DE MIDDENSTAND CONGRESSEERT EN NEEMT EEN RESOLUTIE AAN. WOENSDAG 7 FEBRUARI 1934 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD PAG. 11 Betreffende het gistermiddag in den Die rentuin te 's Gravenhage gehouden Congres van den R.K. Middenstand meldt men ons nog: De zeer groote schouwburgzaal van het Dierentuingebouw was tot en met de tri bune geheel gevuld en een doelmatig aan gebrachte luidsprekersinstallatie maakte 't gesprokene tot in de verste hoeken duide lijk verstaandbaar. Bovendien was in het Theater Scala een nevenvergadering georganiseerd, waar de zelfde sprekers het woord hebben gevoerd en waar de heer Koops presideerde. Van de officieele personen, die aanwe zig waren, noemen we slechts den heer A. baron van Wijnbergen, voorzitter van den Middenstandsraad, de heeren Heringa en Schmall van het Economisch instituut voor den middenstand, vertegenwoordigers van den Koninklijken Ned. en Christelijken Middenstand, van R.K. zusterorganisaties, van vele Kamers van Koophandel (de Ka mer voor Rijnland was vertegenwoordigd door de heeren mr. Knibbe en Simonis), voorts de heeren mr. dr. van Rhijn, dir.- generaal van Economische Zaken en de le den der Tweede Kamer mr. C. M. J. F. Goseling, mr. F. Teulingse mr. J. J. W. IJsr- selmuiden, A. H. Engels en M. P. v. d. Weijden, enz. Na de openingsrede van den voorzitter, voerde allereerst de heer A. baron v. Wijn bergen het woord, die als voorzitter van den Middenstandsraad er op wees, dat ze ker in dezen tijd de middenstand welis waar het recht en den plicht heeft zich tot de regeering te wenden, doch op de aller eerste plaats in zichzelf de kracht moet zoeken om de bestaande moeilijkheden te overwinnen. Spr. wees op hetgeen de re geering reeds ten behoeve van den midden stand had tot stand gebracht: de verbeterde outillage van het departement, het Econo misch instituut voor den Middenstand en last not least den Middenstandsraad. Spr. hoopte, dat bij toekenning van de pu bliekrechtelijke bevoegdheid aan 'n stands- crganisatie van den Middenstand, dit in stituut zeker niet zou worden uitgescha keld. In den Middenstandsraad toch heeft men een orgaan, dat kant en klaar is, om met verordenende bevoegdheid te worden uit- gerust en wanneer de middenstand dit in zag kan 1934 voor hem een belangrijk jaar worden. Vervolgens hielden de beide sprekers hun redevoeringen. Rede M. v. Poll. Aan de rede van Max van Poll, die geti teld was: „In de branding", ontleenen wij het volgende: De wensch naar actief ingrijpen van den Staat doet zich gelden. In dit verband ci teert spreker o.a. een tekst van St. Thomas van Aquine: „De mensch is niet volgens zijn heele wezen en volgens al zijn eigen schappen op de gemeenschap aangelegd". Voor het behoud van het principe, dat hieraan ten grondslag ligt moeten wij pal staan. Wij hebben dus aan twee fronten te strijden: alweer tegen de eischen van de werkelijkheid, en afweer tegen een drei gend gevaar, dat buiten onze grenzen reeds werkelijkheid werd. De taak van den staat is allen in de - e- legenheid te stellen een goed leven te lei den. Dit middenstandsprogram bepaalt zich tot een groep, maar de verder strekkende taak van den staat mag niet uit het oog verloren worden. Het totstandkomen van de corporatieve ordening over de heele lijn moet orde en vrede teweegbrengen ,al wordt „de te ver- deelen koek plotseling grooter". De nooden van den middenstand zijn echter zoo acuut, dat er snelle maatregelen vereischt zijn. Er kan niet eindeloos beraadslaagd worden. Men moet kiezen tusschen onbeperkte concurrentie, of saneerend inpriioen; dat dit pijnlijk zal zijn is onvermijdelijk. Het stellen van vragen. Hoewel het voeren van debat op dit con gres was buitengesloten was er toch gele genheid vragen te stellen. De heer Meyers, te Leiden, vroeg aan den heer Max van Poll, welke maatregelen hij bedoelde, toen hij in zijn rede zeide, dat voor de economische gezondmaking van ons volk nog ingrijpender middelen moeten worden aangewend, dan die welke in het O.S.B.