H. Hl. PIERROT Maarsmanssteeg 14 en 21 VRIJDAG 17 NOVEMBER 1933 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 6 Tel. No. 1293 Uurwerken, Barometers Kunstaardewerk, Leder: voor de a.s. St. Nicolaas zi Bijna 30 jaar was ons diening Koopt he xe Artikelen, Tinwaren, Gero-Art. n, Reisartikelen, Kapdoozen, enz. [j Jüim gesorteerd en onze prijzen zeer laag. zeer gewild en gezocht door prettige be- reeds Uw Cadeaux, 't is nu rustig kiezen. Wij bewaren het gekochte gaarne voor U tot 5 December. DE REDE VAN PROF. Dr. BARGE Bij de huldiging van mgr. prof. Groenen. (Wij geven hier voor vele belangstellen de lezers de rede, door prof. dr. Barge, ge houden bij de huidging van den afgetreden moderator der R. K. Studenten-Unie, mgr. prof. Groenen. Naar enkele passages in deze rede hebben wij reeds dezer dagen de bijzondere aandacht willen richten). Prof. Groenen, als ik mij afvraag, wat voor gedachten er in mij omgaan op dezen dag, in mij en vermoedelijk in zoo talloos vele anderen, die u vandaag dankbaar en met warmte gedenken, dan vind ik daar gedachten deels van algemeenen, deels van persoonlijken aard. Mag ik u er een paar noemen? Ik vind allereerst gedachten, die kringen rondom het ambt, waarin gij uw jubileum op den dag van heden viert. Gedachten verder, die uitgaan naar de lange periode, waarin gij dit ambt hebt bekleed en ten slotte gedachten, waarvan uw levende per soonlijkheid het midden uitmaakt. Het moderatorschap! Ja, dat is wel een bij uitstek karakteristiek element in de Ka tholieke Studentenbeweging van ons land. Ja herinner mij nog den tijd, waarin het allerminst zoo werd gewaardeerd als thans het geval is en waarin de Vereenigingen, die zich er vrij van wisten, uit de hoogte neerzagen op andere, „die aan de leiband liepen". Men is het wel anders gaan zien en niet het minst, dank zij de wijze, waarop het door u is vervuld, wordt het thans als een onmisbaar instituut algemeen geacht en erkend. Wat is eigenlijk het moderatorschap? Het geven van een begripsbepaling is wat men in Duitschland noemt: eine heikele Sache en bovendien voor een huldigings vergadering rijkelijk dor. Ik zal mij er dan ook niet aan wagen en liever zeggen, dat het Moderatorschap in zeker opzicht iets gemeen heeft met een andere aanzienlijke positie: ik meen dien van den „Mari de la reine". De mari de la reine! Wat een invloed kan er niet van hem uitgaan. Denkt u hem vol liefde en leven de belangstelling voor land en volk, vol belangstelling voor de cultuur van bodem en geest, voor handel en industrie sn scheepvaart, voor wetenschap, geschiede nis en kunst. Stelt hem u voor, represen tatief. decoratief, minzaam en toegankelijk en affabel voor iedereen, met de zeld zame gave erbij, zich in eenvoud te kunnen geven aan eenvoudigen en grooten, zon der noch bij den een, noch by den ander ook maar iets in te boeten van zijn per soonlijke waardigheid; Welk een macht, welk een invloed niet waar? Ja zeker, maar alleen op de ééne, onverbiddellijke voorwaarden, dat hij bij en boven dit alles óók bezitte de ontzaglij ke zelfbeheersching, die hem bij al zijn aspiraties steeds doet blijven in de scha duw en die hem iedere zweem doet ver mijden van den schijn persoonlijk iets te willen, persoonlijk iets te ondernemen, per soonlijk iets uit te voeren. Is het zoo óók niet een beetje met den Moderator? Verbeelden wij ons den idealen Modera tor. zooals wij hem kunnen opbouwen uit hetgeen ons een reeks van voortreffelijke mannen geboden heeft. De ideale