DE STORM
HONGAARSCH LEVEN
24ste Jaargang
ZATERDAG 3 JUNI 1933
No. 7524
S)e £cid^ohe0oii^cmt
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling:
Voor Leiden 19 cent per week f2.50 per kwartaal
Bij onze Agenten 20 cent per week f2.60 per kwartaal
Franco per post f 2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geillustreerd Zondagsblad 9 cent.
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT:
Gewone Advertentiën 30 cent per regel
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
het dubbele van het tarief berekend.
TELEFOONTJES, van ten hoogste 30 woorden, waarin be
trekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur «b
verhuur, koop en verkoop f 0.50.
Dit nummer bestaat uit vijf bladen
waaronder geïllustreerd Zondags
blad.
„Dien Jezus van Nazareth was bet toch
vergaan als al die anderen. Een opruier
was het geweest, meer niet. De hooge raad
had hem veroordeeld en Pilatus had hem
aan een kruis geslagen. Maar goed ook
Zulke menschen zijn gevaarlijk voor de
rust in het land. Zeker, 't schijnt, dat hij
de dingen wel aardig wist te zeggen en er
zal trouwens wel iets van aan geweest
zijn. Iemand, die enkel onwaarheid ver
koopt, wordt door het volk zoo niet nage-
loopen. Ten slotte was het gelukkig, dat
alles nu gedaan was. Hij was al weer bijna
vergeten
Dat waren de praatjes in de scheerwin
kels van Jeruzalem en aan de tentjes op de
markt, enkele weken, na de opzienbaren
de gebeurtenissen, die de stad in beroe
ring brachten, de praatjes van die groote
massa, die 't ma-ar van „hooren zeggen"
had, de massa, die praat, omdat ze nu
eenmaal wil praten, en oordeelt, zonder
het fijne van de zaak te weten. Gebeurde,
het, dat er een „ingewijde" aanwezig was,
een schriftgeleerde of farizeeër, dan be-,
hoefde mij 't heele verhaal sleohts met een
voldaan „natuurlijk" te beamen. Het was
inderdaad wonder boven wonder goed ai-
geloopen.
Overigens waren die schriftgeleerden en
farizeeërs er aanvankelijk niet zoo gerust
op geweest. Die geschiedenis met dat graf
was toch wel vreemd. Wachters, die bleek
als dooden kwamen aanloopen en bijna
ademloos van een wonder vertelden: het
losbreken van een aardbeving en een en
gel, die uit den hemel neerdaalde en de
grafsteen wegrolde. Een aangezicht als de
bliksem en een kleed wit als sneeuw
Met geld werd het heele verhaal ge
sust. De leerlingen hadden hem wegge
haald, 's nachts, terwijl de wachters slie
pen. Natuurlijk Het praatje deed de ron
de en Jeruzalem dommelde in. Het leven
ging weer zijn gewone gang. Een groote
opluchting stroomde door de gemoederen.
De opgeschrikte gewetens maakten zich er
af met te constateeren, dat hij het klaar
blijkelijk had mis gehad. Wat was er van
terecht gekomen? Scbwamm d'rüber!
Wel waren er lieden, die er anders over
dachten. De eenvoudigen van harte, die
eenmaal zijn oogen gezien hadden, helder
als van een kind, en de koninklijke gratie
van zijn gestalte en die zijn stem gehoord
hadden, die klare, melodieuze stem, die
altijd zoo simpel, maar treffend juist de
dingen wist te zeggen. Menschen, die ge
tuigen waren van zijn wondermacht: blin
den, die zingend om de schoone wereld
naar huis gingen, dooven en lammen en
gebrekkigen van allerlei slag, onafzien
bare scharen. Een moeder had haar eenige
jongen teruggekregen, toen hij de poort
werd uitgedragen, een vadèr zijn lieflijk
dochtertje, en dat van Lazarus, dat wist
toch eigenlijk iedereen Vier dagen in het
graf, de weeë lijklucht sloeg al naar bui
ten. Op een enkel bevel trad hij te voor
schijn, de doeken nog om zijn handen. In
drommen waren de menschen naar Betha-
zoo'n man te zien. N u
was de catastrophe gekomen, het smade
lijk vonnis en die vreeselijke doodHet
bleef een raadsel. Zei men niet dat het
voorhangsel van de tempel was gescheurd,
toen hij op Golgotha hing te sterven?
