IS DIT IETS VOORD??? WOENSDAG 20 SEPTEMBER DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD PAG. 14 WIJ kunnen U In het bezit van dit pracht Missaal stellen 111 Wanneer U ons vóór 1 No vember drie betalend6 abonné'S van „De Leidsche Courant" (voor minstens drie maanden) aanbrengt, zenden wij U dit pracht Missaal gratis toe. Dat is toch in werkelijk heid een kleine moeite. U moogt en kunt het blad, gezien zijn Inhoud en ver zorging gerust aanbevelen. Begint nog heden met de aanwerving van abonné's. Wij wachten ook gaarne adressen In van personen aan wie wij proefnummers kunnen zenden. Vraag zelf ook proef nummers aan. Wie(n) zenden wij het eerste missaal? DE DIRECTIE De Pers over de Troonrede De „Troonrede" heeft over 't geheel be zien een „goede pers" gehad. Zelfs H et Volk schrijft in bezadigde toon, de Ko ningin betitelend met een groote K.! al is het blad het lang niet in alles met de richtlijnen der regeering eens. Onwelluidende muziek. Vrijwel het eenige opgewonden geluld komt, schrik niet!, uit de mond van D e T ij d. Het blad schrijft: Als het de toon is, die de muziek maakt, dan klinkt de muziek van deze Troonrede bijzonder onwelluidend. Er van afgezien, dat men de bittere nood zaken van 1933 in een verzorgder vorm had kunnen zeggen, dan in een zoo slor dige, departementale stijlloosheid, de warme, nationale stem wordt niet ge hoord. Pas heeft de spontaneïteit van het volk hartelyk met H. M. de Konin gin het regeeringsjubilé gevierd, in dit ambtelijk stuk trilt niets van het vaderlandsche hart, dat vandaag nog in de straten van Den Haag met Oran je leefde. Waarom spreekt, terwijl de nood en het nationaal-fascisme schreeu wen, de regeering gereserveerd en zon der contact met de natie, die de las ten wil dragen, maar van haar idealen hooren? Dat het geheele volk zware offers moet brengen weet het, maar zeg het met meelevende menschelijk- heid en niet zoo ouderwetsch liberaal kanselarij-zuur. De Maasbode is daarentegen ran meening, dat de Troonrede lijnen trekt van een plan, dat zeer veel goeds in zich bergt.. Geen behoefte aan invallen. De Standaard, het gewezen orgaan van onzen minister-president, constateert, dat in deze Troonrede nieuwe en verras sende dingen niet worden gevonden en gaat dan als volgt voort: Ons volk heeft ook allerminst be hoefte aan verrassende invallen en nieuwigheden. Het heeft hieraan be hoefte, dat het zichzelf klaar voor oogen stelt, hoe de werkelijkheid is en welke roeping die werkelijkheid het stelt. En het mag dankbaar zijn een Regeering te hebben, die het niets ver bergt en overtuigend en helder den weg wijst, dien zij krachtens haar roe ping en taak wil bewandelen. Het Alg. Handelsblad ziet in de Troonrede de lijnen voor den verderen uit bouw van ons crisis-defensie-stelsel, dat ons moet beschermen tegen ver dere „grondige verwarring" van onze volkswelvaart, en ons moet steunen in het proces van aanpassing aan ver schuivingen, „die in menig opzicht een blijvend karakter schijnen te dra gen". Wij spatieeren het woord s c h ij- n e n. Ook de regeering kan de toe komst niet met "zekerheid voorspellen. Dat teekent ook meteen de moeilijk heid van haar positie. Zij moet reke ning houden met het onverwachte, het onwaarschijnlijke zelfs, zooals zij ook hoopt dat „eerlang" de „opgaande lijn" in de statengemeenschap zal terugkee- ren en zij kan haar schepen niet overijld achter zich verbranden. Aan een beschouwing van de Nieuwe Rott. Courant is het volgende ont leend: In verband met deze maatregelen komen wij op de oeconomische para graaf van de Troonrede terug. De re geering gewaagt van eischen van aan passing ten gevolge van de wijzigin gen in de oeconomische wereldstruc tuur. Liever hadden wij gehad, dat was aangegeven, waarin