ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1933 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 8 CORRESPONDENTIE. Truns de Haas, Leide a Zóó, zóó, zie ik onze goeie Truus ook nog eens! Flink zoo! En het versje? Ik zal je eens een plezier doen en het met hier en daar wat te corrigeeren laten plaatsen. Dag Truus! Maak jij nu eens wat moois voor den volgenden wedstrijd. Iets moois en met zorg afgewerkt, bedoel ik! Ik zal eens zien, wat je er van terecht brengt. Annie Stikkelman, Leiden. Die twee opstelletjes „Eigen schuld" en „Ongehoorzaam" zijn niet slecht, alleen een beetje te kort voor Ons Hoekje. Maak nu eens wat van minstens twee bladzijden An nie, dan zal ik onmiddellijk een plaatsje zoeken. Wil je, of maak het alvast af voor den volgenden wedstrijd! Dag Annie! Jan Elderhorst, Zoeterwoude. Dat uitstapje naar Nuth is niet slecht. Nog even wachten! Ik laat het plaatsen en het is goed voor den wedstrijd. Succes Jan! Veel groeten thuis! Meedoen met Kerstmis! Bertie Fleur, Hooge Rijndijk, Leiden. Wel Bertie, zou jij nu denken dat ik jou vergat! Neen, ik heb jou ver jaardag goed genoteerd en dan vergeet ik het niet meer. Zoo vind je het zoo flink op school! Blijf maar goed leeren. Dan zal moeder trotsch op haar Bertie zijn. Dag lief Nichtje! Groet vader en moeder van me, en PauTke en Theo niet vergeten! Leo Plouvier, Leiden. Jammer hé Leo, dat Blikman noch zusje, noch jou wist te vinden! Nu maar, als ik het gekimd had, zou ik het beter gedaan hebben; ge loof dat maar! En zie ik jullie ook weer bij den volgenden wedstrijd. Dan kom jij ze ker weer met een verhaal, dat klinkt als een kolk en zusje met een eigen gemaakt versje, dat zóó mooi is, dat moeder er ver steld van staat Dag Leo! Groet Maria, Louisje, de broertjes en zusjes en vooral je ouders! Hierbij zullen we het laten. De volgende week ga ik door! Wie wat te vragen heeft, vrage! Oom W i m. WIE ZIJN. JARIG? Van 1 Oct. tot en met 6 October. 1 Oct.: Clasina Peetere, Korte Lijsbethst. 2. 1 Oct.: Gonda v. d. Hulst, Oud-Ade E32. 1 Oct.: Piet Reizevoort H. Rijndijk. 1 Oct: Jo de Groot Voorhout 65 's-Graven- damscheweg. 2 Oct: Bertie Fleur, Hooge Rijndijk 69. 2 Oct. Leni Pont Schoolsteeg 4. 2 Oct.: Sof ie Hueber, Hoofdstraat 201 Sas- senheim. 2 Oct.: Ant. v. d. Horst Lage Rijndijk 19B. 2 Oct: Engelien Vesseur, R'veen B133. 3 Oct: Tina v. d. Voorn, Hoogmade. 3 Oct: An toon Wester bos Berkel (N.-H.). 4 Oct: Jasp ar van Meurs, Zuidbuurt Zoe terwoude. 4 Oct: Marietje Westerbos, Berkel N.H. 4 Oct.: Ernst van Beers, Hooge waard 21-31 Koudekerk. 4 Oct: Jantje Westerbos, Berkel (N.H.). 4 Oct. Annie van Bergen Henegouwen, Wald. Pyrmontstraat 46. 5 Oct.: Wim van Haarlem, Resedastraat 37 5 Oct.: Frans Heemskerk, Seringenstr. 56a. 5 Oct: Jan de Groot Bloemistenlaan 24. 5 Oct: Jootje van Dijk, Julianastr. 100 Lisse 6 Oct. Mientje Borst Stadhoudersstraaat 66, Zoeterwoude. 6 Oct.: Rika Simmerman, Prins Hendrik- laan 74, Alphen. 6 Oct.: Rie van Bergen Henegouwen, Wal deck Pyrmontstraat 46. 6 Oct.: Cor van Nierop, Visserstraat 1 te Alphen. 6 Oct.: Piet Koelewijn, Julinastraat 128 te Lisse. 7 Oct.: Piet Klein R'veen B 122. 7 Oct: Bep v. d. Geest Warmond a. d. Zijl 7 Oct: Jo Elderhorst Zoeterwoude. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil opgenomen zien, schrijve minstens 14 da gen voort It. Maar let op! ik noteer de namen alleen van de schoolgaande jeugd en dan nog alleen van degenen, die mee doen aan den raadselwedstrijd. Oom Wim. DE MUIZENKONING door Adma. n. (Slot). Dat de koning met deze muis zou trou wen was de gedachte van het geheele hof, maar eerst kwam op bevel van den koning nummer drie naar voren. Ik ben bij geen elfen en geen kabouters geweest zoo begon ze. Maar ik heb mijn oogen goed laten rondgaan en mijn hersenen zoozeer inge spannen dat ik door eigen kracht en onder vinding mijn doel toch bereikt heb. Ik wil op uw bevel ook voor uw oogen de soep koken en dan kunt u ze, niet alleen ruiken of in de maag hebben, maar dan kunt u ze ook proeven. Zij beval nu: Breng een ketel met water hierheen en stook er vuur onder. De opperceremoniemeester verzet te zich met geweld daartegen en zeide: „zulk een handeling heeft nog nooit in een troonzaal plaats gevonden!" De koning beval nu met streng gelaat: Laat dadelijk het bestelde hier brengen. Nu werd een groote ketel water binnenge bracht en een vuur gestookt, zoodat het water spoedig borrelde. Het muisje wierp nu met een harde plof haar worstpin in het water. Zie zoo sprak ze, het is nu spoe dig klaar. De soep moet nu geroerd wor den, en daarvoor is het noodig dat uwe Ma jesteit den staart in het water steekt om te roeren. De koning had er niet veel lust in en sprak: Dit kan toch wel iemand an ders doen? Neen, zei de muis de staart van uwe Majesteit moet juist de kracht aan de soep geven. Nu naderde de koning den ke tel, en de damp omhulde hem geheeL Voor dat de staart nog in het water had gelegen, sprong de koning reeds achteruit. Met alle aandacht had het hof dit aangezien. Zijne Majesteit nam nu plaats onder de troon hemel en sprak tot de derde muis. Gij zult mijn gemalin en de koningin van het mui zenrijk worden. Wij zullen eerst de soep klaar maken, zei het muisje. De koning be sliste echter: Op de gouden bruiloft zullen wij soep klaar maken volgens jouw recept. Nu zal de opperkok voor onze soep zor- gen. Het bruiloftsmaal werd nu bereid, en jong en oud, arm en rijk, was op de bruiloft tegenwoordig, en de kleine muis was nu gemalin van den muizenkoning, en zij kookte ieder en dag iets naar zijn smaak. (Voor de Grooten). DE MASCOTTE door Gerard Keizer. HL (Slot). Allen konden de andere piloten *t maar niet begrijpen, waarom Herman nooit, als hij de lucht inging een mascotte en zoo genaamde talisman meenam. Steeds, als zij hem daarop wezen ant woordde hij: „Óch, houd toch op met die flauwe onzin, ik heb een mascotte bij me, waar ik beter op vertrouwen kan, als op die konijntjes, aapjes, duiveltjes en weet ik veel, wat jullie altijd mee naar boven voeren!" „Zóó, had Brown hem toen eens gevraagd, zoo, en wat is dan jou mascotte?" En langzaam had Herman het zilveren kruisje uit z'n vastzak gehaald, en hem zwijgend vertoond. Brown was even heel stil geweest en haalde de schouders op. Héél vroeger, spookte het door z'n brein, héél vroeger, had hij ook vol vertrouwen op zoo'n beeld je geschouwd, toen z'n moeder nog leefde, maar langzamerhand was z'n geloof ver dwenen. Toch was er nu, 1Sq het zien van het kruisje, even een glimpje teruggekeerd van z'n vroeger leven. Herman had dien dag geen dienst, en was juist bezig zijn machine een grondige beurt te geven, toen hij eensklaps Brown zag binnenkomen in z'n vliegenierscostuum. Hij was langzaam op Herman toegeko men, hij weifelde blijkbaar om te beginnen te zeggen, wat hij op het hart had. Maar ten laatste zei hij, terwijl hij als terloops z'n bril opzette: