DE LEIDSCHE COURAPfr AMERIKAANSCHE HOTELS PER EXPRESSE NAAR DE 39e VERDIEPING. D-watch Zoo'n reuzen karavanserail met 2000 ka mers. 40 verdiepingen, de top van den hoofdtoren reikt tot de wolken zoo'n Amerikaansch reuzenhotel is veeleer een kleine stad in den vorm van een huis ge perst dan een huis. De stadspoorten, op twee parallel loopende straten uitmondend, zijn draaideuren, portieren zijn negers in uniform die niets doen, geflankeerd door een leger witte pages, die de draai deur nog een stootje meegeven. Een gast, zoo juist uit het Westen of uit Midden Westen, uit Frisco of uit Cleveland gearriveerd zijn koffers verdwijnen van de straat op een rollend oprit door een zijdeur in het huis de gentleman uit San Francisco of uit Cleveland wordt door de vleugels der draaideur de breede hal inge schoven. Hier wordt de gast zijn kamer aangewezen, in den Oostelijken vleugel.... in den Westelijken vleugel of in den toren, op de 16e of 18e verdieping. Wanneer hij op een blad papier zijn personalia invult, dan wordt dat alles, door een speciaal schrijf apparaat in het Centraal office van het huis streep voor streep en krul voor krul meegeschreven de machinerie der hotelstad heeft den vreemden man opgeno men in haar werkzaamheid. Nu wil hij naar zijn kamer. Hij leest de kaart in zijn hand, een getal van 4 cijfers, kamer no. 3912? De eerste twee cijfers wij zen de étage aan dus de 39e verdieping. Fijn, hoe hooger hoe beter, des te minder heeft men last van het lawaai op straat. Ongemerkt heeft de bediende hem naar het perron der wereldstad gebracht. 39e ver dieping? Daarvoor kan men een express nemen, die tot de 20e verdieping zonder te stoppen doorraast. De bediende transpor teert den vreemdeling in de lift, uit de lift, voorbij vele deurenover lange gangen bedekt met tapijten tot no 3912. Hier zal hij dus wonen een naoht een week. of twee. Homelike, zoo stond er in de groote ad vertenties, waarmee het hotel zich telkens weer aanbeveelt: „Zooals thuis Wanneer de vreemdeling een weinig crl- tisch ware en niet bedwelmd door den hotelroes, waaraan niemand geheel en al ontkomt wanneer hij critisch genoeg ware om te kunnen vergelijken, dan moest hij bekennen: „Hier is het veel mooier dan thuis, veel comfortabeler en vooral veel rustiger". Terwijl de gast, in genoegelijke stem ming omdat hij zich thans alleen bevindt, z'n koffer opent, heeft het centraal-office beneden hem reeds nader onder de loupe genomen. Zijn blad in de cartotheek heeft een groote letter gekregen, een A. een B, een O. of een D. ,het teeken der crediet- waardigheid. A is „onbegrensd crediet*', ook voor voorschotten, D beteekent: „geen crediet", de letters B en O daartusschen, duiden de grenzen aan, tot waar de gast op crediet leven kan; de hoogte der cre- dietgetallen zijn verschillend naar gelang den rang van het huis. Voor de D-gast be staat soms nog de bijvoeging watch, d.w.z. „oppassen!" Dus D watch beteekent onge veer zooveel als: „Opgepast! Mooie jon gen! Niets poffen!'' Gemakshalve zeggen zij het korter: D watch en zij 6preken het „diuotsch" uit, heel onopvallend, en dis creet, zoodat een oningewijde het niet ver staat. Nummer 3912 heeft de eerste nacht in het groote hotel geslapen. Nummer 3912 staart uit het venster naar de geweldige silhouette van den wolkenkrabber, die diep beneden hem ligt en waaruit slechts een paar record-gebouwen boven uitsteken. De man heeft in de 39e verdieping geslapen, ongeveer zoo hoog, alsof men zijn bed op de spits van den Keulschen Dom had op geschud. Genoeg gekeken, nu kan hij gaan over leggen, waar en hoe hij het ontbijt nemen zal. Op de kamer? Neen. Eerstens kost dat een kleine, maar on- noodige verhooging en bovendien brandt hij van nieuwsgierigheid om eens 'n kijkje te nemen in de ontbijtzalen. Baden, sche ren, aankleeden, dan