-program genoemd zijn. De heer C o b b n, te Geleen, vroeg al lereerst waarom nog steeds getalmd wordt met tegemoetkoming aan de eischen van den middenstand. Nog altijd hooren wij „words", aldus deze spreker, maar we wil len eindelijk daden zien. Met name drong spr. aan op wijziging van de bepaling uit de Wet op de Coöperatieve Vereenigingen, die ook aan niet-aangeslotenen het koopen bij Coöperatieve winkels toestaat. De repliek van den heer Van Poll kon slechts kort zijn, daar de nevenvergadering in „Scala" op hem wachtte. Hij legde al lereerst den nadruk er op, dat niet aan hem de taak was toegedacht, zijn meening te geven over de concreten inhoud der de siderata van het program. Ten aanzien van het door den heer Cobben gesprokene merk te hij op, dat het al maar door schreeuwen om „daden"! tenslotte op zichzelf ook niets anders is dan „words". Tot wijziging van de wet op de Coop. Vereen, is spr. alleen, in zijn kwaliteit van lid der volksvertegen woordiging niet in staat. Aan degenen die hun heil zoeken in drei gen met aansluiting bij de N.S.B. wil spr. in overweging geven, de verhoudingen in Duitschuand te bestudeeren. Uit statistische cijfers blijkt, dat de omzet van den midden stand aldaar in het derde kwartaal van het vorige jaar 3pet. ten achter is gebleven bij die van dezelfde periode van 1932, Uitvoerig de vraag van den heer Meyers te beantwoorden, is spr. in dit bestek niet mogelijk. In het kort komt zijn visie op de crisis hier op neey, dat deze in hoofdzaak het gevolg hiervan is, dat het verschil in waarde tusschen in- en uitvoer, dat vroe ger werd gedekt door inkomsten uit de scheepvaart en uit Indische beleggingen, thans ongedekt blijft. Het weder in even wicht brengen van de betalingsbalans is volgens spr. ook voor den middenstand nog belangrijker dan hetgeen in het N. S. B.- program gevraagd wordt. Na de rede van mr. Bach kwam een res pectabel a&ntal vragers. Mr. Bach het woord nemende tot beantwoording, kon slechts twee vragen beantwoorden, Aller eerst die van den heer L e n s e n uit Kerk- rade, die gaarne iets meer had vernomen omtrent het programpunt: gelijkberechtig- tiging op belastingebied. Mr. Bach zeide dienaangaande, dat dit programpunt doelde op het voordeel dat door de Dividend- en Tantième-belasting aan N.V., en Coöpera tieve Vereeniging wordt toegekend in den vorm van belastingvrijheid voor gereser veerde winst. Den heer H u b e e k, uit Rijswijk, 'die gevraagd had „of er kans is dat bij de huidige, constellatie van Kamer en Kabinet het O.S.B.-program ooit tot uit voering zou komen", en blijk had gegeven, daarin niet veel vertrouwen te hebben, ant woordde mr. Bach, dat hij vertrouwde, dat het middenstandsprogram, dat redelijk en principieel gefundeerd is, ook de volle be langstelling der regeering zou hebben. In elk geval, aldus spr., heeft de R.K. Staats partij het volste recht op het vertrouwen van den middenstand. Een resolutie. Na aldus de gestelde vragen beantwoord te hebben, stelde spr. vervolgens namens het hoofdbestuur de volgende resolutie voor. De Ned. R.K. Middenstandsbond, op