24ste Jaargang
ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1933
No. 7583
e
S)e CeicbeheSoti/tamt
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling
Voor Leiden 19 cent per week f2.50 per kwartaal
Bij onze Agenten 20 oent per week f2.60 per kwartaal
Franco per post f 2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is roor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 oent per kwartaal, bij
fooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 oent, met
Geiüustreerd Zondagsblad 9 oent.
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE IS II
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT:
Gewone Adeertentiën 30 cent per regel
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
het dubbele van bet tarief berekend.
TELEFOONTJES, ran ten hoogste 30 woorden, waarin be
trekkingen worden aangeboden of gevraagd, buur en
verhuur, koop en verkoop f 0.50.
KATHOLIEKE
FILMKULTUUR
Iets over de werkwijze der Film-
afdeeling van de K.S.A. en haar
waardeering door de filmjongeren
n.
Het spreekt vanzelf, dat bet stelling
nemen tegen de gevaarlijke invloeden van
de film en het bepleiten van de dringende
noodzakelijkheid van een waarlijk katho
lieke filmproductie niet dateert van de
laatste jaren, waarin de opmerkelijke ao-
tiviteit van een groep jongeren dit pro
bleem bij herhaling op den voorgrond
plaatst.
Toen het mee rend ©el dezer strijders
voor een katholieke filmcultuur nog de
zegeningen van het Lager Onderwijs geno
ten dat is een twintigtal jaren geleden
werd door het Centraal Bureau voor de
K.S.A. in Nederland zonder veel ophef
een daadwerkelijk begin gemaakt van de
strijd tegen het toen reeds zeer urgente
filmgevaar. Opgericht werd toen de N.V.
Lelie-bioscoop, goedgekeurd bij Kon. Be
sluit van 25 April 1913 No. 96.
Voor een juiste beoordeeling en histo
rische waardeering van het werk, dat de
film-afdeeling der K.S.A. beoogde? is het
noodig, dat men zich goed rekenschap
geeft van de toenmalige tijdstomstandig-
heden. Het valt niet moeilijk aan te ne
men, dat deze destijds geheel anders wa
ren dan thans. In 1913 beteekende de film
nog uitsluitend een zedelijk-sociaal kwaad.
Een algemeene filmoensuur bestond er
toen nog niet, enkele kleinere gemeenten
uitgezonderd, die afzonderlijk en plaatse
lijk eenig toezicht uitoefenden. Er was in
dien tijd nog sprake van een filmporno
grafie, zooals velen van ons ze heden ten
dage niet meer kennen of vermoeden, dat
ze ooit bestaan heeft. Hiertegen de strijd
aan te binden was het voornaamste en
mee6t dringende doel. Ons katholieke
volk moeet beschermd worden tegen al
die vuiligheid, welke het witte doek avond
aan avond besmeurde. Het aankoopen van
het alleen vertooningsrecht voor Neder
land en België van de eerste film met een
positief ohristelijken inhoud, de Christus
film „Van de Kribbe tot het Kruies" was,
gezien in het kader van dien tijd, een moe
dige en ontegenzeggelijk ook een cultu
reel© daad. Bij de beoordeeling hiervan,
▼alt geheel buiten beschouwing, hoe wij
deze film zouden beoordeelen. Wel is het
goed, dat wij ons rekenschap geven van
het feit, dat de vertooning van deze film,
die door duizenden en duizenden in den
lande gezien werd, voor de massa hetzelf
de heeft moeten beteekenen als de eerste,
nog te vervaardigen, waarachtige katho
lieke speelfilm, die in alle opzichten be
antwoordt aan de eischen van de moderne
techniek en artisticiteit, zal beteekenen
voor de massa der tegenwoordige bioscoop
bezoekers.
