DE INDIANEN VAN DEN ANDES
DE LEIDSCHE COURANT
HUN LEVEN IS COCA
EN CHARANGO.
De kreet der bergen.
De Indianen die den Andes bewonen op
de grens van Bolivia en Peru zijn een bui
tengewoon interessant volk Het is een
bijna zuiver ras, voor 80% Indianen en voor
de rest kleurlingen. Deze „Aymara" In
dianen zijn de laatste representanten van
dat praehistori8cb volk van vóór den Spaan
schen tijd, ternauwernood beschaafd, maar
dat toch de groote temptls bouwde en de
vorsten schonk aan het keizerrijk Atzteken.
Tijdens een langdurige zwerftocht dwars
door de Andes was ik in staat om van meer
nabij die „Indianen"' van de hoogvlakte te
bestudeeren, ik mooht leven te midden van
bun bedrijf en hun schapen, en ik kon heel
nauwkeurig hun kleine huisjes beschouwen
met de rieten daken en een heel klein deur
tje waarvoor een magero, waakzame hond,
trouw de wacht houdt.
Waar men gezamelijk opstaat.
De zon gaat op! De dageraad kleurt den
hemel, de besneeuwde toppen en de granie
ten wanden van deze onmetelijke bergen in
rose tinten. In de steppe ontwaken do die
ren: schapen, lama's alpacas, ezels, honden,
Muilezels. De gieren, arenden, valken be
schrijven groote kringen in de lucht.
De Indianen houden van vroeg opstaan:
geheel gekleed verlaat hij zijn leemen wo
ning, want hij slaapt altijd zonder zich ont
kleed te hebben: de ouders, kinderen, man
nen en vrouwen, alles door elkaar, heel pri
mitief en toch netjes.
De Indiaan wasoht zich nauwelijks mot
enkele druppels water: luizen en vlooien
zijn voor hem goede kameraden. En de
wind die daar altijd waait speelt door zijn
haren, verkwikt hem en schenkt hem het
genot van den nieuwen dag die weer be
gonnen is. De symphonic van den vroegen
morgen wordt gevormd door geblaat, ge
blaf, gehuil, geloei, 'n gekrijsch van roofvo
gels en het eeuwig ruischen van den wind.
De kleeren binnenste buiten.
Het toilet is gauw gemaakt. Hij kruipt
uit zijn „poucho"', knoopt zijn cingel vast,
zet z'n gToote linnen muts op, neemt zijn
zweep en zijn zakje met coca.
De teztielindustrie van heel de wereld
heeft niets te beteekenen, zeggen deze men-
schen, en ze weven alle kleeding6tukken
die ze noodig hebben zelf van de wol van
hun kleine ,.criollaa". Hun kleeren zijn een
voudig en sterk: maar in het alledaagsche
leven dragen zij hun kleeren gewoonlijk
binnenste buiten terwijl ze de goede kant
voor hooge feestdagen bewaren. De vrou
wen weven: de mannen knippen en hantee-
ron naald en draad. Er is een enkele vrouw
die een naald kan vasthouden. Naaien is
het werk der mannen. De kloine Indiaan-
sche vrouw vervaardigt in haar primitief
bedrijf niets anders dan ouderwetsche kleu
ren en patronen, die van moeder op dochter
overgaan, onder streng toezicht van groot-
moeder die controleert en scherpe critiek
uitoefent. De Indiaaruche vrouw heeft lief
de voor haar werk en terwijl ze zit te weven
hoort men haar altijd zingen.
Vegetariërs.
