DE LEIDSCHE COURANT
WAT MEER VOORKOMT
Hoe dikwijls doet zioh in de wereld
volgend klassiek geval niet voor!
Hij is o! zoo'n voortreffelijk iemand.
Ma volbrachte studie aan de Poly
technische Hoogeschool, heeft hij het
beheer over een fabriek met honderden
werklieden en verscheidene ingenieurs
op zich genomen.
Hij huwde met een vrouw uit eigen
kring, en heeft twee dochters en een
zoon, die evenals zijn vader ingenieur is.
Steeds was hij eerlijk in zaken.
Trouw echtgenoot en liefhebbend va
der, is hij trotsch op zijn zoon en toe
gevend voor zijn dochters, die alles van
hem gedaan kunnen krijgen.
Daar vergis ik mij. Zij krijgen allee
van hem gedaan, behalvede ver
vulling van zijn godsdienstplichten.
üp dat punt is de toegevende man
van gewapend beton. Nauwgezet komt
hij zijn verplichtingen na jegens zijn
vaderland, zijn gezin, zijn arbeiders, zijn
naasten, maar God sluit hij uit van zijn
plicht, en te oordeelen naar den schijn,
heeft hij zich nooit met Hem bezig ge
houden.
Opgevoed in een tijdperk toen de
denkbeelden der vrijdenkers opgeld de
den op de wetenschappelijke markt,
heeft hij den godsdienst behandeld, zoo
als het kind, tot jongeling opgegroeid,
een vertelseltje behandelt uit de kinder
bibliotheek.
Het ging met hem volgens het oude
liedje: godsdienst! dat staat heel res-
pektabel, maar de intellectueelen, de
wereldwijzen, de geletterden houden er
geen rekening meer mee. Die legende is
verouderd.
In deze overtuiging heeft hij zijn le
ven gesleten, terwijl vrouw, dochters en
zelfs zijn zoon stipt hun 'godsdienstplich
ten vervullen.
Nooit spreekt hij er over, en niemand
durft er hem over spreken. Zijn zwijgen
vormt een onoverkomelijke scheidsmuur
tusschen hem en zijn voorbeeldig gezin.
Wat gaat er om achter dezen muur?
Voortdurend foltert die vraag zijn be
zorgde echtgenoote! Want, 'meent zij,
onvermijdelijk, ai is hij gediplomeerd in
genieur 1 moet de gedachte omtrent oor
zaak en doel van 's menschen bestaan
soms in hem opkomen, zooals elke men-
schelijke geest op zijn tijd zich die ge
wichtige vraag voorlegt. Een mensch is
nu eenmaal geen machine.... Alleen de
dieren, wanneer zij in den goederenwa
gen geladen worden, vragen zich niet
af: waarheen brengt mij die trein? en
misschien doen ze het wel, wie weet?
Welk antwoord, daar iedere vraag
een antwoord veronderstelt, had haar
man, die zoo logisch redeneeren kon,
op de alles overtreffende vraag gevon
den?
Blijkbaar geen....
Maar toch, bij de nadering van den
ouderdom ontstond er eenige ontspan
ning in zijn strakke houding. Het ce-
ment-pantser broxkelde af.
Hij begon met zijn vrouw des Zondags
van de Hoogmis af te halen en ontdekte
dat er goed gezongen werd in zijn pa
rochie, waarop hij haar meer dan eens
vergezelde. Af en toe luisterde hij met
aandacht naar de preek, tot hij het zoo
ver braoht, een ernstig onderhoud met
zijn pastoor te wilien.
Een innemende persoonlijkheid, zei
hij tot zijn 'vrouw, wie moesten hem een
ruime bijdrage voor een penning van
den eeredienst zenden.
Goed antwoordde de wijze vrouw,
die wist to zwijgen. Zij triomfeerde niet
te vroeg.
