreekt de machtige stem van Sint Servaas: De liefde leeft en die gaat zegepralen En allen worden kinderen en erfgenamen Van Christus' vrede in Christus' mateloos rijk. Nadat het thema in dialoog verder ont wikkeld is, en allen van het Kruis den vrede door het zwaard vragen, besluit Ser vaas: Volgt dan den Ruiter op het Witte Paard Als helden, die de nieuwe aarde maken En laat in u de heiligen ontwaken! Zoo kan het lied van den nieuwen kruis tocht worde aangeheven en uitgezongen. De Dood, die in het zesde tafereel maar een paar korte zinnen kwijt raakte en in het zevende stom bleef, krijgt het laat ste woord in een epiloog: ,,'t Is uit!" De spiegel, in het schouwtooneel voorgehou den, heeft pas waarde, als de fouten van ons geestelijk toilet onverbloemd zijn ge zien. Dies! voor de Dood u zal verrassen, Maak uw toilet, o mensch, en ga u wasschen Aan de Fontein, die midden op het plein Der wereld springt tot afwassching der zonden. Want wat het Leven heeft geschonden Wordt weer door Boete rein] G. ELOOS. Tenslotte gaf Serrarens den gedelegeer den den raad, zich niet door pessimisme te laiten ontmoedigen. Het hangt van ons zelf af, hoe de tijd zich zal ontwikkelen. Reeds de H. Augustinus had dit gedeerd. Het heil van de wereld hangt, zeide Ser rarens, niet af van juridische teksten noch van hemden, vlaggetjes of etiquetten, doch van onze zieden en van onze harten. DUITSCHLAND. DOODVONISSEN. Deze week is opnieuw een proces ge voerd tegen de cammundsten, dae er van beschuldigd worden, medeplichtig te zijn aan den dood van Horst Wessed. Gisteren is in dit proces vonnis gewezen De verdachten Sally Epstein en Hans Zieg- ler werden wegens moord ter dood ver oordeeld en tot levenslang eerverlies. De verdachte Stoll kreeg wegens medeplich tigheid 71/2 jaar tuchthuis en tien jaar eer verlies. GEEN TEGENSPRAAK GEDULD. De „Katholieke Kirchenzeitung" in Mürn- chen is door de politie in beslag genomen en tot 8 Juli 1934 verboden. De reden, waarom deze maatregel werd getroffen is nog niet bekend gemaakt. Men vermoedt echter dat de aanleiding tot dit verbod is geweest de publicatie van een uittreksel uit het boek van kardinaal Faulhaber, dat reeds jaren geleden versche nen is en waarin de kerkvorst te velde trekt tegen de onzedelijkheid in bioscoop en schouwburg. Door dit citaat wordt immers afdoende de fameuze en allen zeer zeker nog versch in het geheugen liggende bewering van minister Goebbels weerlegd, als zou de kar dinaal nog nooit iets hebben gepresteerd, om de openbare zedeloosheid te bestrijden. BRÜNING AAN DE BETERE HAND. Dr. Brüning, die sedert een paar weken in Engeland vertoeft om rust te nemen, daar de toestand van zijn hart veel te wen schen liet, is thans veel beter, meldt de „Times". Over eenige weken hoopt de oud- rijkskanselier weer naar Duitschland terug te keeren. POLEN. POOLSCH MINISTER VAN BINN. ZAKEN VERMOORD. Revolver-aanslag te Warschau. Gistermiddag half vier is op den Pool- schen minister van Binnenlandsche Zaken Broniislaw Pieraokd, te Warschau een revol veraanslag gepleegd. De minister werd, doófc drie schoten gewond, naar het mili taire hospitaal overgebracht, waar hij, naar van bevoegde zijde wordt vernomen, korten tijd later aan de bekomen verwondingen is overleden. Een officieele bevestiging van zijn dood is nog niet ontvangen. Deze wordt echter elk oogerublik verwacht. De aanslag, die vermoedelijk een politiek karakter draagt, werd gepleegd, toen mi nister Pieracki gereed stond een gebouw in de Foksalstraat te betreden, waar zich de clublokalen van het regeeringsblok bevin den, en waar de minister gewoon is zijn middagmaal te gebruiken. Op het oogen- blik, dat de portier hem de voordeur open deed, trad van achteren een jongeman op hem toe, die met een revolver drie schoten op hem loste, waarvan er twee hem zoo ernstig aan het achterhoofd verwondden, dat hij bewusteloos ineenzonk. De dader, een kleine slanke jongeman, ging na den aanslag op de vlucht en kon nog niet wor den gearresteerd. De politie is hem echter op het spoor. Tijdens de vlucht heeft de dader een hem vervolgenden politieagent met een revolverschot verwond. Minister Pieracki is in 1895 geboren en was een der meest op den voorgrond tre dende leden van het regeeringsblok. BUITENL. BERICHTEN. HONGERSNOOD DREIGT TE SAN SALVADOR. Staat van beleg afgekondigd. Aangezien alle wegen, welke naar de hoofdstad van Sal Salvador leiden door de aardbevingen zijn vernield, wordt de stad door hongersnood bedreigd. Eenige duizenden mannen werken in koortsachtige haast om de wegen naar de havens te herstellen, waar levensmidde len liggen te wachten om weggehaald te worden. In het geheele land is de staat van beleg afgekondigd. Te Ocotepaque is alleen de parochie kerk blijven staan. Het is nog steeds moei lijk den juisten omvang van de aangerich te schade en het aantal doodoen te schat ten. Officieel wordt het aantal doodoen op 300 geschat. De laatste berichten omtrent de vreese- lijke gevolgen van de wervelwinden die de vorige week in Honduras en Salvador gewoed