Moderator is boven alles iemand, die houdt van jonge menschen, omdat hij houdt van het leven zelf, van het jonge, warme, kloppende, verrukke lijke leven, dat wij allen krampachtig wil len vasthouden, omdat wij voelen, dat het loslaten de dood is. Hij houdt van jonge menschen, die staan voor de grijze oneindigheid van de wijde levenszee en tegen de hooge lucht hun beelden scheppen van verlangen en ver wachting. Hij kent hun idealen en begrijpt ze en hij weet ook, dat ze verschillend zijn. Hij kent vage idealen en geeft ze een concreten inhoud, sentimenteele idealen en hij bouwt er een redelijken grondslag on der, geëxalteerde idealen en, waakzaam tegen tè groote decepties, laat hij rustig en met overtuiging alles over aan den tijd. Belangstelling heeft hij voor de weten schap in al haar rijke differentieering en van de studie heeft hij begrip. Hij bezit inzicht in het wondere samen stel van het Universitaire leven en zijn organisatie; practica noch colleges, exa mens noch fuiven zijn hem vreemd. Hij is philosophisch-apologetisch ge schoold, paraat, slagvaardig en met een enkel woord heeft hij een afglijdende dis cussie in het goede spoor. Zóó staat hij voor ons de ideale Modera tor, in de rijkdom van heel bijzondere qualiteiten, altijd het oog gericht op het geestelijk ideaal en altijd bereid voor de verwezenlijking daarvan in het jonge leven zijn volle persoonlijkheid over te geven. Kan het u verwonderen, dat ik met dit synthetisch beeld in mijn herinnering, op den dag van heden allereerst een eere- saluut wil brengen aan het instituut, waar aan de Katholieke Studentenbeweging in het algemeen en de studenten, hoofd voor hoofd in het bijzonder, zoo ontzaglijk veel te danken hebben? Een eeresaluut aan het instituut èn aan de hooge autoriteiten, die de instandhouding ervan bij voortduring verzekeren. Vijf en twintig jaar! Het is gevaarlijk in een tijd waarin men alleen naar de toe komst ziet, en waarin bij velen slechts dat leeft, wat nog moet geboren worden, óm'te zien naar het verledenmaar ook het gevaar heeft zijn charme! Laat het waar zijn, dat voor velen iets, dat al vijf en twintig jaar oud is, door dit feit alleen reeds zijn bestaansrecht heeft verloren, het kan mij slechts sterken in het uiten van mijn rotsvaste overtuiging, dat diezelfde vijf en twintig jaren, waarin uw Moderatorschap, prof. Groenen, is ge vallen, jaren zijn geweest van onbereken bare beteekenis voor de emancipatie der Katholieken in ons vaderland, niet het minst juist voor hen, die thans als stu denten aan deze Vrije Universitas Carolina of aan de openbare Universiteiten en Hoo- gescholen van ons land het leven tege moet gaan. Het heeft geen zin in dit uur de Katho lieke cultuurgeschiedenis der laatste 25 jaar in details uiteen te zetten. Wat ik al leen wil zeggen, en ik weet, dat ik over het hoofd van den Jubilaris heen mij tot u richtend, jonge studenten, spreek in zijn geest wat ik alleen wil zeggen is, dat er is gewerkt en gezwoegd door het ge slacht van Nederlandsche Katholieken, dat thans de hoogte des levens overschreden heeft. Het erfdeel, dat Broere, Thym en Schaepman hun hebben overgegeven, heb ben zij gekoesterd en verzogd. De oogst van het werk dier grooten hebben zij dankbaar binnengehaald, maar óók hebben zij nieuwe akkers beploegd, de akkers, waarop gij zelf thans in bloei staat. Wat ik u bidden mag, Katholieke Studen ten van Nederland, gij, die hier heden ver- eenigd zijt rond uwen Moderator, die me de zijn aandeel heeft in