25ste Jaargang
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
DE FINANCIEN DER PLATTELANDS
GEMEENTEN.
VRIJDAG 16 FEBRUARI 1934
No. 7738
3)e Êeki&eheSoii^a/nt
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling:
Voor Leiden 19 cent per week2.50 per kwartaal
Bij onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal
Franco per post 2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent.
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRUS BEDRAAGT:
Gewone Advertentiën 30 cent per regel
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
het dubbele van het tarief berekend.
TELEFOONTJES van ten hoogste 30 woorden, waarin be-
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en
verhuur, koop en verkoop:0.50
De inkomsten der
Gemeenten
DE UITKEERINGEN UIT HET
GEMEENTEFONDS.
DOOR
A. A. C. M. VAN IERSEL
Burgemeester van Noordwijkerhout.
Op de eerste plaats krijgen de gemeenten
een uit'keering van 75 pet. in de jaarwed
den van den burgemeester en den secreta
ris evenwel met een maximum van 3000.
Bij de behandeling der wet op de finan-
cieele verhouding was aanvankelijk door
de Regeering voorgesteld om aan de ge
meenten de helft van het salaris van den
burgemeester en den secretaris tot een
maximum van 2500.uit te keeren. Blijk
baar meende men in de Tweede Kamer, dat
over 't algemeen de kleinere gemeenten in
verhouding tot de grootere er toch al slecht
genoeg afkwamen, zoodat er alle reden jvas
om de eerste een kluifje toe te werpen. Al
thans een amendement om de 50 pet. te ver-
hoogen tot 75 pet. en het maximum van
2500.tot 3000.werd door de Tweede
Kamer aangenomen.
Deze uitkeering is voor de groote gemeen
ten van weinig of geen beteekenis; voor
de kleinere en vooral voor de zeer kleine
gemeenten is het een ontvangpost, die ter
dege medetelt.
Om een vergelijking te treffen vermelden
wij, dac deze uitkeering beteekent voor Lei
den pl.m. 0.04, voor Alkemade pl.m. 0.50,
doch voor Valkenburg (Z.-H.) ruim ƒ3.
per inwoner.
Behalve deze tegemoetkoming in de sa
larissen van den Burgemeester en den Se
cretaris krijgen de Gemeenten, nog een be
drag per inwoner uitgekeerd. Dit bedrag
wordt vastgesteld naar een bepaalde alge
braïsche formule, die in de wet is opge
nomen. Het zoude ons te ver voeren deze
formule hier te gaan ontleden, wij zouden
te uitvoerig en bovendien door vele lezers
niet begrepen worden. De materie is te in
gewikkeld. Hij, die er meer van wil we
ten, schaffe zich een exemplaar aan der
wet op de financieele verhouding, uitgave
Schuurmans en Jordens, dat voor 0.60 in
iederen boekhandel verkrijgbaar is.
Wij moeten intusschen constateeren, dat
de uitkomst der formule over 't algemeen
voordeelig is voor de grootere stedenjke e:i
nadeelig voor de kleinere plattelandsge
meenten. Dat komt o.a. omdat de formule
naast met de draagkracht der gemeente en
de uitgave der gemeente ter zake van het
Lager onderwijs ook rekening houdt met ae
excra uitgaven der groote gemeenten aan
politie en armenzorg ieder kan weten,
dat deze poscen berekend per hoofd der be
volking in de stad veel zwaarder drukken
dan op het land, althans in normale tijden
doch de extra-inkomsten die de groote
gemeenten in tegenstelling tot het platte
land hebben, absoluut verwaarloost. Wij
noemen hier de vermakelijkheidsbelasting,
die in de steden gewoonlijk zeer belangrij
ke baten opbrengt, doch die voor het plat
teland van geen beteekenis is, omdat de
vermakelijkheden zich aldaar ais regel be
perken tot uitvoeringen van ter plaatse ge-
vesligde vereenigingen, die men niet kan
belasten, zeer zeker niet in den tegenwoor-
digen tijd nu vele dezer vereenigingen we
gens gebrek aan middelen met moeite haar
bestaan rekken. Gewezen mag hier ook
worden op de dividend- en tantièmebelas
ting, die sommigen gemeenten als regel
al weer de groote menigen belangrijken
duit in het laadje brengt, terwijl de platte
landsgemeenten er gewoonlijk 57 een legere
en 12 gemeenten een gelijke uitkeering als
zij volgens de toepassing der formule zou
den krijgen, terwijl 201 gemeenten een la
gere uitkeering krijgen dan haar met toe
passing der formule zoude toekomen, zulks
door de werking der limietbepaling (Statis
tiek der gemeentefinanciën 1932).