Het lijkt ons eén eenvoudige daad van
rechtvaardigheid hierop eens te wijzen,
daar de jongere generaties zoo licht ge
neigd zijn de krachten, die in het verle
den werkzaam waren te vergeten of min
of meer opzettelijk te negeeren. Het ligt
zoo geheel in de lijn van jonge idealisti
sche mensohen de geschiedenis met het he
den, dat natuurlijk als het allervoornaam
ste wordt gevoeld, te laten aanvangen.
Toch is het goed eens met aandacht ken
nis te nemen van de historische groei van
het filmvraagBtuk. Wij lezen natuurlijk de
nieuwste publicaties op het gebied van
filmaesthetiek, filmethiek en filmtechniek,
maar hebben wij de oudste publicaties op
dat gebied wel eens gelezen De ontdek
king, dat het ideaal dat de katholieke
strijders voor een betere film zich toen stel
den, in wezen toch niet zoo heel veel van
het tegenwoordige verschil, zou de waar
deering van eeu werkwijze, waarmee wij
ons nu niet gehel meer kunnen vereeni-
gen, maar die in het verleden toch in alle
opzichten verantwoord was en het voor
een deel ook nu nog is ongetwijfeld
ten goede komen. De aandachtige lezing
van de jaargangen van het Katholiek So
ciaal Weekblad rond het jaar 1913 zou me
nigeen wel eens tot de gevolgtrekking kun
nen brengen, dat er thans eigenlijk toch
niet zoo heel veel nieuws onder de film-
zon is. Het is waar, wij leven thans in een
geheel anderen tijd en deze brengt noodza
kelijkerwijze een verandering van strijd-
methode mee, maar bij de soms zeer luid
ruchtige beschouwingen over hetgeen de
filmafdeeling der K.S.A. nu toch in he
melsnaam aan zuivere filmsohoonheid
heeft gebracht, wat voor beteekcnis en
waarde zij nu toch eigenlijk gehad heeft
voor de bevordering van een eigen katho- J
lieke filmcultuur, moeten wij eerlijkheids
halve twee punten niet uit het oog verlie
zen. Ten eerste werd de filmafd. der K.8
A. opgericht ter directe bestrijding vaa de
pornografie in de film en ten tweede was
de film toen nog niet een phenomeen, dat
geschikte uitgangspunten bood om verhan
delingen te houden over zuivere film
kunst, mitsgaders de noodzakelijke conse
quenties hieruit voortvloeiende.
De tijd, waarin het laatste brandend ac
tueel werd, ligt waarlijk nog niet zoo ver
achter ons, als wij wel eens meenen. In
onzen tijd echter leven wij snel en vergeten
wij nog sneller. Wij krijgen wel eens den
indruk, dat de tijd, waarin de heftige po
lemieken gevoerd werden om de erkenning
van de film als kunst, als heel lang achter
ons ligt. En toch verscheen de eerste be
hoorlijke Nederlandsche samenvatting van
de grondslagen der filmaesthetiek pas vier
jaar geleden Dat was, toen de filmcriticus
Menno ter Braak zijn kritisohe geschriften
gebundeld had in het voortreffelijke theo
retische werkje „Cinema Militane", uitge
geven in 1929 door „De Gemeenschap" te
Utrecht.
Ditmaal kwamen wij niet eens zooala
dat in het verleden zoo vaak gebeurde
met. onze erkenning van deze nieuwe
kunstvorm zooveel achteraan, vergeleken
bij de toestand in het buitenland. Voor de
Midden-Europeesohe filmproductie betee
kende het jaar 1919 met „Het Cabinet van
Dr. Caligari" van den cineast Robert Wie-
ne een beslissend keerpunt, terwijl de
komst van de Russische film naar dit deel
van Europa in 1927, het bestaan van een
autonome filmkunst voor goed bevestigde.