Dinsdag 6 Februari 1934 te Den Haag in Buitengewoon Congres bijeen ter behan deling van zijn program tot Ordening, Sa neering en Bescherming van het Midden- standsbedrijf, gehoord de sprekers: stelt vast, dat de huidige crisis ook op het middenstandsbedrijfsleven in buitenge wone mate haar ontwrichtenden invloed uitoefent, en dat door de ontwikkeling der econo mische en maatschappelijke verhoudingen de ordening en saneering in de diverse tak ken van middenstandsbedrijf, meer nog dan vroeger en minstens even sterk als in an dere bedrijfstakken, tot een dringende nood zakelijkheid is geworden in het belang dei- bedrijf sgenooten en in het algemeen eco nomisch belang; spreekt zich andermaal uit voor publiek rechtelijke organisatie van het bedrijfsleven op den grondslag van zelfbestuur en als inzet tot een volledige corporatieve her ordening der maatschappij, en verwerpt met de meeste beslistheid iedere poging tot fascistische of nationaal- socialistisch partij dictatuur in staat, maat schappij en levensbeschouwing; verlangt van de Regeering in nauwe sa menwerking met het georganiseerde be drijfsleven een doelbewuste en positieve middenstandspolitiek, in den zin van het Ordenings-, Saneerings- en Beschermings program van den N. R.K. M., mede door tij delijk vestigingsverbod, vaststelling van vestigingseischen en afdoend optreden te gen de concurrentie-excessen, en verlangt daarnaast rechtstreeksche maatregelen om het gezonde kleinbedrijf, speciaal in den détailhandel, te behoeden tegen onnoodige verdere verdringing door grootbedrijf en coöperatie, in het algemeen belang der maatschappij; verwacht daartoe de medewerking van de R.K. Staatspartij in den zin van haar Manifest; roept den katholieken middenstand op, om in volledig besef van zijn maatschap pelijke verantwoordelijkheid, bij voortdu ring te streven naar de meest volmaakte vervulling zijner economische taak, en ook zijnerzijds door princioieele vakorganisatie de ordening der bedrijfstakken zoo krach tig mogelijk te bevorderen. Besluit deze Resolutie ter kennis te bren gen, overal waar het behoort, en gaat over tot de orde van den dag. De resolutie werd bij acclamatie aan- Op de vergadering in den Dierentuin sprak rector Bots een geestdriftig slot woord, terwijl in Scala pastoor Möller nog de vergadering heeft toegesproken. RECHTZAKEN coede wiG;n BscnGin welvaart „Straperlo is hazardspel" TWEE GELDBOETEN VAN 2000 GLD., SUBS. 100 DAGEN HECHTENIS .GEëlSCHT. Gisteren heeft de Haagsche rechtbank behandeld de zaak tegen V. Straus en J. Perel, tegen wie proces-verbaal opgemaakt is wegens het exploiteeren van het z.g. Straperlo-spel te Scheveningen in den zo mer van 1933. Voor deze zaak viel er van de zijde van de balie een buitengewone belangstelling te constateeren. Alle gereserveerde plaatsen, voor zoo verre niet door deskundigen en getuigen bezet, waren door dames en heeren leden van de balie ingenomen. Mede waren een zeer groot aantal aan staande juristen die de colleges van prof. van Bemmelen volgen, in het gereserveerde gedeelte der zaal aanwezig. De publieke tribune was eveneens over vol, terwijl de perstafels overbezet waren. De uitvoerige dagvaarding in deze zaak is reeds eerder gepubliceerd. De rechtbank is samengesteld uit de rechters mrs. Scholten, president, v. d. Boom en Wijtjens. Het O.M. werd waarge nomen door mr. P. Blok. Als verdediger trad op mr. Kokosky uit Amsterdam. Van de zijde van het O.M. waren opge roepen 2 deskundigen en 15 getuigen, van die der verdedigers 2 deskundigen en 9 ge tuigen. Het getuigenverhoor. Eerste getuige was mr. Wery, rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage, die als rechtercommissaris in deze zaak is opge treden. Hij doet eenige mededeelingen om trent het vooronderzoek. Dr. C. Schouten, oud adj.