Hij had geen erg in de liefdevolle
oogen, die de nederlaag, de onderwer
ping van den vrijdenker bespiedden. Vrij,
onbelemmerd moest hij voortgaan op
den weg die tot God leidt.
Innerlijk leed de vrouw. Dagelijks
woonde hij de instorting bij van den
bouw der maatschappij zooals zijn jeugd
en rijpere leeftijd hem dien hadden voor-
getooverd.
De Vooruitgang leed bankroet.
Hij bespeurde dat zijn ideaal velerlei
aangezicht vertoonde. Een vooruitgang
in handel en nijverheid beteekent niet
altijd een moreele of maatschappelijke
vooruitgang. Dikwijls het tegendeel 1 De
geest onder de arbeiders en de klassen
strijd schrikken hem'af. Was het gedaan
met de goede verstandhouding tusschen
patroon en ondergeschikten? Waar bleef
het geweten in zaken, was de handels
eer zoek?
De Wetenschap, zijn Beminde, vergo
de scheikunde diende tot nachtmerrie
voor de menschheid, bereidde een af-
schrikwekkenden, noodlottigen oorlog
voor
Beslist 1 de primitieve volken waren
gelukkiger.... Wederom zou Sisyphus
verpletterd worden onder het zware
rotsblok op het oogenblik dat hij den
top van den berg bereikte.
Waartoe dan alles?Leegheid,
ijdelheidl
Moedeloosheid overmande hem.
Door de logica der gebeurtenissen
schoot de zijne al te kort kwam hij
tot aan de grens van de godsdienst
praktijk. Eén stap blijft hem nog te
doen over. Maar daar staat hij stil, om
dat alles zijn vergelding ontvangt.
Hij staat stilomdat, zooals de functie
het orgaan schept, het jaren-lange rus
ten en roesten van zijn godsdienstige
gevoelens tot gevolg hebben dat hij aan
gewrichts-st jfheid lijdt.
Hij houdt stil omdat het hard is en
moeilijk voor een man, die sedert een
halve eeuw „nergens aan deed", het
edelmoedige besluit te vormen om te
biechten, te communiceeren en aldus ziin
geheele levenshouding te verloochenen.
Hij staat stil.... maar dat is zeer ge
vaarlijk 1 De ouderdom naakt, de dood
GENERAAL MA
De gele Hannibal vertelt: Met 1300 man
tegen 20.000 Japanners.
Men is bijna ietwat teleurgesteld; deze
kleine, magere man, met het perkamenten
Mongoolsche gezicht en de ve.e rimpels in
het voorhoofd is dus de beroemde generaal
Ma, de held van den Nonni-slagl
Maar zijn oogen hebben een moedige
uitdrukking en als hij Degen de Japanners
te keer gaat en zijn kleine handen tot vuis
ten balt, maakt hij een geheimzinnigen en
grooten indruk. In zijn gevolg bevinden
zioh drie Chineesche generaals en verschil
lende hooge officieren, die allen bij de ge
vechten m Mandsjoerije tot overschrijding
van de Russische grens werden gedwon
gen en thans door Europa over zeer naar
China terug willen.
Het is nauwelijks te gelooven: de zoo
dikwijls doodverklaarde zit thans in Euro
pa met het welwillende lachje van den
Mongool, niet in lange blauwe broek en
zwart zijden blouse, zooals de oorlogsbe
richtgevers hem schilderen, maar in een
modern colbertoostuum met slappe boord
en zwarte das.
De heeren van de delegatie van het Chi
neesche gezantschap aan de Kurfürsten-
damm moeten voor tolk spelen, want gene
raal Ma spreekt slechts Chineesch. Men
leest hem van die berichten voor, waarin
Ma dood wordt gemeld: „Hij stierf als een
held. De generaal was door vele machine-
geweerkogels doodboord", staat er in.
„Men vond op hem landkaarten, papieren,
zijn opiumpijp en in d$ hand nog zijn re
volver".