Binnen enkele jaren was er veel veran
derd en hadden ziah bepaalde inzichten
radicaal gewijzigd. De katholieke filmcri-
tiek had naast de oude en vertrouwde ze
delijkheidsmaatstaf er thans een artistieke
bij gekregen en vele critici wieten in den
beginne niet goed wat biermede aan te
vangen. In den loop der volgende jaren zou
dit de oorzaak blijken te zijn van het ont
staan van bepaalde spanningen inzake
de katholieke filmvoorliohting en film-
critiek tusachen de oudere en jongere ge
neratie, die uit den aard der zaak zich
wat sneller aan de zoo geheel gewijzigde
situatie aanpaste. Immers, ondanks dat er
in de interne organisatie van de filmafd.
der KS.A. het eon en ander gewijzigd
en uitgebreid was (oa. exploitatie van de
moderne smalfilm in 1930) bleef de oude
en uit ethisch oogpunt nog steeds verant
woorde intentie, waarmee het werk in
1913 was aangevangen, gehandhaafd. Deze
werkwijze, dit uiteraard grootendeels ne
gatief was het vermijden der katholiek
onaanvaardbare films kon de jongere
generatie niet langer voldoen. Langzaam
aan ontwikkelde zich een mentaliteit, die
een meer agressieve houding inzake het
film vraagstuk huldigde.
H. v. d. DEENECAMP.
Wijziging Lager Onderwijswet
AANZIENLIJKE BESPARING VAN KOSTEN
Ingediend is een wetsontwerp tot wijzi
ging der wet van 30 December 1932 tot wij-
zigng der Lager Onderwijswet 1920.
In de Memorie van Toelichting zegt de
minister van Onderwijs, dat artikel XIV
eerste lid der wet van 30 December 1932
aan de scholen voor gewoon en uitgebreid
lager ouderwijs, die over het jaar 1932 in
aanmerking komen voor Rijks vergoeding
een overgangstermijn van twee jaren geeft
om zich aan te passen aan de nieuwe leer-
lingenschaal van art. 28 der Lager Onder
wijswet 1920, welke krachtens art. XIII
van eerstgenoemde wet tot en met 31 De
cember 1937 geldt. Aanvankelijk was de
minister van oordeel dat hij uit deferen
tie voor de Staten-Generaal geen stap
pen behoorde te doen om in deze kort
voor de Kabinetswijziging tot stand ge
komen regeling verandering te brengen.
De voortgaande achteruitgang van den
geldelijken toestand van het Rijk en de
gemeenten noopt hem echter dit stand
punt prijs te geven. Het verkorten van den
overgangstermijn is een eenvoudig middel
om een aanmerkelijke kostenbesparing te
krijgen. Teneinde den gemeente- en school
besturen gelegenheid te geven nog tijdig
de noodige maatregelen te kunnen treffen
inzake het ontslag van onderwijzers en te
vens om de organisatie van de sohool tij
dens het schooljaar niet in de war te stu
ren, wordt voorgesteld de gewijzigde leer-
lingenschaal in te voeren zoodra het op 31
December 1933 loopend chooljaar of de op
dien datum loopende schooloursus is ge
ëindigd. De besparing, welke de invoering
van de gewijzigde leerlingenschaal met
zich brengt, zal aldus reeds in 1934, zij het
ook gedeeltelijk worden bereikt.
Een becijfering aan de hand van de
laatst bekende gegevens heeft uitgewe
zen, dat door inkorting van meerbedoel-
den termijn over het volle jaar 1934 2396
onderwijzers aan het gewoon lager onder
wijs en 129 onderwijzers aan het uitge
breid lager onderwijs minder voor reke
ning van het Rijk zullen kunnen worden
gebracht, wat naar den maatstaf van een
gemiddeld salaris van onderscheidenlijk
f 2000 en f 3000 een besparing oplevert van
f 5 179.000. Door het invoeren van de nieu
we leerlingenschaal in den loop van 1934,
nJ. bij het begin van het in dat jaar aan
vangend schooljaar, zal dit bedrag onge
veer de helft lager zijn. Hierop komt dan
tevens in mindering een bedrag van aan
de betrokken onderwijzers toe te kennen
wachtgelden, hetwelk tengevolge van ver
schillende onzekere fictoren, welke hier
bij een rol spelen, niet mot juistheid kan
worden bepaald.
