ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1933 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. 9 Onze publieke spreektribune over de Stadhuisplannen De nood in Ter Aar en Omstreken DE ZIENSWIJZE VAN DE R. A. C. BETREFFENDE HET PLAN-BL AAUW. EEN ANDERE BEOORDEELING. Kent u het villapark „Meerwijk" in Ber gen? Wij, die daar geboren en getogen zijn en daarom ons „Vaderland" nog dikwijls met een bezoek vereeren, kennen het wel. Begrensd door de Studler van Surck- laan aan de eene zijde en door den Leyt- weg aan den anderen kant liggen daar, verscholen in 't geboomte, een aantal vil laatjes, wier grillige vormen den wande laar aanstond opvallen, zóó dat hu zich verwonderd afvraagt, of hij hier te doen heeft met bewoonbare huizen of alleen maar met speelsigheidjes als attractie voor vreemdelingen. Hier vindt men villa's als „Honk", „Mee- zennest", „Bark", „De Hut", „De Ark", „De Ster" en anderen, die zeker in zoover re geslaagd zijn, dat zij zoo niet de be wondering, dan toch de verwondering op wekken van inlander en vreemdeling. Dp architect heeft hier gespeeld, precies zoo als kinderen met hun vormen spelen in de zandkist en uit materiaal, dat daarvoor noch geschikt, noch bestemd is, n.l. uit zand voorwerpen maken als dieren e.d. Zoo heeft de architect gedaan van villa- perk „Meerwijk'. Evenals de uit zand taartjes bakkende kinderen, heeft hij hier van hout en stee- nen dieren gebakken en schepen en ster ren, die daarna dan maar zoo goed en kwaad als het ging als woonhuis moesten worden ingericht. Dit laatste is geen fan tasie van ons, want ook van binnen ken nen wij verschillende dezer villaatjes. Een ietwat oppervlakkige geest moge vreugde vinden in het zien van deze gril lige huizenvormen, maar zal toch bij eenig nadenken moeten toegeven, dat een gees tesproduct, dat in meerdere of mindere mate tegen den natuur indruischt, onmoge lijk de waarde van het goede of verhevene in zich kan hebben. En dat hier de bouwheer tegen de na tuur is ingegaan, is zelfs begrijpelijk voor een leekenverstand. Want niet alleen, dat hij de wellicht vergeefelijke zonde heeft begaan een materiaal, dat daarvoor niet geschikt was, te vormen tot schepen, ster ren enz., het ergste is, dat hij den inhoud aan den vorm heeft ondergeschikt go- maakt. Het eerste kan nog verdedigd worden door een eigen hypermoderne opvatting, die, hoe vreemd en uitsoortig zij ook moge zijn, eerbiediging kan eischen, zelfs van dengene, die een gansch andere opvatting is toegedaan, het tweede valt echter niet goed te praten. Een bouwheer, die hiertoe vervalt, doet hetzelfde als een dichter, die zich om den inhoud van zijn vers niet bekommert en de onmogelijkste en onbe- grijpelijkste rimram levert, tprwille van een vorm, die rythmisch geslaagd moet worden genoemd. Hij offert dan, zooals de bouwheer van villapark „Meerwijk" te Bergen deed, den inhoud aan den vorm op. Het spreekt wel vanzelf, dat dit bij deze Bergensche villa's niet zóó sterk het geval is dat zij onbewoonbaar zouden zijn, daar dan de architect zich zelve als architect onmogelijk zou hebben gemaakt en dat is van een erkend bouwmeester, als Blaauw ongetwijfeld is, natuurlijk niet te ver wachten. Want de bouwmeester van dit villapark is architect C. J. Blaauw, dezelf de die een ontwerp maakte voor het Leid- sche Stadhuis. Wij geven deze onze eigen meening over dti villapark niet als een wet van Meden en Perzen betreffende de eerste beginselen der bouwkunst. Wij halen dit slechts aan, zooals wij wil len wijzen op Blaauw's schepping aan den hoek Ortheliusstraat en van Spilbergen- straat te Amsterdam, die duidelijk demon streert Blaauw's