25ste Jaargansr
DINSDAG 21 NOVEMBER 1933
No. 7666
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling:
Voor Leiden 19 cent per week2.50 per kwartaal
f>y onze Agenten 20 cent per week 2.60 per kwartaal
Franco per post i 2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, btf
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent.
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 tl
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS EE0RAAGT
Gewone Advertentiën 30 cent per regel
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
het dubbele van het tarief berekend.
TELEFOONTJES van ten noogste 3U woorden, waarin be-
betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur «q
verhuur, koop en verkoop: f 0.50
Dit nummer bestaat uit twee bladen RAPPORT COMMISSIE-SCHOUTEN
Duisternis en licht.
De Limburgsche R. K. Werkliedenbond
heeft te Heerlen een centrale Raadsverga
dering gehouden, gevolgd door een open
bare vergadering.
Op deze laatste bijeenkomst werd door
het Kamerlid Henri Hermans gesproken
over den socialen nood in onzen tijd.
De crisis is een wereldverschijnsel
Spr. wees er op, dat in Amerika 13 mii-
lioen werkloozerv aan hun lot worden over
gelaten, dat in Noord-Frankrijk thans een
hongermarsch wordt gehouden, dat in
Duitschland bij lange niet voor de werk-
loozen gedaan wordt als hier, dat overal
het loonpeil veel lager is enz. Dat alles te
overwegen kan iets wegnemen van het
crisisleed hier, al zijn er dan ook hier ge
rechte klachten, aldus spr.
Spr. stelde verder eenige feiten naast
elkaar, die den droeven toestand teekenen.
Alleen in Rotterdam b.v. zijn in 1931
de Rijksinkomsten met 21 procent achter
uitgelopen.
Elk jaar verliezen we honderden mil-
lioenen in onze scheepvaart en aan Indië.
De gemeenten staan op het punt te be
zwijken. Rotterdam keerde in ééne week
van 1930 ƒ42.588 uit en in dezelfde week
van 1933 ƒ358.644; Amsterdam in eene
week van 1931 voor armenzorg 53.400 en
in 1933 88.000; aan werkloozen m 1931
101.000 per week en in 1933 291.000 per
week.
De steun aan den landbouw was noodig,
maar de levensmiddelen zijn er duurder
door geworden. Alle maatregelen hebben
volgens minister Verschuur de verlaging
der prijzen slechts met 3 procent tegenge
houden, doch de minister vergat dat de
loonen daalden en hield ook geen rekening
met de laatste maatregelen, aldus de heer
Hermans.
Het staat vast, dat de inkomsten van vele
consumenten dalen beneden het toelaat
bare.
Na deze schildering van het donkere he
den wekte de spreker op tot een lichtend
vertrouwen.
En deze opwekking werd herhaald door
den Bisschop van Roermond, mgr. Lem-
mens, die ter vergadering kwam.
Mgr. werd door den voorzitter, den heer
Maenen, verwelkomd als Vader-Bisschop.
De Bisschop sprak de aanwezigen
enthousiast toe:
Ja, de tijden zijn zeer moeilijk, maar
we moeten geen pessimist zijn aldus
de Bisschop en zorgen voor onze
ziele-cultuur. Als geleefd wordt naar
wat de stormtroepen zoo juist riepen
Christus, trouw tot in den dood", dan
zal Christus inderdaad zijn kinderen
bijstaan.
Mijn broeder-arbeider vrees niet.
Vandaag moet de zon weer schijnen in
uw hart en kunt ge opzien tot de
Sterre, Maria.
Wanneer ik u hier allen om mij zie
vergaderd in zoo grooten getale en
met zoo'n groote liefde voor hun Va
der, dan dank ik uw leiders, uw voor-
treffelijken voorzitter, uw generaal dr.
Poels, ik dank hem nog eens hier voor
het front van de troepen voor al het
geen hij voor Limburg heeft gedaan.
(Stormachtig applaus).
