cAMESRUBRIEK'
ONZE GOEDKOOPE PATRONEN.
Patronen (in de maten 4250 k 58 ets)
per giro (125025) per postwissel of per
brief kunnen worden besteld bij de Re
dactrice Damesrubriek, Laan van Mcer-
dervoort 45a, Den Haag. Maat en num
mer van het gewenschte model s. v. p.
duidelijk vermeldenDe gevraagde pa
tronen worden binnen drie k zes dagen
aan de aanvraagsters toegezonden.
EEN ZIJDE AVONDJAPON.
No. 578 ie een avondjapon van doffe
zijde, zooals wij die dit seizoen al meer
en meer zien toegepast. De rok, die op
loopend is geknipt, sluit geheel glad over
de heup aan en valt klokkend naar be
neden, vooral niet te wijd. Het midden
stuk ia met eenige ruimte aan den rok
gezet, terwijl het schondergedeelte van
de mouw aan de blouse vastzit. Daaraan
komt dan de wijde bovenmouw, die ten
slotte eindigt in een strakke manchet,
die van den elleboog tot den pols toe
loopt.
De hals is afgewerkt met een smalle
schuine bies, terwijl uit den rechter
schoudernaad een slip, die tamelijk
ibreed is, te voorschijn komt, welke door
©en paar insnijdingen in het linkorvoor-
pand, dicht bij don schouder wordt ge
haald en met oen kleine steekje of druk
kertje op zijn plaats wordt gehouden.
Deze slip moet vooral niet strak zitten
maar den indruk geven van een drape
rie. De rug van het lijfje is geheel glad,
terwijl ook daar een slip van den rech
terschoudernaad afhangt, die echter
blijft hangen en schuin toeloopend is af
gewerkt.
Patroon verkrijgbaar k 58 ets. (Laan v.
Meerdervoort 45a, Den Haag).
TWEE ROKKEN.
No. 5$1 is een rok, die men bij iedere
willekeurige blouse kan dragen en van
lichtgrijze dunne wollen stof is gemaakt.
De achterkant is geheel glad, terwijl de
zijbanen ook geheel recht zijn, alleen
naar onderen toe iets schuiner uitloopen.
Het middenvoorpand heeft een puntig
naar benedon loopend stuk, aan weers
zijden versierd met vijf aardige knoopen.
Onder dit stuk zijn de plooien van de
voorbaan bevestigd.
Patroon verkrijgbaar a 58 ets. (Laan v.
Meerdervoort 45a, Den Haag).
No. 582 is meer een modelrok. Het
voorpand heeft midden op de heup uit
stekende hoeken, welke bijna tot de zij
naden reiken en die vastgehecht zijn met
een aardigen knoop. Voor- en achter
banen zijn met een diepe plooi aan el
kaar gezet. Van achteren heeft de rok
wel de beide diepe zijplooien, maar het
middenachterpand loopt recht door; deze
rok is van ruige, beige stof en vooral als
gekleed zeer goed t« gebruiken.
Patroon verkrijgbaar k 58 ets. (Laan v.
Meerdervoort 45a, Den Haag).
rv:
EEN EENVOUDIG MANTELPAKJE.
No. 580 is een eenvoudig mantelpakje
van grijs geruite wollen stof, waarvan de
rok over de heup glad aangesloten zit,
terwijl de plooien, welke gedeeltelijk zijn
vastgestikt, losspringen. Alleen op zij zijn
een paar diepe plooien aangebracht, die
voor voldoende ruimte zorgen. Precies
midden voor is een baantje ingezet van
gebloemde zijde, dezelfde zijde, waar
mede het sierlijke manteltje geheel ie ge
voerd.
De voorpanden zijn recht, doch het
rechtervoorpand heeft een breede aan
geknipte rever, die van binnen met de
gebloemde zijde is gevoerd en doordat
hij open wordt gedragen, deze voering
te zien geeft. Ook de linkerrever, hoewel
veel kleiner, ia op deze manier behan
deld, terwijl de kraag geheel van ge
bloemde zijde is gemaakt. Het manteltje
sluit met drie knoopjes, ieder in een
sohulpje gezet, terwijl een smalle cein-#
tuur om het middel wordt gedragen. De
mouw is zeer eenvoudig en glad toeloo
pend, doch heeft aan de voeringmouw
ook een gebloemd deel, zoodat de in
kijk netjes is. Ia de zijde niet te duur, dan
kan men beter de geheele voeringmouw
er van nemen.
