DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN NOODLOTTIGE BRAND TE 's GRAVENHAGE. 25ste Jaargang DONDERDAG 7 DECEMBER 1933 No. 7680 S)e £cki6ch^0oti^mt DE ABONNEMEN1SPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling: Voor Leiden 19 cent per week2.50 per kwartaal Bij onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal franco per post 2.95 per kwartaal Het Geïllustreerd Zondagsblad ia voor de Abonné'a ver krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, by vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 I GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11 DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT: Gewone Advertentien 30 cent per regel Voor Ingezonden Mededeelinger. wordt het dubbele van het tarief berekend. TELEFOONTJES van ten noogste 30 woorden, v/aarfn be- betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur m verhuur, koop en verkoop: 0.50 DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE BLADEN. DE KORTING OP DE INDISCHE PENSIOENEN MINISTER COLIJN AAN HET WOORD (Van onzen parlementairen medewerker) Gisterenmiddag werd de behandeling van de zooveel geruchtmakende zaak df.r korting op de Indische pensioenen met hoogstens 17 pet. voortgezet. De felle op positie tegen het ontwerp had een politieKe crisis in de sfeer van het mogelijke, vol gens sommigen van het waarschijnlijke, geplaatst. Er heerschte dan ook m de Ka mer die eigenaardige spanning, die groote gebeurtenissen steeds pleegt te begeleiden. Dat het aftreden van het Kabinet, onder de huidige omstandigheden, inderdaad een groote gebeurtenis zou zijn, valt niet te ontkennen. Diegenen onder de menigte, die in groote getale de tribunes en de loges van hei Kamergebouw vulde, die reeds heden een beslissing hadden verwacht, zyn daar in door den loop der gebeurtenissen teleur gesteld. Wij zijn nog slechts genaderd tot de re plieken, waarvoor de spreektijd bij wyze van uitzondering, evenals die in eerste ter mijn, is vastgesteld op "25 minuten. Dat de overige leden van het Kabinet zich volko men achter den minister-president scharen, bleek niet alleen uit de uitdrukkelijke ver zekering van den heer Colyn zeiven, maar ook uit de aanwezigheid van verscheidene leden van het ministerie achter de regee- ringstafel. Mocht het eventueel tot een verwerping van het voorstel komen en tot een ministei - crisis, dan zal deze noodwendig leiden tot een kabinetscrisis. Overigens heeft minister Colijn de por- tefeuiileKwestie niet gesteld, maar zich be paald tot de opmerking, dat verwerping verschillende mogelijkneden biedt: Ka merontbinding, aftreden van het Kabinet of vaststelling van dé korting by ordonnan tie. Dit laatste zou wel een zeer zonderlin ge staatsrechtelijke figuur zijn, daar de In dische Volksraad dan geroepen zou worden een beslissing van de Nederlandsche Twee de Kamer te desavoueeren. Maar laten wij. de rede van den heer Co- lijn meer systematisch nagaan. Zij is de ze dit zij vooropgesteld ten volle waard. Nadat hij volgens zijn gewoonte eerst enkele detailpunten had besproken, kwam hij tot de volgende hoofdpunten, die hij ontleende uit de redevoering van prof. Aalberse. Als eerste bezwaar van den ka tholieken fractieleider behandelde hij het grondwettelijke bezwaar, den beweerden strijd namelijk met art. 177 van de Grond wet, dat de belangen van de schuldeischers van de Staat waarborgt. Hiertoe behooren, volgens den heer Colijn, uitsluitend ae gelaverschaffers. Het artikel moet worden beschouwd als een reactie op de tiërceering van de staatsschuld onder het Fransche re giem, waarbij de minister-president een beroep deed op de bekende commentators van het Nederlandsche staatsrecht: Thor- becke, Lohman, Buys en Heemskerk. Op deze gronden wees de heer Colijn het ar gument, dat de korting anti-constitutioneel zou zijn. dan ook af. Art. 177 heeft met de pensioenen niets te maken. Het tweede argument van prof. Aalberse, dat de vaststelling by de wet den betrok kenen den weg naar den rechter zou a£- snyden, noemde de heer Colijn „een af schuwelijk misverstand". Was