t
BRIEVEN OVER ONS
GELOOF
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD PAG. 9
GOD EN HET KWAAD IN DE
WERELD 1.
Basil Basmans moeilijkheden.
Maar als er dan een goede en al
machtige God is, waarom is er dan
zooveel lijden op aarde?
Je schreef mij, beste Paul, dat je kantoor
collega, de „atheïst", boekhouder Basil
Basman, toch werkelijk blijk heeft gege
ven, „van goeden wil" te zijn.
Je hebt de laatste maanden urenlange
gesprekken met hem gehad over het be
staan van God en je kreeg den Indruk, dat
onze argumenten toch wel vat op hem
hadden. Je hebt hem, schreef je, op een
moment, waarop hij wat vertrouwelijker
werd en je even een blik in de hulpeloos
heid van zijn ziel gunde, plotseling gezegd,
dat hij bidden moest: „God als Gij be
staat, help mij dan U te leeren kennen".
Je zag in het trekken van zijn gezicht zijn
hoogmoed strijden tegen zijn goeden wil
en je denkt wel, dat hij bidden zal. Zoo is
het: als de zoekenden maar tot knielen
komen, dan zal God hun de genade van
het vinden niet weigeren.
Paul, ook ik heb blijde hoop op on^en
Basman, nu je mij ook geschreven hebt
dat hij, voorzoover je dat weten kunt na
tuurlijk, een behoorlijk leven leidt. Want
juist velen loochenen God omdat zij
bang zijn voor Zijn rechtvaardigheid. Zij
leven alsof er geen God bestond en w e n-
s c h e n van harte dat Hij niet bestaat. Zij
praten dat zichzelf en anderen voor in hun
geheime angst en zij probeeren de stem van
God in hun ziel te overschreeuwen door er
maar frisch, of liever onfrisch, op los te
leven. Zoo één is Basil er niet. Maar hij is
trotsch. Zijn hart is hoogmoedig. En hij is
misleid. Jaren lang hebben de boekjes en
brochuurtjes van zijn vereeniging hem
voorgehouden, dat hij een „vrij", een „heer
lijk" mensch is, aan niemand onderworpen,
maar „autonoom": zichzelf alléén de wet
stellend.
Het is moeilijk voor hem een abso
luut Wetgever boven zich te moeten
erkennen en hij ziet ongetwijfeld op
den achtergrond van dat erkennen de-
plichten van een katholiekHij ziet
daar wellicht inquisitie-monniken, klooster
cellen en biechtstoelen; hij denkt misschien
ook al met afschuw aan den Index en Ga-
lileï.
Maar zijn grootste moeilijkheid, waar
over je me schreef, i s inderdaad een zeer
moeilijk probleem: God en het
kwaad, God en de zonde, God en
het lijden in deze wereld.
Waar, vroeg Basil en vragen millioenen
mét hem. waar is die, door de geloovigen
hooggeroemde goddelijke goedheid en lief
de bij een God, een Voorzienigheid, Die
duldt, dat deze wereld vol is van misdaad
en lijden; Die de pijnen van een onschul
dig kind gadeslaat vanaf Zijn hooge troon
en ze niet weg neemt, ofschoon Hij dat kan.
Een God, Die dikwijls braven en vromen
in armoede en ziekten laat leven, die de
moeder van een groot gezin ontijdig laat
sterven of de jonge vrouw bij de geboorte
van haar eerste kind
Je hebt getracht, Paul, je on geloovigen
vriend hierin te helpen; je hebt hem ge
sproken over erfzonde en straf en over het
vele goede, dat God de menschen toch ook
gaf, maar je voelde daarbij, dat je eigenlijk
zelf niet geheel overtuigd scheen en je zag,
dat Basil lang niet bevredigd was.
Graag wil ik probeeren het moeilijke
vraagstuk: God en het kwaad in de
wereld in dit kort bestek, in dezen en
een volgenden brief, naar best vermogen
met je te bespreken.
