DONDERDAG 30 NOVEMBER 193 DE LE1DSCHE COURANT VIJFDE BLAD PAG. 17 Hoe het feest van Sinterklaas toch nog een verrassing werd. „Moeder". Jopie van Dalen sloeg haar muziekboek dicht en ging op een kussen aan de voeten van haar moeder zitteen. „Wat is er lieveling?" „Over een paar dagen is het Sinterklaas." „Wat wil je daarmee zeggen, Jopie?" „Ik dacht er zoo juist aan, hoe prettig het dan altijd vroeger was, toen Bob nog bij mij was om alle cadeaux te bewonderen Moeder antwoordde niet, ze liet haar haakwerkje, waaraan zij bezig was, rusten en keek naar buiten, in de schemergrauwe straat. Er kwam een droevig trekje om haar mond en plotseling scheen de gezelligs sfeer verdwenen te zijn. Een oogenblik was het stil, moeder zon op een geschikt ant woord voor haar kleine meid, die daar zoo triestig voor zich uit zat te kijken. Jopie had al heel jong geweten, dat de goede Sint op een wit paard over de daken reed en zij had het altijd leuk gevonden om met den kleinen Bob mee te doen, om samen met hem Sinterklaasversjes te zin gen. Doch toen Bob twee jaar geleden na een korte ziekte gestorven was, was het alsof de kleine Jopie plotseling een paar jaar ouder was geworden. Met Sinterklaas had vader nog wel getracht om de oude stemming in het huisgezin te brengen, doch dit was maar gedeeltelijk gelukt. Jopie toonde zich nog wel heel dankbaar voor de mooie cadeaux die zij 's morgens voor haar nachtkastje vond, doch toen moeder en va der uit de kamer waren had zij heel stil bij de mooie geschenken zitten huilen Toen was zij plotseling tot het besef geko men dat alleen de aanwezigheid van haar kleine broertje haar de vreugde schonk om van de geschenken te genieten en het vorig jaar was het al precies zoo gegaan. Toen had zij het in het geheim aan haar moeder verteld die er in den beginne een beetje verdrietig om was geweest en daar om was het voor haar thans zoo moeilijk om een geschikt antwoord voor de kleine te zoeken. „Sinterklaas komt toch dit jaar niet moeder?" Moeder legde haar hand op het hoofd van Jopie en vroeg: „Is er nu niets wat je heel graag zou willen hebben?" Jopie dacht een oogenblik na, toen schud de zij aarzelend van neen. Zij bezat alles wat haar hartje maar kon begeeren. „Komaan," zei moeder opvroolijkend, „denk er nog maar eens over na, wie weet schiet je nog wel iets te binnen. Weet je wat je nu eens moest gaan doen? Loop eens even naar den kruidenier en haal een half pond griesmeel. Dit heeft hij vanmor gen vergeten te bezorgen." Jopie ging haar mantel aantrekken en stapte de straat op. Het was guur, koud weer en er stond een straffe wind. Er stond op dat oogenblik niemand in den winkel dan de eigenaar, baas Van den Heuvel, die juist zat te knikkebollen, toen Jopie binnentrad. Hij schrok wakker. „Nee maar", zei hij, „is dat wat! Ik ben me daar zoo maar in slaap gevallen. Wat zeg jij d'r wel van Jopie?" Japie zei niets en keek den kruidenier nieuwsgierig aan. Hij zag er niet heel best uit. Hij had er nimmer bepaald welvarend uitgezien, doch thans zag hij al heel erg bleek. Terwijl hij het griesmeel afwoog, begon hij zacht als tegen een groot mensch vertellen: „Ja, sinds die ziekte van mijn vrouw heb ik maar heel weinig rust ge had. Overdag werken, 's nachts oppassen, nu is zij vanmorgen vroeg naar het zie kenhuis gegaan.en binnen een paar da gen is het Sinterklaas. Van een feest voor de kleine peuters zal dit jaar al heel .wei nig komen en zij hopen er nog wel zoo op. Enfin Plotseling zweeg hij en kreeg een