Werd er niet gefluisterd, dat hij verrezen
was Maar waar bleef hij dan 1 Israël ver
wachtte hem met ongeduld. Men kon in
elk geval nooit weten. Men moet den goe
den tijd verbeiden.
Er was een kleine groep van menschen,
hier en daar over het land verspreid, die
wistenZe waren op den berg geweest in
Galilea, dien hemelsch-witten lentedag,
vijfhonderd man. Onverwacht stond Hij in
'hun midden, dezelfde Jezus, maar hoe
mooi, hoe zuiver was Hij geweest! Het
was of er licht van Zijn lichaam straalde,
zoo blank, zoo ongerept was zijn maagde
lijk vleesch, en in Zijn handen en Zijn
voeten lagen de wonden, niet afstootend
en als een verminking, maar als een tro
fee, een weelde, lichtend als een kostbaar
gesteente. Hij had hen de vrede toege-
wenscht en als een goddelijke muziek
klonk Zijn belofte, dat het nu spoedig
ging komen, het Godsrijk. Ze moesten ver
trouwen, bidden en wachten
In een stille bovenzaal van Jeruzalem,
afgezonderd van de menschen, waren de
apostelen bij elkaar. Maria was daar ook,
Jezus' moeder en enkele vrouwen en zijn
bloedverwanten. Er werd daar zelden ge
sproken, maar des te meer gebeden. Het
gebed is voor de zielen als een zonnebad:
de stilte als een vruchtbare regen. Deze 1
mannen hadden nu den tijd om snel uit te
groeien tot vollen wasdom en rijp te wor
den voor God. De Geest werkte al on
merkbaar in hun hart, dat groeide en on
bewust ging stralen, de koesterende gloed
van de Liefde. Nog enkele dagen, dan zou
de Geest zijn volheid uitstorten. N u wa
ren ze nog weifelend en bang: ze wisten,
dat dan de kracht zou komen.
Op een morgen is het geschied. In de
vroegte hing een ijle mist in de straten
maar de lucht was een blauwe belofte en
toen de zon kwam, zoog ze alle wazigheid
weg: bet werd een heldere zomerdag. Het
stadsrumoer was begonnen, allerwegen,
het geroep van de kooplui onder hun ten
tjes en de bedrijvigheid in de werkplaat
sen: hamers, die op het aambeeld bonk
ten, het felle geklop van de timmerwinkel
en een ratelend weefgetouw. Soldaten van
de wacht marcheerden voorbij: hun stap
pen kletterden tegen de keien.
Toen kwam de Heilige Geest!
Als het gedruisch van een stormwind
kwam Hij, rustig aanruisohend eerst, dan
plotseling openbrekend met felle rukkende
vlagen, die het huis deden schudden en
de gebinten kraken. Er kwam een won
derbare volheid over de mannen en vrou
wen. die daar vergaderd waren: een won
derdiep weten en een laaiende Liefde als
een brand. Ziet, daar verscheen de Geest
voor hun oogen als kleine vlammen, flak
kerende tongen van vuur, die uiteengin
gen en bleven zweven, een boven elk van
hen. Toen brak de volheid naar buiten:
ze begonnen talen te spreken, vreemde,
nooit gekende talen, naarselang de Geest
hen spreken liet. Er woedde een storm van
vreugde in deze zielen, die tegelijkertijd
waren aangegrepen door een matelooze,
hemelsohe rust, een zekerheid, een vast
beraden wil, die alle beklemming wegnam
en de stoere overtuiging in hen plantte:
Wij weten nu, wij moeten spreken, wij zul
len spreken
Ze hebben
Eerst tot de menigte, die samenstroom
de op het hooren van dat wonderbare ge
druisch, een storm op een zomermorgen.
Er waren daar spotters, die ze voor dron
ken hielden: maar het krachtige woord
van Petrus bracht de spotters tot zwij
gen en stuwde een golf van berouw over
de harten.
Drie duizend mannen lieten zich doo-
pen.
Later zijn ze uitgetrokken naar alle
steden van het land, naar Samaria en ver
der, de wereld over, naar het Zuiden. Ara-
bië en Egypte, naar het Oosten, Perzië en
Indië, naar het Noorden, Syrië en Klein-
Azië en het matelooze land der Scythen,
en naar het Westen, naar Griekenland en
Rome en Spanje.
De Geest woonde onzichtbaar in hun
harten, die wonderlijk-lichte Gezel zoo
fijn, zoo onvatbaar, zoo mild, zoo rijk.