Wat is dat: „het kwaad"?
Kwaad is een gemis, een berooving
van een eigenschap, welke een schepsel
volgens zijn natuur zou moeten hebben.
Zoo is blindheid bij den mensch een
kwaad, want volgens zijn natuur moet een
mensch kunnen zien: is hij van het licht
zijner oogen beroofd, dan mist hij een vol
maaktheid, een eigenschap: het zien, die hij
volgens zijn natuur zou moeten bezitten..
Blindheid bij een plant is echter geen
kwaad. Waarom niet? Omdat het kunnen-
zien niet tot de natuur van een plant be
hoort; het niet-hebben van een gezichts
vermogen is bij een plant geen gemis,
geen berooving, dus geen kwaad.
Nu spreekt men, Paul, huiver niet
voor de geleerde woorden van een „phy-
sieke orde" en van een „zedelijke of mo-
reele orde".
De physieke orde omvat alle midde
len, welke een schepsel (dier, plant,
mensch of ding) heeft, al zijn vermogens,
die hem van nature gegeven zijn, om zijn
natuurlijk doel: zijn stoffelijk welzijn
of de volledige werking van zijn vermogens
te kunnen bereiken. Wanneer nu aan een
schepsel iets stoffelijks ontbreekt, ten
gevolge waarvan hij dat niét kan, dan
wordt zulk een gemis „physick kwaad" ge
noemd. Physiek kwaad is bijv. blindheid
of doofheid bij mensch of dier, onvrucht
baarheid bij een boom, botheid bij een
scheermes enz.
Nu bestaat er naast de „physieke orde"
een andere: de „z e d e 1 ij k e orde". Wat
is dat? Wij menschen hebben een eind
doel: God in den hemel. Nu omvat de zede
lijke orde alle vrije handelingen (d.w.z. alle
handelingen welke de mensch met zijn
v r ij e n wil, ongedwongen, kiest en stelt)
met betrekking tot dat einddoel. Als nu
zulk een menschelijke handeling niet
overeenstemt met, niet gericht is p
dat einddoel van den mensch, dan mist
die handeling dus iets dat zij had moeten
hebben om in de zedelijke orde goed, vol-
maakt te zijn; die handeling is dus zede
lijk kwaad, een zonde.
Zoo is bijv. diefstal van duizend gulden,
door een verstandig mensch gepleegd, een
zedelijk kwaad. Al geschiedde dat wegpak
ken ook nog zoo handig (de dief kan op
volmaakte wijze van zijn oogen, oor en en
handen hebben gebruik gemaakt, zoodat
in de „physieke orde" dat wegpakken vol
maakt was), onvolmaakt was die wegpak-
handeling in de zedelijke orde, want de
dief wist door zijn verstand en wellicht ook
uit Gods tien geboden, dat wie duizend gul
den steelt, daarmee een daad stelt, die niet
in overeenstemming is met 's menschen
einddoel.
Hoe verhoudt God zich nu ten
opzichte van deze beide „soor
ten" van kwaad?
Allereerst begrijp je, Paul, dat de aller
heiligste God het zedelijk kwaad, de zonde,
nooit kan veroorzaken of willen. Ook
niet als middel om daarmede een
hooger doel te bereiken, want het doel
heiligt nooit een middel, dat in zich
slecht is.
Maar God kan de zonde toelaten
omdat de zonde niet met het doel, dat Hij
met Zijn schepping had, noch met het eind
doel van de menschen in strijd is. (Hier
over, over God en het moreele kwaad,
zal ik je in mijn volgenden brief schrij
ven).
Ook spreekt het vanzelf, dat God het
physieke, het stoffelijk kwaad, het lijden
en de ellende in de werld, nooit kan wil
len als doe 1: om dat kwaad zelf, louter
dus om de menschen te kwellen. Maar het
stoffelijk, het physiek, kwaad willen ter
bereiking van een grooter
goed, van een hooger doel, dat is, als je
er over nadenkt, heelemaal niet in strijd
met de goedheid en liefde van God.