den arbeid der laatste 25 jaar, ik verzeker het u, wat ik u bidden mag, aanvaardt toch wat het geslacht, dat thans den levensavond tege moet gaat, u als bezit heeft bereid. Ik weet wel, dat de toekomst u boeit. Ik weet wat het is voor de verbeelding, te spelen met de mogelijkheden, die het ko mende in zijn schoot verborgen houdt. Ik weet, dat er nieuwe gedachten gon zen rondom ons, nieuwe gedachten, schoo- ne gedachten. Maar ik weet ook, dat het om die gedachten, die allen bewonderen, alléén niet gaat. Waar het om gaat, dat is om het vorm geven aan die gedachten van een bestaande werkelijkheid uit. Op en in die werkelijkheid zijt gij geplaatst en leeft gij. Gij moogt ze critiseeren naar hartelust, ge moogt ze verwerpen naar het u goeddunkt en ge moogt zoeken met geestdrift naar nieuwe vormen voor ons aller ideaal, maar wat gij niet verwerpen zult en niet verwerpen moogt, dat is de liefde en de overtuiging en den arbeid van het geslacht, dat met Gods hulp deze rea liteit bouwde voor u. Van deze warme liefde, van deze diepe overtuiging en van dien onverdroten ar beid kunt gij leeren en gij moogt God dan ken, als zij u blijven vergezellen op uwen levensweg. Dames en Heeren. Ik zou deze woorden niet hier op deze plaats juist zeggen als uwe bijeenkomst in dit moment, als hulde voor een, die met liefde en overtuiging gewerkt heeft in de kwart eeuw, die ach ter ons ligt, gewerkt heeft voor u en voor nog zoo ontzaglijk veel meer, mij niet het bewijs was, dat gij er ontvankelijk voor zijt, misschien meer dan gij weet. Prof. Groenen, wat moet ik uiten van de gedachten die er kringen rond uwen per soon en uw werk? Is het wel nóódig hier iets te zeggen en is het mógelijk hier iets te zeggen, dat niet ieder weet? „Wie kent Groenen niet?" Hoe dikwijls heeft het gedaverd in alle oorden van ons land, waar studenten samen zijn op alle uren van den dag en den nacht! En God dank, dat men u kent, want u kennen is een geluk en een voorrecht. Ja waarlijk een voortreffelijk Moderator zijt gij geweest, een voortreffelijk Mode rator èn een voortreffelijke „mari de la reine" beide. Naast en iets achter de vorstelijke ab stractie, die Katholieke Studentenbewe ging heet, hebt gij gestaan vijf en twintig lange jaren en uwe liefde en uwe belang stelling voor studentenland waren onbe grensd. Gewerkt en gesjouwd hebt gij al dien tijd, want sjouwen was het vaak, voor de beweging in al haar uitingen, voor de studenten persoonlijk niet het minst. Alle streven en alle activiteit, die er uit het Katholieke studentendom opkwam hebt ge beleefd en ge hebt gestuwd of ge matigd, al naar het behoefde. Heemvaart, missie-actie, wetenschappe lijke disputen, Unie, Pax Romana, Studen tenpers, Eigen Huis en wat er verder rijp te in al die jaren, ge hebt het geleid en getoomd en gesteund met volle overgave van uw persoon. Daar was geen afstand te ver, geen ochtend te vroeg, geen nacht te laat.... als de studenten het vroegen of noodig haddengij waart present. De jonge menschen hebt gij lief gehad, met een groote onbaatzuchtige liefde, de jongens èn de meisjes, de bedeesde, de stil le, de vlotte en zeker niet het minst de lastige bliksems, die door uw breede ge moedelijkheid zoo heerlijk werden ontwa pend. En uw liefde, hoe verheven ook in haar inspiratie was praktisch. Dat de naaste taak van den student het studeeren is, ver- loort ge nooit uit het oog. Met hun werk waart ge bekend, met hun studie en haar noodzakelijke hinderpalen. Is er wel iemand in ons land, zóó