Toe, Reen, jij hebt vandaag toch geen dienst, zouzouzou ik jouw kruisje zoolang mogen hebben?" Met graagte voldeed Herman natuurlijk aan dit verzoek en het scheen of Brown heelemaal opgelucht was, toen hij het kruis je bij zich stak! „Good Bye, riep hij vroolijk tot Herman, enne.wacht es.hier.mijn ex-mascotte mag jij hebben, want ik ben toch van plan om morgen direct zoo'n kruisje te koopen!" „All Right, sprak Herman, maar ik ge loof niet, dat dit aapje in mijn machine komt, nee, ik geef het een eereplaatsje bij mijn thuis, omdat dit aapje toch in tegen stelling met z'n soortgenooten geluk heeft aangebracht. „Ja, ja," moest Brown toegeven, „véél geluk." KLEIN ZUSJE door Gretha Haverkorn. Ik heb een heel leuk Zusje, Zij is drie maanden oud; Ja ik beken hier eerlijk Dat Tc heel veel van haar houd. Als zij ligt in haar wiegje, Heel keurig en heel net; Wanneer wij komen kijken Dan lacht zij en heeft pret En dan haar blonde krullen, Die haar zoo aardig staan; En met haar blauwe oogjes Kijkt zij ons guitig aan. Maar soms is zij ondeugend, Vooral des avonds laat; Dat komt zeer ongelegeij Als Pa naar bed toe gaat. Dan geeft Moe hare zorgen Aan kleine Zusjelief; Zij is en blijft een schat je, Ons aller hartedief! NIEUWE RAADSELS door Dora Hoogenboom. Raadsel I: Hoeveel eieren kan een reus opeten, als hij nuchter is? Raadsel H: Aan welke kant heeft een paard het meeste haar? Raadsel IH: Wat voor haar had de hond van Adam? Raadsel IV: Welk verschil is er tueschen 10 x 10 is 100 en zuurkool? Raadsel V: 't Eerste is een hoofdzaak, en 't tweede deel dient om te schrijven, 't Geheel is een stad in ons land. Wat bedoel ik? Raadsel VI: Wie loopt altijd en blijft toch op dezelfde plaats? Raadsel Vil: Hoe ver moet een militair zijn om met militaire eer begraven te worden. Wie nog nieuwe raadsels weet, sture ze op. De oplossing op een apart briefje erbij. HET SCHOOLREISJE door Antje KeizerKlaasen. Emmie zat met groote oogen te kijken, en de ooren wijd open, naar de schooljuffrouw. De juffrouw vertelde, ja kinderen en zoo hebben wij dan besloten om aanstaande Dinsdag een gezellig reisje te maken, en ik hoop dat allen van jullie hier aan deel zul len nemen, allen zonder uitzondering. Daar gingen al een paar vingers de hoog te in. Juffrouw ik wel, ik mag wel, nou en ik trek dein m'n groene fluweelen jurk aan, fijn zeg. Ja kinderen dat moeten jullie thuis met vader en moeder maar overleggen hoor! kleeren aan mogen doen bij zoo'n feestelijke gelegenheid! En nu kinderen uiterlijk morgenmiddag de boodschap meebrengen en als het mag dan moet elk kind 60 cent meebrengen, alles inbegrepen. En nu zullen we onze les hervatten, al len het schrift voor zich? Prachtig! „Hé, Lisa stil niet praten onder 1 es!" „Ik begin luister: 67 x 13 en dat weer vermenigvuldigen met 9. Emmie Back wat zit je te droomen, waar denk je aan? en nog geen cijfer op papier, foei toch! „Ik hé, och juffrouw ik verstond u niet. Dan nog een keer. 67 x 13 en dat 9 maal vermenigvuldigen, hé daar kreeg Emmie nu zoowaar een kleur van. Nog nooit was ze zoo onoplettend ge weest als vandaag, dat schoolreisje ook, dat zat haar dwars, ik geloof nooit, dacht ze, dat moeder het goed vindt. Enfin,, ze zou het maar gauw om vier uur, als ze thuis kwam vragen. En dan 60 cent dat was de hoofdzaak nog, dat kreeg ze toch niet. Tingelingelingeling, tingelingeling, alle kinderen gingen van de plaats, nu al vier uur, dacht Emmie, wat gauw, nu vlug