Van de 545 gemeenten, die een hoogere
uitkeering krijgen, dan haar volgens de
formule zouden toekomen, zijn er 508, die
deze krijgen, omdat zij aan de laatste drie
jaren aan 1 Mei 1929 voorafgaande vrij
hooge belastingen hieven of laten wij lie
ver zeggen, omdat zij in deze jaren be
paalde belastingen vrij hoog hadden opge
voerd. Bedoeld worden hier de gemeente
lijke inkomstenbelasting, de opcenten op
de Rijks inkomstenbelasting en de opcen
ten op de Vermogensbelasting, voor zoover
zij meer dan 50 bedroegen. Eenige wille
keur is hier zonder twijfel aanwezig. Als
men een hoog schoolgeld hief of hooge op-
In het vorig artikel is verklaard
hoe het gemeentefonds wordt ge
vormd, in dit artikel wordt uit
eengezet, hoe de gelden uit het ge-
gemeentefonds onder de gemeen
ten worden verdeeld.
centen op de personeele belasting, kon de
gemeentelijke inkomstenbelasting aan den
lagen kant zijn. Met de laatste werd voor
de toepassing der garantiebepalingen reke
ning gehouden, met de eerstgenoemde belas
tingen niet. Maar er is een ander bezwaar
tegen de garantiebepaling, dat oorzaak is
dat deze bepaling voor vele gemeentebe
sturen als een onrecht worden aangevoeld
en dit feitelijk ook is. Dit bezwaar is gericht
tegen het feit, dat gemeenten, wier be
stuurders meenden, dat het tot hunne taak
behoorde de gemeentehuishouding sober *e
voeren ten einde den ingezetenen zoo wei
nig mogelijk lasten op te leggen, over het
algemeen veel minder krijgen uit het ge
meentefonds dan die gemeenten, wier vroe
de vaderen het spreekwoord, dat het ge
makkelijk riemen snijden is van een an-
dersmans leer, in praktijk brachten. Het
moet onwillekeurig ontstemming wekken,
dat er gemeenten zijn, die thans aan de
grens van de noodlijdendheid staan of deze
hebben overschreden, omdat een vroeger ge
voerd zuinig en goed financieel beheer oor
zaak is, dat zij tnans een veel lagere uitkee
ring krijgen dan andere gemeenten, die
royaal met de geldmiddelen hebben omge
sprongen. En waar een sober beheer van
de financiën op de eerste plaats op het plat
teland moet worden gezocht, zijn het alweer
de plattelandsgemeenten, die op de eerste
plaats de dupe worden van de betreffende
bepalingen.
Boven en behalve de tegemoetkoming in
de salarieering van den burgemeester en
den secretaris ontvangen de hierna te noe
men gemeenten de daarbij vermelde uit-
keeringen uit het gemeentefonds per in
woner en per jaar: Leiden f 15.33;
Voorhout f 12.89; Koudekerk f 11.89; Hille-
gom f 11.42; Stompwijk f 11.16; Lisse f 10.93;
Sassenheim f 10.53; Rijnsaterwoude f9.91;
Veur f9.35; Zoetermeer f.9.12; Zoeterwou-
de f7.67;-Alkemade f7.17; Warmond f7.05;
Uithoorn f7.05; Woerden f6.58; Oegstgeest
f6.31; Hazerswoude f6.26; Alphen a. d.