Laat ons ons optimisme bewaren en
voortwerken, dan blijft Limburg aan
Christus.
Met den kreet der kern troepen:
„Voor Christus onzen Koning", besloot
Mgr. Zijn toespraak, die beantwoord
werd door allen: „Getrouw tot in den
dood".
Hierna rezen allen op om te zingen
Schaepman's „Aan U, o Koning der
Eeeuwen".
Dat moeten voor de aanwezigen mooie
oogenblikken zijn geweest van bemoedi
ging, licht werpend over zoo veler droeven
nood.
En bemoediging is ook op-geklonken uit
andere toespraken op die Heerlensche sa
menkomst.
Pater B. Coenen S.J. uit Spaubeek sprak
over het retraitewerk, waarbij hij opwek
te deel te nemen aan de gesloten retraite.
Doctor Poels stond aan het einde der
bijeenkomst op, om iets te zeggen naar
aanleiding van het woord van pater Coe
nen.
Toen ik kort geleden bij het sterf
bed stond van dr. Goossens, zei deze
mij evenals mgr. Nolens sprak: wat
zien de dingen er toch allemaal anders
uit als men staat voor den dood. Er
zijn er velen, die komedie spelen voor
anderen, maar ook tegenover zich zelf.
In het retraitehuis gaat dat niet. Daar
geeft men rekenschap van zich zelf.
We moeten zorgen dat 't daar binnen
NORMEN VOOR DE BEZOL
DIGING VAN PERSONEN IN
OVERHEIDSDIENST.
Thans is ingediend het rapport van de
Commissie, belast met het adviseeren om
trent toetsingsnormen voor de beoordeeling
van de bezoldiging van het personeel in
dienst van Provincie. Gemeenten, enz.
Op grond van een en c'der komt de com-
mifesie tot de volgende conclusies:
L Uit het verzamelde materiaal is ge
bleken, dat tusschen de bezoldigingsrege
lingen van de onderscheidene publiekrech
telijke lichamen groote verschillen be
staart, welke zeker in de tegenwoordige
tijdsomstandigheden niet gerechtvaardigd
zijn te achten.
2. Het krachtens de artikelen 125 en 126
der Ambtenarenwet 1929 uit te oefenen
toezicht dient niet te worden gebruikt om
starre uniformiteit in de regelingen van
de onderscheidene publiekrechtelijke licha
men te brengen, doch behoort zich te be
perken tot het weren van excessen.
3. Bij het toetsen en het vergelijken
van het salarispeil behoort volledig reke
ning te worden gehouden met alle in de,
bij de vergelijking betrokken, regelingen
voorkomende factoren, als b.v. pensioens-
verhaaL crisiskortingen, standplaatsaftrek,
ongehuwdenaftrek, huwelijksbijslag, kin
derbijslag, enz.
Ter bepaling van het salarispeil eener
bezoldigingsregel is geenerlei algemeene
formule te geven.
4. De volle aan het ambt verbonden
aanvangswedde dient te worden toegekend
aan de ambtenaren op 21-jarigen leeftijd
en aan de werklieden op 23-jarigen leef
tijd.
5. De bezoldiging der jeugdige werk
krachten, zoowel werklieden als ambtena
ren. moet in overeenstemming zijn met den
plaatselijken loonstandaard. De regeling
dient voorts zoodanig te zijn, dat zij aan
sluit aan het minimum voor de volwasse-
6. De werklieden behooren in 5 of, over
eenkomstig de regeling van het Rijk, in 6
toongroepen te worden gerangschikt.
Slechts voor een publiekrechtelijk lichaam
in orde is, dan dragen we in onze zie
len iets rond wat niemand ons ontne
men kan.
Er zijn geestelijke waarden, die
de crisis of malaise, hoe ze den mensch ook
kunne doen lijden, niet ontnemen kan.
En ook niet onze mede-raenschen, die ons
door hun liefdeloosheid met zooveel droef
heid kunnen overladen.