naar huis. Ze trok haar verschoten geruiten man teltje aan en zette haar verkleurde alpino muts op. Alle kinderen druk babbelend en lachend de straat over, daar groepjes van vier, daar een paar gearmd, allemaal waren ze in druk gesprek, behalve Em, die liep alleen voort; liep er eens een meisje met haar mee, o nee, ze wist het wel, waarom, omdat zij altijd hetzelfde plunje aan had en nooit eens een nieuw schortje of muts had als an dere meisjes, en als ze eens een andere jurk of schort aanhad, was het er een die moe der hier of daar gekregen had. Soms te groot, dan te klein, maar nooit dat moeder ze eens netjes vermaakte als Emmie dan eens zeide: moeder ze lachen me op school uit, omdat me deze jurk zoo lang is, kan er geen stuk af moeke. Zeur nou niet meid, je draagt hem en daarmee uit! Wat die blagen op school zeg gen, gaat mij niets aan hoor! Dus zoo iets vroeg ze niet meer, als ze maar groot werd, deed ze het zelf, ze schaamde zich soms zoo als de meisjes fluis terden om haar, het verstooten kind. Zoo denkende was ze het huis genaderd, ze woonde in een gang en dan moest ze een hooge wankelende trap op. Zoo klauterde Em dan ook de trap op, deed de deur open en daar stond moeder boven een tobbe waschgoed, want ze waschte ook nog voor andere menschen, en een paar kleine broertjes waren druk aan t knoeien, ba, in een woord het zag er vies uit, 't leek wel een overgeloopen stuk je weiland. Dag moe zei Emmie. Zeg wat ben je laat, waar kom je van daan? Schoolblijven, zeker, hé sufferd? Nee moe, maar ik heb gewoon geloopen, ik kon niet hard loopen want ik heb zoo'n pijn in de eene zij! Ga eerst maar eens een liter petroleum halen. (Wordt vervolgd). HOE IK MIJN VACANTIE DOORBRACHT, door Cor van iDest. ,Ja, als ik dit nu eens moest gaan ver tellen, ik zou beslist een soort dagboek moe ten maken. Dit zou evenwel toch de bedoe ling niet zijn en., ik zou de kans beloo- pen, dat al heel gauw mijn artikeltje op zij gelegd zou worden als: saai en vervelend; om bij in slaap te vallen. En daar waag ik me niet aan; maar iets ervan vertellen, dat gaat toch wel. Kleine beslommeringen, zoo als: Moe ergens mee helpen of boodschap pen doen en zoo meer, dat spreekt alles van zelf, dus zullen we daar maar niet over spreken. Als 't mooi weer was gingen we met Moe lange wandelingen maken rond ons mooie dorp en genoten dan volop. Ieder op de beurt mochten we een week bij Opoe komen logeeren, wat we ook prettig von den en we amuseerden ons best. De reisbe schrijving kan ik echter wel achterwege laten, wantGrootmoe woont ook hier in Sassenheim. In die week zijn we ook een dag met de bus naar zee gegaan; kort te voren waren we ook met diezelfde bus naar Noordwijk geweest, toen ging de rit over Voorhout. Dezen keer nu ging het over Noordwijkerhout en Piet Gijzenbrug, want de dienstregeling is zoo ingericht, dat de bussen niet allen dezelfde richting gaan; en zoo rijdt de ééne bus over Voorhout, langs het voormalig Seminarie, (tegenwoor dig de Bisschoppelijke Nijverheidsschool) en langs het S. J. C.