de regeling by ordonnantie tot stand gekomen, dan zou den de betrokkenen niet beter af zijn ge weest. Want t.a.v. ordonnanties heeft de Indische rechter het toetsingsrecht slechts indien de ordonnanties niet door de be voegde macht is tot stand gebracht en iets bevat, wat strijdig is met een hooger voor schrift. Slechts in deze twee gevallen kan de Indische rechter een ordonnantie bui ten toepassing laten. Nu is het echter dui delijk, dat deze twee gevallen zich hier nooit zouden hebben voorgedaan. Een be roep op den Indischen rechter zou dus ze ker geen succes hebben opgeleverd. Dat de regeering deze zaak by de wet wensclit te regelen is eenerzijds een gevolg van net feit, dat deze regeling technisch de meest eenvoudige is, anderzijds dat Indië op deze wijze vanuit Holland zich een steun in den rug ziet toebedeeld. Wegens het groote be lang, dat bij deze zaak betrokken is, stelde de regeering het op prijs deze zaak in het openbaar met den hoogsten wetgever te behandelen. Regeling bij de wet was dus absoluut geen slinksche methode om den rechter te ontgaan. Het derde punt en tevens het meest be langrijke was de beweerde strijd met de rechtvaardigheid. De heer Colyn stelde in dit verband de vraag, hoe de zaak gesteld is, indien op het einde van iemands dienst tijd het salaris wordt verlaagd, wat tevens met zich brengt verlaging van het pen sioen. De door den heer de Geer aangevoer de stelling, dat bij verlaging van het sa laris de ambtenaar vrij is zijn ontslag te nemen, gaat in 999 van de duizend geval len niet op. De regeering beschouwt het pensioen als resultaat van samenwerking tusschen het publiek gezag en den ambte naar om dezen bij ouderdom en invalidi teit een behoorlijk levensonderhoud te ver zekeren, waarbij zij zich aansluit bij de definitie van de Staatscommissie-de Mees ter, die de pensioenwet van 1922 heeft voorbereid. Tegen de opvatting, die het pensioen beschouwt als uitgesteld loon, pleit het cumulatieverbod. De Indische pen sioenwet en de Nederlandsche pensioenwet sinds 1922 erkennen de verhouding tus schen overheid en gepensioneerde niet als een zuiver privaatrechtelijke. Dat in de zen tijd allerwegen in privaatrechtelijke verhoudingen moet worden ingegrepen, is nu eenmaal noodzakelijk. Dat de voorgestelde korting noodzake lijk is, toonde de heer Colyn aan aan de hand van een bespreking van de Indische financiën. Reëel is sr in Indië in een paar jaar tijds reeds 24 pet. bezuinigd. Nu is er nog een tekort van 125 mill. De heer Co lijn had „met verbijstering" waargenomen, dat op deze kant der zaak maar zoo wei nig was ingegaan. Aan het einde van dit jaar is de Indische schuld 1500 mill, groot. Zou men de publieke schuld aantasten, dan zou oogenbliklcelijk ieder crediet ook van Nederland verdwijnen. Op het einde zijner rede verklaarde de heer Colijn, dat het Ka binet eenstemmig van oordeel was, dat dit ontwerp niet behoort te worden afgewezen. Wat het Kabinet van plan is by verwerping te doen wij wezen er reeds op is nog niet bekend. Het zal zich bij deze beslis sing slechts laten leiden door het landsbe lang. Van de sprekers, die gistermiddag het woord voerden, wijzen wij op de rede van den anti-revolutionairen prof. V i s c h e r, die verklaarde in de rede van prof. Aalber se aanleiding te hebben gezien zijn houding nog eens nader te bezien. Zou het ontwerp inderdaad zyn in strijd met de rechtvaar digheid, dan zou het moeten worden ver worpen. Volgens den hoogleeraar voldoet het ontwerp geheel aan de eischen, die de Thomistische staatsleer stelt aan een recht vaardige wet. Deze eischen zijn, dat de wet moet zijn in het belang van het alge meen, het „bonum commune", moet zijn uitgegaan van den bevoegden wetgever en een rechtvaardige verdeeling van lasten moet inhouden. De heer J o e k e s (V.D.) kwam zich voor het ontwerp verklaren. Nemen wij dg. maatregelen niet, zoozeide hij, dan zullen wy binnenkort den toestand niet meer meester zyn. De communisten verklaarden zich tegen, evenals de heer van Houten (Chr. Dem.) en Arts (R.K.V.P.). De plat telander