kleur toen hij de groote, verstandige kijkers van Jopie op zich gericht zag. „Komt Sinterklaas dit jaar niet bij Rudi en Frits?" De kruidenier schudde het hoofd. „Neen, dit jaar zal hij onze deur wel voorbijgaan, maar voor jóu zal hij wel wat moois brengen, hoor Jopie." Jopie knikte, betaalde en ging den winkel uit. Onderweg moest zij er steeds aan den ken, dat Rudi en Frits, de twee kleins krullebollen, dit jaar tevergeefs op de komst van den goeden Sint zouden wachten. Tegelijkertijd dacht zij weer aan haar ger storven broertje en plotseling schoot haar iets te binnen. Nauwelijks was zij weer de kamer bin nengetreden of zij begon haar moeder vertellen, wat de kruidenier in zichzelf had gesproken. Moeder fronste even het voor hoofd, doch spoedig klaarde haar gezicht op en zij beloofde er met vader over te spre ken om voor Rudi en Frits wat extra's te laten bezorgen. Doch dat was niet het plan van Jopie. Met glinsterende oogen boog zij zich tot haar moeder over en fluisterde haar iets in het oor. Toen Jopie dien avond al naar bed was, sprak moeder nog heel lang met vader en deze luisterde met een glimlach op zijn ge zicht. De dag van Sinterklaas was gekomen. De weervoorspellers hadden gelijk ge kregen: er was een dik pak sneeuw geval len en de vlokken daalden nog altijd op de aarde neer. Rudi en Frits, de twee kindertjes van den kruidenier, waren met hoogroode wan gen thuisgekomen en opgewonden vertel den ze, dat ze Sinterklaas in de stad had den gezien. Hoe meer zij vertelden, des te treuriger de kruidenier werd. De zaken wa ren niet slecht gegaan, doch de ziekte van zijn vrouw had heel veel geld verslonden en hij kon niet veel voor zijn kinderen uit geven. „Zullen we wedden, vader, riep de kleine Frits met vuur, dat Sinterklaas vanavond bij ons komt?" Vader glimlachte en zei: „Je kunt nooit weten, mijn jongen, maar de goede Sint slaat wel eens een jaartje over." Dien avond had de kruidenier al vroeg zijn winkel gesloten. Er kwamen geen klanten meer, een ieder zat gezellig thuis en vierde het feest der verrassingen. De huishoudster, die zoo lang de plaats van moeder innam, was naar haar familie gegaan en daar de kruidenier geen enkel familielid in het stadje had moest hij dien avond zelf voor wat lekkers zorgen. Hij had een ketel met chocolademelk klaarge maakt en vertelde de kinderen oude Sin terklaasverhalen. Plotseling werd tegen half negen luid aan de bel getrokken. „Hé", zei de kruidenier verbaasd, „wie kan dat nou zijn?" „Sinterklaas, Sinterklaas"! juichte ons tweetal, doch het volgende oogenblik wa ren zij zoo stil als muisjes. Vader trok de deur open en ja hoor, wie trad daar de gang binnen? Niemand min der dan Sinterklaas; op den voet gevolgd door Zwarte Piet, die een grooten zak op den rug droeg. „Goeden avond", zei Sinterklaas, „ben ik hier terecht bij Rudi en Frits?" Het eerste oogenblik wist de kruidenier niet, wat hij moest antwoorden, doch ten slotte zei hij: „Ja zeker.. Sinterklaas, die wonen hier." „Dan gaan wij hier maar eens naar bo ven, Piet", zei Sinterklaas en begon de trap op te klimmen. „Dag mijnheer v. d. Heuvel", zei Sinter klaas toen hij boven was gekomen, „hoe maken Rudi en Frits het?" „Heel goed, Sinterklaas", zei de kruide nier, die nog altijd zijn oor en niet kon ge- looven en minstens even verbaasd toe stond te kijken als Rudi en Frits, die hand in hand heel stilletjes naast elkaar stonden. „Dag Sinterklaas", klonk het bedeesd uit de monden van onze twee kleine vriend jes. „Zijn