Rijn f 6.20; Katwijk f 6.19; Nieuwveen f 6.03;
Nootdorp f5.97; Woubrugge f 5.78; Ter Aar
f5.67; Zevenhoven f5.64; Nieuwkoop
f5.51; Noordwijk f5.46; Bodegraven f5.40;
Zegwaart f 5.40; Noordwijkerhout f 5.39;
Leimuiden f 5.24; Voorschoten f 4.64; Lei
derdorp f4.21; Wassenaar f3.62.
Thans ter vergelijking nog enkele cijfers
uit de roode Zaanstreek. Wormerveer
f2780; Zaandam f 18.25; Koog a. d. Zaan
f 18.66; Zaandijk f 14.46, Oostzaan f 14.32;
Westzaan f 13.21. Commentaar is hier over
bodig!
Deze uitkeeringen gelden tot 1 Mei 193R.
Dan wordt de rekenmachine opnieuw in
werking gesteld en wopdt wederom nage
gaan wat iedere gemeente aan de hand
van bovenomschreven formule maar dan
getoetst aan de draagkracht der gemeen
te en de uitgaven voor politie, armenzorg
en lager onderwijs over de alsdan laatst-
verloopen 5 jaren, toekomt. Tevens worit
dan bepaald of de garantie- en limietbepa
lingen, thans in de wet opgenomen, zullen
worden gehandhaafd en in welke mate.
We zeiden zooeven, dat de tegenwoordi
ge uitkeeringen tot 1 Mei 1936 worden ge
handhaafd. Zoo staat het inderdaad in de
wet en, als wij niet zulke kommervolle tij
den beleefden, zoude het ook zoo wel ge
bleven zijn. Doch in plaats van de ver
wachte stijging van middelen van het ge
meentefonds is er een diepe inzinking ge
komen, een inzinking, die zelfs niet kon
worden gevuld door aan het gemeentefonds
de opbrengst van 30 opcenten op de ge
meentefondsbelasting en 30 opcenten op de
vermogensbelasting, waarvan wij in ons vo
rig artikel gewag maakten, toe te voegen.
Bij Koninklijke Boodschap van 18 Septem
ber 1933 is bij de Tweede Kamer een wets
ontwerp aanhangig gemaakt waarbij de uit
keeringen die de Gemeenten per inwoner
uit het gemeentefonds ontvangen worden
verminderd van 1 tot 28 pet., al naar ge
lang de belastingcapaciteit der Gemeenten.
Dit wetsontwerp zal, als het tot wet is ver
heven wat ongetwijfeld zal geschieden,
zij het dan, dat in het ontwerp nog wel wij
zigingen zullen worden aangebracht tol
gevolg hebben, dat-in de overgroote meer
derheid der gemeenten de belastingsschroef
weder een stuk moet worden aangedraaid
en dat verschillende gemeenten op de grens
der noodlijdendheid komen of deze zullen
overschrijden. Zoo dalen wij steeds verder
bergafwaarts. Waar zal het einde zijn?
EEESTE KAMER
Buitenlandsche Zaken
Bij de voortzetting van het debat over
de Begrooting van Buitenlandsche Zaken
voerde allereerst de heer vanLanschot
(R. K.) het woord. De katholieke fractie
leider vroeg zich af, of het in dezen tijd
van crisis niet gewenscht is t.a.v. de Bel
gische kwestie een parlementaire „Still-
halte" te aanvaarden. Wat de Rijnvaart-
quaestie betreft, formuleerde hij zijn
standpunt, door de Rijnvaartcommissie toe
te roepen: Hands off van de tussch en wa
teren. Wij onderschrijven ten volle de op
merking van den katholieken spreker, dat
op den duur vruchtbare samenwerking te
Genève niet mogelijk zal zijn zonder
Duitschland.
De heer Knottenbelt (V. B.) sprak
zijn vrees uit, dat we gezien den precairen
internationalen toestand reeds te ver zijn
gegaan met onze ontwapening. Het beleid
inzake de kwestie-Vliegen werd door den
liberalen afgevaardigde krachtig afgekeurd.
De Regeering had direct tot de verleening
van ontslag moeten overgaan. T.a.v. de
regeling van de Belgische kwestie liet ge
noemde afgevaardigde zich optimistisch
uit: alle factoren voor vriendschap zijn
aanwezig.