Vervoorn en ds. Lingbeek verklaarden zich voor het ontwerp. Vandaag worden de debatten voortgezet. IN MEMOR.IAM PROF, DR. LIGTENBERG Prof. dr. W. Vogelsang wijdt in de „Utrechtsche Courant" een in Memoriam aan den oud-hoogleeraar der Utrechtsche Universiteit prof. dr. R. Ligtenberg: „Een plotselinge dood heeft een werk zaam leven tot een toch nog overwacht einde gebracht. Er scheen eenige hoop te zijn, dat dezen door een hardnekkig lijden sedert lang geplaagden man een laatste periode van rustiger werken zou gegund zijn, nadat hy in het laatste voorjaar ont slag uit zijn ambt had genomen dat hem te zwaar was geworden. Zyn yver was onverminderd, zijn onverwoestelijke hu mor leek in de tijden, dat zijn ziekte hem niet al te zeer kwelde, weer op te le ven. Ligtenberg is één der werkers geweest, wier geheele levenstaak en wier slagen in het voorgenoemde eerst veel later in den breede zal worden overzien. Een studieuze monnik, die zich de aristocratische levens opvatting van den ordegeestelijke, die zich niet met de wissewasjes van het dagelijk- sche leven behoort in te laten, voor zijn stu die en wetenschap ten nutte heeft weten te maken en dis velen heeft weten te lee- ren. Ligtenbergs levensgeschiedenis en werk te overzien en te ontleden kan niet onze taak zijn. Men zal niet nalaten zich elders van de taak van dankbaarheid te kwijten. Want dankbaar moeten wij zijn voor het posi tieve van zijn werkzaamheden en voor het in de dagen toen zijn gezondheid nog intact was en robuust scheen zoo bemin nelijk en tevens zoo stoer beeld van zijn HET PROCES TEGEN DE VOLKSVEREIN. VAN DE AANKLACHT BLIJFT NIETS OVER (Bijzondere correspondentie). MüNCHEN-GLADBACH, 6 Dec. 1933. Heel het stadsbeeld staat vandaag in het teeken van „Sinte Klaas". Want ook in Rijn land wordt dit echte kinderfeest gevierd en Ruprecht, zooals hier de knecht van „Sinte Klaas" heet, heeft vandaag handen vol werk. Reeds vanaf den vroegen mor gen, toen wij naar de rechtbank gingen, zag men tallooze moeders, meest buitenmen- schen, met groote pakken sjouwen, waarvan de inhoud straks in zoovele gezinnen weer vreugde zal brengen in deze zware en droe ve tijden. Want er wordt nog bittere armoe de geleden in het gansche land, dat in de afgeloopen maand het aantal werkloozen weer met 33.000 zag vermeerderen. De kinderen drukten hun neuzen plat tegen de ruiten van de uitstalkasten der groote Warenhuizen en Woolworth-winkels, waar het zoo stampvol kooplustige men- schen is, dat men ondanks de vlugge vlij tige verkoopsters toch nog lang moet wach ten eer men aan de beurt is om geholpen te worden. De strijd tegen de Warenhuizen heeft blijkbaar geen enkel resultaat opge leverd en het publiek wordt overal, ook in de eenheidsprijzenwinkels met rust ge laten. Maar in de rechtszaal zit op het bankje der beklaagden, dat dank zij de welwillend heid van den President der Rechtbank met een gemakkelijken leuningstoel is verwis seld, ineengedoken, lichamelijk gebroken, een man die aan de menschheid alleen wel daden bewees, maar die nu in zekere krin gen vreeselijke gehaat is, omdat hij een Joodsch profiel en tfoörkomen heeft, of schoon wetenscheppelijk toch vaststaat, dat hij een Ariër is. Alles heeft men uit den hoek gehaald om te trachten te bewijzen dat Prof. Dessauer geregeld met Joden om ging, met hen bevriend was en dus tot slechte dingen in staat moet geacht wor den. Klaar en duidelijk bewees Prof. Dessauer dat hij geen Joden bevoordeeld heeft, geen vriendschap met hen had gesloten, maar dat hy hen ook nooit heeft teruggestooten, omdat hij hen als gelijkberechtigde burgers beschouwde, die ook in de ure van nood en twijfel recht hadden op een goed woord. Een voor een weerlegt Prof. Dessauer de zeven gevallen die in de aanklacht tegen hem zijn ingebracht, waarbij hij Joden heeft geholpen. Deze gevallen strekken zich uit over een periode van negen jaar, dus nog niet een geval per jaar! Er is daar bij o.a. een geval dat Prof. Dessauer een Israëliet in relatie heeft gebracht met een Katholiek priester, hetgeen later tot ge volg dat dat deze