-dir. van het Kon. Ned. Meteorologisch Instituut te De Bildt, wordt als deskundige gehoord. Hij legt verklaringen af omtrent een door hem uitgebracht rapport, waarin verklaard wordt omtrent den looptijd der balletjes op het instrument. Bij zijn proeven heeft hij aanmerkelijke tijdsverschillen geconsta teerd bij de looptijden der ballen. Voorts heeft hij schommelingen berekend, die van grooten invloed kunnen zijn op den afloop van het spel. Dienaangaande werden door deskundigen nog eenige vragen beantwoord. De door des kundigen genomen 5 proefnemingen waren z.n. voldoende om daarop zijn rapport te baseeren. W. Sohirm, scheikundige, werd vervol gens gehoord als deskundige. Hij doet mede deel ing over het gewicht der balletjes. Geen enkel der balletjes was volkomen rond. De geconstateerde fouten zijn volgens desk. van invloed o,p het spel. Mr. Kokosky vraagt of men hier van „fouten" kan spreken. Wetenschappelijk beschouwd, bestaat geen enkele zuivere bolvorm. Deskundige Schirrn kan hierop geen ant woord geven. Hij kaïn niet zeggen of het technisch mogelijke hier bereikt is. Ze zou den beter kunnen zijn als men de beste had uitgezocht. - Get. H. Assing, inspecteur van politie, is de volgende getuige. Hij heeft op 3 Seotem- ber onder leiding van commissaris Paré een inval gedaan in het Kurhaus te Scheve ningen. Getuige bevestigt zijn proces-ver baal. Get. verklaarde, dat hoe dichter men bij het toestel staat, hoe meer kans er is, dat men het apparaat onvoldoende kan waarnemen. President: Kunnen zij, die achter de zit tende spelers staan aan het einde van de tafel nog berekeningen maken? Get.: Zeer zeker niet. Dit gaat reeds niet meer als men aan het einde der tafel zit. Mr. Kokosky: Als men niet goed ziet, moet men niet spelen. President: Dat is een andere kwestie. Get. H. P. Drenth, employé bij de Bataaf - sche Petroleum Mij., is de volgende getui ge. Hij heeft herhaaldelijk het spel bezocht. Het gebeurde herhaaldelijk, dat het bal letje bleef liggen. Dan werd het afgeveegd en de rail ook. De rotatie-snelheid van de rail was niet constant. Als het eenige kee- ren gebeurde, dat het balletje niet in een vakje terecht kwam, verschoof de „rou- leur" een handle en daardoor werd de snel heid van de schijf minder. Spr. begon met het spel trachten te spelen als behendig heidsspel. Op grond van zijn ervaringen is hij het gaan spelen als hazardspel. Mr. Kokosky: Hoeveel keer is U er ge weest? Get. Drenth: Ongeveer 40 keer. Get. heeft aan hoofdinspecteur Hol gezegd, dat het verdacht dikwijls gebeurde, dat het balletje bleef liggen. Z.i. liep het de spuigaten uit. Get. heeft één en ander gecontroleerd met een chronometer. Mr. Kokosky: Hoe weet U, dat die chro nometer goed functioneerde? Get. Drenth: Die is gecontroleerd door iemand van de Kon. Ned. Athletiek Unie. Mr. Kokosky: Wie is dat? De heer Drenth: De heer Feen. Mr. Kokosky meent, dat heelemaal niet vaststaat, dat deze getuige deskundig is in het hanteeren van een chronometer. Verd. Perel zegt. dat de heer Hol dage lijks kwam controleeren, maar nooit een aanmerking maakte. Get. v. d. Vosse, inspecteur van politie, Avas bij den inval tegenwoordig. Er waren omstreeks 400 personen aanwezig. Get. ver klaart, dat met een gewonen chronometer de snelheid van de schijf niet goed te con troleeren