EXPOSITIE
OPEL 1034
ONZE EIGEN SLEUTELSTAD
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
Leiden, zooals het leeft en werkt,
Een bij uitstek nationale stad.
25ste Jaargang
ZATERDAG 31 MAART 1934
No. 7775
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij to omilfce taling:
Voor Leiden 19 cent per weekS 2.50 per kwartaal
By onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal
Franco per post 2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT:
Gewone Advertentiën 30 cent per regel
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
het dubbele van het tarief berekend.
TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin be-
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, Luur en
verhuur, koop en verkooo: 0.50
DIT NUMMER BESTAAT UIT VIJF
BLADEN W.O. GEILL. ZONDAGS
BLAD.
DOOD EN LEVEN.
Mors et vita duello conflixere miran-
do, Dux Vitae mortuus regnat vivus.
Uit de Paaschsequentie 1)
Het Paaschgeheim is bij uitstek het ge
heim van het Leven. Het is de volheid van
het Leven, die ons met Paschen in stra
lende luister verschijnt. Iedere mensch
verlangt naar het leven: het is de diepste
drang van onze natuur, die ons daarnaar
streven doet; maar wij weten dikwijls
niet, waar wij de bronnen van het leven
moeten zoeken.
Ook de moderne mensch spreekt met
veel ophef over het „Leven'", dat hij graag
met een hoofdletter schrijft: maar hoe arm
is zijn levens-ideaal, hoe verkwijnend en
verminkt. Hij zoekt het leven in het kort
stondige en hij zegt: liever een jaar van in
tens leven, dan een halve eeuw goedmoe
dig vegeteeren. Men kan hem geen onge
lijk geven, dat hij naar intensiteit ver
langt: waarvoor immers hebben we onze^
vermogens van God gekregen? Maar deze
arme mensch weet niet, dat hem een Le
ven wordt aangeboden, ja, dat hij tot een
Leven geroepen is, dat intenser is, dan al
les, wat deze wereld kan geven, maar dat
tevens geen einde meer neemt: wij zijn
geroepen tot een eeuwige volheid van Le
ven: een eeuwig deelen in de onzegbare
Volheid van God zelf.
Het is met Paschen, dat deze volheid
ons glanzend verschijnt in Jezus Christus,
in Wien de Volheid der Godheid lichame
lijk woont, en Die met recht ons „Leven"
genoemd wordt. Dit Leven is wonderbaar
in al zijn verhoudingen. Het is wonderbaar
in zijn wezen: want het doet arme schep
selen deelen in de heerlijkheid van het
ontoegankelijke Licht. Het is ook wonder
baar in de wijze, waarop het ons werd ge
schonken: het is een van die schijnbare te
genstrijdigheden van het Christendom. Wij
ontvingen het Leven door den Dood. Ja
werkelijk, door Zijn Dood werd Jezus voor
ons de bron van onuitputtelijk Leven.
Door de zonde was de Dood in de we
reld gekomen: ze woog als een drukkende
straf op de menschen, een straf, waaraan
men zich slechts met hulpelooze gelaten
heid kon onderwerpen. Er was nu een
maal toch niets aan te doen. En toch
droomde de menschheid nog van het eeuwi
ge leven: ze onthield de verhalen uit de
oude tijden, het verhaal van het eerste
menschenpaar, als een sprookje, dat de
harten met heimwee vervulde. Maar ze ge
loofde niet meer in het Leven. Ze trok
zich terug in Stoïcijnsche wereldverachting
of gaf zich aan haar lusten over.