En het bezit van deze goederen moge ons
een licht zijn in de duisternis van dezen
tijd!
V Nooit los van het Godsgeloof
Schapereen eerlijk en bekwaam man,
die ook buiten de kringen der S.D.A.P. ge
respecteerd wordt heeft in een pas uit
gegeven boek, waarin hij uit zijn leven
vertelt, erkend, dat hij, hoewel hij zijn
Geloof (hij was orthodox Protestant) heeft
verloren, toch telkens weer behoefte
gevoelt aan den Godsdienst en daarheen
neigt.
Hij verloor zijn orthodoxe overtuiging,
en de moderne, de vrijzinnige, bevredigde
hem ook niet. Ook in dit leven kwamen
Büchner met zijn „Kracht en Stof", Mul-
tatuli met het „Gebed van den Onwetende"
twijfel en atheïsme zaaien. „Ik mijmerde
zóó over deze dingen" schrijft hij
„dat ik er bijna gek van- werd".
„Maar", zoo vervolgt Schaper, „ondanks
dit alles ben ik nooit absoluut los gewor
den van het Godsgeloof. En, of ik het arm
had of rijk, in mij kwam dikwijls in ge
dachten het gezang, dat ik kende uit mijn
jeugd:
O, goedheid Gods, nooit recht geprezen,
Heet hij een mensch, dien Gij niet treft?
Hoe snood ondankbaar moet hij wezen
Die 't hart niet vroolijk tot U heft.
Neen, alles aan God dank te weten,
Zij steeds mijn wensch, mijn plicht, mijn
lied,
De Heer heeft nimmer mij vergeten,
Vergeet, mijn ziel, den Heer ook niet!"
Het verlangen, het heimwee naar God,
j de behoefte aan Godsdienst ligt in de na
tuur van den mensch. De mensch kan niet
leven los van het Godsgeloof!
Alleen als die natuur wordt stukgesla
gen, wordt gekerfd en vanuitgereten door
de zonde, verdwijnt dat verlangen en
l wordt die behoefte niet meer gevoeld.
met weinig werklieden in een gering aan
tal functies kan 'n indeeling in 4 of minder
loongroepen voldoende worden geacht. De
indeeling der werkliedenfuncties moet in
overeenstemming zijn met de algemeene
gedachte, welke aan de onderverdeeling
in loongroepen ten grondslag ligt.
7. Voor vrouwelijke werkkrachten dient
een afzonderlijke loonregeling te worden
getroffen, indien de werkzaamheden, waar
mede zij belast zijn, normaliter uitsluitend
of zeer overwegend door vrouwen plegen
te worden verricht. Een dergelijke afzon
derlijke regeling kan ook voor de ver
pleegsters worden aanvaard.
8. Het verdient aanbeveling de bezol
diging, ook der werklieden, te doen ge
schieden naar het systeem van salarisscha
len met periodieke verhoogingen, waarbij
er op valt te letten, dat de maximumwed-
de niet binnen te korten tijd wordt be
reikt. Deze verhoogingen behooren niet
automatisch toegekend te worden, doch
slechts bij gebleken bekwaamheid, ge
schiktheid en dienstijver.
9. Ten aanzien van voorschriften, wel
ke het mogelijk maken den ambtenaar bui
tengewone verhoogingen dan wel toela
gen boven zijn wedde toe te kennen, acht
de Commissie het geven van toetsingsnor
men niet wel mogelijk. Wat de toelagen
voor het bezit van diploma's betreft, merkt
zij op, dat deze alleen gegeven behooren
te worden, indien het bezit van het diplo
ma geen vereischte is of behoort te zijn
voor de benoembaarheid tot het ambt,
doch niettemin voor de vervulling daar
van van bijzonder belang is te achten.