De voering van het manteltje wordt
volgens hetzelfde patroon geknipt als het
manteltje en rondom vastgehecht, terwijl
het allerlaatst de voeringmouw er wordt
ingezet, die - voor de verdere afwerking
zorgt. De lusjes om het manteltje op te
hangen komen in de armsgaten en niet
bij de kraag, omdat dan dadelijk het
model uit het manteltje wordt getrokken.
Patroon verkrijgbaar k 58 ets. (Laan
v. Meerdervoort 45a, Den Haag).
EEN HEEL DUN GEBREIDE
ONDERTAILLE.
Voor dames, die zonder manted op de
fiet« naar haar werk ga*n, geven wij hier
van heel dunne witte of zacht rose wol
een idee van een ondertaille, waardoor
bij sterke afkoeling door het rijden, kou
vatten kan worden voorkomen.
Het voorpand wordt zoowel als het
achterpand apart gebreid of gehaakt en
later door middel van zijnaden aan el
kaar verbonden. Men breidt met grove
houten pennen en zoo los mogelijk, want
de taille mag geen warmte geven, moet
alleen maar beschutten.
No. 579 geeft U het patroon daarvoor
weer. U breidt of h^iakt de stukken ge
heel volgens het patroon en als de zij
kanten vastgehecht zijn, rijgt men er een
lint om het middel door, wat echter niet
noodzakelijk is. Wil men een kort mouw
tje dan breidt men dit apart, waarna men
het aan het armsgat bevestigd, zonder
mouwtje haakt men het armsgat voor de
stevigheid even om. Als men het patroon
wil haken, dan moet men een grove
beenen haaknaald gebruiken en vooral
zoo luchtig mogelijk haken. Deze tailles
kan men in een koud sopj^ zeer goed
wasschen. Zij worden niet opgehangen
om te drogen, maar in een grooten hand
doek gerold, nadat men er eerst het mo
del veer in heeft gerekt. Men rolt de
handdoek op en laat deze zoo een paar
uur liggen, tot het overtollige water van
de taille geheel in de handdoek is ge
trokken. Daarna legt men het op een
schoonen handdoek uit en laat verder
zoo drogen. Du« vooral niet ophangen en
niet in de lengte of breedte rekken, al
leen volgens het patroon neerleggen.
Patroon verkrijgbaar k 59 ets. (Laan v.
Meerdervoort 45a, Den Haag).
MODE-ALLERLEI.
Het ia opvallend zoo verschrikkelijk
veel manieren de mode dezen zomer
heeft ontdekt om den hals van japonnen,
blouses, mantels af te werken. In allerlei
vormen en ideeën zien wij deze en tel
kens zijn wij weer verrast door het ori-
gineele denkbeeld. Op onze teekening
hebben wij een achttal vereohillende wij
zen weergegeven.
No. 1 is een oud japonnetje van het vo
rig seizoen, waar nog niets aan mankeer
de, maar dat toch eigenlijk zoo niet meer
kan worden gedragen. Welnu een groote
Berthékraag van een tegenovergestelde
kleur zijde verandert de japon op een
dusdanige manier, dat geen mensch op
het idee komt, dat het een oude jurk is 1
No. 2 is een sierlijke mantel met een
buitengewoon aardige mouw. De mantel
heeft geen kraag en ook geen revers,
maar een klein bontje, dat gevoerd ie
met crêpe de chine of satijn in de kleur
van den mantel en waarvan tevens de
slippen van het bontje zijn gemaakt, doet
kier dienst ale mantelkraag. Is het nu
een erge warme dag, dan draagt men het
bontje over den arm en bovenste knoop
van de jas wordt niet gesloten, dooh de
beide voorpanden iets neergeslagen, zoo
dat zij den indruk wekken van kleine
No. 3 is een zomerbont. Er zijn altijd
nog dames, die er prijs op stellen ook des
zomers een mooien vos te dragen. Dit
bont bestaat uit twee vossen, waarvan
de helft van een der dieren op den rug
afhangt. Het is een sierlijke bont, maar
met de „hondsdagen" zal het toch wel
wat tè warm zijn! Ik vermoed, dat de
bezitster het dan ook wel óf heelemaal
thuis zal laten óf alleen over den arm
zal dragen.