Toen is plotseling in die heidensche we
reld van twijfelaars en moedelooze men
schen een kleine, onaanzienlijke man ver
schenen, maar die als bezeten scheen door
de vreugdemare, die hij kwam brengen,
Paulus van Tarsos: „Gij allen, die vertwij
felt, sprak hij, schept weer moed en heft
uw hoofden op. Want ge gaat gebukt onder
het doodvonnis, dat over de menschen ligt:
thans is het Eeuwig Leven onder ons ver
schenen. En het is ons geschonken door
den Verrezene uit de dooden, Die, God m
mensch, voor ons aan het Kruis wilde ster
ven, om ons zoo het Leven te geven. Daar
om verkondig ik u Jezus Christus, en wel
den Gekruisigden". Paulus wist, dat deze
prediking voor de Joden een ergernis be-
teekende en voor de heidenen dwaasheid:
„Maar voor hen, die geroepen zijn", sprak
hij, „dat is voor ons, is ze de kracht van
God".
De leer van het Kruis is de kracht van
God. Wy willen allen graag een vreugdig
Paaschfeest vieren: maar beseffen we wel,
dat we de Paaschvreugde slechts kunnen
plukken van het Kruis? Hoe dikwijls zijn
we niet beter dan de Joden en heidenen in
de dagen van Paulus, en ergeren we ons
aan het Kruis of lachen er om. Wel niet
om het Kruisbeeld, zooals het in onze ker
ken vereercl wordt en dat we waarschijn
lijk als een sieraad in onze salon hebben
hangen.
Maar we ergeren ons aan het Kruis, wan
neer het verschijnt in ons eigen Leven.
We ergeren ons en werpen het zoo ver mo
gelijk van ons weg: en als men ons zegt,
dat juist in het kruis ons heil te vinden is,
dan zijn we geneigd, daar ten hoogste
zachtjes om te glimlachen. Arme dwazen,
die we zijn! Want willen we Paschen vie
ren, dan moet het eerst Goede Vrijdag
voor ons worden. „Als de graankorrel niet
in de aarde valt en sterft, brengt ze geen
vrucht voort", heeft Jezus gezegd. En een
ander woord van Hem luidt: „Wie achter
Mij aan wil komen, hij verloochene zich-
zelve en- neme zijn kruis op en volge Mij.
Wie zijn leven behoudt, zal het verliezen.
Auto's snorren over de wegen, treinen
biengen reizigers bij duizendtallen van
stad tot stad en het eene land uit, het an
dere in. Schepen verbinden continenten en
over de heele aarde van Noord tot Zuid en
van Oost tot West zweven de vliegers.
Uitwisseling van gedachten is er, van
goederen en diensten, tusschen alles en al
len. Zelfs de crisis kan dat niet tegenhou
den.
Het is goed, dat er interlocaal en interna
tionaal verkeer is maar een schaduwzijde
daarvan is de vervlakking der markante
verschillen, de nivelleering van typeerende
toppen, de gelijkvormigheid en de aanpas
sing.
Landen volgen elkander na, steden nemen
elkanders bouwtrant over, de bevolking
van een stad voelt zich thuis zoowel hier
als ginder.
Is er nog verschil tusschen de eene stad
met de andere? Men moet al een goed ken
ner zijn om de karakteristiek eener stad
zuiver te kunnen bepalen in onzen nivellee
renden, vervlakkenden tijd.
Leiden is een der weinige steden, die zijn
eigen cachet zeer zeker nog draagt, die wij
zen kan op karakteristieke eigenschappen,
welke ontsnapt zijn aan de alles gelijk
drukkende stoomwals. Leiden is nog zich
zelf.
Stammend uit een grijs en glorie-rijk
verleden, toont ook de huidige Sleutelstad
een karakter, dat haar maakt tot een der
merkwaardigste steden.
Waardeeren volgt op kennen en wie Lei
den niet waardeeren kan, kent haar niet.
Nu is het inderdaad niet zoo gemakkelijk
een stad door en door te kennen, want
ieder stadsleven is ryk en oneindig veelzij
dig, en menig geboren en getogen Leide-
naar kent van zijn stad weinig meer dan
zijn eigen kring.
Met de bedoeling om Leiden, zooals de
stad thans leeft en werkt, grondiger te lee-
ren kennen, hebben wij het plan opgevat
het stedelijk leven van onze vaderstad te
doen zien door de oogen van hen, die de
werkingssferen welke karakteristiek voor
Leiden zijn, van zeer nabij kennen, er een
stuwende kracht op uitoefenen of er een
leidende rol in vervullen.