Het komt den Minister wenschelijk voor
van deze gelegenheid gebruik te maken
om de Lager Onderwijswet 1920 in drieër
lei opzicht te wijzigen of aan te vullen.
De eerste aanvulling betreft de wacht-
geldregeling van de onderwijzers. De Mi
nister acht het van belang onder zekere
voorwaarden de oudere onderwijzers, die
van 60 jaar en ouder, te vrijwaren voor de
nadeelige gevolgen van het niet aanvaar
den eener nieuwe betrekking. Die voor
waarde moet naar de meening van den
Minister hierin bestaan, dat de bepalingen
betreffende het -vervallen of verminderen
van het wachtgeld slechts buiten werking
worden gesteld voor hen, wier wachtgeld
65 pet. van de laatstelijk genoten jaar
wedde bedraagt, omdat er dan voor het
Rijk vrijwel geen financieel nadeel aan
verbonden zal zijn.
In de tweede plaats acht de Minister
een aanvulling van artike 79 der wet ge-
wenscht. De Minister is van oordeel, dat
deze bezuinigingsmaatregel van de Re-
goering, waarmede de besturen van bijzon
der lagere scholen uit den aard der zaak
niet hebben kunnen rekening houden, re
delijkerwijze voor de besturen niet mag
leiden tot geheel of gedeeltelijk verlies
van de waarborgsom.
Voorts heeft artikel IV ten doel de her
plaatsing van de wachtgelders bij het bij
zonder onderwijs ©enigermate te bespoe
digen De wet behandelt de openbare
scholen als een eenheid, maar ten aanzien
van de bijzondere scholen worden alle in
stellingen of vereeoigingen, die een of
moer echolen besturen, geindividualiseerd,
zonder eenig verband van gelijke richting
in aanmerking te nemen.
Het komt den Minister voor, dat dit
verband van gelijke richting zonder be
zwaar kan worden gezocht in de aanslui
ting van de school bij eenzelfde .commissie
van beroep, als bedoeld in art. 92 der La
ger Onderwijswet 1920.
Een zoodanig voorstel werkt in het be
lang van het Rijk als van de wachtgelders
zelf en stelt de schoolbesturen in het al
gemeen niet voor verplichtingen, welke
zij in redelijkheid niet zouden kunnen aan
vaarden.
BINNENLAND
DE HULPKERK DER PATERS MONTFORTANEN" AAN HET HAAGSCHE
SCHOUW, WELKE MORGENMIDDAG IN GEBRUIK WORDT GENOMEN.
STEUN AAN DEN LANDBOUW.
EENIGE RICHTLIJNEN.
Het Kon. Ned. Landbouw-Comité heeft
onder dagteekening van 11 Augustus 1933
een nota aan den Minister van Economi
sche Zaken gezonden, waarin eenig© richt
lijnen zijn uitgestippeld voor het to volgon
rogeeringsbeleid om den zoo zwaar geteis-
terden Nederlandsoheu Landbouw door de
moeilijke tijden heen te helpen.
Aan deze nota ontleenen wjj het vol
gende
•Sedert zijn laatste aan de regeering aan
geboden Urgentieprogramma hebbon do
omstandigheden zich zoodanig gewijzigd,
dat het Koninklijk Nederlandsch Land-
bouw-Cdmité daarin aanleiding heeft go-
vonden, zich nog eens te beraden op het
geen dient te worden gedaan om onzen
Landbouw zoo goed mogelijk door deze
moeilijke tijden heen te helpen. Op grond
hiervan is gepoogd eenige richtlijnen uit te
stippelen voor het daarbij te volgen regee-
ringsbeleid, zooals onze organisatie dit noo
dig oordeelt.