modernen geest. Het is niet onze bedoeling, de waarde van architect Blaauw's scheppingen te ver kleinen, wij erkennen zelfs, dat deze met zijn ontwerp voortreffelijk werk heeft ge leverd, al zien wij daarin dan ook meer fei len dan de Raadhuis Advies Commissie vermocht waar te nemen. Maar èn dit ont werp èn de antecedenten van dezen ar chitect, die, zooals wij uiteengezet hebben, duidelijk wijzen in moderne en zelfs hyper moderne richting, wijzen duidelijk uit, dat hij niet de meest geschikte bouwmeester kan zijn, om een opgave als deze volko men bevredigend op te lossen. Want niet alleen* zijn ontwerp, maar ook zijn antecedenten als bouwheer bewijzen, dat de architect voor deze opdracht een ander jasje heeft moeten aantrekken. Hg heeft gewerkt als een tooneelspeler, die in een stuk een bepaalde rol moet uitbeel den en daarom in zijn kleedkamer met be hulp van kleed in g en schmink zich zelf laat verdwijnen, om in de huid van een ander te kruipen. Nogmaals, men gelieve ook dit al weer niet zoo apert in zijn hééle ontwerp te zien, want aldus zouden wij een onjuiste en on billijke beoordeeling geven van zijn ont werp, dat ongetwijfeld zeer goede kwali teiten heeft. Gedeeltelijk echter is Blaauw in de huid van Lieven de Key gekropen, zonder na dien een juiste vertolking van zijn rol te hebben gegeven. Blaauw heeft gepoogd zich zei ven te blij ven, zonder hierin geheel te zijn geslaagd en aldus is hij in zijn ontwerp gedeelte lijk gaan historiseeren. Wij maken hierbij de bemerking, dat het niet de bedoeling is, de andere ontwerpen als quantité negligeable te behandelen, maar, waar de R. A. C. deze twee plannen te weten van Blaauw en Kropholler in haar toelichting op den voorgrond stelde willen wij ook slechts deze twee plannen met elkaar vergelijken zonder de uitstekende of minder uitstekende plannen der andere dne architecten als minderwaardig en zonder verdiensten of nog erger als mis lukt te willen beschouwen. Dat zou onbil lijk en dom zgn. Om echter onze beweringen betreffende het plan-Blaauw met bewijzen te staven, willen wij even diens ontwerp onder de loupe nemen en wijzen op eenige minder geslaagde punten, die de R. A. C. blijkbaar zijn ontgaan. Wij denken dan nog niet eens aan zijn afwijking van het program, dat hem zoo groote voorsprong gaf op de andere ar chitecten. Daar is dan vooreerst de toren in Blaauw's ontwerp, die nogal eenige in 't oog loopende aesthetische gebreken ver toont. Het voornaamste gebrek is wel de plaats van deze toren, die aan de Visch- marktzijde is geprojecteerd en daar voor ieder, met een weinig aesthetisch gevoel, misplaatst moet worden genoemd. In dat opzicht voldoen Kropholler's torens, die aan het binnenplein zijn geprojecteerd heel wat beter. De toren van Blaauw ligt op een gewrongen en door de plaatsing aan de Vischmarktzijde in 't oog loopende wijze ingeklemd in de hoek, die de ge vel daar maakt. Maar daar is bovendien de vorm van den toren, die door het buikige onderge deelte sierlijkheid van lijn mist, maar vooral het groote gebrek van tweeslachtig heid vertoont. Wie het bovengedeelte van den toren, dat op de teekeningen niet zoo duidelijk zichtbaar is, eens met een loupe beziet, zal eenigszins verbaasd staan over de onlogi sche wijze, waarop hij de spits met het overige gedeelte van den toren heeft ver bonden. Deze verbinding wordt gevormd door een zestal magere spijlen, die als het ware onverwacht nog aan den toren een verlengstuk moeten geven, dat door die spijlen gedragen wordt. Een ander gebrek aan Blaauw's ontwerp is dit, dat de oude voorgevel, die over- heerschend moet zgn, juist wordt over- heerscht door den achtergevel, die