is. President: Is u deskundige in het han teeren van een chronometer? Getuige: Neen. President: Dan heeft deze uitspraak geen waarde. Mr. Kokosky: Dan heeft ook de verkla ring van get. Drenth geen waarde. Die is óók geen deskundige. Hoofdinspecteur Hol wordt vervolgens gehoord. Hij heeft dikwijls het spel gecon troleerd op last van den hoofdcommissaris. De looptijd van het balletje was niets steeds gelijk. De opnemingen met den chronometer werden door getuige gecontroleerd. De spe lers stonden veelal verscheidene rijen dik. De heer Perel was steeds aanwezig, de heer Strauss niet zoo vaak. Getuige heeft meermalen klachten ge hoord over het blijven liggen van het bal letje, waardoor berekening onmogelijk werd. Dit was ook onmogelijk door de af wisselende snelheid der balletjes. Getuige heeft nimmer den indruk gekregen, dat het de bedoeling der exploitanten was, het spel te beïnvloeden. Dit verklaart getuige op een vraag van den verdediger. De president: Kwade trouw is niet ten laste gelegd. De heer Perel: Ik heb meermalen bewe zen, dat het spel te berekenen was. Ik heb dat gedemonstreerd. De heer Paré, commissaris van politie, de volgende getuige, verklaart, dat hij meer malen het spel bezocht. President: Heeft U ook gezien, dat de rouleur het balletje op verschillende wijzen in beweging bracht? Getuige: Ja. Dit gebeurde echter onbe wust. Getuige Gielen heeft in verband met de controle In et den heer Hol samengewerkt. Get. heeft een verschil in looptijd aan dezelfde tafel geconstateerd van 7 seconden. De president: Konden de spelers steeds het spel goed waarnemen? Getuige: Neen, niet zoodanig, dat bereke ningen gemaakt kunnen worden. Degenen, die verder stonden dan een halven meter van den rouleur, konden niet berekenen. Trouwens is getuige tot de conclusie geko men, dat het hier uitsluitend harzardsj^el betrof. Getuige constateerde verschillende onregelmatigheden en beklaagde zich daar over bij den heer Hol. Getuige is oud-artil lerie-of fioier en heeft meer met chronome ters te doen gehad. Het gebeurde 6 a 7 maal op epn midddag aan één tafel dat het bal letje bleef liggen. De verdediger vraagt de rechtbank nu eens een deskundige te hooren op het ge bied van stopwatches. Het komt er thans op neer, dat iedereen zich deskundige noemt. Het hanteeren van zulk een instru ment is zeer moeilijk. De president: De getuigen verklaren al leen wat zij hebben bevonden. Het staat aan de rechtbank of zij aan de verklaringen waarde wil hechten. De rechtbank zal het verzoek in overweging nemen. Getuige Leeuwenberg, monteur, was in dienst van de beide verdachten. Hij be diende de motoren van de speeltafels. De draden werden wel eens versteld, als het balletje niet goed liep. De motor kon hoog stens 38 omwentelingen maken. Wanneer een motor eenmaal een bepaald aantal toe ren maakte, bleef deze snelheid gedurende een heelen dag constant. President: Hoe constateerde U dat? Getuige: Met een chronometer. Verdachte Parel: Een tafel werd pas in werking gesteld als ik persoonlijk gecon stateerd had, dat het spel te berekenen was. Getuige J. Kunst, koopman te Naaldwijk speelde herhaaldelijk. Hij beschouwde het als een behendigheidsspel. Zijn berekenin gen kwamen dikwijls uit. Als het druk was, was het te onrustig om berekeningen te maken en speelde hij op goed geluk. Get. aoht het echter onmogelijk berekeningen te maken van meer dan een vakje. Get. II. Ouwehand speelde het als behen digheidsspel. Hij had er meermalen succes mee. Zijn berekeningen faalden ook vaak. Wanneer de rouleur het