De „Indios" van den Andes nemen even
als de Engelschen 's morgens een stevig
ontbijt. Zij kennen geen thee, geen koffie
en ook geen suiker. Hun voedsel bestaat
uitsluitend uit zetmeel en pantaardige stof
fen. Dat is feitelijk absoluut onvoldoende
om in de behoefte t© voorzien van een
mensch die werkt en ploetertmaar de zui
vere lucht uit de hooge bergen en de ver
sterkende kracht van-de zon vullen weer
aan wat aan voedsel ontbreekt. Soms wer
pen ze in hun soep van aardappelen en
uien een handvol vet zand, dat ze „fasa"
noemen en dat feitelijk niets anders is dan
een silicaat van aluminium. De kinderen
eten het zeer gulzig en ze gaan het zelf
zoeken tusschen de steenen in de bergen.
De coca, de tooverstok der In
dianen
Het voornaamste versterkende middel
van de Indianen is de caco. Het dorpshoofd
„lTHacata"' verdeelt heel eerlijk deze kost
bare blaadjes waarop een Indiaan een hee-
le dag kauwt en waartusschen hij vaak een
klein beetje potas mengt. De coca is zijn
voedsel, zijn eten en drinken tegelijk, dat
is zijn vreugde en zijn ontspanning, dat is
zijn zwak, zijn wonderbaarlijke kracht die
hem geestelijk en lichamelijk verkwikt.
De coca houdt de Indiaan op de been:
de coca helpt hem om de hitte van den dag
en het zware werk te verdragen: in den
winter beschut het hem tegen de barre bij
tende kou uit den Andes en in den zomer
beveiligt het hem tegen de brandende hitte
van de bergen: de coca stilt bij hem honger
en dorst; om beurten maakt het hem wak
ker en laat hem weer inslapen, hij wordt
ongevoelig voor pijn of verdriet.
Heel het leven van den Indiaan is ge
concentreerd in dit kleine coca-blaadje
waarop hij heel lang en heel langzaam
kauwt.
Alcohol en coca.
De coca neemt bijna geheel de scxueele
prikkel weg. De verliefden kennen zelfs de
onderlinge liefkoozingen niet meer; ze kun
nen als broer en zuster samenwonen totdat
de alcohol als spelbreker optreedt.
De alcohol vernietigt do uitwerking van
de coca. Maar den volgenden dag zal de
ooca den invloed van de alcohol weer neu
traliseeren en het sobere, reine en eento
nige leven verkrijgt weer haar gewoon ver
loop.
De coca is het vergif en het geneesmiddel
van de Indianen. Ze leven in een staat van
permanente verdooving, in een toestand
van voortdurende ongevoeligheid voor ze
nuwachtigheid of sensatie.
Een slappe praktijk voor ge-
neesheeren.
Ten tijde der Tncas waren de Indianen
nog niet verslaafd aan de coca. Het kau
wen op deze kostbare blaadjes was beperkt
tot enkele vQornatne lui, die er slechte een
zeer matig gebruik van maakten.
De blanken hebben de Indianen bedor
ven. Ten tijde dat de Spaansche veroveraars
de mijnen exploiteerden hebben zij het
coca-kauwen sterk bevorderd, omdat de In
dianen, dank zij het gebruik van coca, ge
willig in de mijnen afdaalden waar ze wei
nig last hadden van honger en dorst. Lang
zamerhand nam hot kwaad grooter afme
tingen aan, totdat het een noodzakelijke le
vensbehoefte werd voor het volk.
De Indianen kennen geen pijn; zij kun
nen een amputatie verrichten, zonder nau
welijks op hun tandon te bijten. Dokters
die zich onder de Indianen wilden vestigen
hadden zoo'n slappe praktijk, dat zij hun
tenten wel moesten op rollen, wilden zij niet
van honger omkomen. De Indiaan geneest
zich zelf met zijn kruiden. Tegen slechte
tanden en tandpijn heeft hij een afdoend
middel. Hij kauwt op een vreemdsoortig
worteltje dat door aanraking en vermen
ging met' speeksel binnen vijf minuten
kleine electrische trillingen veroorzaakt. Ik
heb het zelf ook eens geprobeerd maar na
vijf minuten moest ik het uitspuwen omdat
ik het met meer kon uithouden vanwege
de electrische trillingen in mijn tong, tan
den en in heel mijn mond.