Zijn woorden moesten ze immers spreken,
die allesomvattende woorden, bliksem
snelle godsboden van verlossing en leven,
wekkers van hemelsche vernieuwing, ge-
tuigers van staalharde gerechtigheid,
woorden van onthechting, maar om de
eenige rijkdom te vinden, woorden van
strijd, maar als weg naar de eeuwige
vrede.
En ze wisten: deze woorden zouden
sluimerende stormen wekken. De wereld
zou opstaan en hen veroordeelen.
Wie waren zij Twaalf eenvoudigen uit.
een provinciestadje, tegenover het geweld
en de list- van een imperium. Twaalf onge
schoolden, die misschien nauwelijks een
pen in hun lompe knuisten konden hou
den, tegenover de ingewikkelde spitsvon
digheden der Rabbijnen, de diepzinnige
droomen der Oostersche wijsheid en vijf
eeuwen Grieksche Philosopie. Twaalf ar
me menschen, visschersvolk tegen
over de geldmacht van een wereldrijk. Ze
wisten het: ze hebben niet gezwegen.
Want de Geest was bij hen, de Kracht
van God. Die maakte hen onverzettelijk
als een rots, waartegen de golven uit el
kander spatten. Die voerde hen zegevie
rend de wereld door, het liefde-labarum
hoog voor zich uit. De wereld woedde,
sloeg en doodde, maar de Liefde won, om
dat de Geest in hun harten was uitgestort.
Het rijk van de Liefde groeide uit.
Broeders, nog steeds moet het Liefde-
Rijk groeien. Het moet. groeien in ons
hart, totdat onze winzucht dood is, onze
ijdelheid, onze lichtgeraaktheid, heel het
doolhof van ons egoisme. Het moet groeien
in de harten van onze medemensohen, a 1-
1 e n broeders en zustere. In de harten der
zuiveren, maar die nog niet weten in de
harten der rechtvaardigen, maar die het
Rijk Gods niet kennen, in de harten van
die tallooze zoekers, die hongeren en dor
sten naar de gerechtigheid, maar die de
weg nog niet vonden. Zij moeten komen
tot het Licht, de Geest moet him harten
met Liefde vullen, opdat ze het waar
achtige Leven bezitten.
O, ook vandaag zijn er duistere mach-
ten! De genotsmacht, die God uit het le
ven bande, de brute geldmacht, die de
gerechtigheid vertapt en een weelde-leven
leidt met wat gestolen werd van weduwen
en weezen, de waanzinnige hoogmoed, be
lachelijk in zijn kleinheid, die de nietige
vuist durft opsteken tegen Hem, Die het
heelal in zijn hengsels schoort.
Zij durven ons ernstig bedreigen. Laat
ons in Gods Naam! niet vreezen; zij
zullen al te samen niets vermogen.
Heilige Geest, wees de gast onzer zie
len
Hemelsche trooster, wees de balsem op
onze wonden
Goddelijke storm, steek op in ons hart,
en wil er nimmer meer bedaren. Maar
voer ons, dwing ons, ruk ons, hooger, on
stuimiger, feller: de Eeuwige Liefde in de
armen. Amen.
DR. HENRI VAN ROOIJÉN,
Zoeterwoude. Kruisheer.
Gebed tot den H. Geest
O Geest, o liefdebrand,
Van eeuwigheid ontstoken
Aan Vader en aan Zoon
In 't welig licht gedoken,
Dat heel de hemel vult
Met óverklare glans
Zie op ons, armen, neer
Die hier in 't donker dolen
En koud en eenzaam zijn:
Leg van Uw vuren kolen
Eén enk'le sprankel slechts
In ons verkild gemoed,
Opdat het vlammen mag
Van nieuwe liefdegloed.
JACQUES BENOIT.
De eenzaamheid der Poesta
CSIKOS EN HUN PAARDEN
De muziek der Czigani
(Van onzen eigen redacteur).
Voor morgen, zegt de Professor van de
Universiteit te Debrecen, staat een mooie
tocht naar de Hortobdgy puszta op het
programma. Hij is een vriendelijk man, deze
professor, hij heeft ons bij onze aankomst
te Debrecen op het station reeds toege
sproken en ons verder geen minuut meer
in de steek gelaten. Ik ben zijn naam
(sit venia) vergeten, maar hij heeft in
Utrecht gestudeerd en spreekt voortref
felijk Hollandsoh, bijna zonder accent.