balletje lang in zijn hand hield, volgde een afwijking van den loop. Spr. heeft het spel gespeeld uit sportivi teit, niet uit winstbejag (gelach). Later verklaart get. dat hij, toen zijn be rekeningen faalden, alle berekeningen liet varen. Dan werd het dus zuiver hazard spel. Nog werden eenige getuigen gehoord en na de pauze enkele getuigen a decharge. Als getuige a décharge wordt gehoord ir. F. A. M. van Schaik, directeur der electro- technische af deeling der Expl. Mij. Scheve ningen. Getuige's personeel heeft de mo toren aangesloten. Door middel van stroom- regeling waren de motoren niet te bein- vloeden. Het aantal toeren van den motor is steeds constant tenzij de spanning van het net plotseling verandert. Handles aan de tafels dienden om te remmen. Spr. kan zich niet voorstellen, dat de motoren dan eens 35, dan eens 40 toeren deden. Volgende getuige a décharge is prof. Schuh hoogleeraar te Delft. Getuige deelt mede den inhoud van een door hem uitge bracht rapport, door dr. Schouten samen gesteld. Getuige critiseert dit rapport en gaat verschillende speelniethoden na. Get. heeft ook nagezien de metingen, door de politie verricht. Ook bij de geconstateer de afwijkingen is behendigheid mogelijk. Dit is getuige's conclusie. Er zijn speelwij zen, waarbij gemiddeld steeds winst ge maakt wordt. De conclusie en de cijfers van dr. Schouten betwist get. niet. Het geluk-element speelt een rol, maar behendigheid overweegt. Als de speler een behoorlijk aantal waarnemingen gedaan heeft en dan een keer speelt op een be paalde wijze, staat hij er veel beter voor, dan de bank. De behendigheid bestaat uit het bepalen van het gemiddelde. Mr. E. C. Goudsmit. kampioen-bridger, wordt vervolgens gehoord. Get. heeft het Straperlo-spel bestudeerd. De frequentie van de afwijkingen hebben geen overwe genden invloed. Wie er voor gaat zitten om te winnen, die wint ook. Kalm overleg is daarvoor noodig. President: De deskundigen zeggen, dat de behendige speler speelt op het gemiddel de. Ook bij roulette is ten slotte een ge middelde. Is er nu niet alleen maar een gradueel verschil? Op deze vraag antwoordt prof. Schuh: Bij roulette zegt get. is het absoluut onmogelijk een gemiddelde te berekenen. Dit aoht getuige juist een essentiëel ver schil. Requisitoir. De officier, mr. Blok, neemt hierna re quisitoir. Hij vestigt de aandacht speciaal op het rapport-Schouten en bespreekt de om wentelingssnelheid van den ring. die af wisselend is. De getuigen a charge, die daaromtrent verklaringen aflegden, waren blijkbaar ervaren in het hanteeren van den chronometer. Bij warm loopen van den mo tor werd het spel stopgezet, maar dit warm worden had dan natuurlijk reeds invloed gehad op de voorgaande spelen. De balle tjes zijn niet alle gelijk aan vorm en ge wicht, hetgeen van belang is omdat men in den regel niet aan één tafel bleef spelen. Als het balletje op de rails bleef liggen, kwam dat door atmosferische invloeden, maar die deden zich toch niet ineens gel den? Die invloeden werkten dus ook bij voorgaande spelen. Wat de waarnemingsmogelijkheid be treft, deze kan groot geweest zijn als men op een bepaalde plaats stond en er niet veel menschen waren., Practisöh kon daarvan niet veel terecht komen, omdat het in de speelzalen zeer druk en rumoerig was en de spelers wel drie rijen dik stonden. Het komt spr. voor, dat op grond van al deze onregelmatigheden de politie in een dergelijk geval steeds proces-verbaal kaai opmaken en de zaak sluiten, op sterk ver moeden van hazardspel.. Spr. ontkent niet, dat er mensohen