Geluk of verdooving?
In het majestueuze land van den Andes
versterven de dagen en nachten heel lang
zaam. De dagen beginnen met een haast
eindelooze dageraad en eindigen in een
langdurige schemering. De coca maakt de
de Indianen ongevoelig voor iedore be
schaving.
De muziek van den „charango" en bet
kleine coca-blaadje verlengen dien staat
van lichte verdooving. De „charango" en de
coca maken hom gelukkig. Gelukkig met het
weinige dat hij bezit en omdat hij ook geen
verdere verlangens beeft. De coca heeft
hen beroofd van iedere vreugde, en van
het verdriet dat droomen brengen.
De kreet der bergen.
Drie schapen, een leemen hut, een klein
vuil vrouwtje die goed kan weven en vuur
aanleggen, een hond, twee blaadjes coca.
Het leven is voor hem geen droom. Het is
veel meer een wakond slapen, waarin alles
vaag, ongevoelig en wazig ie.
De Indiaan ziet alleen do grijze rotsen als
iets werkelijks en waarachtigs; die zijn er
altijd als machtige hoerschers, beulen voor
het vleesch ©^gevangenbewaarders voor
den geest.
In sommige onbestemde oogenblikken,
als de geest wankelt, als het vleesch in op
stand komt, als het onbewuste ontwaakt,
dan schreeuwt de Indiaan zijn wilde kreet,
de kreet der bergen, de kreet van den An
des, de kreet der Incas, de kreet der ber
gen. Een gehuil dat ons aangrijpt zoodra
men het hoort, onverschillig of een man,
vrouw of een kind dien kreet uitstoot. Het
klinkt als een bevrijding. In dat hulpge
schrei ligt verdriet eji opstandigheid. E©n
S.O.S. van een ras dat den bodem onder
haar voeten voelt wegzinken. De echo weer
kaatst dien vreemden kreet door de val
leien. En men krijgt den indrpk dat de
berg schreeuwt om het drama van haar
dorre verstarring.
(Nadruk verboden).
VOORUITGANG VAN HET
KATHOLICISME IN CHINA.
6420 priester-studenten.
Uit het verslag dat door de Apoetolische
Delegatie te Peking is samengesteld uit de
rapporten der Bisschoppen blijkt, dat de
Katholieke Kerk in China in het afgeloo-
pen jaar niet alleen haar positie wist te
handharen maar zij heeft ook een grooten
vooruitgang mogen boeken. In verband met
de troebelen en onlusten waardoor ver
schillende provincie» van het land geteis
terd worden is dit voorzoker een verblij
dend verschijnsel te noemen.
Het aantal Chineesche Katholieken be
draagt thans 2.563.425; in den loop van dit
jaar is dit aantal nog met 32.582 toegeno
men.
In het vorig jaar werden 57.027 volwas
sen personen opgenomen in den schoot dor
Kerk, hetgeen sinds 1925 het hoogste cijfer
is dat ooit werd behaald. De missie hoeft
zeer veel te lijden gehad van de invallen
der Communisten en bandieten, terwijl ook
besmettelijke ziekten, hongersnood en
overstrooming duizenden slachtoffers heb
ben gemaakt.
In het afgeloopen jaar is het aantal mis
siegebieden gestegen van 107 tot 114. Drie
van deze missiegebieden werden geheel
toevertrouwd aan de inlandache geestelijk
heid. Er zijn thans 17 Vicariaten of Prefec
turen waaraan Chineesche bisschoppen aan
het hoofd staan. Er zijn 2195 buitenland-
sche en 1533 inlandschc priesters werk
zaam: dti laatste aantal is sindsdien nog
met 49 gestegen. Het ie opmerkelijk, dat
er in het afgeloopen jaar zoo'n groot aantal
buitenland?che geestelijken gestorven zijn.