Ma houdt in plaats van de opiumpijp een
sigarette tusschen de vingers, lacht luid op
en zegt dan naar aanleiding van dit doods
bericht en eveneens van de bewering, dat
hij lezen noch schrijven kon en een militaire
autodidact zou zijn: „Alles Japansche pro
paganda! Hier is de wensch de vader der
gedachte 1'' En als bewijs schrijft hij snel
in Chineesche letters zijn handteekening
op een blad papier. „De Japanners haten
mij doodelijk, maar ik mag verzekeren, dat
dit wederkeerig is. Dagelijks hebben zij een
dozijn vliegtuigen op mij afgestuurd, die
moesten nagaan, waar ik was en die mij
dan hun „bommengroeten" zonden. Dat is
hun ook gelukt een schrapnell heeft mij
eens hier verwond'". De generaal wijst daar
bij snel op een geheelde wond onder het
linker oog. Daarover is men een weinig ver
baasd. Men heeft van de verwondingen
van den heid uit den Nonnislag gelezen en
vraagt, of dat de eenige wond is? „Ja",
antwoordt Ma, „dat is alles, maar mijn
paarden hebben ze onder mij weggescho
ten". Zes paarden werden door granaten
gedood; de ruiter werd daarbij echter nim
mer gewond.
Men vraagt den generaal naar zijn heet
ste en meest beteekenend gevecht in deze
15 maandenlange worsteling tegen de Ja
pansche overmacht. De generaal denkt niet
lang na. Voor hem was niet de slag aan de
Nonni-rivier de meest beteekenende, maar
de slag aan de Soeang Tsako.
„Met 1300 man streed ik tegen een over
macht van 20.000 Japanners en Mandsjoe-
rijers, drie dagen en drie nachten lang.
Toen de slag beslist was, telden wij nog
slechts 100 man".
„En hoe heeft U zich daar gered?"
„Het was moeilijk, wij waren als door
een ijzeren ring omgeven, maar ui de duis
ternis vond ik toch voor mij en mijn hon
derd mannen een mogelijkheid om te vluch
ten''.
In December van het vorige jaar had ge
neraal Ma zich met de rest van zijn ge
trouwen op Russisch gebied moeten bege
ven. Hij wil thans via Berlijn en Hamburg
over zee naar zijn vaderland terugkeeren.
Allereerst wil hij echter naar een badplaats
om voor zijn maaglijden, dat hij tijdens de
krijgsoperaties heeft opgeloopen, genezing
te zoeken.
„En gaat U dan weer naar het front,
generaal?"
Generaal Ma kruist de armen over de
borst en zegt: „Ja, de strijd zal niet eer
der rusten totdat mijn landgenooten van
de Japansche onderdrukkers bevrijd zijn.
Ik ben vastbesloten, den strijd zoolang
voort te zetten, tot de laatste Japanner
den Chineeschen grond verlaten heeft en
mijn 30 millioen landgenooten weder vrij
zijn".
overvalt ons immer!
Zal hij dit. jaar den moed hebben den
stap te zetten?
Óf blijkt hij een lafaard en beslist hij
nog een jaar uit te stellen, alsof hij ze
ker ware, het andere jaar te beleven?
Indien hij het niet beleeft?
Indien een doodelijk ongeval hem
treft?
Wordt de bekeering uitgesteld tot de
laatste oogenblikken? Zullen dan alle
godvruchtige krijgslisten aangewend die
nen te worden ten bate van dien in
derdaad goeden edelen mensch, van dat
werkelijk groot helder verstand dat met
een andere gesteltenis de eeuwigheid
moest ingaan
Maar van onzen tijd, van het huidig
geslacht, ik beklaag u. Hoe ongelukkig
vind ik u met uw diploma's, uw deco
raties, uw fortuin, uw wetenschap en
waardigheid.
Hoe weinig weegt dat alles op Gods
grooten dag?
Zooveel geruster ware ik, als gij dit
jaar den moed bezat, om eindelijk een
eenvoudig christen te wezen!