10. Inzake den ongehuwdenaftrek, de
huwelijkstoelage en den kinderbijslag zijn
van toepassing de conclusiën, vermeld on
der 3, 15 en 16. Overigens dient de regee
ring van haar bevoegdheid krachtens de
Ambtenarenwet niet een zoodanig gebruik
te maken, dat zij deze in haar eigen rege
ling opgenomen elementen, samenhangede
met den status van den ambtenaar, aan de
lagere publiekrechtelijke organen oplegt.
11. Provinciale bezoldigingsregelen, o.a.
voor het waterstaatspersoneel, behooren
rekening te houden met het verschil in
loon- en levensstandaard in de verschillen
de standplaatsen. In de daarvoor in aan
merking komende gevallen ware daarbij
aan te sturen op een grootere differentia
tie dan de Rijksregeling in den standplaat
senaftrek kent
12. Bij de toetsing der salarisregelin
gen voor het bewaarschoolpersoneel en
voor de vakonderwijzers bij het lager on
derwijs treedt als norm op den voor
grond de bezoldigingsregeling voor het
personeel, werkzaam bij het gewoon lager
onderwijs. Het bewaarschoolonderwijs is
iets lager te waardeeren dan het gewoon
lager onderwijs. Het vakonderwijs bij het
lager onderwijs is aan het gewoon lager
onderwijs gelijk te stellen, behoudends in
het geval een middelbare bevoegdheid
wordt geëischt, in welk geval dit vakon-
onderwijs gelijk te stellen, behoudens in
tuschen het gewoon lager onderwijs en het
middelbaar onderwijs.
13. Aangaande het pensioensverhaal
zou het, naar het oordeel van de grootst
mogelijke meerderheid der Commissie,
aanbeveling verdienen, indien de faculta
tieve bepaling van art. 36, vierde lid, der
Pensioenwet 1922 werd gewijzigd in een
imperatief voorschrift en het percentage
van dit verhaal eenigszins werd verhoogd,
opdat de ambtenaar voor zijn pensioen
rechten grootendeels zelf betale. Bij een
zoodanige wijziging zouden overgangs-
regelen vastgesteld behooren te worden
om de lagere publiekrechtelijke organen
tijd en gelegenheid te geven haar bezoldi
gingsregelen aan het gewijzigde pensioens
verhaal aan te passen.
Zoolang de Pensioenwet op dit punt nog
ongewijzigd blijft, zal de regeering van
haar bevoegdheid krachtens de Ambtena
renwet geen gebruik mogen maken tot
het in strijd met de in de Pensioenwet
daaromtrent verleende vrijheid opleg
gen aan de lagere organen van een uni
form pensioensverhaal.
Indien de regeering echter in de salaris
regeling van een lager publiekrechtelijk
lichaam ingrijpt, dient zij in de eerste
plaats het oog te richten op een nog mo
gelijke opvoering van het pensioensver
haal, alvorens tot verdere salarisverlaging
worden overgegaan.
14. Het aangeven van toetsingsnormen
met betrekking tot bijkomstige regelingen,
zooals die in zake de doorbetaling der be
zoldiging van den ambtenaar bij zijn be
noeming tot lid van de Staten-Generaali,
van Ged. Staten of tot wethouder; het ge
lijktijdig genot van burgerlijke en militai
re belooning; de belooning voor overwerk;
de vacantie en den vacantiebijslag; de uit-
keering bij ziekte; de uitkeering bij over
lijden; de toekenning van wachtgeld enz.
acht de Commissie overbodig, al kan zij
zich voorstellen, dat de regeering, hetzij
uit overwegingen, ontleend aan 's Rijks
belang, hetzij om andere redenen bij de
toetsing van een bepaald onderdeel wèl
van één of meer normen zal uitgaan. Wat
den vacantiebijslag betreft, deze nog
slechts sporadisch voorkomende bijslag,
waartegen in beginsel geen bezwaar be
hoeft te worden gemaakt, zal bij bezuini
ging op de loonen wel in de eerste plaats
in aanmerking komen voor vermindering of
afschaffing.