groo- tendeels hooger is dan de oude gevel aan de voorzijde. Een ernstig gebrek. Nu zou men kunnen zeggen, dat dit moest geschieden, om de waarde van het representatieve gedeelte, dat in dit ge deelte ligt, in de buitenarchitectuur aan te toonen. Maar dan heeft Kropholler toch maar een heel wat sierlijker oplossing daarvoor gevonden, door de gevel van dat representatieve aan de achterzijde niet overheerschend te doen zijn door een smal lere constructie hieraan te geven. En nu lijkt het ons van de R. A. C. wat ver ge zocht, door juist van Kropholler te zeg gen, dat zijn gevel aan de Vischmarktzijde overheerscht door een te monumentalen ingang (wat om practische overwegingen niet zoo slecht gezien is) terwijl zij dit veel meer in het oog springende gebrek van Blaauw's gevel aan Vischmarktzijde over het hoofd ziet. Dan is er nog iets, waarvoor wij huive ren bij het aannemen van het ontwerp- Blaauw. En dat is, dat deze geen voldoen de rekening heeft gehouden met de omge ving. In het ontwerp was geprojecteerd een Koornbrugsteeg ter breedte van 13 Meter. Architect Kropholler meende, dat hier door de Koornbrug teveel los zou komen te staan van de omgeving en daardoor zou komen te staan prijken als een rariteit je zonder meer. De breede Koornbrugsteeg en de toch al groote ruimte op de Visch- markt zouden hiertoe zeker aanleiding worden. Kropholler vond hiervoor een prachtige oplossing in de arkade aan de zijde vein de Koornbrugsteeg, die een doorgang kon zijn voor voetgangers, zoodat er dan voor het berijdbare gedeelte dier steeg 9 M. over bleef, waardoor bovengenoemd bezwaar volkbmen kwam te vervallen. Met de door gang onder de arkade bleef bovendien de breedte der Koornbrugsteeg toch de ver- eischte 13 Meter, waarbij nog komt, dat het even terugspringen dezer arkade èn aan voor- èn aan achterzijde de gevels aan Breestraat en Vischmarkt zeer ten goede komt. Wat doet nu architect Blaauw? Let wel! Deze houdt zich niet alleen niet aan de eisch, maar brengt de breedte der steeg zelfs op 21 Meter en ontwerpt bovendien nog een groot plein op de Vischmarkt, waardoor het genoemde gevaar ten opzich te van de Koornbrug tastbare werkelijk heid wordt. Zag de R. A. C. dit niet? Tenslotte de achtergevel aan Visch marktzijde. Zelfs aan een leek zal het ver schil hier duidelijk in 't oog springen. Kropholler weet hier door wat minder ra men, waardoor de zware muuroppervlakte overheerscht, ook aan deze gevel een zware en monumentale indruk te geven, terwijl deze gevel van Blaauw door de eentonige, dicht op elkaar gebouwde ramenreeksen al het monumentale verliest en in het boven gedeelte den indruk wekt van een heel groot confectiemagazijn of zelfs een beetje van een luxueuze gevangenis. Aldus gezegd klinkt het verschil mis schien wat grooter dan het in werkelijk heid is, maar aan dezen indruk kunnen wij toch niet ontkomen. Over de onlogische ligging der raadszaal aan deze zijde spraken wij reeds in onze vorige beschouwing. Nu wordt in de beoordeeling door de R. A. C. op dit alles echter onvoldoende ge let, maar wel wordt in Kropholler's ont werp betreffende de Vischmarktzijde het gebrek van een onvoldoende belichting breed uitgemeten, wat bovendien zonder twijfel te verhelpen zou zijn, evenals het bezwaar van trappenverschil bij Krophol ler's binnenarchitectuur, wat bovendien maar 80 c.M. in vloerhoogte bedraagt en waarin wij juist zien een aanwijzing van de voornaamheid van het representatieve gedeelte. Hiermede meenen wij deze twee plannen voldoende te hebben vergeleken en wij hebben dat juist eens willen doen op pun- Extra-Steun zal worden gevraagd voor de Snijboonen-telers. De