-terrein, de roem en glorie van Noordwijk's voetballers, terwijl dan de daarop volgende juist de tegenover gestelde richting neemt. En vooral in de omgeving van Noordwijk, langs de duinen en bosschen is het zoo mooi en aantrekke lijk en ik zal Moe wel weten over te ha len daar een naar toe te gaan om daar eens heerlijk te kunnen ronddolen. We waren met ons vijven, Opoe, Tante, Moe, Ans en ondergeteekende; en hoewel het zonnetje zich weinig liet zien en Mijnheer de Wind zich duchtig liet voelen, amuseerden we ons toch best. t Water op zich zelf was niet zoo erg koud, maar wanneer we dan weer op het strand kwamen, dan bibberden we Wel wat. Maar wat beteekent dat, voor onze gezonde leden. We hadden eenvou dig geen tijd om er aan te denken; met moed en ijver gingen we dan aan het werk om een groote kuil te graven en gracht er bij was di groot genoeg dan maar weer m het zilte nat Veel te gauw naar ons zin was de dag voorbij en werd het weer tijd om naar huis te gaan, maar we hadden volop genoten. Nog twee prettige dagen wacht ten ons in de vacantie; nu ja, wél te ver staan twee bijzondere dagen, want onze geheele vacantie was prettig en we heb ben ons geen minuut verveeld. Ook niet als het regende, want dan maakten we het ons gezellig in de kamer. Ik heb tenminste op zulke dagen veel gebouwd met mijn kliptikodoos; schommel, kruiwagen, zelfs een vliegmachine en zoo worden er met eenig geduld gemakkelijk van gevormd. Maar nu die twee dagen, waar ik zoo juist over sprak. Natuurlijk waren we ouder ge woonte beiden weer midden in de vacan tie jarig; en die verjaardagen worden al tijd feestelijk herdacht. t Is daarom dan ook dat we vol verlangen ieder jaar weer dien heerlijken dag tege moet zien en natuurlijk ook met spanning of onze wenschen vervuld zouden worden. Nu, wat dat aangaat, ieder jaar kunnen we met voldoening op onze verjaardag terug zien, waar we de milde gevers dan ook extra dankbaar voor zijn. En zoo behoort de vacantie weer tot het verleden en gaan we weer met nieuwen moed aan het werk; in afwachting op de eerstvolgende vacantie met Kerstmis. Met nieuwen ijver zullen we weer beginnen aan onze lange optelsom men, deelen (zonder dat we iets hebben om te deelen!), aardrijkskundige reizen maken zonder het schoollokaal te verlaten en wat er nog meer te doen en te leeren is. En nu hoop ik dat er niemand over mijn artikel in slaap gevallen is; mocht het wel zoo zijn dan wensch ik hem of haar een 1 prettig ontwaken! NAJAAR door Truus de Haas. I De bladeren verdorren, I De wind blaast en giert in t rond. Hij rukt van struik en boomen, De blaren en zij komen Al dwar'lend op den grond. De donk're wolken vliegen. En jagen door de lucht, De Zomer is verdwenen; Het najaar is verschenen, Het regent vaak geducht! ,De avond wordt weer langer, De zon gaat vrotg naar bed, Wij spelen niet meer buiten En turen door de ruiten, Maar hebben toch wel pret. Want is de lamp ontstoken. Dan komt het spelen aan, Met dambord, kienen, halmaspel, Domineer en of een ander stel, En dat alles voor we slapen gaan. WALEWEIN Een verhaal uit den riddertijd door Ant. Olde Kalter. xxvnL „Zeg eens, Agdilla, sprak nu een harer broeders, „weet Gij ook of de dochter van den dorpsheer hedenavond aan het feest deelneemt?" „In 't voorbijgaan sprak ze vanmorgen tot me, dat ze zulks wel terdege zou doen. Maar om welke reden vraagt Ge dat Mes- bijn? Zijt Ge van plan haar hedenavond tot uw Lief te kiezen?" Mesbijn, een stevige blonde jongeman van een jaar of twee-en-twintig bloosde sterk bij het hooren van Agdilla's antwoord. Hij zette het gesprek niet voort, doch ver lustigde zich met een flinke overgebleven boterham te verwerken. Een weinig later togen de mannen we derom aan t werk. De jongste der drie, die Fegmute genaamd was, nam de ploeg ter hand en trok haar door den met gerstkor rels bezaaiden