15. Niet elke afwijking van de normen
betreffende de in de conclusiën 3 t.m. 14
behandelde onderdeelen van da bezoldi
ging behoeft voor de regeering aanleiding
te zijn om in de salarisregeling van een
lager publiekrechtelijk orgaan in te grij
pen. Heeft de regeering echter eenmaal be
sloten om in te grijpen, dan verdient het
aanbeveling, dat zij ook voor deze onder
deelen de totstandkoming der gewenschte
regeling bevordert.
16. Indien het ingrijpen der regeering,
wegens het ingebreke blijven van het la
ger publiekrechtelijk orgaan, leidt tot het
vaststellen der regeling door de Kroon, be
hoort rekening te worden gehouden met
de samenstellende deelen van de Rijksre
geling en kan de regeering aan deze, ook
voor zooveel zij den status van den ambte
naar betreffen, geheel of ten deele een
plaats geven in de door haar vast te stellen
regeling.
17. Ten aanzien van het personeel op
arbeidscontract acht de Commissie het
vanzelfsprekend, dat de lagere publiek
rechtelijke organen met een even summie
re regeling mogen volstaan als voor het
Rijk in het Arbeidsovereenkomstenbesluit
is getroffen.
Bij de toetsing der bezoldiging zaL als
regel contractant met contractant en amb
tenaar met ambtenaar behooren te worden
vergeleken. Aanbeveling verdient het
daarom, dat regelingen omtrent de geval
len, waarin indienstneming op arbeids
overeenkomst naar burgerlijk recht kan
plaats vinden, zooveel mogelijk aansluiten
aan die, neergelegd in art. 2 van het Ar
beidsovereenkomstenbesluit.
18. De vaststelling van algemeen gel
dende salarisschalen voor burgemeesters,
secretarissen en ontvangers komt voors
hands nog ongewenscht voor. Wel dient
naar mindere divergentie in de bestaande
bezoldigingsregelingen van deze functiona
rissen te worden gestreefd, o.a. door het
bevorderen van gelijke voorschriften in
zake pensioensverhaal en cumulatie. Deze
laatste ware in haar werking zoodanig te
beperken, dat zij geen ongewenschte af
metingen aanneemt, noch in de combinatie
van het aantal functies, noch in de totale
belooning van de gecombineerde functies.
19. Vaststelling ook door de lagere pu
bliekrechtelijke corporaties van bepalin
gen, als vervat in art. 97 van het Algemeen
Rijksambtenarenreglement, betreffende 't
ontslag van de huwende ambtenares en in
art. 96 tweede lid van dat reglement aan
gaande het voorrang geven bij personeels-
afvloeiing aan de gehuwde ambtenares,
geen kostwinster van een gezin zijnde, zou
aan de thans in breede kringen gevoelde
bezwaren tegen het in dienst zijn van ge
huwde vrouwen en tegen het genieten van
dubbel inkomen uit de publieke kas door
man en vrouw beiden, in belangrijke mate
tegemoet komen. Ook voor het vrouwelijk
personeel bij het onderwijs ware het tot
stand komen van eenzelfde regeling te be
vorderen.
20. De cumulatie van inkomens of van
inkomen met pensioen behoort, voor zoo
ver het publiek belang zich daartegen niet
verzet, te worden tegengegaan.
21. Voor de regeering behooren de na
volgende omstandigheden aanleiding te zijn
in salarisregelingen van lagere publiek
rechtelijke lichamen wijzigingen te bevor
deren, c.q. deze zelf vast te stellen.
a. het bestaan van klaarblijkelijk on
juiste salarisverhoudingen binnen het ka
der eener regeling, of van excessen op be
paalde punten bij vergelijking met de
daarvoor in aanmerking komende regelin
gen;
b. de aanwezigheid van een wanver
houding tusschen het salarispeil van een
bepaald publiekrechtelijk lichaam en dat
van soortgelijke, in ongeveer gelijke om
standigheden verkeerende organen, of tus
schen dat van een zoodanig orgaan en het
salarispeil van het Rijk;
c. de aanwezigheid van een wanver
houding tusschen het salarispeil van een
lager publiekrechtelijk orgaan en den loon
en levensstandaard in dezelfde streek of
plaats, blijkende o.a. uit de daar geldende
loonen volgens de collectieve arbeidsover
eenkomsten voor verschillende bedrijven
of ondernemingen.