Als een vader er in toestemt, dat zijn
kind een been wordt afgezet, dan stemt die
vader er in toe, dat zijn kind een stoffelijk
kwaad wordt aangedaan, maar wanneer
die operatie noodzakelijk is om wille van
een grooter goed: het leven van zijn kind,
dan zal niemand dien vader een gemis aan
ouderliefde verwijten.
Het kan ook noodig zijn, dat een vader
zijn kind gevoelig straft om dat kind voor
zijn leven voor zedelijken ondergang te be
hoeden: heeft die vader zijn kind niet lief?
Kan men soms een vader van gebrek aan
liefde beschuldigen wanneer zijn kind zich
door eigen zonde, door onkuischheid of on
matigheid ziekten en lijden veroorzaakt?
Veelal zijn de menschen zelf de oorzaak
van hun lijden: welke ellenden halen zij
niet. door het botvieren van hun hartstoch
ten zichzelf op den hals?
Zeker, God kan dat hooger doel bij de
menschen bereiken, zonder dat stoffelijk
kwaad. Maar Hij gebruikt het natuurlijke
middel van de beproeving om de menschen
te leeren, hun denken en willen gericht te
houden, niet op deze wereld, maar op hun
einddoel. Zelfs heidensche wijsgeeren
erkennen onvoorwaardelijk de sterkende,
opvoedende kracht van het lijden.
Het is niet alleen als straf voor de zonde,
dat God het lijden gebruikt. Hij geeft den
menschen het lijden als een zeer voornaam
middel om een grooter goed dan al het
aardsche: hun eeuwig geluk te bewerken.
Gods liefde jegens den zondaar is de
liefde van een Vader, Die Zijn kind zeer
tuchtigt, omdat Hij het zeer lief heeft. Hij,
de Heelmeester der zielen zet met schijn
bare ongevoeligheid het mes in de stin
kende wonde. Door het lijden alleen komt
de zondaar terug tot God, het lijden reinigt
zijn ziel. Wanneer God een zondaar, in
aardsohen voorspoed, zonder lijden laat, is
dat misschien de grootste straf van Gods
rechtvaardigheid
Het is dikwijls merkwaardig, Paul, te
zien, hoe in de wereld de beste, braafste
menschen vaak lijden moeten. Zij worden
als het ware achtervolgd door het leed,
hun leven lang. „Omdat gij een vriend van
God zijt, was het noodig dat de beproeving
u louterde" (Tobias 12, 13) zeide de En
gel tot Tobias.
Het leed, Paul, is inderdaad de beste
vriend van den mensch. Het herinnert hem
er altijd aan, dat niet hier op aarde zijn
einddoel ligt, dat niet hier op aarde zijn
verlangen naar een ongestoord geluk be
vredigd kan worden, maar eerst in het
oord van eeuwige rust, waarin de dood
hem zal voeren. Wat hij kwaad deed, donr
't geduldig lijden wordt het uitgewischt en
ook voor anderen kan hij boeten, voor een
vader of moeder, een broeder, een vriend.
Zie Paul, dit woord van den Apostel in
zijn Romeinenbrief (8, 18), raakt de kern
der kwestie: „het lijden van dezen tijd is
van geen belang tegenover de toekomstige
heerlijkheid".
Natuurlijk, als je niet verder kijkt dan
deze zijde van het graf, dan blijft het lij
den een raadsel. Dan ook wordt het volko
men onbegrijpelijk, dat de grootste schur
ken op deze wereld dikwijls in schijnbaar
ongestoorden voorspoed en geluk en rijk
dom en weelde leven. Maar die „gelukki
gen" zullen toch wel eens enkele keeren
in hun leven iets goeds hebben gedaan?