hebben, melden o.m. nog de vol gende bijzonderheden. Nabij de stad San Salvador zijn heele gezinnen levend be graven onder neerstortend puin en omge worpen aarde. Op een plaats schoof de geheele helling van een berg over een oppervlakte van ongeveer 50.000 M2. naar beneden en bedolf boerderijen met hun bijgebouwen en alle daarin aanwezige personen. In Honduras zijn heele steden van de oppervlakte der aarde weggevaagd, terwijl een passagierstrein in Salvador in de modder verdween, die na een van de stormvlagen in het land plotseling over dekte. BOMAANSLAG OP DEN PRESIDENT VAN CUBA. Mendieta licht gewond. Tijdens een bezoek aan de marinebasis Tiscornia is gisteren een bomaanslag ge pleegd op den president van Cuba Men dieta, die licht aan de hand werd gewond. Een hem vergezellend officier werd bij de ontploffing der helsche machine gedood. Verscheiden personen liepen verwondin gen op. DE GROOTE PAUSFILM VERBODEN. Zonderlinge toestanden te Muenchen. Verleden week verluidde, dat te Mün- chen de z.g. „Grosse Papstfilm", de groo te Pausfilm, verboden werd. Naar thans bevestigd wordt, is dit on begrijpelijk verbod in de Katholieke hoofdstad van Beieren inderdaad uitge vaardigd, en wel op de volgende manier: Van 5 tot 7 Juni zou de door de Berlijn- sche Katholieke Filmmaatschappij ver vaardigde, hooger genoemde Pausfilm worden vertoond. Er was door middel van plakkaten en strooibiljetten flink reclame voor gemaakt en 't was dan ook niet te verwonderen, dat reeds vóór het begin der opvoeringen alle negen voorgenomen voorstellingen waren uitverkocht. De film zou daarom nog een aantal dagen in een andere cinema worden geprolongeerd, wijl de Luitpold-bioscoop den 8sten met een ander program moest komen. Dinsdag 5 Juni vond de eerste namid dagvoorstelling plaats, onmiddellijk ge volgd door een tweede. En reeds verdron gen zich aan den ingang van het bioscoop theater de bezoekers voor de volgende voorstelling, toen plotseling een politie verordening werd aangeplakt, meldend, dat de film „polizeilich" verboden werd. Zooals te begrijpen is, maakte zich bij deze onverwachte mededeeling een groote opwinding van de wachtenden meester. Sommigen begonnen, zooals bij dergelijke gelegenheden gebruikelijk is, hun geld terug te eischen, anderen gaven openlijk qiting aan hun misnoegen over het verbod. Een reden, waarom de film verboden werd, werd niet gegeven, kon ook be zwaarlijk gegeven worden. De toeloop der bioscoopbezoekers werd intusschen steeds grooter en ook de op winding over dit onverklaarbaar politie- verbod nam toe. Spoedig arriveerde nu een Ueberfallkommando met blauwe poli tie, maar de agenten zagen het relletje kalm aan, tot plotseling een afdeeling S.S. op het appèl verscheen, die onmiddellijk woest en brutaal met de ontruiming van de zaal begon. De cinema-bezoekers in de zaal bewaar den hun kalmte; zoodoende werd erger voorkomen. Sommigen echter waagden een vraag, waarop dan een slag in het ge zicht of een hatelijkheid het antwoord was. Een heer verstoutte zich den S.S.-man, die hem eruit joeg, de vraag te stellen, waar men zijn geld kon terughalen. De S.S.-man antwoordde cynisch: „Het geld kunt ge natuurlijk in Rome terugkrijgen!" Een andere vroeg: „wat dit alles te be- teekenen had, het gold toch een Katholie ke zaak". Hij kreeg ten antwoord, dat de S.S. wel wist, „hoe men deze lieden moest aanpakken". Iemand die het aandurfde te vragen „hoe dit optreden eigenlijk in een chris- telijken staat paste", werd zonder meer gevangen genomen. Trouwens, er hadden verscheiden arrestaties plaats. Een aantal cinema-gasten werd zonder rec^en met den gummiknuppel neergesla gen. Intusschen leverde de tram nog steeds nieuwe bioscoop-bezoekers af. De men schen werden echter door de toesnellende S.S.-mannen gedwongen, weer in te stap pen en verder te rijden. Den volgenden dag stond in de krant de reeds opgegeven advertentie: „De film heeft een schitterende ontvangst gehad en zal ook de volgende dagen worden ver toond" De bioscoop betaalde intusschen de en- tréebewijzen terug en moest onmiddellijk de bioscoop-platen afscheuren en de aan het gebouw aangebrachte transparanten verwijderen. In de kranten werd niets van het ver bod gemeld. De buitenlanders zouden het immers kunnen lezen. Het gevolg was, dat den tweeden en den derden dag nog steeds bioscoop-bezoekers arriveerden, die lang vooruit hun kaartjes genomen hadden en bij den ingang moesten vernemen, dat de politie had ingegrepen.... Er was geen enkele reden voor dit ver bod, van den kant der bezoekers der eer ste en tweede voorstelling niet, en wegens den inhoud der film niet, dewelke abso luut niets bevat, wat ook maar in de ver ste verte tegen den staat zou zijn ge richt. Een merkwaardigheid wordt ons nog van andere zijde gemeld: Met Pinksteren werd voor de Hitier Jugend het parool gegeven: Er mag zich gedurende de Pinksterdagen niet het ge ringste incident voordoen tegen de Ka tholieke jeugdbonden, „want de Katholieke Saarlanders zijn in Duitschland".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 9