in de express-lift naar beneden. Rondkijken en kiezen. Daar is de heele groote eetzaal hier wordt het ont bijt op zwaar zilver geserveerd, verder: de Grill-room reeds eenvoudiger en heel wat goedkooper, maar dan is er nog het popu laire ontbijt in de zaal. die bar of Caféteria heet, met den hoofdingang naar de straat, zoodat ook voorbijgangers hier in alle haast hun ontbijt kunnen nuttigen, tegen heel, heel lage prijzen. Het staat den vreemdeling vrij te doen wat hij wil, toen hij boven in de express- lift stapte, die hem naar beneden bracht, zag hij juist nog, hoe een detective hem nauwlettend monsterde. Het Amerikaansche hotel is geweldig bezorgd voor zijn goeden naam, daarom wandelen in de gangen tusschen de kamer deuren dag en nacht zeer gesoigneerde heeren, opvallend in de weer, om onopval lend te schijnen, en aldus duidelijk te her kennen als huisdetectieven. Wee, wanneer zoo'n kerel twee menschen luid hoort spre ken in een kamer met een bed. Dat is ver boden, op ieder uur van den dag. Wanneer echter bij de kamer met één bed een salon netje hoort, dan kunnen de gasten vrij hun gang gaan en zoo luid babbelen als ze wil len, op ieder uur van den dag. Dat alles is in Europa ook zoo, maar nergens wordt het zoo streng doorgevoerd, nergens wordt het huiselijk reglement zoo zuiver naar den vorm gehandhaafd als in het Amerikaansch hotel. DRIJVENDE STEDEN OP DE GROOTE WERELDZEE. EEN REIS OVER DEN OCEAAN door Dr. Gerh. Benzmer. Het grootste der drie zeilschepen, de Santa Maria", waarmede Columbus in 1492 Amerika ontdekte, had een inhoud van 237 ton; het eerste stoomsohip „Clermont", waarmee Robert Fulton in 1807 op de Hudson van New York naar Albany voer, was 180 ton groot; het grootste Duiteche handolssohip „Bre men" dat onlangs zijn eerste reis naar New York maakte, meet 46.000 register- ton. De „Santa Maria" het schip, van den koenen ontdekker van Amerika, was 23 M. lang, de „Clermont" het eer ste stoomsohip 42 M., terwijl de lengte van de „Bremen" 286 M. bedraagt. In deze getallen ligt de heele groot- sohe ontwikkeling der scheepvaart in weinig meer dan 100 jaar besloten. Wie in vroeger tijdijen op den wankelen bo dem der zeilschepen den Oeaan door kruiste, werd er maar al te vaak heel ruw aan herinnerd, dat het „water geen balken heeft"; wie tegenwoordig in een van die moderne, drijvende reuzenhotels over den Oceaan reist, behoeft wan neer hij niet wil er nog niet eens aan te denken, dat hij zioh op zee be vindt en niet in een internationaal, luxe hotel van Airos. Want niets wat ook de meest verwende en veeleischende mo derne mensch zich wenschen kan, ont breekt op deze drijvende zeekastcelen, die in onze dagen door een brug van vijf uiterst gezellige dagen- de Oude met de Nieuwe wereld verbinden. Cabines, die zich in niets meer door de weelderig ingerichte kamers van een eerste klas hotel onderscheiden, badkamers en een zwgmibassin met marmeren lambrisee ring, turnzalen, sportvelden met open en overdekte tennis- en kegelbanen, zelfs voetbalterreinen, sprookjesachtige eetzalenpalmentuinen en muziek- hallen met concertvleugels, danszalen en bioscopen, vroolijke danssalons en rook- ealons met donkere lambriseering; trap penhuizen zooals in kasteelen, liften, die den passagier de moeite sparen, den weg door de talrijke verdiepingen van het schip te voet af te leggen. Zulke luxueuse inrichtingen blijven na tuurlijk alleen tot de eerste klas van de schepen beperkt. Hoe hemelsbreed zich echter ook de tegenwoordige derde klas der groote oceaansohenen van het beruchte „tusschen dek" der vroegere tijden onderscheiden, zullen degenen het best weten, die de groote emigran- tentransporten uit den vooroorlogschen tijd meegemaakt hebbeL. De passagier van tegenwoordig, die al lang aaan de technische uitvindingen van onze moderne eeuw