Er zijn in 1932 weer twee nieuwe semi
naries geopend voor de opleiding van in-
landsche priesters; in totaal zijn er thans
6420 Chineesche studenten dio zich op het
ontvangen der H.H. Wijdingen voorberei
den.
HET OUDE THEMA
Hot late zonlicht riel in gouden bun
dels neer op de keurig-verzorgde gazon6
en bloemstruiken, die, nu de grootste
hitte van den dag: voorbij waa, zwaar te
geuren stonden terwijl de zachte room
kleurige kroonnladeren der theerozen
zaohtkene tezamen kruldenVanuit
de serre klonken vroolijke kinderstem
men, bijwijlen zoo luid rumoerend, dat
de zwaardere stem van Ernst hen dan
weer tot kalmte brengen moeet.
Heerlijk vond Mevrouw van Dalen het,
zoo knus gezellig met haar oudste bier
alleen bij den vijver, z&oht-rimpelend on
der de slagen der naar muggen happen-
do eendenkalm en rustig met z'n
tweeëneen oogonblik van 't woelige
troepje kleinen verlost, waar de goe-dice
Ernst nu op letten zou, onderwijl zijn
Fransche werkwoorden repeteerend voor
het komende ex.imen. Dooh er waa nog
iets waarom beiden hier zoo vertrou
welijk bij den vijver zatener was
iets met Bep, dat haar drukte, doch
wat zij voor anderen verzweeg, zelfs
voor haar, die haar toch zoo door en
door kende, met al baar moeilijkheden
en intimiteiten meeleefde en immer te
troosten en te bemoedigen wist. Tactvol
waa mevrouw van Dalen er in geelaagd
Bep aan hot spreken te krijgen, eerst
voorzichtig, dan dringender. Het waa
gelukt. Die goede moeder, besefte ook
zij, bim toch tenslotte de eenigst© per
soon die haar begrijpen zou en baar
raad verschaffen en ronduit vertelde zij
van de genegenheid die zij had opgevat
voor den mooien jongen zanger de
Groeve, 'n genegenhoid, die zij zioh ten
volle bewust was geworden, die avond
toen hij gezongen bad bii de van Ros-
sems, toen zijn studiomakker Horman
gepromoveerd was tot meester in de
rechten. Ook tij, Bep was daar toen uit-
genoodigd. maar, nooit meer vergat zij
dat ©ogenblik. toen Charles bij den
vleugel enkele Fauat-aria's gezongen had.
was het haar zoo heerlijk te moede ge
weest dat zij nadien nog slechts met 'n
innige liefde aan Charles kon terugden
ken. Ook haar vriendinnen vonden hom
'n waar kunstenaar, maar Bep had zich
don verderen avond zooveel mogelijk af
zijdig gehouden, veraf van de drukke
Vevn en maar stil geluisterd naar Char
les. die aangenaam convereerend met. z'n
vriend onderwijl ook haar had toege
lachen. Doch dat ©ene vermoedde hij
natuurlijk nietOnomwonden deed
Bep het verhaal aan Mevrouw van Da
len. en, zich ook nu geheel van allee
willende bevrijden niets verzweeg, tot
dat zij. te zeer door alles opgewonden
snikkend ophield. Stil had mevrouw van
Dal«n toegehoord. het zilverig-grijze
hoofd 'n weinig achterover, oprecht blij
dat haar kind haar ooV nu weer had
vertrouwd en haar hulp aanvaardde.
Zaoht, vast klonk haar stem, innig en
lang. totdat de donkerte hen in de nu
verlaten Rerre deed gaan, gearmd in
echte vriendschap
In 't halfduisler vertrek, onderwetsoh
hoog en met rijk .gebeeldhouwd plafond
liep Ohnrlos op en neer, de handen in
do zakken, de wenkbrauwen gefronst, in
gedachten verdiept, 'n Kwellende moe
deloosheid had zich do laatste dagen
van hem meester gemaakt, 'n moede
loosheid, die, ofschoon krachtig bestre
den op den duur tooh 'n fnuikende in
vloed had op hem en alles wat hij deed.
