DE INDIANEN VAN DEN ANDES DE LEIDSCHE COURANT HUN LEVEN IS COCA EN CHARANGO. De kreet der bergen. De Indianen die den Andes bewonen op de grens van Bolivia en Peru zijn een bui tengewoon interessant volk Het is een bijna zuiver ras, voor 80% Indianen en voor de rest kleurlingen. Deze „Aymara" In dianen zijn de laatste representanten van dat praehistori8cb volk van vóór den Spaan schen tijd, ternauwernood beschaafd, maar dat toch de groote temptls bouwde en de vorsten schonk aan het keizerrijk Atzteken. Tijdens een langdurige zwerftocht dwars door de Andes was ik in staat om van meer nabij die „Indianen"' van de hoogvlakte te bestudeeren, ik mooht leven te midden van bun bedrijf en hun schapen, en ik kon heel nauwkeurig hun kleine huisjes beschouwen met de rieten daken en een heel klein deur tje waarvoor een magero, waakzame hond, trouw de wacht houdt. Waar men gezamelijk opstaat. De zon gaat op! De dageraad kleurt den hemel, de besneeuwde toppen en de granie ten wanden van deze onmetelijke bergen in rose tinten. In de steppe ontwaken do die ren: schapen, lama's alpacas, ezels, honden, Muilezels. De gieren, arenden, valken be schrijven groote kringen in de lucht. De Indianen houden van vroeg opstaan: geheel gekleed verlaat hij zijn leemen wo ning, want hij slaapt altijd zonder zich ont kleed te hebben: de ouders, kinderen, man nen en vrouwen, alles door elkaar, heel pri mitief en toch netjes. De Indiaan wasoht zich nauwelijks mot enkele druppels water: luizen en vlooien zijn voor hem goede kameraden. En de wind die daar altijd waait speelt door zijn haren, verkwikt hem en schenkt hem het genot van den nieuwen dag die weer be gonnen is. De symphonic van den vroegen morgen wordt gevormd door geblaat, ge blaf, gehuil, geloei, 'n gekrijsch van roofvo gels en het eeuwig ruischen van den wind. De kleeren binnenste buiten. Het toilet is gauw gemaakt. Hij kruipt uit zijn „poucho"', knoopt zijn cingel vast, zet z'n gToote linnen muts op, neemt zijn zweep en zijn zakje met coca. De teztielindustrie van heel de wereld heeft niets te beteekenen, zeggen deze men- schen, en ze weven alle kleeding6tukken die ze noodig hebben zelf van de wol van hun kleine ,.criollaa". Hun kleeren zijn een voudig en sterk: maar in het alledaagsche leven dragen zij hun kleeren gewoonlijk binnenste buiten terwijl ze de goede kant voor hooge feestdagen bewaren. De vrou wen weven: de mannen knippen en hantee- ron naald en draad. Er is een enkele vrouw die een naald kan vasthouden. Naaien is het werk der mannen. De kloine Indiaan- sche vrouw vervaardigt in haar primitief bedrijf niets anders dan ouderwetsche kleu ren en patronen, die van moeder op dochter overgaan, onder streng toezicht van groot- moeder die controleert en scherpe critiek uitoefent. De Indiaaruche vrouw heeft lief de voor haar werk en terwijl ze zit te weven hoort men haar altijd zingen. Vegetariërs. De „Indios" van den Andes nemen even als de Engelschen 's morgens een stevig ontbijt. Zij kennen geen thee, geen koffie en ook geen suiker. Hun voedsel bestaat uitsluitend uit zetmeel en pantaardige stof fen. Dat is feitelijk absoluut onvoldoende om in de behoefte t© voorzien van een mensch die werkt en ploetertmaar de zui vere lucht uit de hooge bergen en de ver sterkende kracht van-de zon vullen weer aan wat aan voedsel ontbreekt. Soms wer pen ze in hun soep van aardappelen en uien een handvol vet zand, dat ze „fasa" noemen en dat feitelijk niets anders is dan een silicaat van aluminium. De kinderen eten het zeer gulzig en ze gaan het zelf zoeken tusschen de steenen in de bergen. De coca, de tooverstok der In dianen Het voornaamste versterkende middel van de Indianen is de caco. Het dorpshoofd „lTHacata"' verdeelt