Jood met heel zijn gezin overging tot de Katholieke Kerk. „Wanneer ik later deze menschen, toen ze in moei lijkheden zijn geraakt tengevolge van hun overgang tot de Katholieke Kerk, hulp ver leende, dan is dat toch geen misdaad, maar niets anders dan een staaltje van mijn plicht als Katholiek", zoo riep Prof. Des sauer uit. De Joden, waarmee Prof. Des sauer relaties onderhield, waren geleerden met een wereldreputatie, die verschillende malen eeredoctor waren van Duitsche Uni versiteiten en waarvan er een, Prof. Dr. Beek, thans een zeer vooraanstaande posi tie inneemt aan het Instituut Pasteur te Parijs. De verklaringen, die Prof. Dessauer geeft, zijn zóó voor de hand liggend en logisch, dat het voor een ieder duidelijk is, dat deze man daarvoor niet veroordeeld kan wor den. Als Centrumsman heeft hij gesneden tegen het Nationaal Socialisme, maar toen eenmaal de volmachten wet werd voorge steld, heeft óók hij vóór gestemd, was zelfs verbindingsman tusschen Centi um en Nationaal Socialisten. En al moge nu de tijd over het Centrum zijn heengegaan, daarin ligt toch nog geen schuld! Met deze woorden besloot Prof. Dessauer zyn betoog dat zoo zonneklaar en duidelijk is, dat de verdediging een zeer gemakkelijke taak zal hebben. Het is echter wel merkwaardig, dat alle bladen zich streng houden aan het voor persoon, dat in onze herinnering blijft le ven." De schrijver geeft dan een kort over zicht van prof. Ligtenberg's leven en noemt enkele uit de vele artikelen, die van zijn hand verschenen, om te beslui ten: „Maar dat zijn slechts voorbeelden. Over tal van ikonographische en meer kunst-historische vraagstukken heeft zich zyn belangstelling uitgestrekt. Daarbij was hij een goed leeraar en een man wien zyn studenten ter harte gingen." schrift van den Chef der Persafdeeling behalve de Nationaal Socialistische pers, waarin geschimpt wordt op het Centrum en op de vroegere leiders van het Katho lieke Duitschland. Juist uit hun manier van schrijven blijkt overduidelijk dat dit proces een politieken achtergrond heeft, hetgeen trouwens door iedereen, die ik daarover ondervraagd heb, ronduit wordt toegegeven. Bij heel het verloop van dit proces blykt, dat de Rechtbank aan de zijde der beklaag den staat en de Sonderstaatsanwalt, die nu en dan de verhandelingen onderbreekt, wordt telkens zoo in den hoek geduwd door de rake antwoorden van de verdediging en de beklaagden, dat men met een gerust hart kan beweren, dat de Officier van Justi tie buitengewoon zwak staat! Na iedere aanval wordt de Sonderstaats anwalt knock out geslagen! De heftige too- neelen, die zich in deze middagzitting af speelden, bereikten wel hun hoogtepunt, toen de Officier van Justitie een brief in het geding bracht, die heelemaal niet in de stukken voorkwam, waartegen de verde diging ten sterkste protesteerde o.m. door tegen den Officier van Justitie te zeggen: het is goed dat wij b geen proces kunnen aandoen, want wat is dat nu voor een methode om aan een massa menschen in heel Duitschland een brief te schrijven of ze toch niets slechts van Prof. Dessauer wisten mede te deelen. Toen begon de Of ficier van Justitie heftig uit te varen, dat hij dat niet gedaan had, maar de rechter van instructie! De President van de Rechtbank, die tel kens bemiddelend trachtte op te treden, had een buitengewoon zware taak, en toen zooals gewoonlijk de zitting met de Duit- schen groet werd verdaagd, bracht hij de drie advocaten van de verdediging met de beide ambtenaren van het O.M. weer bij elkaar, en toen de zittingszaal weer ver laten lag, was het blijkbaar weer koek en ei tusschen aanklagers en verdedigers, uit wendig althans, want de verdediging kan het niet verkroppen dat deze extra-officier van Justitie door Berlyn naar hier werd gezonden, om toch eens aan de kaak te stel len, hoe gemeen de Centrumleiders gehan deld hebbenDat is de opzet van heel het proces, waarmee men tot het volk wil zeggen: „Ziet eens hoe jullie leiders het katholieke volk verraden hebben: ze gin gen om met Joden en landverraders en verbrasten jullie duur geld. Keert