De ver doorgevoerde'ontwikkeling van
den Nederlandsohon Landbouw in do rich
ting van exportbedrijf is oorzaak, dat zeer
sterk de bezwaren worden ondervonden van
de economische afeluitingspolitiek van an
dere landen.
Deze politiek is niet zoozeer te beschou
wen als een crisisvereohijnsel, dooh is ge
leidelijk gegroeid in verband met do poli
tiek economische verschuivingen, die hot
gevolg zijn van den wereldoorlog. Het is
dan ook niet te verwachten, dat hierin bin
nen af zien buren tijd wijziging zal komen,
zoodat onze export weer ongehinderd zal
kunnen functionneeren. Zelfs van de mo
netaire en economische wereldconferentie,
welke te Londen is gehouden, kon niet wor
den verwacht, dat zij ten deze belangrijke
veranderingen ten goede zou kunnen te
weegbrengen, aangezien het niet was aan
to nemen, dat de verschillende landen die
zich tot dusverre voor de instandhouding
van hun Landbouw groote offen» o.m. 'n
den vorm van bescherming hebben getroost,
dezen tak van bedrijf plotseling aan zijn lot
zouden overlaten.
Men dient zioh evenwel in dit opzioht
voor overdrijving te hoeden.
Nog steeds is er voor onzen Landbouw
export-mogelijkheid, al is deze niet onbe
perkt. Onze afnemers wensohen slechts on
ze landbouwproducten binnen te laten <n
zoodanige hoeveelheid als in overeenstem
ming ie met de veronderstelde behoefte. Al
naarmate de eigen landbouw in staat zal
blijken in de binncnlandsohe behoefte to
voorzien, zal men den invoer van onze ar
tikelen gaan verminderen.
Zoodoende wordt wat den afzet der pro
ductie betreft, onze landbouw meer en
meer teruggedrongen tot de binncnland
sohe markt en het ia daarom van het groot
ste belang, dat daar oen loonende prijs
wordt gemaakt- Daarvoor is noodig, dat de
dierlijke productie, waar het hier voorna
melijk om gaat, wordt geregeld in overeen
stemming met het opnemingsvermogen van
de binncnlandsohe markt en de ons geble
ven afzet-mogelijkheid in het buitenland.
Een en ander zal tot gevolg hebben, dat
de gelegenheid voor productieven arireid
in het landbouwbedrijf vermindert, waarin
echter kan worden voorzien door uitbrei
ding te geven aan de voortbrenging van
producten, welke thans op groote schaal
worden ingevoerd, n.l. voederstoffen.
Voor een dergelijk proces van aanpassing
aan gewijzigde omstandigheden moeten
evenwel de voorwaarden gunstig worden
gemaakt.
Dit neemt intusachen niet weg, dat ook
op andere wijze naar herstel van de renta
biliteit, dus naar het wegnemen van de
wanverhouding tusschen de uitaaven en de
inkomsten der landbouwbedrijven dient te
worden gestreefd.
Daarvoor ie in de eerste plant,* verlaging
der bedrijfsuitgaven noodzakelijk.
De overheid dient door ingrijpende maat
regelen tot versobering, de openbare uitga
ven met de zoozeer gedaalde ontvangsten
in overeenstemming te brengen waardoor
ook de thans zwaar op de bedrijven druk
kende lasten kunnen worden verminderd
Daarnaast moet het mogelijke worden
gedaan om de prijzen mn de producten en
diensten, welke de landbouwer in zijn be.
drijf noodig beeft, te verlagen. Naar meer
dere verlaging der marge tusschen groot-
hondeViprijzen en kleinhandelsprijzen dient
met kracht. te worden gestreefd, opdat aan
de wanverhouding t.ussohen de groothan
del*. en de klernhAndelsprijzen een einde
kome.
Wordt niet spoedig het zoozeer verstoor
de evenwi<At in onze staathuishouding
hersteld, dan zon tenslotte inflatie van ons
ruilmiddel onafwendbaar worden.