Wat vormt dat eigen karakter van Lei
den?
Wien konden wij deze vraag beter voor-
Maar wie het verliest, zal- het behouden".
Maar dit kunnen we slechts aanvaarden,
als we willen gelooven. Want zoolang
we nog vóór 't kruis staan, zien we slechts
de verschrikking. Jezus toont ons zijn
kruis als de bron van Leven. Ook als we
dat geloovig aanvaarden, hebben we de
kracht nog niet, onverschrokken naar het
Kruis te gaan. Daarom moeten we op
Jezus vertrouwen. Hij is onze kracht.
Hij is met ons, alle dagen; wij kunnen al
les in Hem, Die ons versterkt. Alles wordt
eenvoudig als we Hem beminnen.
Want de Liefde is als ons gewicht. Ze
sleurt ons onweerstaanbaar mee. En de
liefde leeren we het beste bij het Kruis:
daar wordt ons getoond, bloedernstig, wat
Liefde is!
Gelukkig de Christen, die met Jezus het
Kruis heeft aanvaard. Voor hem breekt de
jubel aan van de lichtende Paaschdag. „Gij
zijt gestorven, zegt Paulus, en uw leven is
met Christus in God verborgen".
O heerlijk, goddelijk Leven, waartoe de
Christenen geroepen zijn! Leven voor God!
De aarde verdwijnt met al haar ydelheid:
maar tegelijkertijd wordt deze aarde nieuw
herboren, doorstraald van een goddelijke
gloed. Want „alles is van u, zegt Paulus,
gij zijt van Christus, Christus is van God!"
O heerlijke dood, die ons onttrekt aan
de nietigheid van de aardsche verhoudin
gen, en die ons leven doet in de grenze-
looze weelde van de goddelijke omhelzing:
rustend in God!
fr. HENRI VAN ROOIJEN,
Zoeterwoude, Kruisheer.
Goede Vrijdag 1934.
1) Dood en leven stryden een wondere
tweestrijd: de Vorst van het leven, eerst
gestorven, heerscht weder levend.
BURGEMEESTER MR. A. VAN DE
SANDE BAKHUYZEN
leggen, dan den man, die in dezen tijd aan
het hoofd der gemeente staat en vanaf zijn
hoogen commando-brug op het Rapenburg
zijn tijdelijke residentie in het voormali
ge Hopital Wallon, welke een semi-perma-
nente dreigt te worden het beweeglijke
leven overziet, dat zich rondom hem als re
gelend centrum kringelt?
Wie kan beter in staat worden geacht, sa
men te vatten, wat het eigene is van onze
stad, dan burgemeester v. d. Sande Bak-
huyzen.
Leiden een nationale stad.
„Leiden is meer dan andere steden een
bij uitstek nationale stad", verklaarde ons
de burgemeester in zijn rustig ambtsver-
trek op het Rapenburg. De oude statige hui -
zen daar langs het befaamde water, waar
over de schilderachtige bruggenbogen zich
welven, verhalen van voorbije tijden en
schakelen de huidige geschiedenis vast aan
die van een roemrijk voorgeslacht, dat de
grondslagen legde van onze universiteit.
„Een nationale stad, op de eerste plaats
door haar geschiedenis en vervolgens door
de Academie, wier ontstaan zoo nauw is
verbonden aan de wordingsgeschiedenis
van onze natie".
Zooals men weet, is de Academie ge
groeid uit een Hoogeschool voor Predikan
ten, welke na het beleg van Leiden door
prins Willem van Oranje ter belooning aan
de stad ten geschenke werd aangeboden.
Deze vrij bescheiden „kweekplaats" van
Hervormde Predikanten is geworden tot
een Alma Mater, onder wier hoede duizen
den studenten zich bekwamen in de weten
schappen, welke de vijf bestaande facul-
teitMi hun bieden kunnen.