goed op de hoogte van de tentamens en examens in iedere faculteit en met den tijdsduur, waarin zij naar behooren kunnen worden afgelegd? Ik durf er iets onder te verwed den van niet! Wie er in de knoop zat, op welk gebied ook, kon bij u terecht en hoe velen er, waarlijk niet alleen geestelijk, door u zijn geholpen, weet alleen O. L. H. Het praktisch maatschappelijk leven, de toekomst van den doorsnee-student, stond als een sterke realiteit in uw geest. Aan hoe talloozen hebt ge den moeilijken over gang daarheen niet vergemakkelijkt. Voor wien al niet hieldt gij den stijgbeugel om hem in den zadel te helpen. Aan hoevelen hebt gij de plaats niet gewezen, waar zij hun levensarbeid konden beginnen en de wieg plaatsen voor hunne kinderen? En bij dit alles immer dezelfde opge wektheid, dezelfde gulle lach, dezelfde be reidwilligheid, om altijd weer opnieuw al les mee te leven wat het studentenleven kent en dan laat naar huis te gaan om vaak diep nog in den nacht wat te prut sen aan statistieken of te werken aan de onafzienbare corréspondentie ten behoeve van uw jonge vrienden. Prof. Groenen! Gij hebt groot werk ge daan. Groot werk en ook heel veel vuil werk! Het laatste strekt u waarachtig niet minder tot eere, dan het eerste. Wij hul digen u daarvoor vandaag en wij danken u. Ik acht het een voorrecht de tolk te mogen zijn van allen die zich hiertoe ver plicht weten. Ik dank u dan allereerst uit naam van alle studenten en oud-studenten, waarover zich uw zorg heeft uitgestrekt Ik dank u, uit naam van alle ouders, die bezorgd hun kinderen bij het vertrek naar de Academie hebben nagestaard. Ik dank u ten slotte uit naam van ge heel Katholiek Nederland, dat zich geluk kig prijst te weten, hoe gij zoovele jaren uw priesterlijke zorg hebt gegeven aan de bloem van het geslacht, in wiens han den de toekomst van het erfdeel der vade ren wordt gelegd. Prof. Groenen, zij, die u vandaag hunne hulde brengen, hebben u ook een stoffelijk bewijs van hunne vereering willen bieden. Zij hebben daarvoor den vorm gekozen, door uzelf hiertoe aangewezen, den vorm, die de meest soepele is en zich het gemak kelijkst in allerhand valuta van stoffelij- ken en geestelijken aard converteeren laat. Zij zijn daarbij wèl bevreesd, dat dit „aandenken" van uwe vele vrienden in een van de tallooze potjes verdwijnen zal, waaruit gij, als de nood dringt, voor dit of voor dat, voor dezen of voor genen, al tijd weer iéts te voorschijn toovert, maar zij troosten zich grondig met de gedachte dat gij geen blijvend souvenir behoeft om uwe vrienden duurzaam te gedenken. God zegene u, prof. Groenen! God zege- ne u met een sterke gezondheid en met het behoud van die vanzelfsprekende opge wektheid en dat onverstoorbaar optimisme, dat in uw diep, maar zoo kinderlijk een voudig geloof zijn grond vindt. Werk nog lang voor ons allen, dat is het liefste wat gij doet, dat weten wfj en vooral, houdt nog lang op uw eenzamen post in den Haag, de tallooze draden in #inden waar langs gij zoovele schakeeringen van het Katholieke Nederland onzer dagen tot een organische eenheid verbindt. God zegene u, en Hij vergelde u op Zijne wijze, wat gij op de uwe aan ons allen in stilte en bescheidenheid en liefde zoo mild hebt gedaan. LETTEREN EN KUNST Passie-Spelen. In aansluiting met het eerste door ons gepubliceerde bericht betreffende het ge ven van een Passie-Spel in den Paasch- tijd van 1934, kunnen wij nader mededee- len, dat de Raad van Beheer van deze on derneming is samengesteld