Geloof mij, uw ware vriend, die u te
rug wil brengen tot den eenigen den
Goddelijken Vriend.
Biecht.... communiceer.
Uw afkeerig stilzwijgen neemt een
einde en gij vermoedt niet hoe gelukkig
gij zult zijn in den zaligen Paasch-
Vrede.
„Geld." Pierre l'Ermite.
ONVERGEEFLIJK
Triestig is do nieuwe dag boven de
grauwige steenklompen en torens ge
gloord, guur en kil, met een wind, die fel
de regensluiers over de spiegelende keien
veegt en het donkere water van 't Rokin
doet rimpelen in zijn vaart. Huiverend
klinken zeven doffe slagen van den Dam
langzaam achtereenzeven uur. Nog
geen sterveling vertoont zich op straat,
geen enkel teeken duidt aan.de woelige
drukte, die gisteravond laat nog heersoh-
tegeen gejoel, geen geluidniets,
niets verstoort de mieserige, natte rust
van dezen regenachtigen morgen.
't Is Zondag.
Vanuit mijn kamer hoor ik de regen
druppels spetteren tegen het kozijn en
terwijl ik met moeite een paar weerbar
stige haren probeer te overmeesteren,
wat me maar gedeeltelijk gelukt het
komt waarschijnlijk van de vochtige at
mosfeer valt mijn oog eensklaps op een
der ramen van 't kantoorgebouw aan den
overkant en ontdek er licht.
Hé, op Zondagmorgen om goed zeven
uur.kan daar iemand aanwezig zijn,
wat moet die daar dan?
't Is vreemd, maar niet onmogelijk.
Ik tuur scherp.... ja, inderdaad, een
jonge man zit voor een bureau te schrij
ven.... af en toe richt hij zich even op,
slaat een boek na, gaat dan weer zitten.
Lang blijf ik hem bespieden vergeet
bijna dat het hoog tijd is voor de kerk,
loop dan, nog steeds aan den zonderling
van den overkant denkend, naar beneden,
Alles is nog in diepe rust; in de halfduis
tere huiskamer liggen de kranten wanor
delijk op 'n stoel: propvolle aschbakjee,
bekruimelde schoteltjes etcetera.
Mauwend vlijdt Kis zich langs mijn
been, maar zonder pardon duw ik hem
opzij, grijp m'n kerkboek uit de la, terwijl
de pendule half acht slaat.
De voordeur dreunt in 't slot.
Nog steeds druilt de regen neer, onver
minderd, koud en triest. Brrr, de gezich
ten der kerkgangers zien er nog niets
Zondags uit; huiverend staan er enkelen
te wachten. De meesten stappen stevig
aan, kraag omhoog, handen in de jaszak
ken home. Op een hoek bots ik pardoes
tegen m'n vriend Sam aan, even onthutst,
dan kwasi:
Ezel, kon je geen signalen geven?
Heb ik gedaan; ik toeterde. Zeg, ga
je meen straks naar Schiphol; de Ekster
komt vandaag terug, dan kan je 'm zien
landen.
'n Seconde denk ik na. Vluchtig gaat het
door m'n brein: Zondag, regen, verveling
misschien visite ajakkes dan tot
Sam mie
Ja, goed, Tc ga mee; hoe laat kom je?
Half twee, goed, bonjour!
'k Loop door, juist als de zware kan
toordeur opengaat en 'n heer met een
actetasch naar buiten komt, Een ondeel
baar oogenblik zie ik z'n gezioh, dan is hij
weg. Nooit zag ik dat gezicht eerder; wan
trouwig kijk ik hem na 't zal toch geen
je kunt nooit weten. Hij kwam me
nogal onsympathiek voor. Ineens weer ge-
interesseerd, volg ik hem met de oogen,
maar hij pakt de tram en is verdwenen.