IOok al zou ervenwej dit proces van aan-
parsing op vlotte wijze verloo-pen, dan kan
toch hierop niet worden gewacht.
Dit nummer bestaat uit rijf bladen
waaronder geïllustreerd Zondags-
blad.
VOORNAAMSTE NIEUWS.
BUITENLAND.
De opmarsch der blauwhemden in Du-
blin gaat niet door. Verbod van ds Valera.
(3de blad en Telegrammen).
Crisis voor RooMvelti hemtelprogram.
(3de blad).
De toestand op Cuba nog niet opge
klaard. (3de blad).
Cosijns heeft pech. Zijn gondel is uit
elkaar gesprongen. (Luchtv. 3de blad).
BINNENLAND.
Wetsontwerp ingediend tot wijziging der
Lager Onderwijswet (lete blad).
Mengverbod voor benzine en voor petro
leum. (lete blad).
Genezingen te Beguraing. (2de blad).
Doodelijke verkeersongevallen. (Gean.
Ber., 4<le blad).
Vier boerderijen afgebrand. (Gein. Ber.
4de blad).
SPORT EN WEDSTRIJDEN.
De Engelschen winnen van het Bonds-
elftal met 177 run* (4d© blad).
Van Egmond mag starten. (4do blad).
Voor een steeds toenemend aantal be.
drijven i» er perieulum in mora; ogenblik
kelijke hulp ia noodig om ineenstorting te
voorkomen.
Om deze reden zal dan ook het reeds
helwialdelijk toegepaste middel van prijs-
verhooging der producten niet kunnen wor
den ontbeerd.
Het spreekt intumahen vanzelf dat ook
onder deze ongunstige omstandigheden de
Landbouw moet blijven streven rutar ratio,
nalisatie van het bedrijf en het is wensche
lijk de crwriamaatrcgelen dienstlwiar te ma
ken aan een versterking van dit «treven.
CRISISUITVOERWET.
De minister van oeconomische zaken
heeft met ingang van 14 Augustus het be
drag tor bestrijding van de kosten, aan het
afgeven van certificaten voor d«.n uitvoer
van kaas naar Duitschland verbonden, vast.
gesteld op 25 oent per 100 kg. netto en met
ingang van genoemden datum het bedrag
ter bestrijding van de kosten, aan het af
geven dor certificaten verbonden, vastge
steld voor:
Room op 100 cent per 100 kg. netto;
Gecondenseerde volle melk op 10 oent
per 100 kg. netto;
Gecondenseerd© magere melk op 5 oent
per 100 kg. netto;
Volle melkpoeder op 20 oent per 100 kg.
netto;
Magere melkpoeder op 10 oent per 100
kg. netto;
Voor boter naar Duitschland op 26 cent
per 100 kg. netto, en voor uitvoer naar
Frankrijk:
Kaas op 25 cent per 100 kg bruto;
Gecondent. melk met suiker op 5 oent
per 100 kg. netto;
Blokmelk op 7oent per 100 kg. netto;
Gecondons. melk zonder suikor op 5
cent per 100 kg. netto;
Volle melkpoeder op 10 oent per 100 kg.
netto;
Halfvette melkpoeder op VI, oent per
100 kg. Mi
Magere melkpoeder op 5 cent per 100 kg.
netto.
ST. CLEMENS-RETRAITENHUIS
TE NOORDWIJKERHOUT
22—25 Aug. Meisjes boven 17 jaar
36 Sept. Heeren Middenstand
69 Sept. Jongelingen v. 15—17 j.
9—12 Sept. ImititpliehHjn
1215 Sept. Gehuwde Vrouwen
1922 Sept. Ifeeren Middenstand
23—26 Sept. Mannen P. T. T.
30 Sept.—3 Oct. Manner.
7—10 Oct. Mannen P. T. T.
7366
f 6.50
10.
6.50
6.50
6 50
10.—
6.50
6.50
6.50