heel eerlijk deze kost bare blaadjes waarop een Indiaan een hee- le dag kauwt en waartusschen hij vaak een klein beetje potas mengt. De coca is zijn voedsel, zijn eten en drinken tegelijk, dat is zijn vreugde en zijn ontspanning, dat is zijn zwak, zijn wonderbaarlijke kracht die hem geestelijk en lichamelijk verkwikt. De coca houdt de Indiaan op de been: de coca helpt hem om de hitte van den dag en het zware werk te verdragen: in den winter beschut het hem tegen de barre bij tende kou uit den Andes en in den zomer beveiligt het hem tegen de brandende hitte van de bergen: de coca stilt bij hem honger en dorst; om beurten maakt het hem wak ker en laat hem weer inslapen, hij wordt ongevoelig voor pijn of verdriet. Heel het leven van den Indiaan is ge concentreerd in dit kleine coca-blaadje waarop hij heel lang en heel langzaam kauwt. Alcohol en coca. De coca neemt bijna geheel de scxueele prikkel weg. De verliefden kennen zelfs de onderlinge liefkoozingen niet meer; ze kun nen als broer en zuster samenwonen totdat de alcohol als spelbreker optreedt. De alcohol vernietigt do uitwerking van de coca. Maar den volgenden dag zal de ooca den invloed van de alcohol weer neu traliseeren en het sobere, reine en eento nige leven verkrijgt weer haar gewoon ver loop. De coca is het vergif en het geneesmiddel van de Indianen. Ze leven in een staat van permanente verdooving, in een toestand van voortdurende ongevoeligheid voor ze nuwachtigheid of sensatie. Een slappe praktijk voor ge- neesheeren. Ten tijde der Tncas waren de Indianen nog niet verslaafd aan de coca. Het kau wen op deze kostbare blaadjes was beperkt tot enkele vQornatne lui, die er slechte een zeer matig gebruik van maakten. De blanken hebben de Indianen bedor ven. Ten tijde dat de Spaansche veroveraars de mijnen exploiteerden hebben zij het coca-kauwen sterk bevorderd, omdat de In dianen, dank zij het gebruik van coca, ge willig in de mijnen afdaalden waar ze wei nig last hadden van honger en dorst. Lang zamerhand nam hot kwaad grooter afme tingen aan, totdat het een noodzakelijke le vensbehoefte werd voor het volk. De Indianen kennen geen pijn; zij kun nen een amputatie verrichten, zonder nau welijks op hun tandon te bijten. Dokters die zich onder de Indianen wilden vestigen hadden zoo'n slappe praktijk, dat zij hun tenten wel moesten op rollen, wilden zij niet van honger omkomen. De Indiaan geneest zich zelf met zijn kruiden. Tegen slechte tanden en tandpijn heeft hij een afdoend middel. Hij kauwt op een vreemdsoortig worteltje dat door aanraking en vermen ging met' speeksel binnen vijf minuten kleine electrische trillingen veroorzaakt. Ik heb het zelf ook eens geprobeerd maar na vijf minuten moest ik het uitspuwen omdat ik het met meer kon uithouden vanwege de electrische trillingen in mijn tong, tan den en in heel mijn mond. Geluk of verdooving? In het majestueuze land van den Andes versterven de dagen en nachten heel lang zaam. De dagen beginnen met een haast eindelooze dageraad en eindigen in een langdurige schemering. De coca maakt de de Indianen ongevoelig voor iedore be schaving. De muziek van den „charango" en bet kleine coca-blaadje verlengen dien staat van lichte verdooving. De „charango" en de coca maken hom gelukkig. Gelukkig met het weinige dat hij bezit en omdat hij ook geen verdere verlangens beeft. De coca heeft hen beroofd van iedere vreugde, en van het verdriet dat droomen brengen. De kreet der bergen. Drie schapen, een leemen hut, een klein vuil vrouwtje die goed kan weven en vuur aanleggen, een hond, twee blaadjes coca. Het leven is voor hem geen droom. Het is veel meer een wakond slapen, waarin alles vaag, ongevoelig en wazig ie. De Indiaan ziet alleen