ZATERDAG 27 MEI 1933
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. B
ONZE RAADSELWEDSTRIJD.
Laat ik eerst zeggen, "dat ik de volgende
week met alles kant en klaar ben.
Dan is geloot en zijn dus de gelukkigen
door het lot aangewezen; dan is alles ge
sorteerd en geboekt en heb ik de versjes
en stukjes, die in aanmerking komen om
geplaatst te worden op 2ij gelegd; dan
staan de prijzen klaar om verzonden te
worden.
Nog één weekje geduld en de uitslag
wordt bekend gemaakt.
Het is een wedstrijd geweest, zooals ik
in de lange jaren, dat ik deze rubriek ver
zorg, nog ooit meemaakte.
Het getal deelnemers, verdeeld over de
drie groepen, was 680; van deze mededin-'
gers zijn er 30 uitgevallen.
Hoe dat ktoamï
Er zijn er, die te laat kwamen: die
vielen uit.
Er zijn er, die knoeiwerk leverden; die
vielen uit.
Er zijn er, die versjes afschreven en het
vóórgaven, alsof het eigen werk was, die
vielen uit.
Er zijn er, die er niets van terecht
bra-chten, die vielen uit en het getal dier
uitvallers was30; zoodat meelootten
650 mededingers; verdeeld over:
Groep A 275 mededingers
Groep B 258
Groep O 117
Samen 650
Nu wil ik nog een paar standjes uitdeo-
len.
Als ik zeg: schrijf je voornaam voluit,
dan bedoel ik niet J. als het Jan moet zijn
en geen P. als de inzender Piet heet. En
toch waren er weer zes, die de voorwaar
den niet of slecht lazen getuige 't schrij
ven van J.,( P., en H. als voornaam be
doeld. Dat is dom en vervelend.
Dat is één en nu het 2de standje.
Ik schreef „frankeer den brief met vol
doende port".
En toch komen zes brieven, die te laag
gefrankeerd zijn.
Dat hoort niet. Dat is diefstal. „Geef
den keizer, wat des keizers is", dat is een
woord van den goeden God, waarom dan
niet naar Zijn woord gehandeld.
Een brief frankeeren met 1Y, oent (ook
al is ie open) is te laag gefrankeerd. Dat
is geen drukwerk en al zet je nu honderd
keer drukwerk er op, raadsels zijn geen
drukwerk. Onthoudt dit.
Is de brief te zwaar, laat wegen aan het
postkantoor en vraag met hoeveel hij ge
frankeerd moet zijn. Daar weet men pre
cies het gewicht en wat voor port noo-
dig is.
Voor groep C waren 135 verhalen en
versjes en opstellen en sprookjes en nieu
we raadsels binnengekomen. Hiervan zijn
er 18 uitgevallen, om de reden boven ge
noemd. En nu? Met aandacht en zorg, zal
ik al die stukjes nalezen en., wat geschikt
is laat ik plaatsen. Wat niet
geschikt is op het oogenblik, bewaar ik
voor later! Er is nog heel wat in petto,
van vorige wedstrijden. Nu wordt het sta^
pelt je weer grooter.
Vóór gaat, het werk van mijn vaste me
dewerkers, en de «tukken, die actueel zijn
voor het oogenblik.
Nu wil ik nog een woord zeggen, over
de rubriek: „Wie zijn jarig?" Regel is, dat
"hij of zij. die aan den wedstrijd deelgeno
men heeft en zijn of haar verjaardag in
gestuurd heeft (wat ik genoteerd heb) in
deze verjaringslijsten een plaats vindt.
Wie niet meedeed en doen kon, maar
uit sloffigheid of uit.dit naliet, neem
ik niet meer op, als bij hooge uitzonde
ring.
En ten slotte wil ik nog zeggen, dat ik
mijn woord gestand zal doen. Omdat er
meer dan 600 geweest zijn, die meededen,
geef ik nog twee boeken van mij als troost
prijs er bij en verloten we alzoo 32 prijzen.
En nu laat ik de oplossingen alvast volgen
en geef nu het woord aan Gretha Ha ver-
kom, die op geestige wijze in versvorm
dit voor jullie gedaan heeft.
Tot Zaterdag! Dan volgt de uitslag.
Oom W i m.
WIE ZIJN JARIG?