No. 4 is een groote pallerine-kraag,
die zoowel langs den onderrand als langs
den hals met een smal bontrandje is af
gewerkt. De mantel zelf heeft geen kraag
of revers; de pellerine is een apart stuk
en kan desgewensabt worden weggela
ten.
No. 5 is een avondjapon met een bree-
den schouderkraag, waarvan de rand is
afgezet met struisveeren. Struisveeren,
die men vroeger eigenlijk doorloopend
zag dragen en op allerlei manieren wer
den toegepast, zijn de laatste jaren een
beetje het stiefkind van de mode ge
weest, maar thans ziet men hier en daar
weer eenige japonnen opduiken, welke
iets van struisveer hebben, zooals deze
japon. Soms ziet men een heel kleine
schouderklop, waar een toefje struisvee
ren aan zit of een breede ceintuur, die
het aan de uiteinden heeft.
Veel ziet men het nog niet, het blijft
nog altijd een dure dracht, wü men ten
minste echte veeren bezitten.
No. 6 is een mantelpak met een kort
manteltje, dat meer het boleromodel
heeft. Het opvallende hiervan is de mouw
van witte strooken bont, die van boven
smal begint en naar onderen toe wijder
uitloopt. De geheele bontrand wordt met-
witte zijde gevoerd, zoodat de inkijk
zeer verzorgd staat, terwijl het witte vest
van de blouse, welke onder de bolero
wordt gedragen, eveneens van dezelfde
witte zijde is vervaardigd.
No. 7 is een breede kraag van zwarte
zijde, langis den onderkant afgezet met
witte tulle of Organdie, dat er breed en
klokkend is aange-rimpeld. Langs den
hals is een rand bloemen gezet. Deze
mantel is bijzonder geschikt als avond
mantel en zal vooral op een witte of
zwarte japon buitengewoon goed staan.
No. 8 tenslotte is- een bolero, maar dan
een bolero met halve wijde mouwen van
veulen, van binnen gevoerd met bruine
of zwarte zijde, al naar de kleur van het
veulen. Een zwart veulen kan men Ook
goed met wit satijn vperen. Daar men
deze bolero dikwijls los draagt, moet
juist aan de voering aandacht worden be
steed. Zooals ik aan het begin reeds zei-
de, er is werkelijk zoon groote verschei
denheid, dat men zoo nog wel verschil
lende voorbeelden zou kunnen geven.
OP JUTE BORDUREN.
Jute is een zeer dankbaar materiaal
om er kussens en kleeden van te maken.
Met een grove naald en een groot oog,
waardoor tamelijk dikke draden kunnen
worden gestoken van zijde of wol, heeft
men in een korten tijd dadelijk al een
groot stuk werk afgedaan. De teekening
laat U een z.g. metselpatroon zien, dat
als volgt wordt aangebracht. Men neemt
twee draden op, laat er vier liggen, weer
twee op, enz. Dit wordt twee of driemaal
naast elkaar gedaan. Dan verspringt U
en komt een draad voorbij den grooten
steek uit, laat weer vier draden liggen,
weer twee op enz. dan weer twee of drie
maal hetzelfde en vervolgens weer zooals
de eerste toer was. U krijgt dan iederen
keer een tamelijk groot verschil en het
werk ziet eruit alsof U aan het metselen
bent geweest en de steenen netjes om en
om zijn komen te liggen! Een patroon,
dat zeer vlug gaat en buitengewoon vol
doet.
DE WEEK-END WERKTASCH.
Een zeer belangrijk deel van hetgeen
wij dringend kunnen noodig hebben bij
een pick-nick of als wij op vacantie
gaan, is zeker wel de werktasch, waarin
men spelden, naalden, schaar, garen, enz.
in kan mededragen.