do grijze rotsen als iets werkelijks en waarachtigs; die zijn er altijd als machtige hoerschers, beulen voor het vleesch ©^gevangenbewaarders voor den geest. In sommige onbestemde oogenblikken, als de geest wankelt, als het vleesch in op stand komt, als het onbewuste ontwaakt, dan schreeuwt de Indiaan zijn wilde kreet, de kreet der bergen, de kreet van den An des, de kreet der Incas, de kreet der ber gen. Een gehuil dat ons aangrijpt zoodra men het hoort, onverschillig of een man, vrouw of een kind dien kreet uitstoot. Het klinkt als een bevrijding. In dat hulpge schrei ligt verdriet eji opstandigheid. E©n S.O.S. van een ras dat den bodem onder haar voeten voelt wegzinken. De echo weer kaatst dien vreemden kreet door de val leien. En men krijgt den indrpk dat de berg schreeuwt om het drama van haar dorre verstarring. (Nadruk verboden). VOORUITGANG VAN HET KATHOLICISME IN CHINA. 6420 priester-studenten. Uit het verslag dat door de Apoetolische Delegatie te Peking is samengesteld uit de rapporten der Bisschoppen blijkt, dat de Katholieke Kerk in China in het afgeloo- pen jaar niet alleen haar positie wist te handharen maar zij heeft ook een grooten vooruitgang mogen boeken. In verband met de troebelen en onlusten waardoor ver schillende provincie» van het land geteis terd worden is dit voorzoker een verblij dend verschijnsel te noemen. Het aantal Chineesche Katholieken be draagt thans 2.563.425; in den loop van dit jaar is dit aantal nog met 32.582 toegeno men. In het vorig jaar werden 57.027 volwas sen personen opgenomen in den schoot dor Kerk, hetgeen sinds 1925 het hoogste cijfer is dat ooit werd behaald. De missie hoeft zeer veel te lijden gehad van de invallen der Communisten en bandieten, terwijl ook besmettelijke ziekten, hongersnood en overstrooming duizenden slachtoffers heb ben gemaakt. In het afgeloopen jaar is het aantal mis siegebieden gestegen van 107 tot 114. Drie van deze missiegebieden werden geheel toevertrouwd aan de inlandache geestelijk heid. Er zijn thans 17 Vicariaten of Prefec turen waaraan Chineesche bisschoppen aan het hoofd staan. Er zijn 2195 buitenland- sche en 1533 inlandschc priesters werk zaam: dti laatste aantal is sindsdien nog met 49 gestegen. Het ie opmerkelijk, dat er in het afgeloopen jaar zoo'n groot aantal buitenland?che geestelijken gestorven zijn. Er zijn in 1932 weer twee nieuwe semi naries geopend voor de opleiding van in- landsche priesters; in totaal zijn er thans 6420 Chineesche studenten dio zich op het ontvangen der H.H. Wijdingen voorberei den. HET OUDE THEMA Hot late zonlicht riel in gouden bun dels neer op de keurig-verzorgde gazon6 en bloemstruiken, die, nu de grootste hitte van den dag: voorbij waa, zwaar te geuren stonden terwijl de zachte room kleurige kroonnladeren der theerozen zaohtkene tezamen kruldenVanuit de serre klonken vroolijke kinderstem men, bijwijlen zoo luid rumoerend, dat de zwaardere stem van Ernst hen dan weer tot kalmte brengen moeet. Heerlijk vond Mevrouw van Dalen het, zoo knus gezellig met haar oudste bier alleen bij den vijver, z&oht-rimpelend on der de slagen der naar muggen happen- do eendenkalm en rustig met z'n tweeëneen oogonblik van 't woelige troepje kleinen verlost, waar de goe-dice Ernst nu op letten zou, onderwijl zijn Fransche werkwoorden repeteerend voor het komende ex.imen. Dooh er waa nog iets waarom beiden hier zoo vertrou welijk bij den vijver zatener was iets met Bep, dat haar drukte, doch wat zij voor anderen verzweeg, zelfs voor haar, die haar toch zoo door en door kende, met al baar moeilijkheden en intimiteiten meeleefde en immer te troosten en te bemoedigen wist. Tactvol waa mevrouw van Dalen er in geelaagd Bep aan hot spreken te