Welnu, ook dat beetje deugd laat de recht
vaardige God niet onbeloond: misgunnen I
wij hun in dezen tijd niet wat stoffelijk ge
luk. Zij zullen misschien „de toekomstige
heerlijkheid" moeten missen.
Ik vlei mij in 't geheel niet, Paul, dat
ik in dezen brief het vraagstuk van het
physiek kwaad, van het lijden in deze we
reld, „compleet" heb behandeld. Over de
waarde en de beteekenis van het lijden
staat in de H. Schrift en in de geschriften
van Kerkvaders en heiligen, onnoemelijk
veel schooners geschreven. Ook verbeeld ik
mij niet, dat de kwestie zelf nu in 't ge
heel geen moeilijkheden voor jou of je
vriend Basil meer heeft. Denkt samen eens
DE BIOSCOOP IN ZIJN OERTIJD
DE HEER HARTMAN, EERSTE DIREC
TEUR VAN HET LUXOR-THEATER
TE LEIDEN VRTELT.
Het is nog maar vijf en twintig jaar ge
leden, dat de bioscoop, toen genoemd de
cinematograaf, stad én land in beroering
bracht. De evolutie van de film is zoo vlug
geweest, dat we ons ternauwernood meer
kunnen voorstellen, dat ééns zestig dui
zend menschen op de Nieuwe Beestenmai'kt
te Leiden bijeenkwamen om een draak van
een trilbeeld in de openlucht te bewonde
ren.
Daarom achtten wy, aldus W. v. W. in
„De Tijd", een interview met den heer
Hartman, eerste directeur van het Luxor
Theater te Leiden en thans directeur van
het Luxor-Theater te Haarlem en de eenig-
ste nog in functie zijnde bioscoop-exploi
tant uit den „oertijd", alleszins van belang.
Aanleiding daartoe was er bovendien, om
dat de heer Hartman 15 October a.s. zijn
zilveren jubileum als exploitant viert, ter
wijl het Luxor-Theater dan juist 12% jaar
in Haarlem bestaat.
De jubilaris haalde bij onze komst een
massa vergeelde paperassen en verbleekte
foto's te voorschijn en het deed hem zicht
baar goed nog eens „van vroeger" te kun
nen vertellen.
„Ik maakte in Londen", begon hij, „ken
nis met de eerste bioscoop en hoewel ik
een geheel ander vak beoefende zag ik in
een dergelijk nieuwtje voor Holland een
groot commercieel element. De apparaten
werden gekocht en 26 September 1908 be
sloten B. en W. van Leiden mij vergunning
te verleenen tot het geven van bioscoop
voorstellingen met phonograaf- en piano
muziek in de buitensociëteit „Amicitia",
met ingang van 15 October van 2 tot 5 en
van 7 tot 11 uur. Er werd een film van 1800
Meter gedraaid en na een uur kwamen er
weer andere bezoekers; de voorstellingen
waren doorloopend. De groote menschen
wilden van het trilbeeld nog niets weten,
die plaatjesvertooning was voor kinderen.
Ik liet mij echter niet ontmoedigen en be
gon een jaar daarna met de inrichting van
den ouden schouwburg „Vondelhoven" aan
den Rijnsburgersingel tot bioscoop. Op dat
oogenblik was er een schoenfabriek in ge
vestigd, want ook in die dagen konden de
schouwburgen het reeds niet bolwerken.