gewend is ge raakt, voelt zich zoo licht geneigd, om al die grootsche inrichtingen als iets heel natuurlijks te beschouwen. Hier volgen echter eenige getallen van de .Bremen", die eendg inzicht geven be treffende het materiaal dat noodig was voor den bouw van zoo'n Oceaanreus en wat een kolossaal werk het is zoo'n kas teel te bouwen: voor den romp waren 25 millioen K.G. staalplaten noodig, die aan elkander bevestigd werden- door on geveer 4 millioen klinknagels. Alleen voor het transport van dit bouw-mate riaal waren 1745 spoorwagens noodig. De vier scheepsruimen wegen 6800 K.G. en er werden 900 K.M. kabel in het schip gelegd, wat ongeveer overeenkomt met den afstand van Bremen naar Milaan- Onwillekeurig dacht ik aan dit alles, toen dit wonderwerk der techniek zijn eerste reis over de zee deed. Is er nog iets heerlijkers dan zoo'n oceaanreis? Ik geloof het niet; zoo'n reis schenkt den mensch, die er van weet te genieten, datgene wat hij temidden van de onrust en haast van het tegenwoordige leven zoo zeer mist: het losmaken van den dagelijkschen sleur, van zijn eigen ik... En hoe gemakkelijk wordt het iemand gemaakt, om eens voor een paar dagen alle zorgen op zij te zetten en hprt en zenuwen van nieuwe krachten te voor zien! Na de nachtrust op het uitste kend bed van een weelderige hut neemt men een heerlijk bad en wekt daardoor den eetlust voor het eerste ontbijt, dat alle lekkernijen der oude en nieuwe we reld aanbiedt; dan de gewone wandeling op het promenadedek, waarbij men de kennissen goeden morgen wenscht en de gewichtige vraag bespreekt of men goed geslapen heeft. Nu wat ochtendgymnas tiek in de turnzaal sport: tennis, voet bal, boksen en het is tijd voor de lunch. Na een heerlijke siesta in den ligstoel op het dek, waar men een fijn dutje doet of heerlijk kan droomen, ter wijl men naar den praohtigen blauwen hemel staart of zich verdiept in de be schouwing der zee, die telkens van ge zicht verwisselt. Viool klanken roepen den droomer naar de werkelijkheid terug, het is- tijd voor de koffie, de rest van den middag wordt doorgebracht met wandelen en spelen en eer men er aan denkt, is het alweer tijd om toilet te gaan maken voor het diner. Nu is het uur aangebroken dat er een bedrijvige drukte heerscht in de kap salons van het schip. Dames glippen vlug door de gangen, het is te zien dat ze pas geonduleerd zijn; heeren begeven zioh naar den kapper om in onberispe- lijken „vorm" aan het diner te verschij nen. Want ontegenzeggelijk vormt dit diner het maatschappelijk hoogtepunt van den dag op een schip. En na het eten, dat aan overvloed en variatie ook de stoutste verwachtingen overtreft? Juist aan dit gedeelte van den dag hebben de groote scheepvaart maatschappijen bijzondere aandacht ge wijd. Er gaat nauwelijks een avond aan DE OUDE KOSTER. door M. M. Tegenover de oude kerk, die geheel uit natuursteen was opgetrokken in 't vreedza me landschap lag het oude kostershuisje. *t Was veel later ontstaan dan 't Gotisch gebouw en stond nu met zijn eigenaardig geveltje, zonder eenigen stijl, maar toch aantrekkelijk in dit hoekje bij de kerk. Het was eigenlijk pas gebouwd toen alle steden en dorpen hun godshuizen reeds hadden en toen de bouwmeesters, met hun nieuwen stijl, (die alle bestaande vormen omverwierpen en dien wij thans den barok stijl noemen) deze kerken verbouwden, toen zij er kapellen aanzetten, de oude Com- muuiebanken en vleugelaltaren voor het grootste gedeelte verwijderden en daar machtige altaren voor in de plaats stelden, heerlijke, fijnbewerkte preekstoelen, Com muniebanken en orgels aanbrachten, waar- boord voorbij, waarbij niet op een of andere manier gezorgd wordt, dat geen enkele passagier zioh verveelt. Concer ten der scheepskapel wisselen af met cabaret, variété en voorstellingen der scheepsbioscoopvoor