zijn, die met behendigheid speelden, maar dit dost er niets aan af, dat dit spel blijft vallen onder art. 254 bis. Ver dachten wisten immers, dat het publiek er hazardspel van maakten. Als men in het openbaar bridge laat spelen en men maakt daarvan hazardspel, is men strafbaar. Spr. wees o.m. op het bekende arrest van den Hoogen Raad inzake prikplanken. De Hoo- ge Raad zeide dat een spel, waarbij alleen zeer goede puzzlehoofden succes hebben, hazardspel blijft. Spr. achtte geen termen aanwezig, een minimum-boete tte vragen. Het wil hem voorkomen, dat men bij de demonstraties voor de autoriteiten de zaak biet juist heeft ingezien. Het is een groot verschil of dit spel in 't openbaar of in 't publiek wordt beoefend. Spr. eischte wegens het aan het publiek opzettelijk gelegenheid geven, ha zardspel te beoefenen, een boete van 2000 voor ieder der verdachten, subs. 100 dagen hechtenis met verbeurdverklaring van de bewijsstukken. Pleidooi. Mr. Kokosky ging allereerst de geschie denis na van de totstandkoming van het art. 254 bis. Het subjectieve oordeel is daarbij geheel uitgeschakeld. Spr. acht het van geen enkel belang hoe de menschen spelen. Het gaat alleen om den aard van het spel. De individueele speler behoeft geen gebruik te maken van de berekenlngsmogelijkheid. Er zijn wat men noemt „onregelmatigheden" geweest, maar duidelijk is wel gebleken, dat er van eenige knoeierij geen sprake was. Er waren alleen factoren, die de ver dachten niet konden voorzien. Berekening is nimmer onmogelijk gemaakt, mits men maar waarnam wat er geschiedde. De be rekening is zóó simpel, dat een kind die kan. Het arrest van den Hoogen Raad in zake de prikplanken heeft hiermee niets te maken. Hier betreft het esn zaak, die ieder een zien kan, een eenvoudige waarneming, in plaats van een theoretisch, wiskundig vraagstuk. Bij de roulette is heelemaal geen systeem mogelijk, zooals prof. Schuh dui delijk uiteenzette. Pleiter wijst op de verklaringen van den deskundige v. Schaik. Dit spel wordt ge speeld door een mechaniek. Het karakter van dat spel verandert geenszins omdat een motor warm loopt, hetgeen een afwij king is van een normale. De balletjes zou den niet heelemaal rond zijn, maar ook bil jartballen zijn, wetenschappelijk gespro ken niet rond. Daarmee verandert het ka rakter van het biljartspel niet. De officier zegt nu: Als de verdachten wisten dat er hazard gespeeld werd, waren zij reeds strafbaar. Maar waaruit blijkt, dat zij dit wisten? Moesten zij dan naar iederen speler toegaan en vragen: Hoe speelt u? £ij hadden daarmede immers niets te maken. Om veroordeeld te worden moeten ver dachten het opzet gehad hebben, gelegen heid te geven tot hazardspel. Di: opzet is niet aan te nemen. Men heeft immers over leg gepleegd met de autoriteiten. Verdach ten waren dus geheel te goeder trouw. Zij hebben ook in Noordwijk het spel geëxploi teerd en, naar pleiters cliënten hem mee- d eel en, met goedvinden van dezen Officier van Justitie, die nu zulk een hooge geld boete vraagt. Pleiter verwacht van de recht bank vrijspraak, zoo de rechtbank die niet geeft een zeer lage boete opdat het proef- karakter van dit proces niet verloren ga. Ten slotte wees pl. er nog op, dat voor dit spel octrooi verleend is. De rechtbank zal over 14 dagen uitspraak doen. 't Diner weer ni#t klaar? Nou, maar dan ga ik naar een restau rant. Wacht nog tien minuien. Is 't dan klaar? Neen, maar dan ben ik aange kleed om met je mee te gaan. 'Sic und Er).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1934 | | pagina 11