die eischen be staan. Wij kunnen hiervoor herinne ren aan de wijze, waarop de minister president in zijn rede naar aanleiding van de regeeringsverklaring van 31 Mei heeft gesproken van een structu- reele inzinking, een afdaling naar een lager stabilisatie-niveau, waarop het leven moet worden ingericht. Heilzaam zal het voor de regeering» zijn, zich hiervan vóór alles bewust te blijven. De nood dwingt haar immers ertoe zeer veel te doen, wat dit pro ces vertraagt. Zij heft nieuwe belas tingen en zij lokt prijsverhoogingen voor tal van producten uit, waardoor de productiekosten eveneens stijgen. Reeds verlaagde loonen en salarissen krijgen minder waarde. Exportindus trie, scheepvaart, handel en midden stand worden nog meer bemoeilijkt in hun bestaansvoorwaarden. Mag onder deze omstandigheden met den steun aan den landbouw zoo ver worden ge gaan, dat alleen die tak van onze volks huishouding selfsupporting wordt ge maakt op kosten van de andere nood lijdende takken? Wat er niet staat. Men zou vangt de Volkskrant haar beschouwing aan ondanks de for midabele lengte der Troonrede, geneigd zijn te zeggen, dat er beter uit blijkt wat niet zal gebeuren dan wat het nieuwe kabinet, onder leiding van den sterken man zal on dernemen. Van veel wat wij graag hadden vernomen vernemen we niets, schrijft het blad. „Het eenig positieve dat het staats stuk aankondigt is. dat zoodra het bud- get-evenwicht zal zijn bereikt* (een stille aanmaning tevens om alle voor genomen maatregelen aan te nemen'O voorstellen zullen worden ingediend voor productieve werkverruiming t)t leniging der werkloosheid. Deel van deze plannen z&l zijn bevor dering van woningbouw tegen verlaag de kosten (regeerinssubsidie of ver laagde loonen?) om voor arbeiders wo ningen te krijgen, waarvan de huur prijs meer in overeenstemming is met het loonpeil. Daar ook voor bestaande woningen huurverlaging zal worden mogelijk gemaakt, zal althans een der zorgen, waaronder het arbeidersgezin zucht, worden verlicht. Dit is schier het eenige lichtpunt, dat nvpn in de Troonrede ontwaart, die overigens volkomen naar het model der vroegere is gesneden en feitelijk niets bevat (zich daardoor sterk on derscheidend van het persoonlijk woord door de koningin op den jubilé- Zaterdag gesproken) wat als een te rugslag kan worden beschouwd op wat in jong- en nieuw-Nederland leeft en bruist". SPORT TEGEN JEUGD BEWEGING? (Ingezonden). Reeds tijdens de twee laatste jaarver gaderingen van de R.-K. Bond van Kath. Jonge Middenstandsvereenigingen in ons Bisdom, werd de aandacht gevestigd op een merkwaardig verschijnsel. Bij de be sprekingen over de mogelijkheden van een krachtige toename van het ledental dezer stands jeugdorganisatie, werd zeer terecht gewezen op de plaatselijke sport verenigingen als een geschikte kern, waaruit leden gerecruteerd zouden kun nen worden. Een merkwaardig verschijn sel trad toen aan het daglicht n.l. dat de sportverenigingen eerder een belemme ring dan een bevordering van de bloei der K. J. M. V. bleken te zijn. Een der aan wezigen formuleerde zijn ervaring hier omtrent kort en krachtig aldus: de jon ge middenstander, di eaan sport doet is in vele gevallen verloren voor het actieve jeugdwerk, zooals dat tot uiting komt in de K. J. M. V. Mert heeft er destijds reeds bij het Bondsbestuur der K. J. M. V. krach tig op aangedrongen zijn volle aandacht aan dit onderwerp te geven en te trach ten middelen te beramen om aan dit on- gewenschte euvel een einde te maken. Er zijn toen reeds voorstellen gedaan, welke een gedeeltelijke reorganisatie van de R.