de jongere pas sagiers worden spoedig gezellige dans avonden gearrangeerd. Een leger van stewards zorgt voor de bediening van ieder afzonderlijk; dokters en zusters waken over de gezondheid, coiffeurs en masseurs zorgen dat ieder er zoo aan trekkelijk mogelijk uitziet; bloemenser- res aan boord verschaffen telkens nieuwe bloemversieringen, een heele winkel straat boekhandel, bijouterie, lingerie en confectiezaken stellen de passagiers in staat om ook aan boord hun gewone in- koopen te doen. Wie vriendschap weet te sluiten met een van de leden der bemanning, zal zeker bij gelegenheid ook wel eens een kijkje mogen gaan nemen in de huis houdelijke afdeeling van het schip. Daar is heel wat interessants te zien! Kraak zindelijke keukens met geweldige stoom ketels, lokalen waar alles toebereid wordt met gecompliceerde stamp- en roermachines, spoel vertrekken met waar lijk geniale automatische machines om de borden te wasschen lokalen met keukenkasten, die een formeel arsenaal van borden en tassen, koffiekannen, melkbekers enz. bevatten. Wat 'n inge wikkelde inrichting en wat een enorme voorraden echter noodig zijn om de 3200 menschen, die bij volle bezetting op de „Bremen" aanwezig zijn, te ver zorgen, dat wordt den Oceaanreizigor pas duidelijk als hij - de koelruimten en kelders van het schip eens doorloopt, wanneer hij de onoverzienbare voorra den vleesch, aardappelen, groenten, con serven enz. in oogenechouw neemt. On geveer 100.000 pond vleesch, worst en pasteien worden telkens in Bremerhaven aan boord genomen. Verder ongeveer 30.00o pond visch, kreeft enz.f 35000 pond gevogelte, 4000 K.G. brood en pom pernikkel (grof Duitsch brood), boven dien 440 last meel, waaruit aan boord in electrisoh verwarmde ovens brood en gebak bereid wordt. De volgende cijfers zullen de haren van onze huisvrouwen te berge doen rij zen: aan koffie wordt 4300 pond ver bruikt, verder 3000 pond thee en 6000 pond cacao en chocolade. Bovendien be vatten de provisiekamers 17.500 - L. melk, 2000 L. room, 140 last boter, 20 last reu zel, 1500o flessohen wijn van allerlei merken, 15000 flesschen mineraalwater, 300 H.L. bier, 18000 sigaren, 120.000 si garetten enz. enz. Niet minder interessant als een rond gang door do economisohe afdeelingen is ook een blik in de geweldige techni sche inrichttdng. Bruisohend en ruischend werkt het nimmer moede hart van het reusaohtig organisme, de machine, om den geweldigen kolos' door de zee te drijven, geholpen door de tallooze hulp machines, die het technisch bedrijf aan den gang houden: machines, die licht ver wekken, hijschmachinos, pompinstallatiee en stuurmachines, ventilaties en kanali satietoestellen, stoomlier en lifttoestel- len, koelinstallaties en wat al niet meer. Evenals de machine het pulseerend hart is, zijn de commandobrug en stuur- kamer do hersenen vaan het scheeps- lichaam. Hier loopen al die sterkvertakte dra den van de inrichtingen samen, die moe ten zorgen voor de veiligheid en de voortbeweging van het schip. Hier is do stand der wachthebbende officieren, die elkander alle vier uur aflossen; hier zijn de onontbeerlijke richtingwijzer van den zeeman, do kompassen, ondergebracht en van hieruit wordt het schip bestuurd, hetzij door de hand van den stuurman, hetzij door het automatisch stuurappa- raat, dat met het kompas verbonden is. Van de commandobrug uit worden met eigen, absoluut betrouwbare tele graaftoestellen de bevelen naar het in wendige van het sohip overgebracht; van hieruit wordt het systeem der wa terdichte schotten geregeld, waardoor het heele scheepsliohaam in aparte, her metisch van elkander afgesloten ruim ten verdeeld wordt. Hier staan ook de toestellen die bij nacht en in mistig weer den kapitein van het schip door signalen beter in staatstellen zich op zee te oriënteeren. Zoo is op