ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1933
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 8
CORRESPONDENTIE.
Truns de Haas, Leide a Zóó,
zóó, zie ik onze goeie Truus ook nog eens!
Flink zoo! En het versje? Ik zal je eens een
plezier doen en het met hier en daar
wat te corrigeeren laten plaatsen. Dag
Truus! Maak jij nu eens wat moois voor
den volgenden wedstrijd. Iets moois en
met zorg afgewerkt, bedoel ik! Ik zal eens
zien, wat je er van terecht brengt.
Annie Stikkelman, Leiden.
Die twee opstelletjes „Eigen schuld" en
„Ongehoorzaam" zijn niet slecht, alleen een
beetje te kort voor Ons Hoekje. Maak nu
eens wat van minstens twee bladzijden An
nie, dan zal ik onmiddellijk een plaatsje
zoeken. Wil je, of maak het alvast af voor
den volgenden wedstrijd! Dag Annie!
Jan Elderhorst, Zoeterwoude.
Dat uitstapje naar Nuth is niet slecht.
Nog even wachten! Ik laat het plaatsen en
het is goed voor den wedstrijd. Succes
Jan! Veel groeten thuis! Meedoen met
Kerstmis!
Bertie Fleur, Hooge Rijndijk,
Leiden. Wel Bertie, zou jij nu denken
dat ik jou vergat! Neen, ik heb jou ver
jaardag goed genoteerd en dan vergeet ik
het niet meer. Zoo vind je het zoo flink op
school! Blijf maar goed leeren. Dan zal
moeder trotsch op haar Bertie zijn. Dag lief
Nichtje! Groet vader en moeder van me,
en PauTke en Theo niet vergeten!
Leo Plouvier, Leiden. Jammer
hé Leo, dat Blikman noch zusje, noch jou
wist te vinden! Nu maar, als ik het gekimd
had, zou ik het beter gedaan hebben; ge
loof dat maar! En zie ik jullie ook weer bij
den volgenden wedstrijd. Dan kom jij ze
ker weer met een verhaal, dat klinkt als
een kolk en zusje met een eigen gemaakt
versje, dat zóó mooi is, dat moeder er ver
steld van staat Dag Leo! Groet Maria,
Louisje, de broertjes en zusjes en vooral je
ouders!
Hierbij zullen we het laten. De volgende
week ga ik door! Wie wat te vragen heeft,
vrage!
Oom W i m.
WIE ZIJN. JARIG?
Van 1 Oct. tot en met 6 October.
1 Oct.: Clasina Peetere, Korte Lijsbethst. 2.
1 Oct.: Gonda v. d. Hulst, Oud-Ade E32.
1 Oct.: Piet Reizevoort H. Rijndijk.
1 Oct: Jo de Groot Voorhout 65 's-Graven-
damscheweg.
2 Oct: Bertie Fleur, Hooge Rijndijk 69.
2 Oct. Leni Pont Schoolsteeg 4.
2 Oct.: Sof ie Hueber, Hoofdstraat 201 Sas-
senheim.
2 Oct.: Ant. v. d. Horst Lage Rijndijk 19B.
2 Oct: Engelien Vesseur, R'veen B133.
3 Oct: Tina v. d. Voorn, Hoogmade.
3 Oct: An toon Wester bos Berkel (N.-H.).
4 Oct: Jasp ar van Meurs, Zuidbuurt Zoe
terwoude.
4 Oct: Marietje Westerbos, Berkel N.H.
4 Oct.: Ernst van Beers, Hooge waard 21-31
Koudekerk.
4 Oct: Jantje Westerbos, Berkel (N.H.).
4 Oct. Annie van Bergen Henegouwen,
Wald. Pyrmontstraat 46.
5 Oct.: Wim van Haarlem, Resedastraat 37
5 Oct.: Frans Heemskerk, Seringenstr. 56a.
5 Oct: Jan de Groot Bloemistenlaan 24.
5 Oct: Jootje van Dijk, Julianastr. 100 Lisse
6 Oct. Mientje Borst Stadhoudersstraaat
66, Zoeterwoude.
6 Oct.: Rika Simmerman, Prins Hendrik-
laan 74, Alphen.
6 Oct.: Rie van Bergen Henegouwen, Wal
deck Pyrmontstraat 46.
6 Oct.: Cor van Nierop, Visserstraat 1 te
Alphen.