jullie heel braaf geweest dit jaar?" „Ja Sinterklaas." „Is dat zoo, mijnheer v. d. Heuvel?" „Geen klagen, Sinterklaas." „Prachtig. Nou Pieterman, laat jij dan maar eens zien, wat er allemaal in dien zak zit." Zwarte Piet dook met zijn hand in een geheimzinnig uitzienden zak en een seconde later regende het noten en wat al niet meer op den grond. „Grabbelen, jongelui", riep Sinterklaas. Nu dat behoefde je tegen Rudi en Frits geen twee keer te zeggen. Binnen twee tel len lagen zij reeds op den grond en graai den tusschen de massa lekkers. Terwijl ons tweetal hierin verdiept was, trokken Sinterklaas en Zwarte Piet zich snel terug en vader v. d. Heuvel had op de gang nauwelijks gelegenheid om hen de hand te drukken en hen voor hun kmst te bedanken Toen de deur in het slot viel, bleef hij nog volkomen overdonderd staan, ondanks de blijde kreten van Rudi en Frits, die hem hun heerlijke schatten kwamen toonen. Vader v. d. Heuvel schudde het hoofd en zijn armen om de schouders van zijn twee lievelingen heengeslagen, ging hij met hen in de huiskamer. Inmiddels was een taxi met Sinterklaas en Zwarte Piet weggereden, doch zij sche nen weer spoedig ergens te moeten zijn. En waar stopten zij? Voor de woning van Jopie van Dalen. Doch wat deed Sinter klaas dwaas toen hij uitstapte. Hij betaal de den chaufeur en gaf hem een flinke fooi. Was hij dan van plan om bij Jopie te blijven? Zwarte Piet had inmiddels aangescheld en toen mevrouw de deur had geopend, had hij haar bijna omhelsd, doch deze had zich nog niet bijtijds uit de zwarte handen van Zwarte Piet weten te bevrijden en vluchtte naar de huiskamer. Zwarte Piet volgde heel onbescheiden, zonder eerst op Sinterklaas te wachten. Hij trad kalm de huiskamer binnen en ging op een stoel zit ten. Waar was Jopie nou?Moeder zorg de voor de ontknooping door te vragen: „Hoe is het gegaan, Jopie?" Jopie begon heel enthousiast een lang verhaal en aan het eind daarvan sloeg zij den arm om Moeder's schouder en zei: „Ik vind het zoo heerlijk, moeder, dat wij Rudi en Frits gelukkig hebben kun nen maken". En Jopie gaf moeder een fermen zoen, die knalde. Plotseling klonk er een diepe stem: „En wat krijgt Sinterklaas nou voor zijn moeite?" Zwarte Piet vloog Sinterklaas om den hals en zoende hem gul op beide wangen. „Daar vadertje, dat is mijn dank. Vader v. d. Heuvel heeft het geheim num mer kunnen ontsluieren, evenmin is hij ooit te weten gekomen, wie de milde gever was van de cadeaux, die in den loop van den Sinterklaasavond bij hem werden thuisbe zorgd. Toen hij het verhaal later aan zijn vrouw vertelde, die gelukkig weer snel beter was geworden, schoten hem og van dankbaar heid de tranen in de oogen! Dat was wel een heel bijzondere Sinterklaasavond ge weest! Hans is er vandoor. De Sinterklaastijd was voor Karei altijd het prettigste deel van het jaar geweest. Waarom wist hij eigenlijk niet zoo precies. Je kreeg cadeaux en dat was fijn natuur lijk, maar als je jarig was, waren die er toch óók, en toch vond Karei den verjaar dag van Sint Nicolaas prettiger dan zijn eigen verjaardag. Het was op straat altijd zoo gezellig. De winkels waren verlicht of het feest was en voor iedere étalage kon je eigenlijk wel een uur lang blijven kijken, zóó mooi was alles wat erin was uitgestald. Karei was in het begin van December, als de Sint op reis naar Nederland was, altijd in de beste stemming. Ja, Sinterklaasfeest was heerlijk! Hoe kwam het toch dat Karei dit jaar, in 1 het begin van December, heelemaal niet