de moderne zeekasteelen alles gedaan waartoe het menschelijk vernuft in staat is om de passagiers een even veilige als aangename en onderhoudende reis over den oceaan te verschaffen. Meestal verloopt de heerlijke reis te snel en velen krijgen een gevoel van spijt wanneer het vrijheidsbeeld, het symbool der Nieuwe Wereld opduikt, wanneer het schip voorbij de wolkenkrabbers van Manhattan de haven van New York bin nenloopt en do prachtige reis over den Atlantischen Oceaan ten einde is. van overal nog vele stukken worden aan getroffen. De oude koster die nu in ons barokhuisje bij de kerk woonde, maakte zich niet druk over dit verschil in bouwstijl. We] sneed hij in zijn vrije uren allerlei heilige figuren en beschilderde die ook met zeer bonte kleu ren, ja, hij spaarde het goud niet dat zoo'n heerlijk effect op de schilderingen en figu ren der oude meesters terugbrengt, doch de schepselen die uit zijne hand voortkwamen geleken heelemaal niet op do figuren der Gothische vleugelaltaren en hadden even min iets van de sierlijkheid waarmee de mantels der H. Maagd Maria en van den H. Joannes door den wind bewogen wer den, en die hij iedoren dag moest passoe- ron wanneer hij naar zijn dienst in do kerk ging. Hij was geen kunstenaar bij do gonad© Gods do oudo mensch, maar hij had or al tijd plezier in wanneer een Engel aan de Kerstkribbo vleugellam was, of wanneer er iet« aan de geschenken van de Drie Konin gen mankeerde, ook stuurde men hom van uit die stad verschillende dingen, die door ouderdom of bij ongeluk verder ongeschikt waren- voor het gebruik; hij doed dan zijn best om met lijmpot en verf die dingen weer in hun vroegoren glans te horstellen. Wanneer men de deur van hot koster- huisje opende en naar het rijk van den ouden man wilde opstijgen, terwijl men misschien zelf met een gebrekkigen St. Florian in de arm of een verongelukt schaapje of kameel kwam aandragen, dan moest men over den breeden trap ty pisch breed voor dit huisje langs allerlei figuren passeeren, zoodat men als het ware door een breede haag van toeschouwers bij den grooten meester kwam. Ondanks deze liefhebberijen verwaar loosde Amende echter zijn kerkdienst niet. Er was wel niemand, die stipter op tijd was voor de oefeningen en 't Angelus luidde, die de kaarsen beter aanstak en de tapijten en banken meer in orde hield dan Gotlieb Amende. En wat de menschen betreft, die tot „zijn" kerk behoorden, zorgde hij moer dan strikt noodig was om zijn pastoor en de jonge kapelaans, ja, hij maakte zich voor de geheele gemeente bezorgd, al kon hij dit vaak niet meer toonen dan door een goedig lachje dat hij van het altaar uit om zijn lippen liet spelen, als men zijn raad en daad niet speciaal noodig had. Omdat de oude Amende thuis met nie mand dan met zijn houten figuren omging, spaarde hij wel alle vriendelijkheid en goed heid van zijn liefdevol hart, voor de korte minuten die hem voor het vorkeer met de menschen vergund waren. Hij was echter volstrekt geen vijand van zijn evenmen- schen. De kleino kromme koster had de menschen misschien meer lief dan deze hem, on dat zal ook wel do reden zijn ge weest waarom hij in zijn jonge jaren geen jeugdige vrouw in het kosterhuis kon bin nenleiden, zoodat er bij hem geen kinder lachje door het huis schaterde. Hij had er niet vorder over nagedacht. Gotlieb Amende, Anna van den buurman, ja dat was een meisje maar, kort nadat zijn aandacht op haar gevallen was, trok zij met een flinke, welgevormdon timmer man het leven in en er was toen immers nog zooveel wat hem overbleef hij had do kerk hij had zijn huisje en het derde wat wij nog vergaten te noemen zijn tuin. Als een krans lag hij rond het huis cn er was steeds een overvloed van prachtige bloemen die hij zelf met de grootste zorg kweekte. In het voorjaar bood hij met zijn crocussen