-K. Sportvereenigingen beoogden. Het hoofdbestuur van de K. J. M. V. was ech ter van meening, dat het oogenblik nog niet gunstig was om hiertoe over te gaan. Wel erkende het de juistheid van de ge maakte opmerkingen aan de hand van zelf opgedane ervaringen. Indien wij goed ingelicht zijn, zullen thans, binnen niet al te langen tijd, bepa lingen omtrent samenwerking van alge- meene jonge-mannen-jeugdvereenigingen en sportvereenigingen in het Bisdom Haarlem, in werking treden. Deze bepa lingen zullen verplichtend gesteld worden. Wij zijn er van overtuigd, dat hiermee een belangrijke stap in de goede richting gedaan zal worden. Want dat bepaalde bin dende directieven hard noodig zijn, is de zer dagen zonneklaar gebleken uit het meer dan betreurenswaardige feit, dat zich voorgedaan heeft tijdens de levenvergade- ring van de R. ,K. Sport- en Athletiek- ver. „Rood-Wit" hier ter stede. Zooals men reeds gelezen zal hebben, uit het verslag van de K. J. M. V.-verga- dering, opgenomen in de editie van Vrij dag 15 Sept. jJ., zijn de besturen van „Rood-Wit" en de K. J. M. V. na zeer uit voerige en levendige besprekingen tot een overeenkomst van samenwerking geko men. Het bestuur der K. J. M. V. had reeds jaren geleden de noodzakelijkheid ingezien van nauwer contact met „Rood- Wit", waarvan vele jonge middenstanders lid waren. Door allerlei omstandigheden is dit contact eerst onlangs tot een meer con creet punt van overweging geworden. De onderlinge besprekingen tusschen de bei de besturen zijn thans tot een goed einde gebracht. In een aantal artikelen is de wijze van samenwerking nader omschre ven en vastgelegd. Gewacht werd er nu al leen nog maar op de goedkeuring der le denvergadering om deze zoo nuttige en dringend noodzakelijke samenwerking per 1 Oct. in werking te doen treden. In de ledenvergadering van Woensdag 13 Sept. j.l. keurde de K. J. M. V. het con cept met algemeene stemmen goed. Aan het slot sprak de moderator zijn hoopvolle verwachtingen nog uit, omtrent de gun stige resultaten, die deze samenwerking in het belang der Katholieke jonge mid denstanders ongetwijfeld zou hebben. De volgende avond kwam „Rood-Wit" bijeen en een groepje jongelieden verwierp zon der eenige grondige reden, zonder zich ook maar rekenschap te hebben gegeven van wat ze eigenlijk deden, deze in wezen .zoo belangrijke overeenkomst. Wij zullen ons thans niet verdiepen in de interne vereenigingsaangelegenheden van „Rood-Wit", die ongetwijfeld voor een zeer groot gedeelte de doorslag hebben gegeven bij de lichtvaardige verwerping van de overeenkomst. Maar waar wij ons wel een oogenblik in moeten verdiepen, dat is de bedroevende geestesgesteldheid, die bij sommige jonge middenstanders heerscht ten aanzien van maatschappe lijke en sociale problemen, die niet in eer ste instantie hun voornaamste liefhebberij „de Sport" raken. Deze liefhebberij schijnt zoozeer hun gedachtenleven in beslag te nemen, dat z\j er geen flauw begrip van hebben, dat voor de katholieke middenstandsjeugd van de zen tijd een heel wat voornamer taak is weggelegd dan het uitsluitend beoefenen van allerlei takken van sport. Men versta ons goed, het gaat hier nite tegen de sport als zoodanig. Een dergelijk standpunt is heden ten dage hopeloos verouderd en ook in wezen volmaakt onvruchtbaar. Het gaat gaat hier tegen een absoluut verkeerde geestesgesteldheid, die den jongen man de sport doet zien als het eenig belangrijke dat er bestaat buiten de verplichte vol brenging van zijn gewone dagtaak in kan toor, winkel of werkplaats. De katholieke jonge middenstander van vandaag, schiet in zijn taak juist als Ka tholiek ernstig te kort, wanneer hij van de ondoordachte veronderstelling uitgaat, dat hij de vrije tijd, die hem rest, na het volbrengen van zijn dagelijksch werk, ge heel mag geven aan een of andere lief hebberij. Daarvoor beleven wij thans veel te ernstige tijden. Van welke kant