Van 28 Mei tot en met 3 Juni
29 Mei: Jo v. d. Hulst, Oud-Ade E 24.
29 Mei: Leni Duindam, Heerensteeg 17.
29 Mei: Chris Noordman, Haagweg 59.
29 Mei: Henk Castelein, Oude Rijn 30.
29 Mei: Jan Straathof, Oud-Ade 2.
29 Mei: Chris Noordman, Haagweg 59.
30 Mei: Gé Bots, Verl. Bloemistenlaan 46.
30 Mei: Gerarda Cocqheijt, Kerkhof pad
31, Noord wijk.
30 Mei: Ciny Pierrot, Maarsmanssteeg 14.
30 Mei: Piet Verplancke, Rijndijkstr. 63.
30 Mei: Marietje Turk, B 177, R'veen.
31 Mei: Jan v. Dieren, P. de la Courtstr. 61
31 Mei: Elsje Verboket, Lange weg B 1,
Roelofarendsveen.
31 Mei: Treesje Otten B 405 R'veen.
31 Mei: Gerard v. d. Plas, Noord wijk B.
31 Mei: Piet van Vliet, Stompwijk.
1 Juni: Cathrien Wensveen 59 Stompwijk
JiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiimiimiimiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'r
5 OPLOSSING RAADSELS VOOR KLEIN EN GROOT
door Gretha Haverkorn. E
E In bet zoo populaire Kinderhoekje
5 Onder redactie van Oom Wim, Sjj
E Staan weer raadsels om zéér mooie prijzen
E En wie ze oplost, die is slim. E
Ik wil u hier een oplossing geven
E Van de raadsels goed of kwaad: E
E JANUARI is het gevraagde maandje
E Waar U tusschen JAN en ARI staat.
E Bij nummer twee wil Oome Wim ons foppen
E En als 't hem lukt dan lacht hij gul; E
Maar al verblindt hij ons met vele cijfers,
Het is en blijft één groote NULS
Met een r ben ik 'n RAAF. dat is een vogel
Met br dan ben ik BRAAF, dus zoet;
En als ik zeg dat het met st een STAAF is,
E Dan is 't raadsel opgelost en goed.
E Verder lees ik uit d' omgedraaide woorden: 2
E ,.JAN SLAAT DEN HOND MET Tï STOK", 't is laf:
E Ala U 't zag, zou Jan, de dierenplager,
E Zeer zeker van U krijgen straf!!
De vijfde raadselopgaaf voor de kleinen: E
2 Waar men op schrijft dat is een LEI, E
E De naam is DEN van de bedoelde boomsoort, E
En LEIDEN is de stad, daar wonen wij. E
De Grooten moeten naar wat vogels zoeken, E
E De eersten zijn dan AREND VALEL
De and're namen HEN, en MUSCH en MEREL, z
E Daaronder vreê, mag aan den balk.
E Dan vraagt men ons naar het bekende spreekwoord:
E „HET IS ALLES GEEN GOUD WAT BLINKT", E
E Het is niet aangenaam dit aan te hooren, 2
Wanneer 't als verwijt in j' ooren klinkt. 2
't Is vreemd! U komt ons naar een badplaats vragen,
In Meimaand, koud. dat valt niet mee! E
Maarkomt de Zomer met zijn warme dagen E
Ga dan naar ZANDVOORT aan de Zee! E
U zegt: „DE ONDERVINDING IS DE BESTE 5
LEERMEESTERES" altijd geweest. S
Ja, vele menschen worden dan eerst wijzer
E Vooral door schade wel het meest!
De Raadsel-puzzle met de punten, kruisen,
E Horizontaal is het een stad.
E Ook vertioaal moet dit hetzelfde
E Da's AMSTERDAM, zeg ik gevat. f r
A is klinker, EMS 'n stad, vindt men in Duitschland,
E Een woud noemt men ook wel oen BOSCH; E
E En dan de woorden: VENTERS. DAM en ADDER,
Verder: VERRUKT, de M staat los. E
En nu mij van mijn laatste taak gekweten, E
Zij is dan pas eerst goed volbracht, E
Als voor de mooie prijzen de Directie
En Oome Wim is dank gebracht. E
r ir iiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilillllllllllllllllllllllilllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllliÊ
NA EEN LENTE-REGEN
door Oom Wim.
Een malsche lente-regen,
Laaft zachtkens d' aarde weer.