uitkomsten van de Centrale Veiling Ter Aar en O. zijn dit jaar nóg slechter dan verleden jaar en ieder weet hoe ellendig toen reeds de toestand was. De nood is zoo hoog gestegen, dat hulp onver wijld noodig is. Daartoe waren gisteren op uitnoodiging van het Ter Aarsch bestuur van den L. T. B. de burgemeesters der om liggende gemeenten, t.w. de heeren De Mu- ralt vdn Ter Aar, Van der Weyden van Nieuwkoop, Geesink van Nieuwveen, Bocxe van Zevenhoven, De Vos de Wael van Uithoorn, de Pastoor van Langeraar, het dag. bestuur en gemeente-secretaris van Roelofarendsveen, het lid der Tweede Kamer, de heer M. P. v. d. Weyden uit Ze venhoven, de Rijkstuinbouwconsulent, de heer ir. Koeman uit Aalsmeer, de L. T. B. besturen en Chr. Boerenbond besturen uit Langeraar, De Kwakel, Noorden-Nieuw koop en Roelofarendsveen; de geest. adv. van den L. T. B. te Roelofarendsveen, ka pelaan C. Meerboer, het Kringbestuur L. T. B., en de directeuren der veilingen van Ter Aar en De Veen bijeengekomen. Na een inleiding van den voorzitter van den L. T. B. te Ter Aar werd van gedach ten gewisseld, waarna een commissie be noemd werd, die speciaal hulp zal vragen voor de snijboonen-telers, die zoo buiten gewoon zwaar getroffen zijn. De voorzitter, de heer J. Volgering, opende deze vergadering met een woord van welkom tot de aanwezigen. (Bijna alle genoodigden hadden aan de uitnoodiging gevolg gegeven). De nood dringt en dwingt. Men zal vragen waarom deze vergade ring? En dan ontwoordt spr.: Onze plicht roept ons, omdat de noood ons dwingt. Het is niet spr.'s bedoeling om hier breedvoerig de nood te gaan bespreken, daar de secr., de heer Markman, dit punt straks wat nader zal inleiden en belichten. Als wij de enkele jaren teruggaan tot het jaar 1929, toen kwam men al tot de er varing, dat het bedrijf zoo niet loonend genoemd kon worden en in menig tuinders- hart ging toen de stille verzuchting op, dat God ons geve in 1930 betere uitkom sten, doch helaas. Was '29 slecht, '30 was slechter, '31 weer achteruitgang, '32 dacht men het kan niet slechter en hoewel voor 1933 het vooruitzicht somber en donker was, toch koesterde men nog een lichte hoop, doch helaas onze hoop is verijdeld. Een ieder weet hoe treurig de uitkomsten zijn en daarmede hoe hoog de nood in de ze streek is gestegen. Daarbij komt, dat in de voorgaande jaren voor de zwaarst getroffenen nog eenige hulp kon worden verstrekt door Kerkelijke en Burgerlijke armbesturen, en hoewel het voor een eer zaam en werkzaam tuinder niet meevalt aan te kloppen bij het armbestuur, toch was men voor de allergrootste nood be hoed. Ook bij de gemeente en armenzorg is de nood hoog. Daarom heeft het bestuur der L. T. B.-afdeeling gemeend niet bij de pakken te mogen gaan neerzitten en af wachten wat komen zal. Hulp moet er ko men. Wat is het van beteekenis of de mi nimumprijzen al worden uitbetaald; daar mede zijn onze tuinders en hunne gezin nen niet gered. Evenmin of wij met Febr. of Maart soms nog eens een toeslag krij gen op onze producten. Als er niet heel spoedig in vele gezinnen hulp komt, dan zullen zij zeker in de groote nood ten gron de gaan. Als men bedenkt, dat over enkele weken gezinnen geheel zonder geld zijn. Voor de zakenman wordt het ook een on mogelijkheid zoo door te gaan, om maar te geven op den zomer aan en de zomer brengt niets dan teleurstelling. Wie het hardst roept.... Daarom acht het bestuur het van het allergrootste belang om zoo spoedig mo gelijk in zoo groot mogelijken en eensge- zinden omvang een actie op touw te zet ten en directe steun zoo mogelijk een voor- loopige uitkeering van Rijkssteun te vra gen. Er wordt wel eens gezegd: wat helpt het al dat vergaderen en in veel gevallen ben ik dat wel eens, maar toch is het waar, dat, wie het hardst roept het eerste wordt geholpen. Wat wordt er niet in Noord-Hol land vergaderd en gedemonstreerd, toch is men zoo ver, dat men de bijzondere aan dacht heeft van de Regeering. Wij moeten niet rusten en afwachten. Ook wij hebben een taak en een plicht te vervullen om op te komen voor de belan gen van degenen, die deze aan ons heb ben toevertrouwd. Ook wij moeten trach ten de aandacht te krijgen van den Minis ter en de Regeering, evenzoo als Noord- Holland. Spr. besloot met zijn beste wen- schen uit te spreken voor het welslagen van deze vergadering. Vervolgens was het woord aan den se cretaris, den heer Markman, voor het houden van zijn inleiding. Gekweekt voor de mesthoop. Wat door ons eenigermate was vermoed, is helaas in zgn geheel werkelijkheid ge- ten, die door de R. A. C. gedeeltelijk over het hoofd zijn gezien. Wij herhalen nogmaals, dat het plan- Blaauw uitstekende kwaliteiten heeft, die wij, al hebben wij eenige gebreken aan gewezen, niet behoeven te noemen. Dit is door de R. A. C. afdoende geschied. Maar hoe langer wij beide ontwerpen bezien, hoe meer geraken we overtuigd, dat, zoo het tusschen deze twee ontwerpen zou gaan, de keuze niet twgfelachtig zou kunnen zijn. F. S. worden. De uitkomsten van den Tuinbouw zijn in 1933 in onze streek op een ware mislukking uitgeloopen, vooral het arti kel Snijboonen, wat voor ons in hoofdzaak een bron van inkomsten moet afwerpen, en ruim 75 pet. der beteelde tuinbouw-op- pervlakte in beslag neemt, zijn voor een groot gedeelte gekweekt voor de mest hoop, en het verkochte gedeelte kon voor een geheele massa meer dan de bestaande minimum-prijs niet halen. Wat voor den tuinder afbraakprijzen zijn. Onze veiling hier in Ter-Aar is ongeveer gebaseerd op een omzet van rond een millioen, en deze is door de crisis in 1932 teruggeloopen naar ongeveer 500.000 gulden. Dit jaar geeft het nog een treuriger beeld van uit komsten te zien. En als wg dan bedenken, dat de tuinder in 1932 en eenige jaren daarvoor, geen bestaan kon verdienen.... Eén ton minder. En in 1933 met een verminderde omzet aan onze plaatselijke veiling, op 15 Augus tus bedroeg dit een ton, zoodat velen van hen in deze lange periode, eer dat weer het seizoen het volgend jaar een aanvang neemt, niet in staat zijn hun bedrijf voort te zetten en in de behoefte van het aller noodzakelijkste levensonderhoud van hun gezin te voorzien. Dan heeft de crisis een andere categorie menschen geschapen. Eerlang eerbiedwaar dige Belasting-betalers, die allen zooveel mogelijk aan hun verplichtingen hebben voldaan, zijn tot armlastigen gemaakt, die niet in staat zijn hun verplichtingen, van welken aard dan ook, na te komen, zoo dat onze streek komt tot een algeheele verarming, van alle standen. Is dit niet droevig? Mijne Heeren, als een huisvader zwoegt van den morgen tot den laten avond, moet bij hem nog de gedachte opkomen, een werkloos arbeider bij de steunregeling te bengden. Zeker, werkloos zijn zonder schuld is erg, maar nog erger is het hen, die hun zware zorgen geven en arbeiden in de brandende hitte der zon, van 's mor gens tot 's avonds, en dan geen brood ver dienen. Bij hen slaat zeker moedeloosheid ten toppunt. Een regeling, die geen redding biedt U zult mij vragen: heeft de tuinbouw dan geen steunregeling? Met recht! Maar wat baat het hun een regeling te hebben, die heden geen redding brengt. Hier is hulp noodig en directe hulp, zonder uitstel. Indien de tuinders niet direct financieel worden gesteund, dan zullen vele gezinnen worden prijsgegeven aan