en gele narcissen een heerlijk beeld, in den zomer echter, wanneer de trot- sche zonnebloemen bloeiden, stond de klei ne tuin als eon kind onder deze zonnereu- zen en genoot van hun dicthe schaduwen. En in den herfst had hij veel ploizier van de dahlia's en asters, die hij in ontelbare soorten gekweekt had. Buiten doze bloe men bevatte het tuintje allerlei zelfge kweekte groenten en in zijn vrije oogenblik- ken vond hij don druivenwingerd vast die aan den Zuidelijken kant tegen het huis groeide. Het heele jaar dacht de koster er over na, wie dit jaar zijn zoete druiven zou krijgen. Om ze zelf op te eten daar dacht hij niet eens aan. Voor hem waren do ap pels werkelijk goed genoeg die aan een deu- senboom groeiden en een heolen winter in zijn behoeften voorzagen. Er ontbrak hem dus niets, koster Gotlieb Amende. Hij had geen andere wensch, dan dat het altijd zoo maar kon blijven. Maar in den laatsten tijd wilden de beenen niet zoo goed meer. Een jongen kwam hem hel pen, wanneer de klok geluid moest worden. En als hij de kaarsen aan wilde steken, dan sidderden zijn handen soms zóó heftig dat hij de pit niet meer kon vinden. Hij verwisselde de kasuifels in de para- mentenkast en zijn horloge ging niet meer zoo regelmatig als het tientallen van jaren gedaan had. Iedereen merkte dat de koster oud werd. Alleen hij zelf bemerkte het niet, of liever hij wilde het niet gezegd hebben. Toen mijnheer.pastoor hem voor de eer ste maal aangespoord had, of hij geen rust zou willen nemen na zooveel jaren van drukken dienst had hij hem aangekeken of hij er niets van begreep. Rusthij? den jongen mijnheer pastoor (zijn oude had hij reeds lang geleden naar zijn laatste rust plaats geleid) wie zou hem, den oude Amen- Ja, wie zou het dan doen, als hij niet alles zus en zoo en dit en dat zou doen? Wie zou dan volgens mijnheer pastoor, de vervangen Iedereen kende hem. De volwassenen had hij haast allen als kin deren gekend, hun door het leven geleid, tamelijk veel deelgenomen aan hun zorgen en vreugden. De vrouwen haalden uit zijn tuin zeldzame kruiden. En dan wilde hij nog niet van de raadgevingen spreken, neen.... neen.... hij wilde niet. Maar wie zou do beelden van stad en omgoving in orde brengen? Nu, dat kon hij in het vervolg ook gerust blijven doen, had dc pastoor vriendelijk la- chcnd gemeend. Hij zou alleen zijn kosters-1 ambt aan een jongere kracht overdragen. Voor zijn ouden dag was gezorgd.... daar was nog de kleino woning in de pastori© zelf en een tuintje hal hij daar immers ook. Zoo had de pastoor al enkele malen mot hom gesproken. Ook vandaag weer, en dit maal met meer nadruk had de pastoor dit punt aangeroerd en daarna ging Gotlieb met gebogen hoofd naar huis. Hij zag do kinderen niet, die in heele scharen uit de school kwamen en hem groetten. Hij zag niet, hoe verwonderd ze hom nakeken, als hij niet antwoordde. Hij ging niet door dc kerk, zooals hij anders altijd deed om Jezus te groeten en to kijken of alles in orde was, want hij voelde zich altijd verantwoordelijk voor dit gebouw. Hij liep nu om do kerk heen en kwam zoo doende oon oogenblik later in zijn huisje. Do gouden schijn der bloemen verheug de hem vandaag niet zooals anders. Ook de heerlijke druiven aan don Zuidkant, dio daar hingen alsof ze wachtten op een zorg zame hand, die hen afplukte.... Dat alles zag hij en toch zag hij hot weer nietHij voelde zich moe en oud, zoodat hij meende een stok te moeten hebben, om zich rechtop te kunnen houden. Wat had de pastoor gezogdEen jonge kracht in zijn plaats? En hij, Gotlieb Amen- do, zou zijn introk nomon in do pastorie weg uit zijn vertrouwd huis met don tuin rondom zijn woning.... voor altijd weg?.. En hij zou voortaan geen klokken moor luiden cn de kaarsen zouden ook door een jongere kracht aangestoken worden.... al leszou