6 Oct.: Piet Koelewijn, Julinastraat 128 te
Lisse.
7 Oct.: Piet Klein R'veen B 122.
7 Oct: Bep v. d. Geest Warmond a. d. Zijl
7 Oct: Jo Elderhorst Zoeterwoude.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil
opgenomen zien, schrijve minstens 14 da
gen voort It. Maar let op! ik noteer
de namen alleen van de schoolgaande jeugd
en dan nog alleen van degenen, die mee
doen aan den raadselwedstrijd.
Oom Wim.
DE MUIZENKONING
door Adma.
n. (Slot).
Dat de koning met deze muis zou trou
wen was de gedachte van het geheele hof,
maar eerst kwam op bevel van den koning
nummer drie naar voren. Ik ben bij geen
elfen en geen kabouters geweest zoo begon
ze. Maar ik heb mijn oogen goed laten
rondgaan en mijn hersenen zoozeer inge
spannen dat ik door eigen kracht en onder
vinding mijn doel toch bereikt heb. Ik wil
op uw bevel ook voor uw oogen de soep
koken en dan kunt u ze, niet alleen ruiken
of in de maag hebben, maar dan kunt u
ze ook proeven. Zij beval nu: Breng een
ketel met water hierheen en stook er vuur
onder. De opperceremoniemeester verzet
te zich met geweld daartegen en zeide:
„zulk een handeling heeft nog nooit in een
troonzaal plaats gevonden!"
De koning beval nu met streng gelaat:
Laat dadelijk het bestelde hier brengen.
Nu werd een groote ketel water binnenge
bracht en een vuur gestookt, zoodat het
water spoedig borrelde. Het muisje wierp
nu met een harde plof haar worstpin in
het water. Zie zoo sprak ze, het is nu spoe
dig klaar. De soep moet nu geroerd wor
den, en daarvoor is het noodig dat uwe Ma
jesteit den staart in het water steekt om
te roeren. De koning had er niet veel lust
in en sprak: Dit kan toch wel iemand an
ders doen? Neen, zei de muis de staart van
uwe Majesteit moet juist de kracht aan de
soep geven. Nu naderde de koning den ke
tel, en de damp omhulde hem geheeL Voor
dat de staart nog in het water had gelegen,
sprong de koning reeds achteruit. Met alle
aandacht had het hof dit aangezien. Zijne
Majesteit nam nu plaats onder de troon
hemel en sprak tot de derde muis. Gij zult
mijn gemalin en de koningin van het mui
zenrijk worden. Wij zullen eerst de soep
klaar maken, zei het muisje. De koning be
sliste echter: Op de gouden bruiloft zullen
wij soep klaar maken volgens jouw recept.
Nu zal de opperkok voor onze soep zor-
gen.
Het bruiloftsmaal werd nu bereid, en
jong en oud, arm en rijk, was op de bruiloft
tegenwoordig, en de kleine muis was nu
gemalin van den muizenkoning, en zij
kookte ieder en dag iets naar zijn smaak.
(Voor de Grooten).
DE MASCOTTE
door Gerard Keizer.
HL (Slot).
Allen konden de andere piloten *t maar
niet begrijpen, waarom Herman nooit, als
hij de lucht inging een mascotte en zoo
genaamde talisman meenam.
Steeds, als zij hem daarop wezen ant
woordde hij: „Óch, houd toch op met die
flauwe onzin, ik heb een mascotte bij me,
waar ik beter op vertrouwen kan, als op
die konijntjes, aapjes, duiveltjes en weet
ik veel, wat jullie altijd mee naar boven
voeren!"
„Zóó, had Brown hem toen eens gevraagd,
zoo, en wat is dan jou mascotte?"
En langzaam had Herman het zilveren
kruisje uit z'n vastzak gehaald, en hem
zwijgend vertoond.
Brown was even heel stil geweest en
haalde de schouders op. Héél vroeger,
spookte het door z'n brein, héél vroeger,
had hij ook vol vertrouwen op zoo'n beeld
je geschouwd, toen z'n moeder nog leefde,
maar langzamerhand was z'n geloof ver
dwenen.
Toch was er nu, 1Sq het zien van het
kruisje, even een glimpje teruggekeerd van
z'n vroeger leven.