wij de huidige samenleving ook benaderen, van ADVERTEERDERS KOOPT BIJ ONZE alle kanten kraakt het. Wij leven ontegen zeggelijk in een tijdperk van verval, zoo wel op godsdienstig en zedelijk als op staatkundig en economisch terrein. In zulke tijden de geschiedenis leert het ons heeft de Katholieke Kerk steeds een speciale en zegenrijke taak te vervul len. Daarom past het de leden der Katho lieke Kerk niet en vooral de jongeren niet op wie de hoop van een betere toe komst zwaar en verantwoordelijk rust onverschillig of werkloos toe te zien of zijn tijd voornamelijk te verdoen met het najagen van diverse hobby's op vermake lijkheids- of sportgebied. Van den katholieken jongen middenstan der wordt thans iets heel anders ver wacht. Het Doorluchtig Episcopaat heeft zich ten aanzien hiefvan op zulk een on dubbelzinnige wijze uitgesproken, dat mis verstanden uitgesloten zijn. Het Episcopaat heeft als Zijn dringende wensch te kennen gegeven dat de katho lieke jonge mannen uit de middenklasse zich aaneensluiten tot een hechte strijd- formatie tegen de verderfelijke invloeden, die de wereld hoe langer hoe meer naar een ontzettende catastrofe jaagt. Tot voor enkele jaren begreep de katho lieke jonge middenstand nog niet in het minst, dat ook hij had mee te werken aan de opbouw van een nieuwe wereldorde. Thans begint het overal in den lande langzaam aan te dagen. De katholieke middenstandsjeugd schijnt te ontwaken uit zijn onverantwoordelijke dommel. In Leiden echter schijnt een deel der middenstandsjeugd nog stevig ingedut te zijn. Van wat er zoo in Nederland de laat ste jaren op het gebied van middenstands jeugdorganisatie gebeurd is, schijnt men niet veel te weten. Komaan „Rood-Witters" uit de midden stand, want jullie bedoelen wij! Ontwaakt, en geeft er rekenschap van wat jullie ge daan hebt, toen, in de laatste ledenverga dering door het klakkeloos verwerpen van iets heel nuttigs, jullie bestuur tot heengaan gedwongen werd, omdat het zijn goedkeuring niet kon en mocht geven aan een dergelijke onverantwoordelijke of on doordachte handelwijze! Kom aan „Rood-Witters", laat Leiden zien, dat jullie die twee hooggeroemde sportdeugden in bijzondere mate bezit: sportiviteit en zin voor fair-play! Wat er op bedoelde ledenvergadering gebeurd is, was noch sportief, noch fair- play. Maar het is een teeken van karak tersterkte gepleegde fouten te durven her stellen! En toont vooral, dat althans voor Leiden, het niet waar is, dat de Sportbe oefening den jongen middenstander be lemmert in het vervullen van zijn sociale plicht: het lid zijn van 'n standsjeugdor ganisatie, de K. J. M. V.! HET 10e CONQpRES VAN DEN NED. R. K. MIDDENSTANDSBOND. Wettelijke bescherming van het klein- bedrijf. De conclusies der praeadviseurs. Voor het 10e Congres van den Ned. R. K. Middenstandsbond, te houden op Don derdag, 28 September a.s. te Breda, waar als eenig onderwerp aan de orde komt het vraagstuk van de wettelijke bescherming van het kleinbedrijf, zijn praeadviezen uit gebracht door de heeren prof. dr. W. M. Koenraadt, hoogleeraar aan het Groot Se minarie te Hoeven, die de sociale zijde van het vraagstuk belicht en drs. H. L. Jan sen, leider van de Economische Afdeeling van het Bureau van den Ned. R. K. Mid denstandsbond, die den economischen kasaf van het probleem behandelt. De gemeen schappelijke conclusies der praeadviseurs luiden als volgt: Conclusie n. 1. Een breede en welvarende bezetting van de maatschappij met de zelfstandige kleinonderneming is maatschappelijk van zeer groote waarde. Ook economisch is dit niet zonder voordeelen. 2. Bijgevolg moeten degenen, wien het al gemeen welzijn ter harte gaat, open oog hebben voor het feit, dat en voor e mate, waarin de zelfstandige kleinonder neming uit haar economische functie meer en meer wordt verdrongen door de groot- onderneming en door de coöperatieve be weging. 