22. De bezoldiging van de werklieden
en van de overige meer plaatselijk gere-
VOORNAAMSTE NIEUWS.
BUITENLAND.
Wil ook Italië uit den Volkenbond tre
den? (2e blad).
Critieke dagen voor de Ontwapenings
conferentie. (3e blad).
De partieele uitslagen der Spaansche
verkiezingen wijzen op een overwinning
der rechtsche partijen. (2e blad).
De Amerikaansche stratosfeervlucht ge
slaagd. Hoogte van 17.700 M. bereikt.
(Luchtv. 2e blad).
BINNENLAND.
Gepubliceerd is het rapport van de Com
missie-Schouten. (1ste blad).
Overleden is de zeereerw. pater Donatus
van Adrichem. (Kerkn. 2de blad).
IJmuider stoomtrawler op de Noordzee
aangevaren en gezonken. De opvarenden
gered. (Gem. Ber., 2de blad).
Klipperschip bij Haastrecht gezonken.
(Gem. Ber. 2de blad).
SPORT EN WEDSTRIJDEN.
De Zesdaagsche te Amsterdam. (2de
blad).
Stadsgehoorzaal - Leiden
ZONDAG 26 NOV., 4 en 8 uur
MAANDAG 27 NOV., 8 uur
de prachtfilm van de Eidophon
77
(8000 medewerkenden).
Prijzen der plaatsen: 50, 70, 90, 1.10
plus bel.
Kaartverkoop en plaatsbespreking vanaf
Vrijdag 24 Nov. as, van 11 1 uur
(Zondag 122 uur) aan de zaal.
cruteerde krachten in dienst van de pu
bliekrechtelijke organisaties zal in de al
lereerste plaats in overeenstemming moe
ten zijn met den plaatselijken loon- en le
vensstandaard en daaraan moeten worden
getoetst. De belooning van het middel-
baar en hooger personeel, waarvan de
band met het plaatselijke milieu veel los-
j ser is, zal behoudens de vereischte aan-
sluiting aan die van het lager personeel
j meer in overeenstemming dienen te zijn
met de bezoldiging van gelijkwaardige
Rijksambtenaren.
23. De vergelijking met de bezoldigings
regelingen van gelijksoortige publiekrech
telijke lichamen zal vooral als correctief
I zijn te bezigen ten einde een te eenzijdige
j waardeering van bepaalde werkzaamhe-
den door het Rijk te voorkomen.
I 24. Er is geen voldoende grond aanwezig
I om bij het gebruik maken van de bevoegd-
1 heid krachtens de Ambstenarenwet de be
zoldiging van de hoogere en hoogste amb
tenaren in dienst van de lagere publiek
rechtelijke organen buiten beschouwing te
laten.
25. Of omstandigheden, als in conclusie
21 genoemd, aanwezig zijn, houdt mede
verband met de financieele omstandighe
den van de daarbij betrokken lagere pu
bliekrechtelijke organen.
26. Het tot stand komen van de wijziging
der Ambtenarenwet 1929 geeft naar het
oordeel van de grootst mogelijke meerder
heid der Commissie, geen aanleiding tot het
treffen van nadere voorzieningen ten aan
zien van het georganiseerd overleg.
In verband met de mogelijke gevolgen
van het ingrijpen der regeering in de be
zoldigingsregelingen der lagere publiek
rechterlijke organen; met de wijze, waarop
de re peering haar bevoegdheid tot toetsing
van die regelingen dient te gebruiken en
met de wenschelijkheid van meer defini