Herman had dien dag geen dienst, en was
juist bezig zijn machine een grondige beurt
te geven, toen hij eensklaps Brown zag
binnenkomen in z'n vliegenierscostuum.
Hij was langzaam op Herman toegeko
men, hij weifelde blijkbaar om te beginnen
te zeggen, wat hij op het hart had.
Maar ten laatste zei hij, terwijl hij als
terloops z'n bril opzette:
Toe, Reen, jij hebt vandaag toch geen
dienst, zouzouzou ik jouw kruisje
zoolang mogen hebben?"
Met graagte voldeed Herman natuurlijk
aan dit verzoek en het scheen of Brown
heelemaal opgelucht was, toen hij het kruis
je bij zich stak!
„Good Bye, riep hij vroolijk tot Herman,
enne.wacht es.hier.mijn ex-mascotte
mag jij hebben, want ik ben toch van
plan om morgen direct zoo'n kruisje te
koopen!"
„All Right, sprak Herman, maar ik ge
loof niet, dat dit aapje in mijn machine
komt, nee, ik geef het een eereplaatsje bij
mijn thuis, omdat dit aapje toch in tegen
stelling met z'n soortgenooten geluk heeft
aangebracht.
„Ja, ja," moest Brown toegeven, „véél
geluk."
KLEIN ZUSJE
door Gretha Haverkorn.
Ik heb een heel leuk Zusje,
Zij is drie maanden oud;
Ja ik beken hier eerlijk
Dat Tc heel veel van haar houd.
Als zij ligt in haar wiegje,
Heel keurig en heel net;
Wanneer wij komen kijken
Dan lacht zij en heeft pret
En dan haar blonde krullen,
Die haar zoo aardig staan;
En met haar blauwe oogjes
Kijkt zij ons guitig aan.
Maar soms is zij ondeugend,
Vooral des avonds laat;
Dat komt zeer ongelegeij
Als Pa naar bed toe gaat.
Dan geeft Moe hare zorgen
Aan kleine Zusjelief;
Zij is en blijft een schat je,
Ons aller hartedief!
NIEUWE RAADSELS
door Dora Hoogenboom.
Raadsel I:
Hoeveel eieren kan een reus opeten, als
hij nuchter is?
Raadsel H:
Aan welke kant heeft een paard het
meeste haar?
Raadsel IH:
Wat voor haar had de hond van Adam?
Raadsel IV:
Welk verschil is er tueschen 10 x 10 is
100 en zuurkool?
Raadsel V:
't Eerste is een hoofdzaak, en 't tweede
deel dient om te schrijven, 't Geheel is een
stad in ons land. Wat bedoel ik?
Raadsel VI:
Wie loopt altijd en blijft toch op dezelfde
plaats?
Raadsel Vil:
Hoe ver moet een militair zijn om met
militaire eer begraven te worden.
Wie nog nieuwe raadsels weet, sture ze
op.
De oplossing op een apart briefje erbij.
HET SCHOOLREISJE
door Antje KeizerKlaasen.
Emmie zat met groote oogen te kijken, en
de ooren wijd open, naar de schooljuffrouw.
De juffrouw vertelde, ja kinderen en zoo
hebben wij dan besloten om aanstaande
Dinsdag een gezellig reisje te maken, en ik
hoop dat allen van jullie hier aan deel zul
len nemen, allen zonder uitzondering.
Daar gingen al een paar vingers de hoog
te in.
Juffrouw ik wel, ik mag wel, nou en ik
trek dein m'n groene fluweelen jurk aan,
fijn zeg.
Ja kinderen dat moeten jullie thuis met
vader en moeder maar overleggen hoor!
kleeren aan mogen doen bij zoo'n feestelijke
gelegenheid!
En nu kinderen uiterlijk morgenmiddag
de boodschap meebrengen en als het mag
dan moet elk kind 60 cent meebrengen,
alles inbegrepen.
En nu zullen we onze les hervatten, al
len het schrift voor zich? Prachtig!
„Hé, Lisa stil niet praten onder 1 es!"
„Ik begin luister: 67 x 13 en dat weer
vermenigvuldigen met 9.
Emmie Back wat zit je te droomen, waar
denk je aan? en nog geen cijfer op papier,
foei toch!
„Ik hé, och juffrouw ik verstond u niet.
Dan nog een keer. 67 x 13 en dat 9 maal
vermenigvuldigen, hé daar kreeg Emmie
nu zoowaar een kleur van.