ondervoeding. En daar, dunkt mij, dient toch de gemeen schap voor te waken. Met blijdschap hebben wij mogen ver nemen, dat de Minister de 5 millioen voor den tuinbouw onvoldoende vindt en maat regelen zal zoeken om tot verhooging van dit bedrag te komen. Maar toch brengt ons dit nog geen redding. Een uitbetaling van de minimum-prijzen ook niet. Zooals door mij boven is aangegeven, zgn dit voor de tuinders „afbraak-prijzen", daar 2 cent voor 1 K.G. snijboonen nog niet eens de tuinder in staat stelt zijn plukloon en ver voerkosten naar de veiling te betalen. Nog maals, er is noodig een steun, die hen in staat stelt, zich zelf en hun gezin te voeden. De voorzitter gaf daarna het woord aan de vergadering. Een fooi. De Pastoor, de zeereerw. heer B i 1 a r s, vroeg, of het Bestuur reeds een practisch voorstel heeft gemaakt. Dat de nood hoog is, mag algemeen bekend heeten. Spr. be val aan het voorbeeld van Noord-Holland, om een commissie van vijf vooraanstaan de Streekbewoners te benoemen, die in voortdurend contact staat met den Minis ter. Men moet met cijfers bij den Minister komen, waarmee wordt aangetoond, hoe hoog de nood is. Er zijn hier in Ter Aar menschen, die in dezen zomer geen cent in huis hebben; hoe zal het dan dezen winter zijn. De steunregeling van verleden jaar was een fooi en beteekent niets. Spr. vroeg ook, oX al eens plannen wa ren gemaakt over de toekomst van den tuinbouw. Er worden maar steeds groenten geteeld, die niet kunnen worden uitge voerd. Spr. wijst op de uitlating van Mi nister Colijn over uitbreiding van de tar- weteelt. De heer Van der Weyden uit Zeven hoven herinnerde aan de meening van Minister Verschuur, dat men niet alle hoop moet laten varen, om het „oude huis" (de uitvoer) weer te betrekken. Omzetten van tuinbouw in landbouw is niet zoo gemak kelijk. De heer M a r k m a n drukte ook de hoop uit, dat in de toekomst de uitvoer weer zou toenemen. De burgemeester van Uit hoorn, de heer V os de Wael, drong er op aan, dat ook de veiling te Vinkeveen zal worden uitgenoodigd. De voorzitter had hiertegen geen bezwaar. Burgemeester Geesink deelde mede, hoe de Duitsche steden zichzelf gaan bedruipen met tuinbouwproducten. Spr. drong aan op het telen van andere pro ducten. De tijd van '27 en '28 komt niet meer terug. De heer Hoogervors t-D a m m a n merkte op, dat de nood zoo hoog is, dat on middellijk geholpen moet worden. De heer L. Hoogervorst Cz. achtte het beste een kleine commissie te benoe men, die de cijfers der verschillende vei lingen verzamelt en met dit cgfer-mate- riaal naar den Minister gaat. Cijfers. Burgemeester De Muralt verklaarde zich met dit laajste denkbeeld accoord. De hulp zal dit jaar aanmerkelijk hooger moeten zgn, dan verleden jaar. Ook is het gowenscht, dat de gemeentebesturen uit deze streek zich allen tot den Minister wenden. Veertien dagen geleden nog heeft het gemeentebestuur van Ter Aar een schrij ven gezonden aan den Minister, waarin gewezen wordt op de höoge nood. Hoofdzaak is, dat de in te stellen com missie met de cijfers der veilingen bij den Minister komt, waarin gewezen wordt op het droevig verschil tusschen verleden jaar en dit jaar. Alleen hulp voor Ter Aar noodig. Wethouder De Jong uit Roelof arendsveen wees erop, dat de toestand te Ter Aar wel bizonder slecht is. Ook in R'veen is het niet goed, maar de veiling heeft dit jaar meer omgezet. Daarom acht te spr. het 't beste, dat Langeraar pogin geen doet een extra- of een vervroegde uit keering te krijgen. Het nut van een com missie ziet spr. niet in. Ook de tuinbouwconsulent, ir. Koe man, uit Aalsmeer achtte dit standpunt juist. In het geheele land is er nood in