Anderhalf uur reeds was hij nu met zijn
muzieklessen bezig, doch, hij kon er nicte
aan doen. bet wilde niet vlotten
steeds weer opnieuw betrapte hij er zich
zelve op dat hij afwezig bij z'n werk
stond te droomen, doch in plotseling
besef van de werkelijkheid weer opnieuw
begninen moestNeen, het ging nu
njet. z'n geest was niet vrij en mismoe
dig liep hij heen en weer totdat hij haar
weer voor zich zag. tusschen haar vrien-
rbnnen onder de palm, de oogen in ver
rukking op hem gorieht als hij zong:
..Teh kann sie kaum erwarten,
dVi ere te Blum im Garten,
die erste Bliit am Bnum,
Sie grfiszen mcine Lieder,
und kommt der Winter wieder,
sing ich noch j'enen Traum".
Ja, toen wae het. hem goweeet, als
krec^n de woorden beteekenis voor hem,
vagelijk eerst, allengs voller en dieper
zijn bewustzijn doordringende. Maar
neen, zij had natuurlijk datgene wat er
in hem omging niet bemerkt, vond de
zang slechts mooi omdat zijn prachtige
stem zoo goed uitkwam, of. kon bet toch
zijn zou hij misschien juist wël die ge-
roerdheid gehoord hebben in zijn stem
en hem begrepen.... Hij lachte om z'n
gemiimerdat was het du», begreep
hij. Klaar en duidelijk stond het, hem
ineens voor oogen.... hij beminde baar,
de kleine Bep, had haar altijd reeds bo-^
mind, onbewust weliswaar doeh eindelijk
sterk en levendig, met overtuig>'ng. Ja,
zij waa de oorzaak geweest van z'n den
ken en tobben, naar haar hadden zijn
gedachten telkens weer moeten dwalen..
Dan plots, als ware het hem ingege
ven zette hij zich bmuak voor de piano
en vol klonken de tonen door de kajpec,
terwijl hij jubelend zong:
„Tbr gibt den Rohlen Flügel
und treikt durob Tal und Hijgel..."
totdat de slotaecoorden vertrild waren
tusschen de artistieke wanden en Fran
sche schilderstukken, en hij ze nog
6leehta in z'n herinnering hoorde.
Toen stond hij langzaam >p, sloot het
partituur en ging naar beneden.
Een jaar nadien waa verstroken. Weer
wa« 't zomer, weer zongen de vogels
hun liederen tusschen de zwaarbcvrachte
takken der platanen, bloeiden de ver-
gcet-m ij-nietjes aan den rand van den
rimpelenden vijver bij do van Dalen».
Uit de wijd-opcnstatA.il de tuindeuren
klonk muziek, korte lachjes en vroolijk
stemmengeroes. Feest was hot, en talrijk
waren do genoodigden. Zacht ruischten
WEET U DAT NIET?
De jeugdige geneeskundige, Esther X
waa interne in het groote Ziekonhuis
„Laenneo" te Parijs.
Laat in den avond werd er een jong
meisjo binnen gebracht, dat door haar
verloofde, uit jaloorschhoid, met een scherp
mes in de borst was gestoken. Het bleek
een doodolijke wondo te zijn.
Na eon onrustigen nacht te hebben door
gebracht, vroeg de gewonde aan Esther:
Moot ik sterven!.... Zeg maar geen
neen! Ik gevoel dat ik sterven ga. Zeg mij
liever u die zoo geleerd zijt, weet dat
wel! waar gaat men heen als mon
sterftt
Bprakelooze vorbazing van Esther! Wat
'n vraag: waar gaat men heon als men
sterft! Zoo'n arm klein ding, dat zich ver
beeldt, dat dergelijke zaken uit do medi
sche boeken geleerd worden. Zij had groo
ten zin om te antwoorden:
Maar kind, als je sterft, ga je nergens
heon. Het bestaan houdt op, dat is alles.