Mijn theater werd gedoopt „Imperial" en
het publiek kreeg een volledig avond-pro
gramma met variété. Later zal ik kans een
pand aan den Stationsweg te koopen, waar
op ik den ouden schouwburg liet sloopen
en een prachtige nieuwe bioscoop liet bou
wen, 't thans nog bestaande Luxor-Theater
in Leiden. De cinematograaf wilde maar
niet populair worden en ik had het vaste
vertrouwen, dat er wat mede te verdie
nen was. Men heeft in zijn leven wel eens
onbetaalbare idees, voor mij was dat de
gedachte een
Openluchtvoorstelling
te geven op Koninginnedag. De burgemees
ter verleende alle medewerking en toen om
negen uur 's avonds het eerste beeld op het
groote doek van 4 bij 5 Meter verscheen,
waren 60.000 menschen op de Nieuwe Bees
tenmarkt bijeen. Het muziekcorps van het
4e Regiment Infanterie, bestaande uit 34
man vulde de pauze aan en rondom de
markt was een kleine .kermis gebouwd. Er
werden hoofdzakelijk handgekleurde films
gegeven, die in Frankrijk werden ge
maakt. Menige film-schilder heeft er zijn
oogen mee verloren; hij ontving als ver
goeding 5 francs per meter. Een doek uit
een stuk was in die dagen nog niet te krij
gen, linnen banen van twee meter werden
aan elkaar geplakt en de naden moesten
met krijt worden dicht gemaakt. Sinds dien
Koninginnedag is mijn theater jaren lang
ontzettend druk bezocht geworden, dat was
de gouden tijd in het bioscoopbedrijf. Geen
vermakelijkheidsbelasting, geen wettelijke
beperkingen, geen concurrentie, geen po-
litie-toezicht. Acht honderd zitplaatsen had
ik in „Imperial", maar als het erg druk
was konden er ook negenhonderd in en
de politie vond het best! De cabine was
van hout en van buiten bekleed met gor
dijnen; ze stond achter in de zaal op twee
palen. Niemand dacht aan brandgevaar en
er is ook nooit brand geweest".
Na al deze interessante verhalen infor
meerden wij naar de exploitatie in die da
gen. De heer Hartman schoot in een lach
en met merkbaar plezier vertelde hij:
De explicateur
„12 jaar heb ik de films in mijn thea
ter persoonlijk geëxpliceerd. De eerste films
hadden Fransche titels en er bestond in
ons land geen fabriek voor titelfabricage.
Later waren de titels hoogst onvoldoende,
zoodat ook toen nog nadere mondelinge
uitleg dringend noodzakelijk was. Dat ex-
pliceeren, uren achtereen, was geen pret
je. Zonder grenzenlooze fantasie deugde
men voor dat vak niet en men moest de
noodige kennis bezitten om van een klucht
een drama en omgekeerd te maken. Tegen
Kerstmis begaf mijn stem het meestal, dan
pastte dr. Iterson een paardenmiddel toe,
waardoor ik weer met vol geluid uit zijn
over een en ander na en schrijf mij wat je
nog voor bezwaren hebt. Wij kunnen die
dan in den volgenden brief eens onder de
loupe nemen. Ken je de prachtige
Psalmverzen over den rechtvaardige die
lijdt (Ps. 125, 5 en 6): „Die zaaien met
tranen, met vreugdekreten zullen zij maaien.
Zij gingen en gingen en weenden, terwijl
zij hun zaadkorrels uitstrooiden; maar met
gejubel zullen zij komen en komen, bela
den met hunne garven".
(Naar aanleiding van deze brieven kan
men ook vragen inzenden over het verhan
delde aan het adres: A. A. W. Diepen-
broek, Pr., Hageveld-Heemstede).
werkkamer kwam. Men kwam een pro
gramma'twee maal zien, den eersten keer
voor de film en den tweeden keer om de
grappen van Hartman nog eens goed te
hooren. Die grappen waren echter nooit
hetzelfde en hoe voller de zaal was, hoe
beter ik het publiek kon pakken. De en
tree-prijzen waren twintig jaar geleden
naar eveyredigheid veel hooger dan thans,
men betaalde ze grif. De exploitant betaal
de voor gehuurde of gekochte films voor
een geheel programma evenveel als men
thans alleen voor het journaal moet beta
len. Er waren toen geen films genoeg om
iedere week een nieuw programma te ge-
van, dus kregen de boezoekers steeds eon
stuk van het vorige. Ik ben toen variété
nummers in gaan lasschen: Kees Pruis
maakte in 1914 zijn debuut in mijn thea
ter en ook Lou Bandy heeft den vuurdoop
op mijn planken ondergaan".