Nog nooit was ze zoo onoplettend ge
weest als vandaag, dat schoolreisje ook,
dat zat haar dwars, ik geloof nooit, dacht
ze, dat moeder het goed vindt. Enfin,, ze
zou het maar gauw om vier uur, als ze
thuis kwam vragen. En dan 60 cent dat was
de hoofdzaak nog, dat kreeg ze toch niet.
Tingelingelingeling, tingelingeling, alle
kinderen gingen van de plaats, nu al vier
uur, dacht Emmie, wat gauw, nu vlug naar
huis.
Ze trok haar verschoten geruiten man
teltje aan en zette haar verkleurde alpino
muts op.
Alle kinderen druk babbelend en lachend
de straat over, daar groepjes van vier, daar
een paar gearmd, allemaal waren ze in
druk gesprek, behalve Em, die liep alleen
voort; liep er eens een meisje met haar
mee, o nee, ze wist het wel, waarom, omdat
zij altijd hetzelfde plunje aan had en nooit
eens een nieuw schortje of muts had als an
dere meisjes, en als ze eens een andere jurk
of schort aanhad, was het er een die moe
der hier of daar gekregen had. Soms te
groot, dan te klein, maar nooit dat moeder
ze eens netjes vermaakte als Emmie dan
eens zeide: moeder ze lachen me op school
uit, omdat me deze jurk zoo lang is, kan er
geen stuk af moeke.
Zeur nou niet meid, je draagt hem en
daarmee uit! Wat die blagen op school zeg
gen, gaat mij niets aan hoor!
Dus zoo iets vroeg ze niet meer, als ze
maar groot werd, deed ze het zelf, ze
schaamde zich soms zoo als de meisjes fluis
terden om haar, het verstooten kind.
Zoo denkende was ze het huis genaderd,
ze woonde in een gang en dan moest ze
een hooge wankelende trap op.
Zoo klauterde Em dan ook de trap op,
deed de deur open en daar stond moeder
boven een tobbe waschgoed, want ze
waschte ook nog voor andere menschen,
en een paar kleine broertjes waren druk
aan t knoeien, ba, in een woord het zag er
vies uit, 't leek wel een overgeloopen stuk
je weiland.
Dag moe zei Emmie.
Zeg wat ben je laat, waar kom je van
daan?
Schoolblijven, zeker, hé sufferd?
Nee moe, maar ik heb gewoon geloopen,
ik kon niet hard loopen want ik heb zoo'n
pijn in de eene zij!
Ga eerst maar eens een liter petroleum
halen.
(Wordt vervolgd).
HOE IK MIJN VACANTIE
DOORBRACHT,
door Cor van iDest.
,Ja, als ik dit nu eens moest gaan ver
tellen, ik zou beslist een soort dagboek moe
ten maken. Dit zou evenwel toch de bedoe
ling niet zijn en., ik zou de kans beloo-
pen, dat al heel gauw mijn artikeltje op zij
gelegd zou worden als: saai en vervelend;
om bij in slaap te vallen. En daar waag ik
me niet aan; maar iets ervan vertellen, dat
gaat toch wel. Kleine beslommeringen, zoo
als: Moe ergens mee helpen of boodschap
pen doen en zoo meer, dat spreekt alles
van zelf, dus zullen we daar maar niet over
spreken. Als 't mooi weer was gingen we
met Moe lange wandelingen maken rond
ons mooie dorp en genoten dan volop. Ieder
op de beurt mochten we een week bij Opoe
komen logeeren, wat we ook prettig von
den en we amuseerden ons best. De reisbe
schrijving kan ik echter wel achterwege
laten, wantGrootmoe woont ook hier in
Sassenheim. In die week zijn we ook een
dag met de bus naar zee gegaan; kort te
voren waren we ook met diezelfde bus naar
Noordwijk geweest, toen ging de rit over
Voorhout. Dezen keer nu ging het over
Noordwijkerhout en Piet Gijzenbrug, want
de dienstregeling is zoo ingericht, dat de
bussen niet allen dezelfde richting gaan;
en zoo rijdt de ééne bus over Voorhout,
langs het voormalig Seminarie, (tegenwoor
dig de Bisschoppelijke Nijverheidsschool)
en langs het S. J. C.-terrein, de roem en
glorie van Noordwijk's voetballers, terwijl