Loodkleurige wolkengevaarten drijven
over het vliegveld heen voorbij Schiphol,
dat daar te glimmen ligt in den regen,
troosteloos en verlaten, 'n Paar loodsen
ginds, de hangars daar en een groepje
wachtendenverder niets. De beide
hangars zijn geslotendoor de vensters
zien we de romp van 'n grooten Fokker,
op stal, zonder levendood en stomp.
Daar glijdt een auto nader, stopt dan met
'n ruk. Een heer springt eruit, duwt den
ohauffeur 'n fooi in de hand en loopt op
den beambte toe. Ik staar hem aan als
ware hij een voorwereldlijk schepsel
is 't mogelijk: 't is dezelfde heer van
vanmorgen, waarachtig, maar nu zonder
actetasch. Zou hij mij ook gezien hebben
blijkbaar niet; hij keek mijn kant niet
uit. De heer schijnt zeker te zijn van z'n
zaak. Even een korte bespreking en de
roldeuren openen zich, dreunend, een ge
luid van staal in staal. De Fokker gromt
kwaadaardig, 'n smoor geluid met iets
vaags, iets onbehaaglijks erin ja, de
machtige propellers lijken de lucht te
splijten, hard, meedoogenloos waarom
toch, waarom?
Mijn oog valt op den geheimzinnigen
heer; hij lijkt erg nerveus of verbeeld ik
het me? 'n Vleug van achterdocht komt
weer in mij op; ik kan er mets aan doen,
maar de man bevalt me niet.
En werktuigelijk denk ik weer aan van
morgenWat moest hij daar toch op
kantoor doen? Nog nooit heb ik hem ge
zien.... niets van hem kan ik mij herin
neren, en waarom die haast met het
vliegtuig
Driftig concentreeren nu mijn gedach
ten zich op den man met de dwalende
oogen en beweeglijke handendoch 't
volgend oogenblik vind ik mijzelf idioot
belachelijk, 'n dwaze fantast.
De machine rolt de hangar uit in den
triesten regen, dreunend, met warme mo
toren.
Klaart
'n Kort commando 't portier klapt
toe de machine taxiet weg, sneller,
maakt zich los van het veld en verdwijnt
in de verte.
Over eenige uren zal bij Le Bourget
hebben bereikt.
Zie je wel, dacht ik 't niet.de boef
Huiverend rollen mijn gedachten
over en door elkaar; ik voel mij als be
dwelmd, onmachtig, niet toerekenbaar.
„Toen de boekhouder hedenmorgen
zijn bureau wilde openen, lagen de
boeken ordeloos dooreen de safe
is geopend met een valscbe sleutel en
VLIEGREIZEN
't Wordt hoe langer hoe populairder, t
reizen door de luoht. Gemak dient den
mensch immers en snelheid is in den jach-
tenden tegenwoordigen tijd een eerste eisch
geworden. Beide biedt t vliegtuig en hoe
verder de techniek voorschrijdt, hoe com
fortabeler en grootor, hoe sneller en veili
ger de machines worden, hoe drukker het
gebruik, dat m ener van maken zal.