Sinterklaas in de bioscoop.
Op onze vraag welke exploitatie-schla
gers de heer Hartman zich het best herin
nerde antwoordde deze: In Den Haag zag
ik den grooten toeloop naar een melksalon.
waar Sint Nicolaas met zijn knecht reci
pieerde. Ik bedacht, dat een bioscoop groo
ter is en dat dus een bezoek aan den Kin
dervriend goede resultaten zou meebren
gen. Deze gedachte bleek juist, want toen
Sinterklaas voor het eerst in mijn theater
kwam moest de politie te hulp komen.
Moeders riepen om hulp, omdat ze vrees
den dat hun kind zou worden doodgedrukt,
lederen middag was de zaal stampvol en
bleek politie-assistentie voor het gebouw
noodzakelijk. Spoedig nam men in andere
theaters de vinding over, maar de ouders
bleven aan hun kinderen zeggen*, dat alleen
bij Hartman in Leiden de echte Sinterklaas
kwam.
„Het Luchtbeeld" in de om
streken.
De omstreken' van Leiden werden ook
bezocht. Op een handkar werden de appa
raten geladen en in een zaaltje te Katwijk,
Alphen enz. opgesteld. Veelal was dan geen
electrische energie te krijgen, zoodat wij
ons bedienden van een water- en zuurstof
apparaat (smalend genoemd de water- en
vuurnering) of een aetherlamp. Een z.g.
kalkje werd dan witgloeiend gemaakt en
daaruit werd de lichtbron voor de projec
tie verkregen. De apparaten werden ge
plaatst in een uitneembare plaatijzeren ca
bine, die op biertonnetjes rustte. Op een
kwaden avond was een flesch koolzuur
leeggeloopen, zoodat de voorstelling niet
door kon gaan. De plaatselijke omroeper
moest dit den volke bekend maken. Hij had
echter nog nooit van een bioscoop gehoord.
Toen hem duidelijk gemaakt werd, dat dit
levende poppen op het doek waren begreep
hij de zaak. Men hoorde hem dien avond
omroepen: „De luchtbeelden gene ven-
aovend niet deure!" In die dagen gaf een
burgemeester als volgt vergunning om een
voorstelling te geven: „Het is goed, doe je
best maar en sluit de deur achter je als jc
weg gaat!" Wel een verschil met vandaag.
Filmsterren uit de oudheid.
„Welke sterren waren in de eerste perio
de der film door het publiek gewild?" vroe
gen wij.
„In de komische films speelden vooral
Max Linder, Madame Robine, Rigardin
en.... dat zal velen verbazen Mistinguett,
waarmee de Franschen nu nog zoo zijn in
genomen. Het publiek was verzot op serie
films, die soms weken duurden en juist
op het spannendste moment werden afge
broken. £en paar helden? Maciste, de oer-
sterke geweldenaar; Eddie Polo, Nick Car
ter, de mysterieuze Nick Winter. „De drie
Musketiers" ging er in als koek en moest
nog eens zeven weken herhaald worden.
Vrouwelijke sterren had men vroeger niet
veel. Dat ook reeds vroeger het prolongee-
ren mode was kan daaruit blijken, dat
„Het vergaan van de Titanic" drie weken
voor uitverkochte zalen gedraaid werd. De
kapitein van het schip droeg een baard.
Toen het vaartuig vergaan was, dook als
symbool de kapitein als gezagvoerder nog
éénmaal boven het water op, echter....
zonder baard! Dan was de film uit en gin
gen de deuren open. Het publiek huilde.
Hét theater te Haarlem.
Het is nu eenmaal niet mogelijk om al
de verhalen van den heer Hartman te pu-
bliceeren, hoewel ze zeker historische waar
de hebben.