En fluks ontkiemt 't zaadje
Dat sluimerend ligt ter neer.
Dra schiet het uit de aarde
En steekt zijn kop omhoog,
En weeft dan wonderbaarlijk
'n Kleed, 'n lust voor het oog.
Van bloemen, rijk van kleuren
In tintelende pracht
Tusschen 't groen van gras en kruiden,
In wondervolle kracht.
2 Juni: Didy de Graaf, Breestr. Leiden.
2 Juni: Corrie v. d. Bérg, Voorhout 39.
2 Juni: Martin Geerlings, Teyloosstraat
6, Sassenheim.
2 Juni: Jo Wijnen, Leeuwenhoekstraat 4
3 Juni: Annie v. d. Geest, Leiderdorp a.
d. Zijl 32.
Ik feleciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam van de school
gaande jeugd wil opgenomen zien, schrijve
mij dit 14 dagen vóór den verjaardag. Van
de meedineers of dingsters aan den wed
strijd heb ik den verjaardag genoteerd.
Oom W im
BESTE 00M WIM
door Hekkesluiter.
Dat laatsten, eersten zullen zijn,
Kon ik niet altijd gelooven.
Maar als ik nu de laatste ben,
Ligt mijn brief zeker boven.
De raadselbus tot 't gleufje vol,
En dus dan net voor 't randje.
Dat toch Oom Wim de bus niet keert
Dan lig ik onder in 't mandje!
Nu ja, er boven of beneên,
Oom Wim zal dit toch lezen
En ik beloof, dat ik 'n volgend keer
De eerste eens zal wezen!
HET VINKJE
door Theeroos.
Een vinkje wipte tusschen 't hout.
Hij had zijn nestje daar gebouwd,
Het vloog gedurig heen en weer.
En 't vinkte en 't pinkte keer op keer.
Vink-vink! Pink-pink! Vink-vink!
Pink-pink
Een knaapje wou 't nestje zien.
Er lagen eitjes in misschien.
Het kroop en sloop er zachtjes bij,
Toen liet de vink een droef gescfrrei,
Vink-vink, Pink-pink, Vink-vink,
Pink-pink.
En weenend vloog 't vinkje weg.
Van boom tot boom, van heg tot heg,
Nu hoort men daar den vink niet meer:
Hij zong zoo mooi, hoe was 't ook weer?
Vink-vink, Pink-pink, Vink-vink.
Pink-pink.
En trekken zoo de bijtjes,
Zoo spelend als 'n land,
Om straks zich te vermeien
Waar 't lekkers zich bevindt.
Na regen komt de zonne,
Na donkerte het licht;
Zoo is de heéle Schepping
Een harmonieus gedicht.
AAN 00M WIM
door Marie Hoogeveen.
Oom Wim ik zie U in de geest al zitten
Met voor U stapels verhalen en gedichten,
'n Groote prullemand naast U op den
grond,
Er zit goddank nog niets in, omdat U
nog niets vond.
Maar U worstelt er zioh langzaam
maar zeker doorheen,
En alles wordt aan de zetters over
gegeven.
Nu wordt er geloot om prijs no. één
Wie zal 't zijn? Wie zal de gelukkige
wezen
Zoo zijn ze allen aan de beurt gekomen
Prijs nummer 1, 2, 3, 4, 5 enzoovoorfc.
Ik geloof dat 'n woord van dank aan
U en Directie
Hier wel op z'n plaats behoort.
Ik hoop dat ik, al is 't maar heel onderaan
Ook op de lijst der gelukkigen mag staan.
Nu schei ik uit, want ik weet niets meer
En roep ik uit: „tot weerzien maar
weer"!
MEIMAAND
door Cisca van Denzen.
De boomen staan in volle pracht;
't Zonnetje aan den hemel lacht,
De bloempjes zijn nu al ontloken;
De Mariamaand is aangebroken.
Wij wandelen door bosch en wei
En plukken bloempjes, o zoo blij.
We zetten ze dan voor het beeldje neer
Van onze Moeder lief en teer.
's Avonds bij het einde van het werk,
Roept het avondklokje ons naar de kerk
Dan bidden we samen Maria ter eer
Want wij beminnen Haar zoo teer.
Wij bidden Maria wees Gij steeds
gegroet,
Van al Uwe kind'ren, geknield aan
uw voet.