de tuinbouw, maar er zijn enkele plaatsen, waar de nood bizonder hoog is. Deze plaat sen zooals Ter Aar moeten extra ge holpen worden. Burgemeester De Muralt, gehoord deze besprekingen, achtte het beste, dat dan de Veiling „Ter Aar" Zich tot den Mi nister wendt, gesteund door het plaatse lijk gemeentebestuur. De Pastoor bepleitte onmiddellijke steun-aanvrage voor Ter Aar en de benoe ming van een commissie om voor de ge heele streek contact met den Minister te zoeken. Een andere meening. De heer Van der Meer uit R'veen merkte op, dat de omzet te Roelofarends veen iets hooger is, maar dat wil niet zeg gen, dat er geen nood meer is. Bij vele tuinders zal het ook daar slechter zijn dan verleden jaar. Verleden jaar was 't daar ook zoo bar slecht. Wethouder De Jong zegt, dat ook hij wel degelijk weet, dat het in de Veen niet goed is. Maar men moet weten, hoe men in den Haag redeneert. Wanneer de veiling te Roelofarendsveen dit jaar ƒ50.000 meer omzet, en die te Ter Aar 100.000 minder, kan men de conclusie ra den. Dit wil evenwel niet zeggen, dat R'veen niet zwaar getroffen wordt; men denke slechts aan de bloembollenteelt. De heer C. v. d. Hoorn Az. hing een schril beeld op van de nood in Ter Aar. Er moet hier directe steun komen; de men schen weten geen raad. Het zijn de snij boonen die de grootste zorgen geven. Het gemeentebestuur heeft niets en het Arm bestuur eens zoo rijk heeft ook maar weinig meer. De krijgt meer, dc ander Burgemeester Vos de Wael wees er op, hoe R'veen verleden jaar meer sjcun kreeg van andere gemeenten. Laat toet meedoen aan een gezamenlijke flinke ac tie voor de geheele streek. De heer Van Spronsen hield een pleidooi voor de directe steun aan Ter Aar. De heer P i e t e r s e uit Noorden kon in geenendeelc meegaan, met een afzonder lijke actie voor Ter Aar. De nood in Noor den is even hoog als in Ter Aar. Ook de Burgemeester van Nieuwkoop pleitte voor een gezamen lijke actie met Vinkeveen. De heer De Jong wees erop, dat dc grootsch opgezette streek-actie varf verle den jaar geen succes heeft gehad. Toen echter Roelofarendsveen een actie in ver band met de bloembollenteelt voerde, heeft deze'goed succes gehad. Wanneer in Ter Aar zooals is meegedeeld 95 pet. snijboonen is geteeld, is zekervsteun noo dig. Steun voor snijbooncntelcrs. De heer ir. Koeman achtte het dan het beste, dat extra-steun gevraagd wordt voor dc snijboonenteelt. Kapelaan Meerboer merkte op, dat de steun aan de bloembollenkweekcrs niet uitsluitend is verleend aan Alkcmade. Daarvan hebben ook ander gemeenten geprofiteerd. Laat men steun vragen voor snijboonen, dan profitceren daarvan de noodlijdende kweekers in alle gemeenten. De heer D c Jong, voorzitter van den L. T. B. te Roelofarendsveen, wees erop, dat ook aldaar vele tuinders overwegend boonen telen. Vele tuinders verkcoren daar in dezelfde benarde positie als in Ter Aar Wel veel maar niet alles. De heer Wagenaar, directeur der Veensche veiling, zeide, dat de omzetten van veilingen veel maar niet alles zeggen. Er zijn tuinders, die profitecren van een product dat een beetje „wil". Er zijn ech ter ook tuinders, die bgna uitsluitend snij boonen telen. De voorzitter wil iedere plaatselij ke begrenzing en egoïsme laten varen en een gezamenlijke actie voeren. Gezamenlijke actie. Na eenige tegenkanting besloten alle vertegenwoordigde organisaties een geza menlijke actie te voeren. De heer Post, directeur van de Cen trale Veiling Ter Aar, wenscht een commis sie uit de standsorganisaties en daarnaast een commissie uit de Veilingen, die het noodige cgfer-materiaal zal samenstellen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 9