krijgen, eerst voorzichtig, dan dringender. Het waa gelukt. Die goede moeder, besefte ook zij, bim toch tenslotte de eenigst© per soon die haar begrijpen zou en baar raad verschaffen en ronduit vertelde zij van de genegenheid die zij had opgevat voor den mooien jongen zanger de Groeve, 'n genegenhoid, die zij zioh ten volle bewust was geworden, die avond toen hij gezongen bad bii de van Ros- sems, toen zijn studiomakker Horman gepromoveerd was tot meester in de rechten. Ook tij, Bep was daar toen uit- genoodigd. maar, nooit meer vergat zij dat ©ogenblik. toen Charles bij den vleugel enkele Fauat-aria's gezongen had. was het haar zoo heerlijk te moede ge weest dat zij nadien nog slechts met 'n innige liefde aan Charles kon terugden ken. Ook haar vriendinnen vonden hom 'n waar kunstenaar, maar Bep had zich don verderen avond zooveel mogelijk af zijdig gehouden, veraf van de drukke Vevn en maar stil geluisterd naar Char les. die aangenaam convereerend met. z'n vriend onderwijl ook haar had toege lachen. Doch dat ©ene vermoedde hij natuurlijk nietOnomwonden deed Bep het verhaal aan Mevrouw van Da len. en, zich ook nu geheel van allee willende bevrijden niets verzweeg, tot dat zij. te zeer door alles opgewonden snikkend ophield. Stil had mevrouw van Dal«n toegehoord. het zilverig-grijze hoofd 'n weinig achterover, oprecht blij dat haar kind haar ooV nu weer had vertrouwd en haar hulp aanvaardde. Zaoht, vast klonk haar stem, innig en lang. totdat de donkerte hen in de nu verlaten Rerre deed gaan, gearmd in echte vriendschap In 't halfduisler vertrek, onderwetsoh hoog en met rijk .gebeeldhouwd plafond liep Ohnrlos op en neer, de handen in do zakken, de wenkbrauwen gefronst, in gedachten verdiept, 'n Kwellende moe deloosheid had zich do laatste dagen van hem meester gemaakt, 'n moede loosheid, die, ofschoon krachtig bestre den op den duur tooh 'n fnuikende in vloed had op hem en alles wat hij deed. Anderhalf uur reeds was hij nu met zijn muzieklessen bezig, doch, hij kon er nicte aan doen. bet wilde niet vlotten steeds weer opnieuw betrapte hij er zich zelve op dat hij afwezig bij z'n werk stond te droomen, doch in plotseling besef van de werkelijkheid weer opnieuw begninen moestNeen, het ging nu njet. z'n geest was niet vrij en mismoe dig liep hij heen en weer totdat hij haar weer voor zich zag. tusschen haar vrien- rbnnen onder de palm, de oogen in ver rukking op hem gorieht als hij zong: ..Teh kann sie kaum erwarten, dVi ere te Blum im Garten, die erste Bliit am Bnum, Sie grfiszen mcine Lieder, und kommt der Winter wieder, sing ich noch j'enen Traum". Ja, toen wae het. hem goweeet, als krec^n de woorden beteekenis voor hem, vagelijk eerst, allengs voller en dieper zijn bewustzijn doordringende. Maar neen, zij had natuurlijk datgene wat er in hem omging niet bemerkt, vond de zang slechts mooi omdat zijn prachtige stem zoo goed uitkwam, of. kon bet toch zijn zou hij misschien juist wël die ge- roerdheid gehoord hebben in zijn stem en hem begrepen.... Hij lachte om z'n gemiimerdat was het du», begreep hij. Klaar en duidelijk stond het, hem ineens voor oogen.... hij beminde baar, de kleine Bep, had haar altijd reeds bo-^ mind, onbewust weliswaar doeh eindelijk sterk en levendig, met overtuig>'ng. Ja, zij waa de oorzaak geweest van z'n den ken en tobben, naar haar hadden zijn gedachten telkens weer moeten dwalen.. Dan plots, als ware het hem ingege ven zette hij zich bmuak voor de piano en vol klonken de tonen door de kajpec, terwijl hij jubelend zong: „Tbr gibt den Rohlen Flügel und treikt durob Tal und Hijgel..." totdat de slotaecoorden vertrild waren tusschen de artistieke wanden en Fran sche schilderstukken, en hij ze nog 6leehta in z'n