„Het is wel merkwaardig om te zien.
welk een maenetische kracht zoo'n univer
siteit uitoefent, hoe nog heden van alle kan
ten geleerden en studenten naar Leiden
worden getrokken", zeide de burgemeester,
die als president-curator der universiteit
het wel en wee dezer instelling van zeer
nabij kan gadeslaan. „Telkens logeert hier
een of andere beroemdheid uit het buiten
land, ten einde te confereeren met collega's
of te exDerimenteeren in een onzer labora
toria. Het Kamerlingh Onnes-laboratorium
is al een der meest in trek zijnde trefpun
ten. Professoren van buitenlandsche univer
siteiten komen hier lezingen houden en om
gekeerd worden onze hoogleeraren uitge-
noodigd om elders voordrachten te houden
over het resultaat van hun studies. Een bij
zondere band wordt er thans weer gesmeed
tusschen onze universiteit en Zuid-Afrika.
Het universiteitsbestuur is thans bezig, dien
band nauwer aan te halen door de voorbe
reiding van een cursus, door eenige hoog
leeraren uit de faculteit der rechtsgeleerd
heid te geven voor in Engeland en elders
studeerende Zuid-Afrikaansche studenten.
Het Zuid-Afrikaansche recht heeft n.l. zeer
Als inleiding tot een artikelenserie
over Leidsch leven, geven wij hier
een interview met burgemeester
v. d. Sande Bakhuyzen.
nauwe relaties met het Oud-Vaderlandsche
recht, waarop het gebouwd is. Bekend is
ook, dat prof. de Sitter van de Sterrewacht
veel samenwerkt met z'n Zuid-Afrikaan
sche collega's. Leiden heeft zelfs een eigen
observator daar onder den Zuidelijken he
mel zitten en zal er weldra een groote spie
gel telescoop opstellen. Voor de sterrekun-
de is natuurlijk de observatie van den he
mel vanaf twee verschillende halfronden
van den aardbol van veel belang. Ook de
studenten hebben hun relaties met het bui
tenland, welke zich op het oogenblik echter
vrijwel beperken tot onderlinge materieele
hulp".
„De studenten, burgemeester, drukken
die nog hun eigenaardig stempel op het
stadsbeeld?"
„Dat is veel verminderd. De studenten
vormen niet meer dat wereldje apart, wat
zij vroeger waren. En dat is een verande
ring niet in hun nadeel. Oude gebruiken
bestaan nog wel...."
„Ontgroening en zoo. burgemeester".
„Ach, dat is zóó mak tegenwoordig en er
worden zoo uitgebreide en zoo vele voor
zorgsmaatregelen door de studenten zelve
genomen! Bovendien is er een veel betere
organisatie onder de niet-corpsleden, tus
schen welke verschillende organisaties
thans een geest van onderlinge waardeering
heerscht".
„Maar om nog even op de Universiteit
en haar instellingen terug te komen, wel
licht een nieuwtje en in ieder geval een
zeer blijde boodschaphet museum voor
Ethnographie, dat tot nu toe op drie ver
schillende plaatsen is ondergebracht, wordt
overgeplaatst naar de gebouwen van het
vroegere academisch ziekenhuis. Daarbij
bestaat de mogelijkheid, dat het omliggen
de terrein zal worden opengesteld als
plantsoen voor het publiek; dan hebben wij
weer een plantsoentje meer in de stad".
Onze Industrie.
„Behalve de Academie helpt ook onze in
dustrie mede om het eigen karakter der
stad uit te beelden. Als gevolg van de con
junctuur-crisis gaat het onze industrie niet
bijster goed. De textiel-industrie vermin
dert, de katoenfabriek van Driessen is voor-
loopig gesloten, de dekenfabriek van Zuur
deeg verdwenen. Iets beter is de sajet-,
wol- en laken-industrie; maar de metaal
industrie gaat het weer bijzonder slecht.