Men behoeft maar eens enkele cijfers te
zien om de toenemende beteekenis der
luchtvaart duidelijk te beseffen. Vervoerde
onze K. L. M. in het afgeloopen jaar weer
niet 5% meer reizigers dan het jaar daar
voor en is een totaal afgelegd trajeot van
3.000.000 K.M. niet een aanzienlijke presta
tie. In Amerika is 't natuurlijk nog veel
geweldiger. Clarence Young, de staats
secretaris van het Amerikaansche Vlieg-
ministerie maakt dezer dagen de balans
voor 1932 bekend. Niet minder dan 125
lijnen zijn er in exploitatie met 6000 vlieg
tuigen. Bovendien waren er 7165 privaat-
vliegtuigen en 15550 piloten. De afgelegdo
afstand bedroeg totaal 60.000.000 K.M, hot
aantal vervoerde passagiers naderde het
half millioen en de post vervoerde er
7.250.000 K.G. Ook waren er nachttrajecten
bij, totaal 24000 K.M., waarvoor 1680 vuur
torens waren opgericht om de route aan
te geven. Dit zijn cijfers die een duidelijke
taai spreken en heider de groote en steeds
toenemende beteekenis weergeven van de
vliegmachine als middel van vervoer
Of 't niet eng is,'niet griezelig, niet
angstig, dat zijn zoowat de vragen die
iemand dadelijk te hooren krijgt als een
ander weet, dat hij gevlogen heeft. En dan
is het antwoord neen, neen en nogmaals
neen. Of je er niet luchtziek in wordt? Ja,
dat is een persoonlijke kwestie. Je kuilt er
tegen of je kunt het niet. Maar laat men
een zeereis omdat er wel menschen zijn
die er niet tegen kunnen en de visschen
gaan voederen? Of probeert men het niet
veeleer en hoopt voor zichzelf dat men er
geen last van hebben zal, een illusie die
minstens evenveel, neen meer keeren
wordt vervuld, dan dat men de lijst der
zeezieken langer maakt. Och, 't ia probee-
ren, 't is wel éven eng. wel even griezelig.
Kom, laten we zeggen twee of drie mi
nuutjes, maar dan heeft het wondermooie
schouwspel der in vakjes van diverse
kleuren verdeelde aarde u zoo geboeid, dan
ontrolt zich zoo n heerlijk mooi panorama,
dan vindt ge de riviertjes die zich als zil
veren bandjes door 't landschap kronkelen
zóó allerliefst en de dorpjes zoo snoezig
klein, dat ge alien angst vergeet en oogen
te kort komt om rond te kijken over het
langzaam voortglijdende landschap bene
den. Want dat is juist zoo heerlijk, 't is als
een zich ontrollende film, vol schoonheid
van lijn en kleur en vol telkens wisselende
beelden.
Pas later, na eenigszina dat heerlijke
beeld in u te hebben opgenomen vindt ge
tijd om de cabine eens rond te kijken, het
kleine, niet ongezellige huisje waarin ge
een paar uur zult vertoeven.
Een hoogtemeter doet u zien op welke
hoogte de machine op het oogenblik zweeft.
Neen, zweeft is een te mooi woord, want
de vliegmachine heeft nog één incon
venient en dat is het geweldige leven dat
de motor maakt. Wel heeft een zorgzame
beambte u met uw passagebiljet een zakje
gegeven met watjes om in uw ooren te
stoppen en helpt deze geluidsdemping wel
eenigszins, maar toch is er nog aldoor het
werkelijk wei wat irnteerende leven der
machines, zander hetwelk de tocht ideaal
zou kunnen heeten.
Dagen lang liep ik al met plannen rond
om eens te vliegen. Verbeeld je, aldoor
sohrijven over toerisme, een artikel wijden
aan den pioniersarbeid onzer K. L. M. en
dan zelf nog nooit in zoo'n machine geze
ten te hebben, neen, dat was toch wel een
beetje al te. En toch, als 't er op aan
kwam de laatste aarzeling te overwinnen,
als de kogel door de kerk moest, dan
kwam weer die oude kwelgeestduivel, dien
we maar bij zijn rechten naam, angst
zullen noemen, en fluisterde van allerlei
akelige herinneringen in van neergestorte
machines, verbrande en geheel verkoolde
lijken, onkenbaar verminkt. En weer ver
flauwde de lust, tot tenslotte één flink
besluit aan alle aarzeling een eind maak
te, het reisbureau de kaartjes leverde en
de plaats reserveerde en terugtreden niet
langer mogelijk was. „En kalmte daalde
over mijn ziel, de kalmte der berusting".
Het was ochtend geworden, een heerlijk
zonnetje speelde door de spleten der gor
dijnen, een ruk aan het touw en ,heb zon
licht gutste de slaapkamer binnen, de
laatste aarzeling verdijvend en een blij
gevoel gevend, zooals alleen die heerlijke
'n aanzienlijk bedrag in bankpapier
wordt vermist. De dader of daders
hebben zich aan zwaren diefstal met
fraude schuldig gemaakt
Daar staat het.