Wij vroegen nog hoe de verdere exploi
tatie van het theater geschiedde. De jubi
laris vertelde ons, dat de oorlog een einde
maakte aan de triomf-jaren. Hij verhuurde
zijn bioscoop en ging als particulier te Bus-
sum wonen. Weldra zag hij echter in, dat hij
niet buiten zijn vak kon. In Haarlem kocht
hij twee panden aan de Groote Houtstraat
139 en 141, waar destijds dokter Sluitema.n
en een apotheker woonden. In 1921 werd
de eerste steen voor het Luxor-Theater
gelegd en dit jaar bestaat het theater 12
jaar.
Dat het exploiteeren van een bioscoop
thans verre van prettig kan zijn, is wel bij
zonder gebleken. Bouw- en Woningtoezicht
keurden plotseling het trappenhuis af en
een verbouwing van eenige duizenden gul
dens werd geboden.
Voor wij van den heer Hartman afscheid
namen verzocht hij ons in dit artikel twee
namen te noemen. Ruim 20 jaar heeft 'Ie
moeder van den jubilaris haar krachten
mede aan het bedrijf gegeven, mevrouw A
H. Hartman-v. d. Kaay, die op hoogen
leeftijd is overleden, dient daarom eerbie
dig herdacht te worden.
De laatste en moeilijkste jaren heeft do
echtgenoote van den heer Hartman dag en
nacht op de bres gestaan, om het Luxor-
Theater te laten floreeren. Zij heeft een
vaste kern van bezoekers en vrienden ver
zameld en vooral aan haar is het te dan
ken, dat wij in Haarlem nog een familie
theater met een bijzondere sfeer bezitten.
Dat dit geen holle phrase is zal ongetwij
feld duidelijk blijken, wanneer Vrijdag 13
October de feestweek begint en het jubi
leum herdacht zal worden.
GEMENGDE BERICHTEN
MET DE FIETS IN DE RAILS.
Door'de tram gedood.
Gistermiddag omstreeks half vyf is de
53-jarige landbouwer H. Keizer uit Ruiner-
wold, die vermoedelijk onder den invloed
van sterken drank verkeerde, met zijn rij
wiel tusschen De Wijk en Meppel onder
de Dedemsvaartsche tram geraakt en op
slag gedood. Het slachtoffer was gehuwd.
Het lijk is naar Ruinerwold overgebracht,
VRACHTAUTO TE WATER.
Bestuurder door slaap overmand.
Een vrachtauto, komende uit Rotterdam
en bestemd voor Deventer, geladen met
stukgoederen, is Woensdagavond omstreeks
half tien tegenover de Rijks Munt te
Utrecht in den Leidschen Rijn gereden.
De 22-jarige bestuurder van den wagen
is vermoedelijk even door slaap of ver
moeienis overmand het bleek dat h\j
reeds vanaf vier uur des morgens in touw
was geweest, meldt het „U. D." en is
komende van de brug over het Merwede-
kanaal te veel naar links afgedwaald, met
het gevolg, dat het geheele gevaarte m
den Rijn, even voorbij de Abel Tasman-
brug, terecht kwam. De auto maakte hier
bij nog een zwaai van 180 graden, en stond
toen met de vier wielen in de modder,
eenige meters van den wal, keurig recht
op, de koplampen onder water nog bran
dende, als zoeklichten van een onderzee-
er. De bestuurder wist zich handig te
redden; hij maakte het portier open,
zwom naar buiten, en heesch zich toen
boven op de lading. Naast hem zat in de
cabine een 55-jarige man, die zich niet
zoo gemakkelijk uit de voeten kon ma
ken. Tot zijn geluk ontdekte hy een ver
splinterde portierruit, waar hij zich door
heen wist te werken, waarna hy zich aan
de lading kon vasthouden, tot hulp kwam
opdagen. Beide inzittenden werden met
de politieauto naar het hoofdbureau ge
bracht waar hun vanwege het Leger des
Heils droge kleeding werd bezorgd.