Wij maken zoo'n tasoh het best van
breed lint en, als wij er wat zorg aan
willen besteden, is het later tevens een
welkom stuk op onze toilettafel. Wij
kunnen zoo'n werktasch op verschillende
manieren maken. De eerste wijze en wel
de eenvoudigste is een breed lint te ne
men, daarop legt men een stuk flanel,
dat iets kleiner is en als voering dienst
doet, tevens als naalden- en speldenlap.
Het lint wordt een heel klein eindje in
geslagen en op het flanel gehecht. Nu
vouwt men de aldus verkregen lat in de
lengte in drieën, waarvan het tweederde
gedeelte langs de kanten wordt vastge
naaid. Men heeft dus nu een zakje ge
kregen, met een overslag. In het zakje
doen wij vingerhoed, schaar en rolletjes
zijde, desnoods een kaartje splitzijde
voor onze kousen, terwijl aan den bin
nenkant eenige spelden en naalden wor
den vastgestoken. Het.overslagje krijgt
nu aan iederen hoek een drukkertje,
waarvan de andere helft op den onder
kant van het zakje wordt aangebracht
en op die manier kan worden gesloten.
Of men maakt een trensje middenonder
aan den overslag en een aardige knoop
aan het zakje, ook op deze wijze kan men
de werkzak sluiten.
Een andere aardige manier is een ron
de schijf karton te nemen, deze te over
trekken met zijde en rondom deze schijf
de ruimte van den opstaand en kant der
tasch, vast te hechten. Bovenin maakt
men een breeden zoom, waardoor een
koord wordt getrokken, waarmee men
dezen zak dicht kan trekken en tevens
aan den arm kan hangen. Wilt u hem
van binnen heel doelmatig maken, dan is
het verstandig kleine zakjes aan te bren
gen. Dat gaat heel eenvoudig. U neemt
daarvoor de zijde dubbel en maakt er op
bepaalde afstanden, welke u het best
met de voorwerpen, die u er in wenscht,
op te bergen, kunt afmeten, overlangs
naden in. U krijgt dus allemaal aparte
afdeelingen, die zeer praktisoh zijn.
Op deze manier is natuurlijk nog al
verscheidenheid mogelijk, ik heb u alleen
maar er aan helpen herinneren, dat wij
een dergelijke werktasch met onze wacan-
ties hoog noodig hebben, want niets
maakt ons zoo onzeker en kregel, dan
wanneer wij weten, dat er iets aan onze
kleeding niet heelemaal in orde is en wij
hebben niets bij de hand om het euvel
te verhelpen. Daarom ie het ook zoo ge-
wensoht, des avonds in het hotel of pen
sion, waar u afstapt bij het uitkleeden
alles wat wij uittrekken na te zien en
zop mogelijk tegelijk te herstellen. Des
morgens al6 men weer vroeg er op uit
wil trekken, komt er meestal niet van,
daarom, al bent u moe en al hebt u slaap,
besteedt nog eenige minuten aan uw toi
let, en u zult den volgenden dag dank
baar voor zijn.
Vooral wat betreft de koueen, die
moeten wij zeker altijd goed nazien en
een gevallen steek of een klein gaatje
dadelijk maken. En waarom? Omdat wij
met de vaoanties al ten eerste veel meer
loopen dan wij dat gewend zijn. Onze
voeten hebben dus meer te doen en zijn
daardoor gevoeliger. Draagt u nu ook
nog een kous met een gaatje erin, dan
hebt u kans, dat juist langs het gat de
voet gaat schrijnen en dan bederft het
gat in uw kous uw geheele wandeling.
Dit geldt zeker voor hen, die een voet
reis gaan maken of bergen beklimmen,
omdat de dikke kousen, welke daarbij
worden gedragen, natuurlijk extra gaan
branden langs de randen.
En er komt nog bii. dat uw kleeren bij
na niet te lijden hebben als u ze regel
matig onderhoudt, een knoopje aanzet,
een torntje vasthecht. Komt u dan weer
thuis, dan hebt u tenminste geen heelen
dag noodig om al uw verwaarloosde
kleeren weer in goeden staat te brengen.