Na een avond met een voortreffelijk
diner onze Hongaarsohe gids, Ernö van
Kélemen had met journalistiek-vrijmoedige
fantasie reeds van te voren gewaagd van
een diner van 4 uur met 6 liter wijn per
persoon en vroolijke muziek, bij uitzon
dering eens niet van zigeuners, na een dans
met Katincka en Ilonka, na de rust van
een korten nacht zijn wij des morgens om
negen uur present. De autobus staat voor.
Het regent. Maar de stemming is bést. Wij
zullen nu geen fata morgana zien, zegt de
professor met iets van spijt in zijn stem.
Op fata morgana zijn wij ook heelemaal
niet gesteld, want dat is toch maar bedrog
en je moet je nooit met open oogien voor
den gek laten houden. We gaan op weg en
bemerken, dat er in Hongarije geen we
genplan bestaat. We kunnen soms beter
varen dan rijden, op gunstige oogenblikken
spat de modder over de bus heen.
Zoo komen wij aan Hortobagy puszta en
wij wandelen naar de brug, waaronder geen
water is en waar een andere professor, de
beste puszta-kenner van Hongarije ons ver
telt van het land en het leven der Csikos.
Er wordt beraadslaagd. Wij zijn gekomen
om de wilde paarden en de Csikos te zien
in hun kleurige mantels van schapenvellen.
Maar het regent en het land is drassig,
zoodat de autobus het land niet in kan.
Wij zien intusschen over het verre land
van de puszta. Zooals men op zee niet<9 an
ders ziet dan water en lucht, zoo ziet men
hier sleohts land en lucht. Een donkere, be
wolkte lucht nu en land, dor land met don
ker gras begroeid Aan den horizon geen
boom, geen torenspits.
Voorloopig gaan wij naar de Czarda, een
buitencafé, het eenige, wat hier buiten
land en lucht te zien is.
Een heerlijke maaltijd wacht ons daar.
En als wij daar bij Hongaarsohe wijn een
loflied zingen op Hongarije als antwoord
op een speech van den professor, doen wij
de onaangename ervaring op, dat enthou
siaste Hongaren achter ons op onze stoelen
klimmen om niet alleen met ons te klin
ken, maar tevens om te kussen als dank
voor de gesproken woorden. Alleen de da
mes kussen niet, die klinken alleen maar
met lichtjes in haar oogen.
Intusschen heeft de origineele Hongaar-
sche Zigeunerkapel, voor de gelegenheid in
Zondagsohe kleedij gestoken en die ons
ook bij onze aankomst reeds verwelkomde,
ons op Zigeunermuziek onthaald. De oudste
pusztadichter, een man, die reeds lang be
graven behoorde te zijn, vergast ons op
een zijner liederen, waarbij hij zich zelf
begeleidt op de viooL
Intusschen i® een Zigeunerrenbode de
puszta ingestuurd.
Nu wij door het drassige land de paar
den niet kunnen gaan zien, moeten de
paarden maar naar ons komen.
Mohammed en de berg!
De Csikos, die de paarden boeden heb
ben opdracht gekregen zich met hun kudde
aan ons te vertoonen.
Wij gaan zien. Aan de horizon verschijnt
een stippellijn, die allengs grooter wordt
en vorm krijgt.
Totdat wij kunnen zien, dat het een
groote kudde paarden is, die daar nadert.
Vaag onderscheiden wij reeds de osikos in
hun kleurige mantels, heenrijdend om de
kudde en klappend met hun lange zwee-
pen om paarden, die zwenkend willen af
dwalen bij de kudde te houden.
Het wordt grooter en grooter, totdat zij
tenslotte met de geheele kudde van vijf
honderd paarden voorbij ons komen en
langs ons defileeren.
Met een goede fooi worden zij weer heen
gezonden.
In de autobus hobbelen wij terug naar
Debrecen, maar onderweg brengen wij nog
een bezoek aan een pastoor, die ons vrien
delijk onthaalt op wijn en whiskey, sigaren
en sigaretten en die zich tenslotte zelfs
aan de piano zet om Hongaarsohe muziek
voor ons te spelen.
Des avonds zitten wij weer in een res
taurant, waar de klagelijke tonen van Zi-
VOORNAAMSTE NIEUWS.
BUITENLAND.
Nadere bijzonderheden van de a.s. Sa
cramentsprocessie te Rome, waaraan Z. H.
de Paus zal deelnemen. (3de blad).
Vertraging in de onderteekening van het
Pact van Vier. (3de blad).