Bepleitte de heer Knottenbelt de uit
zending van ambassadeurs op Belgisch
voorbeeld, de katholieke heer de Jong
nam het op voor de aanstelling van meer
beroepsconsuls. Dit is van eminent belang
voor de bevordering van onzen uitvoer:
een levensbelang van ons land.
In de middagvergadering kwam aller
eerst de anti-revolutionaire heer B r i t
aan het woord. Deze zeide het te betreu
ren, dat nog niet is overgegaan tot publi
catie der verslagen betrefende de onder
handelingen met België. Hij deelde niet
het standpunt van den heer van Karne-
beek aangaande het teloor gaan van de
neutraliteit van België.
Nadat de heer Wibaut (S.D.A.P.) den
Volkenbond had verdedigd tegen de aan
vallen, waaraan dit instituut den laatsten
tijd bloot staat, kwam de heer van E m fa-
den (V.D.) den minister in bescherming
nemen tegen de felle wijze, waarop de
heer Lohman dezen gisteren had becriti-
seerd. Het behoeft overigens van iemand,
die op het standpunt staat der nationale
ontwapening niet te verwonderen, dat hij
een voorstander is van een verbod van
particuliere wapenfaftricage. De Amster-
damsche hoogleeraar in de economie was
echter eerlijk genoeg toe te geven, dat een
dergelijk verbod internationaal moest zijn.
Dat Jhr. de Graeff er geen behoefte
aan heeft, door anderen te worden be
schermd, heeft hij 's middags allerduide
lijkst bewezen: Buitengewoon scherp en
zeer ad rem heeft hij zich verdedigd tegen
de aanklacht van den heer Lohman. Bijna
zijn geheele rede stond in het teeken van
een persoonlijk verweer. Sarcastisch was
de ex-gouverneur-generaal aan het slot
van zijn rede, toen hij verklaarde het ten
zeerste op prijs te stellen, indien de heer
Lohman in het vervolg wilde voortgaan
hem bekende feiten onder het oog van den
minister te brengen, maar hij hoopte al
leen, te mogen rekenen op meer gegronde
redenen van aanklacht. In de kwestie-
Vliegen had hij zeer correct gehandeld. De
heer Vliegen heeft toch oogenblikkelijk de
muiterij op de „Zeven Provinciën" afge
keurd. Hij was het alleen niet eens met
de wijze, waarop de onderdrukking had
plaats gehad. Waar het hier dus geen prin
cipieel meeningsverschil betrof, maar
slechts de modus quo (de wijze waarop)
in het geding was, was het volkomen juist,
dat men den heer Vliegen duidelijk heeft
gemaakt, dat deze kwestie voor hem geen
reden behoefde te zijn ontslag te nemen
als lid der delegatie ter ontwapeningscon
ferentie. Pas de latere gebeurtenissen heb
ben tot het ontslag geleid. Het interview
met de Figaro, waarin de Minister zich
onvoorzichtig heeft uitgelaten over het
Hitler-regiem, werd door den heer de
Graeff tot zijn juiste proporties terugge
bracht. Tegen een vrij bejaarde juffrouw
(hilariteit!) heeft hij slechts gezegd, dat hij
het Hitler-regiem voor ons land een ramp
zou achten. Dat hij hiermede iets heeft
miszegd, kon hij niet inzien. Dat de bewuste
juffrouw hem allerlei dingen heeft laten
zeggen, waarvan hij niets afweet, is niet
zijn schuld. Wij meenen, dat dit onderdeel
van het ministerieele betoog zwak was.
De bewindsman had hier wel degelijk
schuld: hij had namelijk met de bewuste
juffrouw niet moeten keuvelen; dan was I
er niets gebeurd. Als geheel genomen ech- 1
ter verdient de wijze, waarop de Minister
zijn beleid hefeft verdedigd, allen lof. Wij
vermelden uit de rede nog, dat de heer de
Jong nul op het request kreeg inzake de
aanstelling van beroepsconsuls: er is een
voudig geen geld voor beschikbaar. Deze i
heer kondigde nu al vast aan, dat hij in
armoede zou aankloppen bij het de
partement van economische zaken. Wij
vreezen voor den katholieken afgevaar
digde het ergste. Want waar niet is, niet
waar.