uit de navol gende personen: dr. Jac. v. Dael, v. d. Eerenbeemt, mr. A. J. M. Hendrix, C. R. de Klerk, Phemia Molkenboer, Pastoor W. Nolet, prof. dr. A. H. M. J. van Rooy en Pater dr. A. J. Wessels S.J. De Directie bevindt zich in handen van Frank Luns, Artistiek-Leider en H. B. J. van Bossum, Algemeen Administrateur. Opgevoerd zal worden het oudst-beken- de Middeleeuwsche Passie-Spel, in 1452 geschreven door Arnould Gréban. sport begonnen, om te vermageren. Komisch. Ik ben hier om aan te sterken en dikker te worden. RECHTZAKEN OPGEWARMD BROOD AFGELEVERD? „Met zoo'n apparaat is geld te verdienen", meent de Zwolsche kantonrechter. De strijd om het versche cadetje heeft ook te Zwolle tot een rechtszaak geleid. Voor den Zwolschen kantorechter stond te recht een 24-jarig broodbezorger, ter zake dat hij op 14 October jl. des voormiddags circa 8.15 uur onder de gemeeente Zwol lerkarspel in een broodventersonderneming waarvan hij hoofd, althans bestuurder was, zelf arbeid, bestaande in het vervoeren en afleveren van brood, hetwelk na acht uur in den namiddag van 13 October te voren was gebakken, althans opgewarmd, heeft verricht. Op den dag van de bekeuring was verdachte bezig brood te venten bij de schippers in de Katerveersluizen. De marechaussee heeft toen proces-ver baal tegen hem opgemaakt. Het brood was wel is waar warm, doch volgens verklaring van verdachte was het, evenals in Roer mond, gebakken den vorigen avond vóór acht uur. De patroon van dezen verdachte, de bakker De J. aan het Katerveer beschikt namelijk ook over een apparaat, waarin het brood tot den volgenden morgen kunst matig op teemperatuur kan worden gehou den, zoodat het dan warm en ook versch is. De kantonrechter merkte op, dat met een dergelijk apparaat geld te verdienen is. Daar moet, zoo zeide hij, de bakker pa tent op nemen. Verdachte vroeg, of de verbalisanten wel deskundig zijn in het keuren van brood. Hij merkte voorts op, dat hetgeen in het proces-verbaal is vermeld, niet in overeen stemming is met de feiten, omdat het brood, zooals gemeld, vóór acht uur was gebakken. De behandeling van deze zaak wordt drie weken uitgesteld. In dien tusschentijd zal een onderzoek worden ingesteld en een demonstratie plaats hebben met dit toe stel. „Tel." BRANDSTICHTING. De 27-jarige C. D., huisvrouw van S., te Overschie, vroeger te Berkel te Rodenrijs, heeft terecht gestaan wegens opzettelijke brandstichting, gepleegd in haar woning aldaar op 10 Maart j.l. Volgens de dagvaarding heeft zij met lucifers kleeden en gordijnen in brand ge stoken, waardoor een gedeelte van het huisraad verbrandde. Als eerste getuige werd gehoord dr. Weijl die een psychiatrisch onderzoek had inge steld en op grond daarvan verklaarde, dat hij de verdachte niet toerekeningsvatbaar achtte. Een veldwachter, die een onderzoek in stelde, verklaarde, dat hfj vier vuurhaar den had aangetroffen en dat bovendien de vloer tusschen voor- en achterkamer met petroleum was besprenkeld. Bij het verhoor van verdachte verklaar de zij zich niets meer te kunnen herinne ren. Daar zij evenwel in vroegere instanties uitvoerige verklaringen had afgelegd, wer den deze voorgelezen, waaruit bleek, dat verdachte eerder verklaard had, dat zij in de hoop te kunnen verhuizen, haar meu bels met petroleum had begoten en daarna met lucifers in brand had gestoken. Het O. M., waargenomen door jhr. mr. van Asch van Wijck, wees op de conclu sies van het psychiatrisch rapport, dat de kans voor herhaling van misdrijf