Docli zij had er den moed niet toe en
voor die angstig-staronde oogen do hare
neorelaande, zei zij eenvoudig: ik weet het
niet.
Haar trof een blik vol verwijt: hoe! weet
u het niet? sprak do ongelukkige, wat hebt
u dan geloerd, als u dèt niet woctl
Neen, hornam Esther, dat weet ik
niet. Die vragen behoore* niet tot hot go-
bied der wetenschap. Houd je kalin, kleine,
je opwinding verandert er tooh niota aan
en verorgort de pijn-
Kalm, kalm, stootte de zieke hortend
uit, is bet mogelijk, kalm te blijven.... als
men heengaatvoor altijd.... zonder
te weten waarheen!
Verlang je nog iets! traoktte Esther
het gesprek een andere wending te geven.
Neem wat Champagne, dat wekt op
Zij nam een slokje en dan weer zuch
tend:
Ik wilde het zoo gaarne weten I
- Je wilt iets onmogolijka, mompelde
de dokteree.
Met oen halsstarrigheid van een zieke,
hervatte het jonge meisje:
En er zijn er wel van wie gezegd
wordt, dat zij het weten IDe priesters.
Dat beweren zijvorbotordo Esther
haar.
Als het eens waar was, wat zij zeg
gen!....
Een kort stilzwijgen van beideDaar
tastte klemmend met al do kraoht die haar
overbloof, smeekte zij:
Laat een priester halon! Gauw, gauw,
stuur om oen priester
Esther riep ©en verpleegster: No. 43
vraagt een priester. Waarschuw dadelijk...
De verpleegster begon te lachen:
Wil dat nest nu nog de vrome gaan
uithangen! Moet zij den pastoor bij haar
hebben
Esther wierp haar een strengen blik toe:
Doe onmiddellijk wat ik zog. Do tijd
dringt.
Twintig minuten later betrad do geeste
lijke de ziokenzaal. Esther wee» hem het
nummor 43, groette hem beleefd terug en
verwijderde zioh, niet zonder do uitdruk
king van vreugde te hebben waargenomon
op hot gezicht van do stervende, toen na-
dor kwam „hij die hot wistl"
Nauwelijks was de priester weer vertrok
ken of hot slachtoffer der misdaad blioi
den Laatsten adem uit. Zij stierf kalm en
rustig.
Esther beschouwde het vredig gelaat.
Wat een kontrast met do van angst ver
wrongen trekken van daar straks, dacht zij.
Een vreemd probleem, de doodl Onze wo-
tensehap kan ook op alles geen antwoord
geven.
Het werk der genade, die in dat tragisch
uur oen voor haar aanvankolijk-onmcrkha-
ron omkeer in haar ziel teweegbracht,
kreeg zijn laatsten stoot door het overlij
den van een haror vroegere mode-studenten
oen geneesheer in Marocco, dien zij steeds
voel achting toedroeg en om zijn schitte-
rondo geestesgaven en buitengewone ken-
ni« bewonderd had. Zijn lijk werd naar
Auvorone vervoord.
Esther wilde de rouwploohtigheid bijwo
nen. Zij reisde or hoen en was bij do If.
Mis tegenwoordig. In do kork ziet zij de
lijkkist, bedekt mot eerbewijzen on kran
sen. Op dat oogonblik veracht zij do wo-
tensohap, veracht zij hetgoheele bestaan..
o! die leegheid, die onbestendigheid van
het aardsche
Ieder staat op, zij doet eveneens, de
priester zingt hot Evangelie. Eensklaps
hoort zij, na zoovele woorden die zij ach
teloos voorbij liet gaan, deze woorden in
haar ooren weerklinken, die hare volle aan
dacht trekken: Ik bon de Verrijzenis en
het Leven. Die in Mij gelooft zal leven, al
w-are hij ook gestorven, en die leeft en in
Mij gelooft, zal eeuwig loven.