De heer Lohman (C. H.) was boos.
Hij begreep absoluut niet, dat de minister
zoo verontwaardigd was, want hij had al
lerminst de bedoeling gehad de minister
persoonlijk aan te vallen. Zijn bezwaren
golden slechts de wijze, waarop aan bui
tenlandsche zaken wordt geregeerd.
Als objectief toeschouwer willen wij
hier het volgende opmerken: wij kunnen
begrijpen, dat de heer Lohman critiek had.
Ook wij kunnen het beleid van een aantal
hooge ambtenaren aan het departement,
dat onze buitenlandsche politiek voert,
niet bewonderen. Maar door de wijze,
waarop de heer Lohman zijn- critiek uitte,
kunnen wij anderzijds zeer goed begrijpen,
dat de minister zich geprikkeld voelde.
Na dit nogal fel bewogen debat, werd de
begrooting z. h. s. aangenomen.
De heer Kranenburg (V. D.) kreeg
nog gelegenheid er bij den minister van
Justitie op aan te dringen nu toch einde
lijk eens een begin te maken met de re
geling van de administratieve rechtspraak,
die hij nog steeds urgent achtte.
BINNENLAND
DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE
BLADEN.
TWKEDE, KAMER
Suriname
De problemen, waarmee de Kamer zich
bij de behandeling der Surinaamsche be
grooting heeft beziggehouden, zijn in het
kort de volgende: de mogelijkheid van
immigratie, de verschaffing van werkge
legenheid, de finantieele toestand en ten
slotte de politieke toestand.
Plaatsgebrek verhindert ons, dit alles
vandaag uitvoerig weer te geven.
Ten aandien van de economische moge
lijkheden sprak de heer Feb er (R. K.)
weinig optimistisch. Hij schreef den slech
ten financieelen toestand niet uitsluitend
aan de crisis toe, doch ook aan het vroeger
gevoerde financieele beleid, waardoor In-
dië met een zware schulden en rentelast
werd bezwaard. Toch wilde hij niet naar
het middel van rentevermindering grijpen.
Uiterste bezuiniging is noodig; evenwel
niet zoo dat de openbare diensten, bestuur,
politie, leger, vloot, en justitie niet meer
behoorlijk zouden kunnen functionneeren.
De minister moest kunnen waarborgen,
dat dit bij alle bezuiniging mogelijk zou
blijven. En zou voor Indië de last te zwaar
worden, dan moest Nederland maar bij
springen, b.v. door een grooter deel der
defensie-uitgaven voor zijn rekening te
nemen. Spr. informeerde ook hoe het zou
gaan wanneer hier in Europa eventueel
herstel zou intreden. Indië zou dan nog
langen tijd op het lage uitgavenpeil moe
ten blijven staan en voor de steïik verlaag
de salarissen geen Nederlandsch personeel,
b.v. geen onderwijzers kunnen vinden.
Het best werd de katholieke spreker in
zijne peroratie, toen hij opkwam voor de
toepassing van art. 177 door den G. G. per
soonlijk zonder beïnvloeding door den
Volksraad. Krachtig kwam hij op tegen
het onvoldoende antwoord van Minister
Colijn op bezwaren die het voorloopig ver
slag waren ingebracht tegen een ambte
naar, die volgens courantenberichten open
lijk aan Balineesche hoofden zou hebben
ontraden zich tot het Christendom te be-
keeren.
Dinsdag voortzetting.
VERBINDING
AMSTERDAM—ROTTERDAM.
WEG BEOOSTEN LEIDEN.
Aan de Memorie van Antwoord op het
Voorloopig Verslag der Eerste Kamer over
het wetsontwerp tot vaststelling van de
begrooting van inkomsten en uitgaven van
het Wegenfonds voor het dienstjaar 1934
wordt het volgende ontleend:
Wegverbreeding.
De. plannen voor verbetering van den
weg tusschen Amsterdam en Halfweg zijn
gereed en uitvoering zal worden bevorderd,
zoodra de noodige gelden beschikbaar zul
len worden gesteld.