blij was? Integendeel. Hij keek, wat je noemt sip, en de heerlijke avond, dien hij in het voooruitzicht had, kon zijn slechte stemming nauwelijks verbeteren. Ik zal jullie vertellen hoe dat zat. In het einde van October was de oom van Karei, oom Hendrik, op een goeden dag met een prachtig geschenk voor zijn neefje komen aanzetten. Weten jullie wat dat was? Een mooie duif was het. Karei had namelijk een duivenhok getimmerd op het platje aan de achterzijde van het huis. Hij wilde duiven gaan houden, want hij had daar zooveel van gehoord, dat hij de genoe gens van het bezit van een paar mooie dui ven zélf wilde meemaken. Het hok was, na een paar vrije middagen hard werken, kant en klaar, maarde duiven lieten op zich wachten. De vader en moeder van Karei voelden namelijk weinig voor de nieuwe liefhebberij van hun zoontje. Ze zeiden: „Maak jij je huiswerk maar en hang niet den geheelen dag op het platje". Daar was misschien wel iets van waar. Karei was namelijk zóó geestdriftig voor de dui venhouder ij, dat hij z'n sommen en z'n taallessen wel'eens vergatMaar, zoo als ik al zei: oom Hendrik bracht op een mooien Octoberdag de eerste bewoner voor het hok. Het was een prachtige duif, een kropper, zooals Karei dadelijk vakkundig zeide. Het beest had vast niet zoo'n beetje gekost, want het was een postduif. Dat kon je zien aan het witte knobbeltje op den sna vel. Jullie begrijpt, dat Karei dól-gelukkig was met z'n duif. Hij zette het mooie beest in het splinternieuwe hok, ging er wel vijf keer per dag naar kijken, bracht even dik wijls voer en drinken, kortom leefde als het ware met en bij het dier. Alles ging goed tot het vreeselijke op een kwaden dag, in het einde van November, gebeurde. Toen Karei naar boven ging, om naar z'n krop per, dien hij „Hans" had gedoopt, te kijken, bleek het hok leeg te zijn. Het deurtje stond open en Hans was verdwenen. Karei werd bleek van schrik. Toen rende hij naar buiten en keek in de lucht. Niets te zien natuurlijk. Enal was Hans daar ergens in de wolken geweest, dan had Ka- rel hem nog niet terug'gehad. Je kunt een duif nu eenmaal niet navliegen. Bijna huilend ging Karei naar zijn vader, en moeder en deelde het treurige nieuws mede. Hoe het kwam, dat Hans uit het hok had kunnen komen, begreep niemand. Vast stond in ieder geval, dat hij weg was. „Misschien komt hij morgen terug, jong" zei oom Hendrik, aan wien Karei de vlucht van z'n duif natuurlijk dadelijk ging ver tellen. De jongen leefde op. „Zoudt IJ denken oom?" „Ja jongen, ik geloof, dat het wel moge lijk is. Het is toch een postduif!" Maar jawel. Den volgenden dag was Ka reis eerste gang natuurlijk naar het hok. En dat was nog altijd leeg. Ook de daarop volgende dagen liet Hans niets van zich hooren. Hij scheen de vrij heid te verkiezen boven het verblijf in het mooie hok, want in ieder geval was en bleef hij weg. Kijk, daarom was Karei zoo triestig toen het tegen Sinterklaastijd liep. Misschien, dacht hij, krijg ik wel een andere duif, maar tochHans was iets bijzonders. Die was niet gemakkelijk te vervangen. Het was op den avond van 5 December, en in het huis van de familie Halleman werd het Sinterklaasfeest gevierd. Karei zat met zusjes en broertjes om de tafel. De pakjes waren uitgepakt en ieder had de mooiste geschenken van St. Nicolaas ge kregen. De wenschen van Karei waren ook vervuld. Een verfdoos en eenige boeken had Sinterklaas voor hem meegebracht. Hij kikkerde werkelijk een beetje van op. Toen de kinderen allemaal een