3. Op het gebied van de nijverheid wordt de kleinonderneming minder ernstig door de grootonderneming bedreigd dan op het gebied van den detailhandel. Op het eerst genoemde terrein toch heeft eensdeels een zekere werkverdeeling tusschen groot- en kleinonderneming plaats gevonden, ter wijl anderdeels bij tijdige en frissche aan passing mogelijkheid van concurrentie be staat. Op het terrein van den detailhandel ech ter wordt de kleinonderneming door de grootonderneming ernstiger bedreigd: hier toch strijden beide vormen van onderne ming steeds om dezelfde economische func tie. Het coöperatiewezen wordt zoowel in be paalde takken van nijverheid als in den kleinhandel vaak als een lastige concur rent gevoelt. 4. Het verweer van de zelfstandige klein onderneming tegen de haar bedreigende grootonderneming en coöperatieve bewe ging kan geen steun vinden in een zooge naamd recht op een bepaalde economische functie, welk recht anderen onder alle om standigheden van die functie zou - uitslui ten. Een zoodanig recht, hetzij verworven, hetzij op grond van het algemeen welzijn kan niet worden erkend. 5. De grootonderneming op het gebied van de nijverheid is om economische rede nen, om redenen van volkswelvaart, on misbaar. Ook op het gebied van den de tailhandel mag tegen een matige opkomst van de grootonderneming geen bezwaar worden gemaakt. 6. Wat de zelfstandige kleinonderneming in haar verhoudingen tot de grootonderne ming en tot het coöperatiewezen parten speelt, is de volstrekte ongebondenheid van de volkshuishouding, de onbeperkte vrij heid van concurrentie. Mede als gevolg hiervan leeft de ongeregelde winzucht zich ten volle uit, wat betreft de middelen, wel ke in de onderlinge concurrentie worden gebruikt. Tegen deze fundamenteele dwaling van het huidige sociale en economische leven is het verzet noodzakelijk, ook om het groote goed van de zelfstandige kleinonderneming voor de maatschappij naar wensch te kun nen behouden. 7. Derhalve moeten ten aanzien van de verhouding tusschen klein- en grootonder neming, kleinondernemingen onderling zoo wel als kleinonderneming en coöperatie zoodanige maatregelen worden getroffen, dat het vestigen, resp. uitbreiden van on dernemingen zooveel mogelijk gericht wordt naar de maatschappelijke behoefte en dat de middelen van onderlingen con currentie blijven binnen redelijke gren zen. 8. Teneinde de aanpassing van het getal ondernemingen aan de behoefte te bena deren, worde het onmogelijk gemaakt zien in bepaalde takken van nijverheid en han del te vestigen, tenzij aan bepaalde voor onderneming en ondernemer te stellen eischen is voldaan. Binding van de middelen van onderlinge concurrentie aan redelijke grenzen houdt in, dat maatregelen op dit terrein zich niet beperken tot het weren van concurrentie- methoden, welke in stricten zin oneerlijk kunnen worden genoemd, maar ook van die handelingen, welke uit een oogpunt van geordend economisch verkeer ontoelaat baar moeten worden geacht. 9. De taak om zoodanige maatregelen to treffen en door te voeren rust eigenlijk op de bij handel en industrie rechtstreeks be trokkenen, ondergebracht in publiekrech telijke beroepschappen. Waar deze echter vooralsnog ontbreken, moet die taak worden overgenomen door de Staatsoverheid, met deze restrictie even wel, dat door de Staatsoverheid reeds nu de georganiseerde groepen van betrokke nen zooveel mogelijk bij de voorbereiding en doorvoering van die maatregelen wor den betrokken. rijden kan bij uitzon dering geen kwaad VEILIG rijden is echter aliijd \gr goed en dus beter!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 14