De Spaansche president teekent de wet
op de religieuse orden. (3de blad).
Vreeselijke ontploffing te Long Beach in
Californië. Minstens 20 dooden. (Telegram
men).
BINNENLAND.
Het regeerings-program, in de Tweede
Kamer toegelicht door Minister Colijn. (lete
blad).
Minister Colijn in principe accoord met
korting op de Indische pensioenen. (4de
blad).
Ingediend is een nota van wijziging In
zake het wetsontwerp tot heffing van een
omzetbelasting, waarbij dit voorstel wordt
samengesmolten met het ontwerp-Weelde-
verteringsbelasting. (4de blad).
Auto te Bergen Binnen op troep school
kinderen gereden. (Gem. Ber. 3de blad).
Voortvluchtig directeir van bijkantoor
der Geldersche Crediet-Ver. te Veendam
te Brussel aangehouden. (Gem. Ber. 3de
blad).
Groote brand te Amsterdam. (Laaterte
Berichten).
DE KUDDEN PAARDEN MET HUN OSIKOS IN DE VLAKTE DER
HOR TB AG Y PUSZTA.
geunermuziek door de ruimte dwalen. Wij
voelen ons hier goed en prettig met Hon-
gaarsche kennissen, die wij eerst hier heb
ben loeren kennen.
lederen keer opnieuw Bba ik verbaasd
over de muzikaliteit van deze menschen, die
bijna onafgebroken van 's avonds 7 uur tot
's nachts 4 uur doorspelen. Een enkele korte
pauze en dan beginnen zij opnieuw.
Een van hen, de eerste violist, dwaalt
door de zaal.
Zij spelen alles uit het hoofd, geen blad
muziekpapier heb ik in al die dagen ge
zien. Toch zijn het geen bekende en be
staande stukken, die zij spelen. Integendeel
het is alles fantasie. En dat juist is het on
begrijpelijke. De violist, die door het restau
rant dwaalt speelt, hij fantaseert muziek.
Op het podium zitten de overigen, nog
een paar violen, een cymbalist en soms oen
cello.
De wandelende violist kan niet zóó spe
len, niet zóó vreemd fan tase eren of de an
deren volgen hem foutloos en zonder disso
nanten. Hij eindigt abrubt meestal om
spoedig wever opnieuw te beginnen. De an
deren weten niet wat hij spelen zal, maar
slechts één seconde luisteren zij toe en dan
vallen zij onberispelijk bij om hun Hon
gaarsohe ziel weer te laten zingen, voor onze
ooren bijna altijd op het zelfde thema, op
het zelfde motief dat weemoedige, dat kla
gende, dat je pakt en aangrijpt en waar je
stil van wordt.
Mijn lieve buurvrouw maakt mij erop op
merkzaam, dat wij het onderscheid tua-
sohen droefgeestige en vroolijke muziek
maar moeilijk kunnen hooren. Wij nemen
de proef op de som. Het is zoo. Als de
kapel opnieuw te spelen aanvangt probeer
ik vast te stellen, wat zij spelen. Het is mij
onmogelijk uit te maken of het droefgeesti
ge of vroolijke muziek is.
Als de dwalende violist bemerkt, dat
men meer dan gewone belangstelling heeft
voor zijn spel, komt hij naast je staan en
fantaseert zijn muziek, hij fluistert het in
je oor. Zoo gaat het ook aan de maaltijden,
die altijd met zulke muziek werden opge
luisterd. Als een der Hongaren zag, dat wij
voor de muziek bijzondere belangstelling
hadden, dan kreeg de violist een wenk en
deze plaatste zich dan naast ons oin
ijverig aan ons zijn fantasiën toe te
vertrouwen. Het waa een bewijs van harte
lijke opmerkzaamheid, al hadden wij den
musicus ook liever op grooter afstand ge-
we n-scht.
Het was bij een souper, dat een der Hol
landers aan de Zigeunerkapel vroeg het
Wilhelmus te spelen. Zij kenden het niet,
maar vroegen of hij het niet even zingen of
fluiten kon.
Zachtjes floot een onzer collega's het één
maal voor, waarop aanstonds ons oudo
Wilhelmus onberispelijk gespeeld door de
zaal weerklonk.
Aan deze uren bij Hongaarsche wijn en
Hongaarsche muziek danken wij de aange
naamste herinneringen aan dit vriendelijke
land.
En als wij 's nachts naar buis gaan zingt
in ons de stilte der Hongaarsche puszta