grond. Terwijl de oudere Meslijn achter de ploeg aanliep om den grond wat vast te trappen, vulde vader een houten bak met gerstkorrels ai ging deze over het land uitstrooien. Na even naar den arbeid der drie man nen te hebben gekeken, stond Agdilla op en liep naar een in de nabijheid liggend stuk weiland. In overvloed groeiden hier van allerlei soort bloemen: madeliefjes, paardebloemen, boterbloemen, koekoeks bloemen enz. Hier en daar groeiden ook eenige wilde rozestruiken, waarvan de bloemen reeds heerlijk ontloken waren. Met een lieven glimlach op haar aardig gezichtje plukte het meisje wat van de bloemen, en verzamelde zoodoende een mooi bouquet je. Wat zou ze er mee uitvoe ren? Wel, t was toch in de maand Mei, de maand van de zoete Maagd Maria; in 't kapelletje bij de kerk was nog plaats ge noeg voor haar bloemetjes, en de lieve Vrouwe zou tevreden op de aardige verza meling van haar nederzien. Het meisje was nog niet geheel met het vervaardigen van haar bouquetje gereed, toen de vader haar toeriep: „Kom Agdilla, wij gaan". „Een weinig geduld vader" antwoordde zij, een madeliefje plukkend. Toen zij met haar bouquetje gereed was, liep ze met een trippelpasje op de mannen toe, die reeds op den weg stonden. Lachend bood zij haar vader een arm, en vroolijk schertsende keerde het viertal huiswaarts. Zoodra zij bij het Mariakapelletje waren gekomen, maakte Agdilla zich met een zachten ruk uit haar vaders arm los, en liep zacht op het kapelletje toe. Met een lieflijken glimlach op haar ge laat schikte zij de bloemen in een leeg vaasje, dat ze op het voetstuk van het ma donnabeeld plaatst. Daarna knielde ze op het bankje neer en verzocht in een kort ge bedje de goede Moeder haar eenvoudige bloemetjes te willen aannemen als dank baarheid in de Meimaand. Met eerbied zagen hare broeders en va der toe; vader kwamen zelfs de tranen in de oogen bij het zien nederknielen van zijn dochter voor de Koningin der Mei maand. Toen het viertal even later zijn weg vervolgde, lag er een tevreden glimlach op het gelaat van den vader. Voor de hut, welke de hunne was, stond de moeder reeds met verlangen naar haar man, zonen en dochter uit te zien. Zoodra Agdilla haar bemerkte liep zij vlug op haar moeder toe, en gaf haar een stevige kus. Terwijl Fegmute de landgereedschappen in een bij de hut staand schuurtje opborg, traden de overigen naar binnen om zich te wasschen en van kleeding te verwisselen. Het was reeds vespertijd, en over een uur zou het dorpsfeest en aanvang nemen. Een weinig later verschenen allen in him beste kleederdracht. De moeder in een lang wit kleed, dat nauw aan den hals sloot. Zóoals de gewoonte dier dagen was bloots hoofds terwijl haar reeds grijzende haren door een zwart-zij dén hoofdband bijen wer den gehouden. Hare voeten waren in losse witvilten sandalen gestoken. De drie mannen waren allen gekleed in een nauw aansluitend kort wambuis en een zelfde broek, welke om de kuiten zeer han dig met een zwart lederen riem was om wonden. Bruin-lederen sandalen, welke tot aan de enkels reikten, bedekten hunno voeten. Ook zij waren blootshoofds." Zeer aardig was de kleeding, welke Ag- dilla droeg: een rood-zijden kleed, dat om j het middel nauw aansloot door een fraai rood koord deed haar lieve verschijning I goed uitkomen. Hare blanke voetjes waren I in tegenstelling met die der anderen door geen sandalen bedekt. (W.rdt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 8