ONDER ZAND BEDOLVEN EN GESTIKT
Jeugdig arbeider omgekomen.
Gistermiddag te omstreeks half twee ii
de 17-jarige arbeider J. de Boer uit Haar
lem op het terrein van de gemeentelijke
zandgraverij te Bloemendaal door het
zand bedolven. Urenlang is men bezig ge
weest het slachtoffer te bevrijden, waarvan,
toen men het vond, de levensgeesten na
tuurlijk reeds waren geweken.
Omtrent de toedracht van dit ongeluk
vernemen wij, dat De Boer bezig was zand
in zijn auto te scheppen, toen plotseling
c-en duin is omlaag gestort, waardoor de
jonge man, alsmede de auto onder het zand
werden bedolven. Onmiddellijk heeft men
pogingen in het werk gesteld den man te
redden, doch deze leverden geen resul-
.taat op, omdat er steeds weer zand omlaag
viel. Eerst na twee uur werken, werd het
voorstuk van de auto zichtbaar. Daarachter
lag het slachtoffer. Eerst tegen den avond
is men erin geslaagd het lijk te voorschijn
te halen. Het parket van Haarlem woonde
het reddingswerk bij.
Als tragische bijzonderheid kan worden
vermeld, dat de vader, die brievenbestel
ler te Haarlem is, gisteren in het zieken
huis te Leiden is opgenomen voor het on
dergaan van een operatie, terwijl de moe
der eveneens ziek te bed ligt. Twee jon
gere broers van het slachtoffer waren ce-
tuige van de reddingspogingen.
GEVAARLIJK SPEL.
Twee jongens onder autobus; één doode,
één gewonde.
Op het Lijnsheike te Tilburg zijn gister
avond omstreeks half acht twee jongens,
die per fiets een autobus tegemoet reden en
die aan het stoeien waren, vermoedelijk
doordat de sturen in elkaar verward ge
raakten, onder de autobus terecht gekomen.
Een van hen, T. S. uit Tilburg was op slag
dood, zijn kameraad P. M., eveneens uit
Tilburg, werd zeer ernstig gewond naar
het ziekenhuis overgebracht.
DOOR EEN LAADBOOM GETROFFEN
EN GEDOOD.
Aan een steiger bij de Hembrug te Am
sterdam was men bezig met het lossen van
zand uit een scheepje. Dit geschiedde met
een ijzeren bak aan een laadboom, die
daarbij werd omgezwaaid. Een 50-jarige
man, wonende in de Balistraat, die met het
werk niets te maken had, kwam te dicht
bij den zwaaienden bak en kreeg hem met
zulk een kracht tegen het hoofd, dat hij
terstond dood was.
ONDERBEEN VERBRIJZELD.
Op den Velperweg te Arnhem is giste
ren de 19-jarige mejuffrouw A. Mekkink
bij het oversteken van den weg door een
passeerende auto overreden en met verbrij
zeld rechteronderbeen naar het Gemeen
te-ziekenhuis vervoerd. Haar toestand r
ernstig.
TJALKSCHIP LEK GESTOOTEN.
Behouden binnengebracht.
Gistermiddag om vijf uur heeft het tjalk
schip van O. Metz to Nes (Ameland), dat
met steenkolen van Amsterdam kwam, ter
hoogte van de Krombalg op de Wadden
noodsignalen gegeven. De reddingboot van
Hollum en het recherchevaartuig „Laman
de Vries" van Oostmahorn zijn daarop ter
assistentie uitgevaren. Het bleek, dat het
schip was lek gestooten en dat het reeds
half vol water stond. Het recherchevaartuig
heeft het in zinkenden toestand verkeeren-
de schip, aan boord waarvan zich de schip
per en zijn knecht bevonden, op sleeptouw
genomen en naar de reede van Nes ge
sleept. De reddingboot behoefde geen hulp
te verleenen.