dan de daarop volgende juist de tegenover
gestelde richting neemt. En vooral in de
omgeving van Noordwijk, langs de duinen
en bosschen is het zoo mooi en aantrekke
lijk en ik zal Moe wel weten over te ha
len daar een naar toe te gaan om daar eens
heerlijk te kunnen ronddolen. We waren
met ons vijven, Opoe, Tante, Moe, Ans en
ondergeteekende; en hoewel het zonnetje
zich weinig liet zien en Mijnheer de Wind
zich duchtig liet voelen, amuseerden we
ons toch best. t Water op zich zelf was
niet zoo erg koud, maar wanneer we dan
weer op het strand kwamen, dan bibberden
we Wel wat. Maar wat beteekent dat, voor
onze gezonde leden. We hadden eenvou
dig geen tijd om er aan te denken; met
moed en ijver gingen we dan aan het werk
om een groote kuil te graven en gracht er
bij was di groot genoeg dan maar weer m
het zilte nat Veel te gauw naar ons zin was
de dag voorbij en werd het weer tijd om
naar huis te gaan, maar we hadden volop
genoten. Nog twee prettige dagen wacht
ten ons in de vacantie; nu ja, wél te ver
staan twee bijzondere dagen, want onze
geheele vacantie was prettig en we heb
ben ons geen minuut verveeld. Ook niet
als het regende, want dan maakten we het
ons gezellig in de kamer. Ik heb tenminste
op zulke dagen veel gebouwd met mijn
kliptikodoos; schommel, kruiwagen, zelfs
een vliegmachine en zoo worden er met
eenig geduld gemakkelijk van gevormd.
Maar nu die twee dagen, waar ik zoo juist
over sprak. Natuurlijk waren we ouder ge
woonte beiden weer midden in de vacan
tie jarig; en die verjaardagen worden al
tijd feestelijk herdacht.
t Is daarom dan ook dat we vol verlangen
ieder jaar weer dien heerlijken dag tege
moet zien en natuurlijk ook met spanning
of onze wenschen vervuld zouden worden.
Nu, wat dat aangaat, ieder jaar kunnen we
met voldoening op onze verjaardag terug
zien, waar we de milde gevers dan ook
extra dankbaar voor zijn. En zoo behoort
de vacantie weer tot het verleden en gaan
we weer met nieuwen moed aan het werk;
in afwachting op de eerstvolgende vacantie
met Kerstmis. Met nieuwen ijver zullen we
weer beginnen aan onze lange optelsom
men, deelen (zonder dat we iets hebben
om te deelen!), aardrijkskundige reizen
maken zonder het schoollokaal te verlaten
en wat er nog meer te doen en te leeren
is. En nu hoop ik dat er niemand over mijn
artikel in slaap gevallen is; mocht het wel
zoo zijn dan wensch ik hem of haar een
1 prettig ontwaken!
NAJAAR
door Truus de Haas.
I De bladeren verdorren,
I De wind blaast en giert in t rond.
Hij rukt van struik en boomen,
De blaren en zij komen
Al dwar'lend op den grond.
De donk're wolken vliegen.
En jagen door de lucht,
De Zomer is verdwenen;
Het najaar is verschenen,
Het regent vaak geducht!
,De avond wordt weer langer,
De zon gaat vrotg naar bed,
Wij spelen niet meer buiten
En turen door de ruiten,
Maar hebben toch wel pret.
Want is de lamp ontstoken.
Dan komt het spelen aan,
Met dambord, kienen, halmaspel,
Domineer en of een ander stel,
En dat alles voor we slapen gaan.
WALEWEIN
Een verhaal uit den riddertijd
door Ant. Olde Kalter.
xxvnL
„Zeg eens, Agdilla, sprak nu een harer
broeders, „weet Gij ook of de dochter van
den dorpsheer hedenavond aan het feest
deelneemt?"
„In 't voorbijgaan sprak ze vanmorgen
tot me, dat ze zulks wel terdege zou doen.
Maar om welke reden vraagt Ge dat Mes-
bijn? Zijt Ge van plan haar hedenavond
tot uw Lief te kiezen?"
Mesbijn, een stevige blonde jongeman
van een jaar of twee-en-twintig bloosde
sterk bij het hooren van Agdilla's antwoord.