hen den rug loe en wees ook voortaan in je hart een Nationaal Socialist!" Want dat zijn de menschen hier in hun hart niet: men durft dat echter niet te uiten, hetgeen wel gety peerd wordt door een uitdrukking die ik opving in een Café, waar ik een boterham zat te eten: „Ach ik zal maar niets zeggen, want ook de muren hebben hier tegen woordig ooren!" Men erkent volmondif enkele verbeterin gen die sedert de nationale revolutie zijn ingetreden, maar tevreden is men niet, VOORNAAMSTE NIEUWS. BUITENLAND. Van der Labbe toerekenbaar verklaard. Het getuigenverhoor is afgeloopen. (2de blad). Hoe de eisch van Italië inzake de reorga nisatie van den Volkenbond door het bui tenland wordt opgenomen. (2de blad). Naar een politiek amnestie in Oostenrijk (2de blad). BINNENLAND. Het wetsontwerp tot korting op de Indi sche pensioenen (1ste blad). Bij een brand te 's-Gravenhage zijn drie personen verbrand. (1ste blad). LEIDEN. Uitvaart en begrafenis van prof. dr. R. Ligtenberg O.F.M. (1ste blad). Wij geven een beschrijving van het Rijks museum van Oudheden. (3de blad). vooral de middenstand niet, ondanks al het kunstmatig taangekweekt enthousiasme Men heeft eerbied voor Hitier, maar men is het niet eens met de massa der Nationaal Socialisten, die bezield zijn met een haat tegen het oude Centrum en die vroegere regeerders als landverraders beschouwen. In dit licht moet mer. ook dit proces be zien. Dit blijkt b.v. ook uit de Nat. Soc. bla den, die ben dit heele proces de aanklacht op den voorgrond plaatsen en de weerleg ging weglaten of in het belachelijke trek ken, om telkens te besluiten: „In ieder ge val zal het volk uit dit proces kunnen lee- ren hoe zij over Dessauer, Hohn en de an dere Centrumsvlegels moeten denken!" Over het verdere verloop van dit proces kan men echter thans reeds zeggen, dat, als de Officier van Justitie niet met geheel ander nieuw materiaal voor den dag komt bij de opbouwing van zijn schuldbewijs, er niets anders dan vrijspraak voor Prof. Des sauer kan volgen. Drie personen verbrand TWEE PERSONEN ERNSTIGE BRANDWONDEN. Een ontzettend noodlottige brand heeft hedenochtend gewoed in een huis aan de Daendelstraat 26, bij den Bezuidenhout- scheweg te 's-Gravenhage, waarbij helaas drie menschenlevens zijn te betreuren, ter wijl twee personen met ernstige verwondin gen in het ziekenhuis moesten worden op genomen. Het was ruim 8 uur, toen buren ontdek ten, dat de eerste etage van het heeren huis No. 26, waarin een engroshuis en fa- bricage-inrichting van nachtgoederen is gevestigd, in vlammen stond. Van verschillende zijden werd de brand weer gealarmeerd, die met de motorspuit van de Louise Henriettestraat en kort daarop met die van den Rijswijkscheweg en met den ladderwagen spoedig in actie was. Intusschen was het huis aan de voorzijde reeds een vuurzee gelijk, ook de tweede etage stond in lichtelaaie. De brigadier van de brandweer Wester duin ging naar binnen en zag aan de tuin- zijde twee menschen op het balcon van de tweede etage en daarnaast iemand voor raam staan, die om hulp schreeuwden. Hy riep hun toe op dat balcon te blyven tot het zeil zou zyn gespannen om hen op vangen. Het was n.l. op de trap en om geving één en al vuur, zoodat het onmo gelijk was langs den normalen weg de menschen te bereiken. Aan de voorzijde stond eveneens iemand op het balcon; deze de heer L. wacht te geen hulp af, doch sprong op straat en werd daar zwaar gewond opgenomen. Een van de andere inwonenden, een broeders van eerstgenoemde, sprong aan de tuinzijde eveneens naar beneden; ook hij werd ernstig gewond. De beide overige personen die ge wacht hadden werden in het springzeil opgevangen en bleven ongedeerd. Men kwam intusschen tot de tragische ontdekking, dat er méér menschen in het brandende deel van het huis waren, die men onmogelijk had kunnen bereiken. Dit waren de 18-jarige Paula Becker en twee knaapjes, de 6-jarige Bubi en de 3-ja rige Siegfried, twee zoontjes van het echt paar Löwie. Helaas bleken zij alle drie te zijn gestikt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 1