kop cho cola en een groot stuk boterletter hadden gehad, sloeg het klokje van gehoorzaam heid. Het was al tien uur en ze moesten naar bed. Karei ging met de geschenken in zijn arm de trap op. Daar kwam hij bij het gangetje, dat uitliep op het plat en plotseling moest hij weer denken aan Hans. Zou hij nog even gaan kijken? Karei liep naar het platje hoe. Hij open de het achterluikje van het hok en. „Vader, moeder, kom eens gauw kijken!" „Wat is er jongen?" „Hans is terug! Hans is terug! Kijk maar!" lachte Karei. En inderdaad. In het hok zat, parmantig en netjes, de kropper. Hij at van de zaadjes die nog in het bakje lagen. „Zie je nu wel dat het een échte postduif was!" riep Karei, als hadden zijn vader en moeder dat altijd betwijfeld. „Hij is natuur lijk een reuze eind weg geweest. In China of zoo iets". Vader lachte. „Dat is misschien wel een beetje vér jon gen" zei hij. „Maar het voornaamste is: Hans is teruggekomen!" Karei knikte. „Dat is het fijnste Sinterklaascadeau, dat ik ooit heb gehad", zei hij toen. SIMON CARMIGGELT. Het Sint Nicolaasfeest, De gezellige stad. Is 't op 't oogenblik niet gezellig in de stad? 't Lijkt op sommige tijdstippen wel een zoemende bijenkorf en alles jong en oud, groot en klein, snort maar langs de aan lokkelijke étalages. Anders zie je de dames pas in de mid daguren langs de winkels flaneeren, maar nu verschijnen ze 's morgens al vroeg in alle straten, zoekende naar passende Sint Nicolaas-presentjes. En alle winkels zien er even verleidend en verlokkend uit. De n'mwste snufjes zijn smaakvol en ook wel eens niet smaakvol maar dat is voor een keer zoo erg niet uitgestald en gegroepeerd. Wie nu nog niet weet wat hij of zij voor die of voor die koopen zal heeft gebrek aan verbeel dingskracht of combinatievermogen. Wat er ter wereld maar aan moois en liefs aan practisch en vernuftigs, aan fijns en zoe tigs en lekkers te bedenken valt, het ligt alles in de uitstalkasten bij elkaar. Het komt nu alleen maar aan op een beetje durf en.ja, dit vooral niet te vergeten, op een goede porte-monnaie. Ja, die porte-monnaie in Sint Nicolaas- tijd! Ik heb eens een goede kennis tegen me hooren zeggen: „maar man, wat ben je toch dom om niet wat te sparen voor den St. Nicolaastijd. Je weet, dat je het geld niet uit een tonnetje kunt grabbelen en dat het ook niet op je rug groeit. Maak dat je voor dien tijd een appeltje voor den dorst hebt. Denk aan de verlanglijstjes die je krijgen zult en zorg dat je wat geld bijeen spaard hebt om ten minste niets van verlangens te kunnen bevredigen. De man, die zoo sprak, had geen kinderen, moet u weten. Anders had hij wel anders Laat ik eerlijk bekennen, dat ik niet ge spaard heb en niet heb kunnen sparen ook, Er zijn duizenden lotgenooten van me en dat is een troost, zij 't een schrale. Maar we hadden 't over het winkelen. Er is van de étalages weer bijzonder veel werk gemaakt; boekzaken, dames- heeren modemagazijnen (wat is de heeren mode de laatste jaren ook fleurig en kleu rig geworden!) speelgoedwinkels, banket bakkerszaken, goud- en zilver-étalages, win kels van huishoudelijke artikelen en alle: lei eetbare waren, sigarenwinkels, parfu meriezaken, horlogewinkels, schoenzaken, radio-magazijnen, muziekzaken enz. ze geven alle in deze dagen iets aparts te zien, iets wat lokt tot kijken en koopen. Het is waarlijk een genot om in deze dagen door de straten te wandelen. Dames en kinderen schuifelen al maar voort langs de étalages. Wie zich in gewone tijden schamen