herinnering hoorde. Toen stond hij langzaam >p, sloot het partituur en ging naar beneden. Een jaar nadien waa verstroken. Weer wa« 't zomer, weer zongen de vogels hun liederen tusschen de zwaarbcvrachte takken der platanen, bloeiden de ver- gcet-m ij-nietjes aan den rand van den rimpelenden vijver bij do van Dalen». Uit de wijd-opcnstatA.il de tuindeuren klonk muziek, korte lachjes en vroolijk stemmengeroes. Feest was hot, en talrijk waren do genoodigden. Zacht ruischten WEET U DAT NIET? De jeugdige geneeskundige, Esther X waa interne in het groote Ziekonhuis „Laenneo" te Parijs. Laat in den avond werd er een jong meisjo binnen gebracht, dat door haar verloofde, uit jaloorschhoid, met een scherp mes in de borst was gestoken. Het bleek een doodolijke wondo te zijn. Na eon onrustigen nacht te hebben door gebracht, vroeg de gewonde aan Esther: Moot ik sterven!.... Zeg maar geen neen! Ik gevoel dat ik sterven ga. Zeg mij liever u die zoo geleerd zijt, weet dat wel! waar gaat men heen als mon sterftt Bprakelooze vorbazing van Esther! Wat 'n vraag: waar gaat men heon als men sterft! Zoo'n arm klein ding, dat zich ver beeldt, dat dergelijke zaken uit do medi sche boeken geleerd worden. Zij had groo ten zin om te antwoorden: Maar kind, als je sterft, ga je nergens heon. Het bestaan houdt op, dat is alles. Docli zij had er den moed niet toe en voor die angstig-staronde oogen do hare neorelaande, zei zij eenvoudig: ik weet het niet. Haar trof een blik vol verwijt: hoe! weet u het niet? sprak do ongelukkige, wat hebt u dan geloerd, als u dèt niet woctl Neen, hornam Esther, dat weet ik niet. Die vragen behoore* niet tot hot go- bied der wetenschap. Houd je kalin, kleine, je opwinding verandert er tooh niota aan en verorgort de pijn- Kalm, kalm, stootte de zieke hortend uit, is bet mogelijk, kalm te blijven.... als men heengaatvoor altijd.... zonder te weten waarheen! Verlang je nog iets! traoktte Esther het gesprek een andere wending te geven. Neem wat Champagne, dat wekt op Zij nam een slokje en dan weer zuch tend: Ik wilde het zoo gaarne weten I - Je wilt iets onmogolijka, mompelde de dokteree. Met oen halsstarrigheid van een zieke, hervatte het jonge meisje: En er zijn er wel van wie gezegd wordt, dat zij het weten IDe priesters. Dat beweren zijvorbotordo Esther haar. Als het eens waar was, wat zij zeg gen!.... Een kort stilzwijgen van beideDaar tastte klemmend met al do kraoht die haar overbloof, smeekte zij: Laat een priester halon! Gauw, gauw, stuur om oen priester Esther riep ©en verpleegster: No. 43 vraagt een priester. Waarschuw dadelijk... De verpleegster begon te lachen: Wil dat nest nu nog de vrome gaan uithangen! Moet zij den pastoor bij haar hebben Esther wierp haar een strengen blik toe: Doe onmiddellijk wat ik zog. Do tijd dringt. Twintig minuten later betrad do geeste lijke de ziokenzaal. Esther wee» hem het nummor 43, groette hem beleefd terug en verwijderde zioh, niet zonder do uitdruk king van vreugde te hebben waargenomon op hot gezicht van do stervende, toen na- dor kwam „hij die hot wistl" Nauwelijks was de priester weer vertrok ken of hot slachtoffer der misdaad blioi den Laatsten adem uit. Zij stierf kalm en rustig. Esther beschouwde het vredig gelaat. Wat een kontrast met do van angst ver wrongen trekken van daar straks, dacht zij. Een vreemd probleem, de doodl Onze wo- tensehap kan ook op alles geen antwoord geven. Het werk der genade, die in dat tragisch uur oen voor haar aanvankolijk-onmcrkha- ron omkeer in haar ziel teweegbracht, kreeg zijn laatsten stoot door het overlij den van een haror vroegere mode-studenten oen geneesheer in Marocco, dien zij steeds voel achting toedroeg en om zijn schitte- rondo geestesgaven