Esther kijkt op naar den priester. Zulke
woorden vernam zij voor het eerst. In wiens
naam sprak hij? Wie had ooit de vermetel
heid om t© zeggen: Ik ben do Verrijzenis
en het Leven?
Zij huiverde en vToeg zich af: heeft Hij,
die zoo gesproken hoeft do Christus
do kostbare avondjaponnen dor dames
met langen sleep, spraken do hoeren
of speelden whist.
Nu was de avond gedaald en weer
was de feuin van bloemengeur vervuld.
Aan den rand bij den vijver zaten twee
stille menschen naast elkaar, zacht «pre
kende, blij in dit rustige oogenblik hun
overgelukkig gemoed uit t© kunnen stor
ten.
Weet je Charles, dat ik juist hier
het meest aan je gedacht heb, hier aan
den vijver.
Zacht lachte hij: „En had je wel ooit
vermoed dat we samen nog eens aan
denzelfden vijver zouden zitten, in onze
grooto liefde vereenigd!
Stil was heb dan, slechts de nagtogaa)
zong z'n lied....
EEN CATECHUMENAAT
De Missionarissen van Scheut
in Mongolië.
D« winter biedt d«n boeren vsn Mongolië
lang* maanden van rust »n da missionaris pro
fiteert daarvan, om zijn catechuroonen verder
ta onderrichten en han voor ta bereiden tot
bet ontvangen van het Doopsel. Hij begint
niet het maken van een inspectiereis naar alle
scholen der dorpen vnn zijn district en wijst
degenen aan, die naar het catechumenaat in
het dorp zouden kunnen komen. Op den vast-
gestclden dag komen allen bijeen en dan be
gint direct het godsdienstonderwijs.
De catechumenen zijn gevestigd in een een
voudig Chincesch huis, van leem gebouwd: in
de zalen liggen overal matten, die overdng
dienen om op te gaan zitten, terwijl ze des
nachts als slaapplaats gebruikt worden; in 't
midden staat een groote kachel om de gerst
en het havermeel te koken en het huis te
verwarmen: de warmte komt onder de ver
hooging doorl In een hoek ia een kamertje
gereserveerd voor het hoofd van het catechu
menaat, die ook de functiea van aconoom der
communiteit vervult.
De arbeid van den catechumeen Is geens
zins ingewikkeld en twee personen zijn vol
doende, om den gnng van zaken in het huis
te leiden: de catechist, die belast is met het
onderwijs, met den inkoop van de benoodigde
levensmiddelen, vervolgens de kok, die de
maaltijden bereidt en voor de goede orde
zorgt, bijgestaan door de catechumenen, dia
om beurt moeten helpen bij de huiselijke be
zigheden water dragen, hout baleo, vegen,
wasschen, enz.
De methode, die men aanwendt om de cate
chumenen tc onderrichten?
Vooraf dient gezegd, dat deze catechumenen
van iederen leeftijd en verschillende ontwik
keling zijn; onder de 75 catechumenen b v.
bevinden zich een twintigtal jongelieden, 30
4 40 volwassen mannen en een dozijn grijs
aards. Op een enkele uitzondering na kunnen
zij geen van allen lezen of schrijven.