Alleen de kettingfabriek van de Grofsme
derij, die een wereldreputatie heeft, floreert
eenigermate. Een internationalen roep heb
ben ook onze conservenfabrieken. Typee
rend is bijv. dat sir Ernest Shackleton, de
vermaarde Poolreiziger, steeds zijn blik-
groenten uit Leiden betrok, omdat hij ze
nergens beter krijgen kon. De kalkindus-
trie is nagenoeg verdwenen, maar daarvoor
is de Beton Mij. in de plaats gekomen, en
zoo zijn er nog verscheidene andere fabrie
ken en maatschappijen die Leiden hebben
gemaakt en nog maken tot een echte indus
trie-stad. De Leidsche bevolking is op de
industrie ingesteld, gunstige terreinen voor
nieuwe uitbreiding zijn aanwezigals de
tijden maar niet zoo slecht waren. Het af
zetgebied is ingekrompen".
VOORNAAMSTE NIEUWS.
BUITENLAND.
Verzet tegen de aangekondigde bezuini
gingsmaatregelen in Frankrijk. (3de blad).
Een interview met Mussolini. (3de blad)
BINNENLAND.
RADIO-REDE VAN H. M. DE KONIN
GIN. (1ste blad).
Drama in Den Haag. Vrouw en kind ge
worgd. (Laatste Berichten).
Te Amsterdam is de Antwerpenaar Ka-
kowsky gearresteerd, verdacht van oplich
ting van 105.000 door middel van val-
sche aangifte der Weensche diamanten.
(Gem. Ber., 4de blad).
Inbraken te Rotterdam opgehelderd.
(Gem. Ber., éde blad).
Het „drama" te Vaals pure sensatie.
(Gem. Ber., éde blad).
Wij beginnen een artikelen-reeks
over Leiden. (1ste blad).
De afgeloopen week in het Buiten
land. (4de blad).
Radio-programma's. (2de en 1ste
blad).
De rubriek voor de Kinderen. (2de
blad).
„Aan reclame, om de vestiging van nieu
we industrieën op Leidschen bodem te be
vorderen, wordt thans zeker niet meer ge
dacht?"
„Er is zoo weinig te bereiken met recla
me. 't Kost te veel voor het resultaat, dat
er mee bereikt kan worden. De industrie
weet zelf gewoonlijk heel goed,, waar zij
zich het beste vestigen kan".
De winkelstand en de omgeving.
„En de middenstand, burgemeester, hoe
maakt die het over 't algemeen?"
„De Leidsche winkelstand wordt dubbel
getroffen door Je crisis, omdat er voor de
stad zelf te veel winkels zijn. De winkel
stand is hier gebaseerd op een welvarende
omgeving en is berekend op een druk be
zoek van de omliggende dorpen. Maar juist
in de plattelandsdorpen heeft men het leven
tot op het uiterste moeten versoberen. De
middenstand is overigens actief genoeg en
doet al z'n best om het hoofd boven water
te houden, maar het surplus, ontstaan door
het grootendeels wegvallen van buiten-
klandizie, kan door de stad moeilijk worden
verwerkt.
Daar Leiden het aangewezen centrum is
van het Rijnland en de Zuidelijke bollen
streek, is het van groot belang, dat de toe
gangswegen tot de stad in goeden staat wor
den gehouden. Dit brengt voor de stad zeer
hooge kosten mee. De Haarlemmer Trek
vaart, de Lage Rijndijk en de weg langs de
Zijl zijn Leidsche wegen, die vroeger ge
makkelijk konden worden onderhouden,
maar thans, nu het vervoer meer en meer
per auto geschiedt, vrij duur in onderhoud
zijn geworden. De tramverbindingen zijn
op het oogenblik zeer goed; de verbinding
met de Rijnstreek laat echter te wenschen
over. Wel zinnen de Spoorwegen op ver
betering, maar wenschen daarvoor bevrijd
te worden van de concurrentie der auto
bussen".
„De spoorwegen, d.w.z. de spoordijken,
OOSTER-GARAGE
HOOGE RIJNDIJK