De Avé's zij klinken zoo vroom en
zoo zacht,
Maria, o Moeder, houdt Gij steeds de
wacht.
Over ons, uwe kind'ren, zoo jong nog
en klein,
Die vurig U bidden om braaf steeds
te zijn.
In heel ons volgend leven, 't zij kort
of lang,
In uwe hoede Maria, is niemand toch
bang.
RIJMEN EN DICHTEN
door Gretha van Dam.
Ik wilde ook een versje maken.
*k Vroeg aan Moeder en aan P
Mij te helpen in 't dichten
Maar 't antwoord was geen ja!
Toen naar broer met mijn verlangen
„Kom probeer jij eens beste Jan".
Malle zus. wees jij toch wijzer.
Denk je, dat ik zulks kan.
Ik werd toen boos; zoovele meisjes
Zenden toch haar versjes in,
Dadelijk zocht ik naar mijn potlood
Ik dacht 't beste is, dat ik zelf begin.
Met papier en met een potlood
Deed ik toen wel heel voornaam
Een half uur zat ik te peinzen
Maar niets kwam op papier te staan.
Toen kon ik me best begrijpen
Waarom Moeder. Pa noch broer
't Durfde mij te helpen.
Want dichten is een heele toer.
Oom Wim, vergeef me deze zwakte
Ik zie dat 't toch zoo moeilijk gaat,
Wil dit enkele van mij aanvaarden,
Miisschien dat 't later beter gaat.
Zeer gaarne Gretha! Maar ik ben
overtuigd, dat jij no-g eens een vaste me
dewerkster zult worden.
Oom Wim.
AAN 00M WIM
door Keesje van Gerven
Dag oom. hier is uw nieuw neefje
Voor uw kinderkrant.
Weer een kleine van Gerven
Maar een die vreeselijk is bij de hand.
Mijn naam is kleine Keesje,
Een mooie vindt u niet?
Ja alles ken ik haast al
En meer dan U nu ziet.
Ik wil nu ook eens meedoen,
En dingen om een prijs,
Want werkelijk toch ook oompje
Brengt mij dat niet van de wijs
'k Ben heel gauw tevreden,
't Kleinste vind ik leuk,
Iets mooiers is nog beter
Dit zegt uw „kleine peuk."
Nu Oom. 'k zou graag ook hooren
Of u er bent mee blij.
Dat ik ook mee kom dingen
In uwe kinderrij,
Nti stuur ik al mijn wenschen
Zoo alles naar u toe
Een heel pakket is 't werkelijk.
Als u 't zou dragen werd u moe.
Nu met een hand en groeten
Van Vader. Moe en kindertal
En met veel hoop in 't hartje
Dat op mijn naam een prijsje vallen zal.
Zeker ben ik blij met jouw medewer
king, Keesje!
Oom W il m.
LENTE
door Clasientje Karreman.
't Is Lente, 't is Lente, wat een pracht,
Kijk maar naar buiten alles lacht.
Alles is vroolijk, alles is blij
In dit scboone jaargetij.
Komt allen naar buiten in de wei
Waar lammetjes blaten vroolijk blij;
Wij dansen en springen in een rei,
Want zij is gekomen, de lieve Mei.
Het madeliefje zacht en teer
Buigt telkens zijn kopje weer.
Het viooltje mooi en zacht,
Zie, hoe het ons tegen lacht!
Het beekje klatert langs 't riet,
De vogel zingt zijn schoonste lied,
Wie de natuur zoo prachtig ziet.
Vergeet toch zeker den Schepper niet!
Een verhaal uit den Riddertijd
door Ant 01 de Kal ter,
XI.
In de voorhoede bevonden zich Percl-
val, Arthur en de overige ridders; hier
op volgden de monniken, waarvan de abt
voorop reed en zoodoende nevens Hugo
den Liefterinck-Bon kwam te rijden; daar
na kwamen de schildknapen, terwijl de
achterhoede gevormd werd door een twin
tigtal slaven, welke de honden en valken
met zioh voerden en tevens dienden om
het te vangen wild te dragen.
Even later werd de poort door zes
schildknapen geopend, en gaf Perceval
door voor de derde maal op zijn hoorn te
blazen, het teeken voor vertrek. Langzaam
reden nu de aan de jachtpartij deelne-
menden de poort uit.