De keurige heer, de vreemde, was dus
wel degelijk 'n laagstaand individu., en
ik heb hem betrapt, doch liet hem z'n
gang gaano, onuitsprekelijke stommi
teiten hij is kalm en waardig ont
snapt in een vliegtuig de grens over, van
'n ander zijn geldau grand seigneur.
Maar hoe kon ik ook weten, dat hij een
dief was, ik ben immers maar beperkt
met hi et kantoorgebouw en al wat daar
bij hoort op dó hoogte?
*t Kon best de broer van den directeur
of zoo zijn geweest, of 'n nieuwe employé
't leek zoo'n keurige vent.de op
lichter.
Maar den vroegen Zondagochtend was
verdacht, dat had ik toch moeten voelen,
misschien was dan de daad voorkomen.,
maar neen, hij is gepleegd en ik voel me
schuldig.... ik, de grootste van alle im-
bécielen.
„Gold." -
zon dat kan in lente en zomer. De K. L. M.-
autobus stond al voor het kantoor, voort
ging 't even later langs buitenwegen, een
dorpje door, een brug over, langs 't wator
af en reeds draaidert we de ruime empla
cementen op van het keurig ingerichte
vliegveld Schiphol. De bagage volgde wel,
gedienstige handen hadden ze reeds over
genomen en in een gerieflijk kantoortje
was een beambte roeds bezig de voorloo-
pigo coupon van het reisbureau door een
officeel ticket te vervangen. Dan de weeg
schaal op, waar 't er niet zooals hierna
maals op aankomt of men te licht bevon
den wordt, en dan wachten in een gezel
lig ingericht wachtzaaltjo tot de tijd van
vertrek daar zijn zal.
Een opmerking moge ons intusschen
van 't hart en dat is deze, dat de echt
degelijke en prettige inrichting van ons
Nederlandsche luchtvaartstation Schiphol
al dadelijk zoo'n gevool van vertrouwen
geeft. Alles is keurig in orde, er heerscht
een voorname rust en do heele sfeer
spreekt er van de combinatie der oud-Hol-
landsche degelijkheid met do gewenschte
voortvarendheid en energie.
Dan komt het moment van het instijgen
en nu volgt alles elkaar met verrassende
snelhied op: de beambte die 't hok komt
openen, 't wandelingetje naar het vliegtuig,
dat reeds den schroef in draaiende bewe
ging heeft, 't instappen in t eerst zoo
uiterst benauwd en klein lijkende laagge
zolderde vertrek, 't plaatsnemen voor een
raampje op een gemakkelijk rieten fauteuil
tje, watjes in de ooren. een getaxi over t
veld, hotsende en botsende over de kuil
tjes van 't oneffen grasland en dan plota
dat machtig aanzetten der geweldige mo
toren die de snelheid opvoeren en opvoe
ren tot 't ophouden van 't stooten en t
zachtkens wegglijden van den bodem er u
op wijst, dat het contact met de aarde ver
broken is. De eerste vlucht vangt aan.
Of 't heerlijk waB? Die zonovergoten
grasvlakten, wat lagen ze daar heerlijk als
stukjes van een legkaart met hun rijke
variatie van kleuren, versnipperd door de
tallooze waterwegjes, die 't land door
kruisen. En wat een prachtgezicht die
smalle wegjes die er doorhoen kronkelen
en de spoorbanen waar een lange goederen
trein een o zoo popperig speelgoedtreintje
lijkt met zijn wattig rookpluimpje daar
boven. Vierhonderd meter wijst de hoog
temeter aan en langzaam glijdt de staal
kaart van kleuren en vormen onder ons
voorbij. Hier en daar onderbreekt een
eenzame boerderij het uitgestrekte com
plex weilanden en het groepje boomen er
omheen doet vanaf deze hoogte zoo grap
pig kinderlijk klein aan. Dan bereiken we
de bosschen, uitgestrekte complexen,
waardoorheen alleen de brandsingels bree-
dere streepen hebben getrokken, ook al
weer met kleurschakoering erin, omdat t
donkere groen der dennenbestanden afge
wisseld wordt door strooken die nog bla
derloos zijn en vanuit de lucht door de
speling der zonnestralen in de nog kale
takken eenigszins blauwpaars aandoen.