Hij zette het gesprek niet voort, doch ver
lustigde zich met een flinke overgebleven
boterham te verwerken.
Een weinig later togen de mannen we
derom aan t werk. De jongste der drie, die
Fegmute genaamd was, nam de ploeg ter
hand en trok haar door den met gerstkor
rels bezaaiden grond. Terwijl de oudere
Meslijn achter de ploeg aanliep om den
grond wat vast te trappen, vulde vader een
houten bak met gerstkorrels ai ging deze
over het land uitstrooien.
Na even naar den arbeid der drie man
nen te hebben gekeken, stond Agdilla op
en liep naar een in de nabijheid liggend
stuk weiland. In overvloed groeiden hier
van allerlei soort bloemen: madeliefjes,
paardebloemen, boterbloemen, koekoeks
bloemen enz. Hier en daar groeiden ook
eenige wilde rozestruiken, waarvan de
bloemen reeds heerlijk ontloken waren.
Met een lieven glimlach op haar aardig
gezichtje plukte het meisje wat van de
bloemen, en verzamelde zoodoende een
mooi bouquet je. Wat zou ze er mee uitvoe
ren? Wel, t was toch in de maand Mei,
de maand van de zoete Maagd Maria; in
't kapelletje bij de kerk was nog plaats ge
noeg voor haar bloemetjes, en de lieve
Vrouwe zou tevreden op de aardige verza
meling van haar nederzien.
Het meisje was nog niet geheel met het
vervaardigen van haar bouquetje gereed,
toen de vader haar toeriep: „Kom Agdilla,
wij gaan".
„Een weinig geduld vader" antwoordde
zij, een madeliefje plukkend.
Toen zij met haar bouquetje gereed was,
liep ze met een trippelpasje op de mannen
toe, die reeds op den weg stonden. Lachend
bood zij haar vader een arm, en vroolijk
schertsende keerde het viertal huiswaarts.
Zoodra zij bij het Mariakapelletje waren
gekomen, maakte Agdilla zich met een
zachten ruk uit haar vaders arm los, en
liep zacht op het kapelletje toe.
Met een lieflijken glimlach op haar ge
laat schikte zij de bloemen in een leeg
vaasje, dat ze op het voetstuk van het ma
donnabeeld plaatst. Daarna knielde ze op
het bankje neer en verzocht in een kort ge
bedje de goede Moeder haar eenvoudige
bloemetjes te willen aannemen als dank
baarheid in de Meimaand.
Met eerbied zagen hare broeders en va
der toe; vader kwamen zelfs de tranen
in de oogen bij het zien nederknielen van
zijn dochter voor de Koningin der Mei
maand.
Toen het viertal even later zijn weg
vervolgde, lag er een tevreden glimlach op
het gelaat van den vader. Voor de hut,
welke de hunne was, stond de moeder
reeds met verlangen naar haar man, zonen
en dochter uit te zien. Zoodra Agdilla haar
bemerkte liep zij vlug op haar moeder
toe, en gaf haar een stevige kus.
Terwijl Fegmute de landgereedschappen
in een bij de hut staand schuurtje opborg,
traden de overigen naar binnen om zich te
wasschen en van kleeding te verwisselen.
Het was reeds vespertijd, en over een uur
zou het dorpsfeest en aanvang nemen.
Een weinig later verschenen allen in him
beste kleederdracht. De moeder in een lang
wit kleed, dat nauw aan den hals sloot.
Zóoals de gewoonte dier dagen was bloots
hoofds terwijl haar reeds grijzende haren
door een zwart-zij dén hoofdband bijen wer
den gehouden. Hare voeten waren in losse
witvilten sandalen gestoken.
De drie mannen waren allen gekleed in
een nauw aansluitend kort wambuis en een
zelfde broek, welke om de kuiten zeer han
dig met een zwart lederen riem was om
wonden. Bruin-lederen sandalen, welke tot
aan de enkels reikten, bedekten hunno
voeten. Ook zij waren blootshoofds."
Zeer aardig was de kleeding, welke Ag-
dilla droeg: een rood-zijden kleed, dat om
j het middel nauw aansloot door een fraai
rood koord deed haar lieve verschijning
I goed uitkomen. Hare blanke voetjes waren
I in tegenstelling met die der anderen door
geen sandalen bedekt.
(W.rdt vervolgd).