die jongere kracht doen en hij was oud Ja, nu voelde hij ook eensklaps dat hij oud was.... Hij had zich rwaar in een gemakkelijken stoel laten vallen, die een buurvrouw sinds eenigon tijd hier voor hem gereed gezet had en hij bedekte zijn oogen mot zijn hand.... Hij dacht aan de druiven.... bo ven zijn hoofd hingen zo.... Morgen zou hij ze uitdoelendan waren zo rijp Vandaag, zou de zon de lieve zon.... zo nog eens heerlijk zoet maken. Wat zou de ziek© Barbara er blij moe zijn.... en wat zouden <Jo oogen van oudo Lies schitteren, die met haar zwakke bee nen nog zoo zelden in dc kerk kon komen. Wat had hij het zelf torh goed gehad! Zijn beenen waren altijd frisch geweest en hij had dat van den goeden God als iets heel natuurlijks aangenomenEn ook zijn handen waren altijd vlug geweest. Ja. ja, goddank welVerder dacht hij aan den morgen.... Hij had aan de Communie bank geknield en hij kreeg een gevoel alsof or velen in het wit naast hem knielden en toch was hij heel alleen, toen hij het Lichaam des Heeren ontving. Het was zoo schoon geweest als nooit tevoren en een heerlijke vrede vervulde zijn hart, tot. mijnheer pastoor dit zei. Misschien had dio echter wel gelijk. ja hij had zeker gelijk hij was oud en had afgedaanhij vooi- d© het nu immers zelf. En hij wilde vandaag, vandaag nog be ginnen, opdat hij bijtijds met do Kerstkrib be klaar zou zijn. Hij zou er nog enkele nieuwe ifguren bijsnijden maar nu was hij daar to moe voor.... vee] te moe.... Hoe eigenaardig.... daar zat plotseling zijn moeder naast hem. Hij zag haar niet, want hij was zoo moe dat hij de oogen niot kon openenmaar hij voelde, dat zij hom met oen liofdovollen blik aankoek. Vreemd, dat hij den laatston tijd do doo- den eigenlijk wel een beetje vergeten had.. Of meende hij dat maar?Dacht hij al tijd niet aan haar, maar onbewust?.... O, zijn moeder glimlachte zoo goedig en fijn, alsof zij al zijn zorgen kende on zo zelf op zich nam. Nu streelde zij zijn© handen. Ja. zij moest opgestaan zijn cn hield zijn hoofd, dat zoo zwaar op zijn li- chaam rustte, vast. Het rustte zoo wel in moedors armen.... aan moedors hart.... zoo wol, dat do fijne stokende pijn in hot hart hoclomaal niet zoo erg was, nee, heele maal niet zoo org: „Moeder" fluisterde hij, „hoo goed, dat u daar bent, ik was zoo al leen". En hij bedacht niet, dat hij z'n leven lang alloen geweest was, geheel alleen. Daar voelde hij langzamerhand niet meer de zwaarte van zijn hoofd en ook zijn le dematen waren veel dichter geworden. Hij kreeg een gevoel alsof hij in een of andere ruimte in oen hooge kerk zweefde, maar zij was buitengewoon hoog en zoo wonder baar blauw haast als de hemel en hij vool- do zich zoo licht en zoo zalig als hij in zijn geheele leven nog niet had ondervonden. Toen de pastoor in don laten namiddag in het kosterhuis kwfim om den ouden man te bezoeken, omdat hij na het gesprek zoo moo heen slofte. (en daar hij in huis niemand aantrof ging hij naar den tuin). Daar zat do oude Gotlieb mot een zalig lachje om do lippen behaaglijk in zijn zorg stoel en sliepDe pastoor voelde een ril ling over zich heengaan, want hij begreep dat dit de eeuwige slaap was. „Nu heeft hij toch zijn huisje niet behoe ven te verlaten*' dacht hij ontroerd en koek rond in het bloemen- en vruchtenrijk van den grijsaardvouwde zijn handen tot ©en gebod en besloot hot met den schoonen wensch, waarin de oude man zoo vaak had ingestemd: „Heer geef hom do eeuwige rust!" Dit maal antwoorden de lippen van den ouden koster niet meer cn dus mom pelde zijn heer: „Laat heb rusten in vrede" alloen cn nog zachter.... toen dood hij voorzichtig, als was hij bang den slaper to wekken, de tuinpoort dicht. VOETGANGER! „Oogen en ooren altijd open! Niet ondoordacht maar over- loopen!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 7