Zware wolken komen er iiu aandrijven, ge
weet wel, van die dikke, wollige, witte sta
pelwolken, die onze voorjaarsluchten zoo
heerlijk maken en ze werpen hun schadu
wen over 't veld, die er overheen glijden
met dezelfde snelheid als waarmee de
wind de kolkengevaarten doet voortgaan
aan den overigens helder blauwen hemel.
Daar is de Lek; och wat een onbedui
dend stroompje schijnt het van deze hoog
te 1 Maar toch zijn nog duidelijk de strek
dammetjes te zien, dit het water in de
juiste banen moeten leiden om zoodoende
den vaargeul op diepte te kunnen houden.
Onze andere stroomen volgen, steden en
dorpen liggen verspreid in het lage land,
waar smalle, helwitte grintwegen of de
meer doffe macadamwogen do plaatsen
verbinden en do rijwegen vormen voor
kleine autotjes, als miniatuur-torren voort-
kruipend over de heirbaan.
Men zegt, dat hot dalen aardig is, maar
als je daalt boven een stad als Essen en
daar voortglijdt boven die onafzienbare
rijen machinefabrieken met schoorsteenen
en hoogovens, als je daar vanuit do hoogte
die bundels spoorrails ziet samenkomen
van alle kanten tot ze zich combineoren tot
één groep die naar het station der stad
leidt, dan wordt alle aandacht zoozeer
afgeleid, dat alleen het afzetten van den
motor even tot je doordringt en de grond
alweer heel nabij is voor het feit dat we
landen gaan goed en wel tot den geest is
doorgedrongen.
Een heel leuk ieb6 deed zich hier in
Essen voor bij het landen, iets wat aan
toont, hoe zelf8 de dieren zich aanpassen
aan den voortgang der techniek. Midden
in 't veld, een tiental meters van de voor-
bijrollende machine zaten twee hazen,
snoezig op hun achterpootjes, den kop een
beetje scheef, de voorpootjes opgetrokken
en keken heel kalm den neerstrijkenden
reuzenvogel na. Langzaam volgde de kop
de beweging, tot ze het voldoende gezien
schenen te hebben en langoor z'n witte
staartpluimpje deD vliegenden toekeerde
om weg te huppelen verder het veld in.
Visitatie door de douane men was
immers de grens gepasseerd bijvullen
van benzine, een paar nieuwe passagiers
en weer is 't toestel „los" om voort te glij
den door de heldere lucht, waar inmiddels
de zon zoo hoog geklommen was, dat ze
den schaduw van hot vliegtuig als een sil
houetje projecteerde op den lichten onder
grond beneden, wat een alleraardigst ge
zicht was. En dan staat alweer de motor
stil, weer taxi-en wc over den grond,
weer zijn we van vliegende geesten tot
aardsche stervelingen gedegradeerd, die
nu met een rollend vehikel, een teekenen
van ouderdom vertoonende autobus, stad
waarts gereden worden van het vliegveld
naar de meer bewoonde wereld. De eerste
tocht was volbracht. Dat we 't met wee
moed constateerden is een lof voor de
vliegsport. Dat we van ietwat angstig af
zijdig geblevenen tot enthousiaste voor
standers werden, is een bewijs te meer,
dat vele vooroordeelen bij nadere kennis
making wegvallen, wat zeer zeker met be
trekking tot het vliegen volkomen juist
kan. worden geaoht.