en buitengewone ken- ni« bewonderd had. Zijn lijk werd naar Auvorone vervoord. Esther wilde de rouwploohtigheid bijwo nen. Zij reisde or hoen en was bij do If. Mis tegenwoordig. In do kork ziet zij de lijkkist, bedekt mot eerbewijzen on kran sen. Op dat oogonblik veracht zij do wo- tensohap, veracht zij hetgoheele bestaan.. o! die leegheid, die onbestendigheid van het aardsche Ieder staat op, zij doet eveneens, de priester zingt hot Evangelie. Eensklaps hoort zij, na zoovele woorden die zij ach teloos voorbij liet gaan, deze woorden in haar ooren weerklinken, die hare volle aan dacht trekken: Ik bon de Verrijzenis en het Leven. Die in Mij gelooft zal leven, al w-are hij ook gestorven, en die leeft en in Mij gelooft, zal eeuwig loven. Esther kijkt op naar den priester. Zulke woorden vernam zij voor het eerst. In wiens naam sprak hij? Wie had ooit de vermetel heid om t© zeggen: Ik ben do Verrijzenis en het Leven? Zij huiverde en vToeg zich af: heeft Hij, die zoo gesproken hoeft do Christus do kostbare avondjaponnen dor dames met langen sleep, spraken do hoeren of speelden whist. Nu was de avond gedaald en weer was de feuin van bloemengeur vervuld. Aan den rand bij den vijver zaten twee stille menschen naast elkaar, zacht «pre kende, blij in dit rustige oogenblik hun overgelukkig gemoed uit t© kunnen stor ten. Weet je Charles, dat ik juist hier het meest aan je gedacht heb, hier aan den vijver. Zacht lachte hij: „En had je wel ooit vermoed dat we samen nog eens aan denzelfden vijver zouden zitten, in onze grooto liefde vereenigd! Stil was heb dan, slechts de nagtogaa) zong z'n lied.... EEN CATECHUMENAAT De Missionarissen van Scheut in Mongolië. D« winter biedt d«n boeren vsn Mongolië lang* maanden van rust »n da missionaris pro fiteert daarvan, om zijn catechuroonen verder ta onderrichten en han voor ta bereiden tot bet ontvangen van het Doopsel. Hij begint niet het maken van een inspectiereis naar alle scholen der dorpen vnn zijn district en wijst degenen aan, die naar het catechumenaat in het dorp zouden kunnen komen. Op den vast- gestclden dag komen allen bijeen en dan be gint direct het godsdienstonderwijs. De catechumenen zijn gevestigd in een een voudig Chincesch huis, van leem gebouwd: in de zalen liggen overal matten, die overdng dienen om op te gaan zitten, terwijl ze des nachts als slaapplaats gebruikt worden; in 't midden staat een groote kachel om de gerst en het havermeel te koken en het huis te verwarmen: de warmte komt onder de ver hooging doorl In een hoek ia een kamertje gereserveerd voor het hoofd van het catechu menaat, die ook de functiea van aconoom der communiteit vervult. De arbeid van den catechumeen Is geens zins ingewikkeld en twee personen zijn vol doende, om den gnng van zaken in het huis te leiden: de catechist, die belast is met het onderwijs, met den inkoop van de benoodigde levensmiddelen, vervolgens de kok, die de maaltijden bereidt en voor de goede orde zorgt, bijgestaan door de catechumenen, dia om beurt moeten helpen bij de huiselijke be zigheden water dragen, hout baleo, vegen, wasschen, enz. De methode, die men aanwendt om de cate chumenen tc onderrichten? Vooraf dient gezegd, dat deze catechumenen van iederen leeftijd en verschillende ontwik keling zijn; onder de 75 catechumenen b v. bevinden zich een twintigtal jongelieden, 30 4 40 volwassen mannen en een dozijn grijs aards. Op een enkele uitzondering na kunnen zij geen van allen lezen of schrijven. De missionarissen cn de catechisten zijn overgegnan tot de methode van het aan schouwelijk onderwijs en bedienen zich van platen; geillustreerd onderricht in de oatc- chismus en bijbelsche geschiedenis. Om de lessen te loeren, volgt men de traditionecle