niet uit gesloten acht. Met het oog hierop requi- reerde spr. ontslag van rechtsvervolging ging en terbeschikkingstelling van de Re geering Vonnis 30 November a.s. UIT DE OMGEVING RIJNSBURG. Veilingvereeniging „Flora". De veilingvereeniging „Flora" hield een zeer belangrijke ledenvergadering, welke door pl.m. 400 leden werd bijgewoond. De voorzitter, de heer T. Kralt, vestigde de aandacht op het ontwerp Omzetbelasting, volgens hetwelk principaal en veiling be lasting moesten betalen, omdat de Ver- eeniging geen Coöperatieve is. Het be stuur wendde zich tot den Minister om vrijstelling van Omzet- en Weeldebelas ting, met gunstig resultaat. De vereeniging werd met een Coöp. Ver. gelijkgesteld, ter wijl bloemen van Weeldebelasting zijn vrij gesteld. Hierna besprak spr. het Sanee- ringsplan, dat nimmer door het bestuur gelaakt werd, maar waarvan de algemee- ne meening is, dat wie van dit plan niet profiteert er ook niet aan betalen moet. Wat het bestuur inzake dit plan deed, had niet den gewenschte resultaten, maar er werd wel wat bereikt. Spr. maakte de oprichting bekend van twee bonden van bolbloemenveilingen, het betreurende, dat deze twee bonden niet tot één vereenigd konden worden. De grootste bond, verte genwoordigend 90 pet. der geheele omzet is aangesloten bij de groep Bloemisterij, de andere, omvattenden 10 pet. van de om zet, staat op zichzelf. Spr. ziet de toe komst nog niet rooskleurig in, daar de uit voer naar Engeland tot 1/3 is gedaald, terwijl Duitschland weer maatregelen neemt, in hoofdzaak tegen onze blobloeme» gericht. Verder haalt spr. aan de overpro ductie, welke in de „Bloemisterij" den laa*~ sten tijd werd besproken. Ten slotte vraagt spr. zich af, hoe „Flora" er voor staat. De toestand stemt het bestuur niet geheel pes simistisch, dan zij het financieel beleid der voorgaande jaren, waarvoor niet al leen het bestuur, maar ook de leden de eer toekomt. Nergens wordt 'n bloemenveiling gevonden, die voor gemiddeld 5 pet. veitr en waarvan de gebouwen vrij zijn. „Flora" is dus nog niet zinkend, maar klieft royaal de baren. Hiermede verklaarde spr. de ver gadering voor geopend. De secretaris, de heer G. van Delft, bracht het jaarverslag uit. Was het begin van het winterseizoen moedgevend, dit lichtpuntje verflauwde al spoedig, zoodat het winterbedrijf schade voor de koude kas opleverde. Ook de zo- meratrikelen gaven weinig, alleen gladio len waren loonend. De najaarsproducten brachten evenmin een loonenden prijs op. De omzet verminderde dan ook van 1.046.053.23 in 1932 tot ƒ908.965.45 in 1933. Het ledental vermeerdere van 803 tot 891. Namens het bestuur deelt de voorzitter mede, dat gezien het hooge bedrag, dat voor accountantsonderzoek betaald moest worden, het bestuur voorstelt, uit de ver eeniging 3 leden aan te wijzen, die eens per twee maanden boeken en administra tie zullen nagaan, daarvoor een belooning van,/5.per keer ontvangen en eens per jaar rapport zullen uitbrengen. Dit voorstel wordt z.h.s. aangenomen. Volgt bestuursverkiezing. Aan de beurt van aftreden zijn de heeren H. A. de Mooij en J. van Schoten, die beiden met 373 st. herkozen worden. Hierna komt in behandeling een voor stel van het bestuur tot het invoeren van verplicht veilen, wat ook werd gevraagd in het adres van de principalen, dat bij dit punt behandeld werd. Dit voorstel wordt z.h.st. aangenomen. Een tweede verzoek van de principalen is om kweekers, die tevens handelaar zijn, voor hun geveild goed het dubbele vei lingspercentage