De paarden hinnikten vroolijk, terwijl
de honden door een luid blaffen him ge
noegen te kennen gaven. Het beloofde een
mooie dag te worden; de lente was het
midden harer tijd reeds overschreden;
geen wolkje bedekte den hemel, zoodat de
zon ten volste in staat was hare zaoht-
warme stralen over de aarde uit te zen
den.
Walewein, die vrij veel last ondervond
van zijn paard, dat hinnikte, sloeg en stei
gerde, reed nevens den Britschen ridder
Reginald van den Walderinge, en schertste
met dezen op vroolijken toon.
„Uw paard schijnt niet van de jacht te
houden, heer Walewein; tenminste, uit
zijn slaan en steigeren blijkt zijn ongenoe
gen", sprak juist Reginald lachende.
„Dit vloeit hieruit voort, heer Reginald,
dat Mirjam sinds twee dagen niet buiten
cle staldeuren is geweest", antwoordde
Walewein, zijn paard liefkoozend op den
hals kloppende; „doch hij zal, zoodra wij
de wouden betreden, zijn wispelturighe
den wel stakenechter toont hij zich bo
vendien door zijn doen, dat hij z'n Arabi
sche afkomst niet verloochent."
„Gij wilt hiermede toch niet zeggen,
heer Walewein, dat uw ros van Arabische
afkomst is?" riep Reginald, zijn paard in
houdende.
„Op mijn zwaard, Reginald, wat ik U
zeide, is waarheid; let bovendien slechts
op den naam Mirjam, en Ge weet waar
hij is geboren; door toedoen van den ede
len ridder Karei van Ansinohteim, gelukte
bet mij dit fraaie dier te koopen van den
geduohten Sheik Al Casim, wiens tenten
zich bevinden eenige dagreizen ten Oos
ten van de stad Arsinoë."
„Dan, heer Walewein, zal Mirjam een
trouwe helper voor U zijn gedurende uw
onderzoekingstocht naar Koning Arthurs
schaakbord", sprak Reginald, terloops een
begeerigen blik op Waleweins paard wer
pende. „Doch", vervolgde hij, „hebt Gij
wellioh ook vernomen, welk woud het eer
ste zal worden genomen?, voor zoover ik
weet, heeft de Koning hiervan geen me-
dedeeling gedaan."
„Toevallig vernam ik gisteravond van
Perceval, dat het 's Konings plan was de
zen dag het groote Marewoud af te ja
gen, dat niet zeer ver van hier verwijderd
is, zoodat we over een half uur waar
schijnlijk ter plaatse kunnen zijn", ant
woordde Walewein. „Het beslaat een ge
weldige oppervlakte en wordt gevormd
door afzonderlijke kleinere bosschen. On
eindig veel soorten wild en gevogelte hou
den zich in het Marewoud op, zoodat wij
op een grooten jachtbuit kunnen reke
nen."
„Bij den wijnkelder der Monckt-abdij 1"
riep Hugo uit, „het belooft een schitte
rende dag te worden."
De jagers waren intusschon reeds vrij
ver gevorderd. Hun weg voerde nu door
een heideveld, hetwelk hier en daar door
een klein denneboompje was begroeid.
Achter hen lag de burcht, welke zich
scheen te koesteren in de zon. Het veld,
dat zij nu door reden, vertoonde overi
gens niets bijzonders, behoudens een smal
beekje, dat zeer waarschijnlijk zijn weg
zocht naar de Aire. De paarden plasten er
lustig door, zoodat het heldere water tot
aan hunne rompen omhoog spatte.
(Wordt vervolgd).
DE MEIMAAND
door Bertie Fleur.
O schoone maand Mei,
Wij groeten U blij,
Omdat 't ons vraagt feest te vieren.
Aan Maria gewijd
IJvert elk om strijd
Om haar lieflijke beelt'nis te sieren.
Met bloemen en licht,
Wat 'n heerlijk gezicht.
Schittert Moeder Maria te midden!
Blij knielen wij neer,
In jub'lende sfeer.
Noodt 't ons tot zingen en bidden.
Maria, o Moeder!
Wij vragen u hier,
Dat allen toch veel van U houên;
En dat ge uit het Hemelsehe oord
Ons kinderlijk bidden gaarne verhoord,
Daarop rust ons vaste vertrouwen.