De missionarissen cn de catechisten zijn
overgegnan tot de methode van het aan
schouwelijk onderwijs en bedienen zich van
platen; geillustreerd onderricht in de oatc-
chismus en bijbelsche geschiedenis. Om de
lessen te loeren, volgt men de traditionecle
methode der Chineesche scholen: lezen cn
daarna hardop van buiten loeren; de catechist
zegt eerst zin voor zin een gebed voor, dan
herhaalt hij weer den eersten zin cn zegt die
langznam, drie of viermaal hardop: de cate
chumenen zegggen het in koor na. Men begint
dan mot den tweeden zin, daarna den derden
en al heel spoedig kennen ze heel het gebed
van buiten. Een typische bijzonderheid: het
tneerendeel der catechumenen kan niet lezen,
maar de catechist dwingt hen toch den vinger
op een bord tc volgen, waarop de woorden
staan, die zij hardop nazeggen cn het geheu
gen helpt hen dan den drand der gedaohten
te volgen. De mannen, die hardleerscher zijn
of wier geheugen niet zoo scherp meer is, dur
ven niet direct na te zeggen, wat de catechist
voorgelezen heeft, maar door voortdurend te
luisteren naar het repeteeren der jongeren,
kennen zij het tenslotte ook. De kinderen loe
ren natuurlijk vlugger dan de anderen en al
heel spoedig vormen zich fn het ontcchumc-
nnat meerdere verschillende groepen, waarvan
de eene meer kent dan de andere, maar
iedere klas gast door met werken, zonder zich
net anderen bezig te houden: hier dient ech
ter gezegd, dat degenen, die het verst zijn in
iedere klas, de anderen helpen, om iederen
dag de lessen te leeren.
Om wat afwiseling in de klassen te bren
gen, preekt het hoofd van het catechumenaat
twee of driemaal per dag en na iedere con
ferentie overtuigt hij zich door hel stellen
van vragen, of de catechumenen alles goed
begrepen hebben waarna hij zijn instructies
geeft.
Om wat afwisseling in de klassen te bren-'
der intelligcnten geschiedt het opzeggen niet
individueel maar met twee leerlingen, gelijk
of zelfs met een heele klas. Heel tactvol moet
men z'n aanmoedigingen en berispingen uit
deelen om de vorming van deze groote kin
deren te bevorderen; men tracht ze zoover te
brengen, dnt ze hun twijfels en moeilijkheden
bloot leggen ofwel, men stelt ze vrngen, waar
op zij een juist nntwoord zoeken. Alle mid
delen worden aangewend om hun bclnngstcl-
ling gaande tc maken voor het onderwijs, dat
zij volgen.
Het succes van dit soort catechumenaten
is groot en wanneer na het einde vsn den
winter dc boeren nssr hun dorpen terug-
keeren, terwijl ze hun nieuwen godsdienst ken
nen en gereed zijn voor het ontvangen van het
H. Doopsel, dan acht de Missionaris zich
ruimschoots beloond voor de zorgen, die hij
gehad heeft om dezen cursus te organiseeren
en tot een goed einde te brengen.
blijkbaar hot recht, waarlijk hot recht j
die woorden te zeggen?
Het antwoord vond zij niet op de vt/uir. I
En zij herinnerde zioh de ntervendo stom
van het kind, dat tot haar zei: Hoe! U dio
zoo golcerd zijt, woefc u niet waar ik heen
ga? De priester» weten het. Laat een pries
ter halen.
Toen dien dag als Esther over het gevaJ
nadaoht: dos te beter, besloot zij in op
recht medegevoelen, het schepseltje sterft
tevreden, zij sterft in haar Illusie;;
Maar was bet sleoht» een illusie?
Daar, onder die bloemen bedolven, ligt'
het overblijfsel van een krachtig, veelbelo
vend leren en hier «taat een man, die lee
ren durft: Ik ben de Verrijzenis cn het Le
ven, Die in Mij* gelooft, al ware hij ook
gestorven, heeft liet eeuwig levon
Is «lat de Waarheid! Jh die Christus
waarlijk God! Zij viel op haar knieën en
met hot hoofd in de handen, bleef zij, zoo
lang de uitvaart duurde, in diepe overwe
ging verzonken, luisterend naar een gebie
dende stem, naar een woord dat drong tot
in het binnenste van haar gernoed....
Voortaan weet «ie geloovige en godvruch- j
tige Dr. Esther X.... haar patiënten in do
ziekenzaal wel te antwoorden al» zij haar
vragen: waarheen ga ik als ik sterf?
PIERRE L'KKMITE.