te laten betalen. Na langdurige bespreking wordt beslo ten, dat het bestuur deze zaak in nader on derzoek zal nemen. Een derde verzoek van de principalen is, om de prijs der bloemen die tijdens de vei ling van de karren gehaald worden, met 10 pet. te verhoogen. Het bestuur neemt dit voorstel over, onder aanvulling, dat van ieder kar hoogstens in totaal 25 pet. mag worden weggenomen, terwijl in geval er meer verlangd mocht worden, op verzoek geveild kan worden, waarbij echter voor gaande karren, met minstens evengoede bloemen van dezelfde soort eerst geveild worden. Na bespreking wordt z.h.st. aldus besloten. Een voorstel om het venten op de vei lingen te verbieden, werd door het bestuur overgenomen en door de vergadering z.h.s. goedgekeurd. Daarna kwam in behandeling het laat ste verzoek van de principalen, om bloe men op een veiling elders gekocht te doen naveilen en tegen dubbel percentage. Ten slotte wordt z.h.st. aangenomen een bestuursvoorstel om voorloopig voor vier maanden zich te bepalen tot enkel na- veilen en daarna of indien noodig eerder, een bijeenkomst te doen plaats hebben van de 7 bestuursleden met 7 principalen, om nadere middelen te overwegen. Hierna is aan de orde een voorstel van het bestuur om alleen contant of onder bankgarantie te veilen, gezien het feit, dat het bedrag te vorderen van koopers in 7 jaar steeg van ƒ13.000 tot ƒ32.000. Het bestuursvoorstel wordt z.h.st. aan genomen. Hierna komt aan de orde een voorstel tot vaststellen van minimumprijzen, waar bij het bestuur zich, om de moeilijkheid dezer kwestie van advies onthoudt. Vóór- en tegenstanders voeren hierbij het woord, hoewel zich meer tegen- dan voorstanders deden hooren. Het gevolg der gehouden besprekingen is, dat niet tot vaststelling van minimum prijzen wordt overgegaan. Hierna volgt aanbieding van de balans en verlies en winstrekening, waarvan de leden een afschrigt was toegezonden. Vervolgens komt in behandeling een uit voerig schrijven van de Koopliedenver- eeniging, waarin verschillende grieven te gen het bestuur en de interne veilingstoe standen naar voren worden gebracht, wel ke in hoofdzaak neerkomen op een plei dooi voor verplicht veilen. Het schrijven wordt voor kennisgeving aangenomen. De voorzitter deelt mede, dat verschil lende niet-vakgenooten lid der vereeniging zijn, die voor har van geen belang zijn, maar integendeel door de lage contributie en verplichte bijdragen aan groepen en bonden, de vereeniging nog geld kosten. Spr. stelt voor, voor die leden, die in het boekjaar October 1932October 1933 niets geveild hebben, de contributie te verhoo gen tot 5.per jaar. Mocht dit een bezwaar zijn voor leden, die door hoogen leeftijd en anderszins niet meer veilen, maar die jarenlang lid van de veiling zijn geweest en wier be houd men op prijs stelt, dan zou het bestuur meer gebruik kunnen maken van zijn recht om deze leden tot eere-leden te benoemen. Het voorstel wordt z.h.s. aan genomen. Ten slotte deelt de voorzitter mede, dat besloten is, met ingang van 1 Januari in series te doen veilen, waardoor het nadeel vervalt van het door loting dikwijkls zeer laat veilen. De veilingen zullen daartoe een 1/2 uur eerder aanvangen. De bloemen voor de eerste serie moeten uiterlijk half acht, die voor de tweede serie uiterlijk acht uur in het gebouw aanwezig zijn. Na toelichting door den voorzitter wordt ook dit voorstel z.h.st. aangenomen. Na rondvraag volgt sluiting.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 6