AmsterdamDen HaagRotterdam.
De minister acht in het belang van het
verkeer tusschen AmsterdamDen Haag
Rotterdam een verbinding noodig, welke
gewoonlijk als de weg beoosten Leiden
wordt aangeduid.
Omtrent de urgentie van dezen wegaan
leg is nog geen beslissing genomen, doch
VOORNAAMSTE NIEUWS
BUITENLAND.
Onderhandelingen tusschen het Vaticaan
en Duitschland over de toepassing van het
Concordaat. (2de blad).
Dimitrof Popof en Tanef toegelaten als
Russische staatsburgers. (2de blad).
Het verzet in Oostenrijk is gebroken.
(2de blad).
BINNENLAND.
ex art. 8 der Bedrijfsra-
denwet zal advies uitbrengen omtrent de
noodzakelijkheid van het instellen van een
bedriifsraad in de tvnografie en de siga-
renindustrie. (1ste blad).
Als voorschot op de steun-uitkeering aan
den tuinbouw in 1934 stelt de Minister
van Econ. Zaken 1.5 millioen beschik
baar om den overgang tot den komenden
oogst te vergemakkelijken. (1ste blad).
met de Commissie van Overleg voor de
Wegen is de minister van oordeel, dat in
afwachting van het tot stand komen van
dien weg een verbinding van den in uit
voering zijnden weg door den Haarlem
mermeer met Sassenheim moet worden
aangelegd.
Deze weg zal voorloopig in de behoefte
van het geheele verkeer kunnen voorzien
en zal ook in de toekomst, d.i. wanneer de
weg beoosten Leiden zal zijn tot stand ge
komen, van beteekenis blijven als verbin
ding tusschen Amsterdam eener- en het
Westelijk gedeelte van 's-Gravenhage an
derzijds.
Wegbedekking.
De klacht, dat bij den aanleg en de ver
betering van wegen door het Rijk niet vol
doende gebruik zou worden gemaakt van
straatklinkers, kan de minister niet als
juist erkennen.
De minister vestigt er nog eens de aan
dacht op. dat de keuze van de wegbedek
king voor eiken weg afzonderlük naar de
omstandigheden moet worden bepaald en
dat niet kan worden gezegd, dat aan eenige
soort verharding onder alle omstandighe
den de voorkeur moet worden gegeven. Bij
deze keuze heeft de overweging, dat bij
den aanleg van klinkerwegen de bestrij
ding van de werkloosheid wordt gediend,
belangrijken invloed.
Wegverlichting.
Verlichting van Rijkswegen kan naar het
oordeel van den minister met het oog op
de kosten niet algemeen toepassing vinden.
In hoeverre het mogelijk zal zi.in be
paalde wegvakken, waar daaraan in ver
band met het drukke verkeer of plaatse
lijke omstandigheden bijzondere behoefte
wordt gevoeld, te verlichten, is nog in over
weging. Van Rijkswege zijn geen proeven
genomen.
Bruggenbouw.
De minister is van oordeel, dat de bouw
van de bruggen over de groote rivieren in
een zoo kort mogelijk tijdsbestek moet
worden voltooid. De indiening van een
wetsontwerp betreffende den versnelden
bruggenbouw zal spoedig mogen worden
tegemoet gezien.
PROVINCIALE STATEN VAN
ZUID-HOLLAND.
Buitengewone zitting.
Naar wij vernemen zijn Prov. Staten van
Zuid-Holland tegen 27 Februari a.s. in bui
tengewone zitting opgeroepen. Welke pun
ten zullen worden behandeld, is nog niet
bekend.
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT.
Inkrimping aantal leerstoelen?
Naar de „Tijd" uit betrouwbare, niet of-
ficieele bron verneemt, overweegt het rijk
het aantal leerstoelen aan de rijksuniver
siteit te beperken. Er zal naar worden ge
streefd vakken van secundair belang zoo
veel mogelijk te combineeren met die van
andere hoogleearen.
Is het blad goed ingelicht dan hoopt men
op deze wijze in de toekomst ongeveer acht
nu nog afzonderlijke leerstoelen als zooda
nig te doen vervallen.