zou om een pakje te dragen, zien we nu met groote pakken sjouwen. Niemand geneert zich daar meer voor. En als dan 's avonds de electrische lich ten aangaan, dan wordt lie t nog gezelliger ten aangaan, dan wordt het nog gezelliger ge zoemende bijeenkomst. En onderwijl rijdt St. Nicolaas over de daken en Zwarte Piet gluurt door elke schoorsteen En de kinderen zingen een beetje ang stig, honderd uit hun Sinterklaasliedjes. En vol verwachting klopt het hart, van kleinen engrooten. Sint Nicolaas in het lied. Wij geven hier twee minder bekende Sinterklaadlied jes Sint Niklaas Dat is een baas Voor kind'ren en voor mensenan Hoe verlangen we naar dien Klaas Datti ons weer komt wenschen. Sint Niklaas, die goede bloed! Geef me een zakje vol suikergoed, Niet te veel en niet te min, Smijt het maar tot de schoorsteen in Sinte Klaas, die goede heer. Hij komt alle jaren weer. Met zijn paardje voor de wagen, Dan komt Sinte Klaas aanjagen Sinte Klaas, die goede man, Die ook alles bakken kan, Suikergoed en taai je man, Ja, daar krijg ik ook wat van. De volgende kinderliederen zijn afkom stig uit verschillende plaatsen in België: Sinte Nikolaes, Nobele baes, Breng wat in mijn schoentjen, Een appeltjen of een lamoentjen, Een noot jen om te kraken, Dat zal wat beter smaken. Kousen schoenen staen te pronken Al in den heerd; De kinderkens slapen, dat ze roken. Daar komt een peerd: 't Is een peerd gelijk eenen ezel, O, heilige man! 'k Zal een deuntje voor u lezen Breng mij wat dan. Sinte Niklaes, mijn goeye man, Wilt ge me wel wat geven, Dan dien ik U al mijn leven, Geeft ge me niet, Dan dien ik u niet, Dan zijt gij mijn Sinte Niklaesken niet. Vergeten. Hannie was een zéér vergeetachtig meis je. Ze kon geen ochtend op school komen of ze had haar sommenschrift, of het reken boek thuis laten liggen. De onderwijzer had haar al dikwijls straf r:geven, maar het scheen dat Hannie het maar niet af kon leeren. Op Sinterklaasavond zat Hannie vol ver wachting aan tafel. Ze had een lange ver langlijst naar den Sint gestuurd. Ja, dat had ze nu eens niet vergeten! Om negen uur werd er gebeld en kwam Sinterklaas met Piet binnen. De uitdeeling van de ge schenken begon al dadelijk en de broertjes en zusjes van Hannie kregen allerlei moois. Hannie wachtte en wachtte, maar., voor haar kwam er niets! Eindelijk scheen de Sint alles te hebben uitgepakt. Hij gaf vader en moeder een hand en wilde weggaan. Dat werd Hannie toch te machtig! „Sinterklaas", zei ze met een hoog stem metje, „ik heb nog heelemaal niks gehad". De Sint keek verwonderd. „Och, ja, jij bent Hannie hé?" zei hij toen. „Nou dat is toch ook wat. Nu heb ik me daar glad vergeten om voor jou wat mee te brengen!" Hannie huilde tranen met tuiten. Ze kon bijria niet tot bedaren komen. „Nu zie je eens, kind, hoe vervelend die vergeetach tigheid kan zijn", zei moeder. De Sint kwam naast Hannie staan. „Wacht eens even kleine meid", zei hij toen lachend. „Ik was bijna vergeten je te zeggen, dat er in de gang een paar pakjes voor je liggen. Misschien zit daar wel iets in. Hannie was haar droefheid van zooeven volkomen vergeten. Ze rende naar de gang en: jawel hoor. Daar lagen drie pakjes en daarin zaten de dingen, die ze het liefst had willen hebben. Stralend van vreugde kwam ze weer in de huiskamer. De Sint was al weg. Maar het gevolg van het kleine lesje, dat hij Hannie had gegeven, was, dat zij in het vervolg beter oppaste en nooit meer iets vergat!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 17