methode der Chineesche scholen: lezen cn daarna hardop van buiten loeren; de catechist zegt eerst zin voor zin een gebed voor, dan herhaalt hij weer den eersten zin cn zegt die langznam, drie of viermaal hardop: de cate chumenen zegggen het in koor na. Men begint dan mot den tweeden zin, daarna den derden en al heel spoedig kennen ze heel het gebed van buiten. Een typische bijzonderheid: het tneerendeel der catechumenen kan niet lezen, maar de catechist dwingt hen toch den vinger op een bord tc volgen, waarop de woorden staan, die zij hardop nazeggen cn het geheu gen helpt hen dan den drand der gedaohten te volgen. De mannen, die hardleerscher zijn of wier geheugen niet zoo scherp meer is, dur ven niet direct na te zeggen, wat de catechist voorgelezen heeft, maar door voortdurend te luisteren naar het repeteeren der jongeren, kennen zij het tenslotte ook. De kinderen loe ren natuurlijk vlugger dan de anderen en al heel spoedig vormen zich fn het ontcchumc- nnat meerdere verschillende groepen, waarvan de eene meer kent dan de andere, maar iedere klas gast door met werken, zonder zich net anderen bezig te houden: hier dient ech ter gezegd, dat degenen, die het verst zijn in iedere klas, de anderen helpen, om iederen dag de lessen te leeren. Om wat afwiseling in de klassen te bren gen, preekt het hoofd van het catechumenaat twee of driemaal per dag en na iedere con ferentie overtuigt hij zich door hel stellen van vragen, of de catechumenen alles goed begrepen hebben waarna hij zijn instructies geeft. Om wat afwisseling in de klassen te bren-' der intelligcnten geschiedt het opzeggen niet individueel maar met twee leerlingen, gelijk of zelfs met een heele klas. Heel tactvol moet men z'n aanmoedigingen en berispingen uit deelen om de vorming van deze groote kin deren te bevorderen; men tracht ze zoover te brengen, dnt ze hun twijfels en moeilijkheden bloot leggen ofwel, men stelt ze vrngen, waar op zij een juist nntwoord zoeken. Alle mid delen worden aangewend om hun bclnngstcl- ling gaande tc maken voor het onderwijs, dat zij volgen. Het succes van dit soort catechumenaten is groot en wanneer na het einde vsn den winter dc boeren nssr hun dorpen terug- keeren, terwijl ze hun nieuwen godsdienst ken nen en gereed zijn voor het ontvangen van het H. Doopsel, dan acht de Missionaris zich ruimschoots beloond voor de zorgen, die hij gehad heeft om dezen cursus te organiseeren en tot een goed einde te brengen. blijkbaar hot recht, waarlijk hot recht j die woorden te zeggen? Het antwoord vond zij niet op de vt/uir. I En zij herinnerde zioh de ntervendo stom van het kind, dat tot haar zei: Hoe! U dio zoo golcerd zijt, woefc u niet waar ik heen ga? De priester» weten het. Laat een pries ter halen. Toen dien dag als Esther over het gevaJ nadaoht: dos te beter, besloot zij in op recht medegevoelen, het schepseltje sterft tevreden, zij sterft in haar Illusie;; Maar was bet sleoht» een illusie? Daar, onder die bloemen bedolven, ligt' het overblijfsel van een krachtig, veelbelo vend leren en hier «taat een man, die lee ren durft: Ik ben de Verrijzenis cn het Le ven, Die in Mij* gelooft, al ware hij ook gestorven, heeft liet eeuwig levon Is «lat de Waarheid! Jh die Christus waarlijk God! Zij viel op haar knieën en met hot hoofd in de handen, bleef zij, zoo lang de uitvaart duurde, in diepe overwe ging verzonken, luisterend naar een gebie dende stem, naar een woord dat drong tot in het binnenste van haar gernoed.... Voortaan weet «ie geloovige en godvruch- j tige Dr. Esther X.... haar patiënten in do ziekenzaal wel te antwoorden al» zij haar vragen: waarheen ga ik als ik sterf? PIERRE L'KKMITE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 11