24ste Jaargan§
WOENSDAG 3 MEI 19&,
No. 7498
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN
BINNENLAND
VOORNAAMSTE NIEUWS.
Ceid&eh^Soii/fccMit
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling:
Voor Leiden 19 cent per week f2.50 per kwartaal
Bij onze Agenten 20 oent per week f 2.60 per kwartaal
Franco per post f2.95 per kwartaal
Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver
krijgbaar tegen betaling van 50 oent per kwartaal, bij
vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met
Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent.
TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 I
GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11
DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT:
Gewone Advertentiën 30 cent per regel
Voor Ingezonden Mededeelingen wordt
het dubbele van het tarief berekend.
TELEFOONTJES, van ten hoogste 30 woorden, waarin be
trekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur «a
verhuur, koop en verkoop f 0.50.
Dit nummer bestaat uit DRIE
bladen.
Dr. Colijn.
Zooals gemeld, is geschied, wat algemeen
wel verwacht werd: H. M. de Koningin
heeft aan dr. H. Colijn opdracht gegeven
tot vorming van een parlementair kabinet.
En het gepubliceerde officieele bericht
voegde er aan toe: dr. Colijn heeft ver
zocht, die opdracht in beraa-d te mogen
houden.
Dat laatste is, zooals men weet, gebrui
kelijk. Een kabinetsformateur aanvaardt
zijn taak eigenlijk eerst, als hij er zoo goed
als mee klaar is, of, om het minder sterk
te zeggen, als er de grootst mogelijke waar
schijnlijkheid bestaat, dat hij met de for
matie zal slagen.
De opdracht is: de vorming van een par
lementair kabinet. Er wordt dus vrijheid
gelaten aan den formateur, of het zal zijn
al dan niet een rechtsch kabinet. En in dit
verband ligt de veronderstelling voor de
hand, dat de heer Colijn eerst zal trach
ten, om een rechtsch parlementair kabinet
te vormen, om, als dat niet of niet geheel
naar wensch zal mogelijk blijken, uit te
zien naar een andere formatie, waarbij we
denken aan de reeds meer genoemde com
binatie, nu van de d r i e rechtsche partijen,
met de Vrijz. Democr.
Waarom aan dr. Colijn deze opdracht is
gegeven en niet aan den leider van de
grootste der drie rechtsche groepen mr.
Aal'berse?
Naar het antwoord op deze vraag kan
worden gegist, 't Is zeker niet noodzake
lijk, dat juist de leider der grootste fractie
in dit geval als kabinetsformateur wordt
aangewezen. En wij meenen, dat de leider
der R. K. Kamerfractie ook zélf in de
gegeven omstandigheden den
anti-revolutionair dr. Colijn als
de meest gewenschte persoonlijkheid za-1
hebben beschouwd voor de beproeving van
een formatie van een rechts parlemen
tair kabinet.
Als zülk een kabinet nu niet za-1 kun
nen tot stand komen, dan zal een rechtsche
Begeering ook zeer waarschijnlijk voor
goed of althans voor afzienbaren tijd niet
meer tot de mogelijkheden behooren....
Intusschen is het wel bijna zeker, dat,
als dr. Colijn slaagt met een of andere for
matie, hij zelf de premier in het nieuw ka
binet zal worden noodzakelijk is dat
niet; mgr. Nolens is formateur geweest,
doch geen minister geworden.
Dr. Colijn, de vermoedelijke nieuwe mi
nister-president, wordt op 22 Juni a.s. 64
jaar en heeft een hoogst belangrijke en
eervolle loopbaan in Indië en in Neder
land achter den rug. Hij is reeds eenige
malen minister geweest, n.l. van 1911'13
minister van Oorlog, en van 1923'25 mi
nister van Financiën. In Augustus 1925
trad hij opnieuw op als minister van fi
nanciën en tevens als minister-president,
maar zijn kabinet kwam reeds in Novem
ber nog dat jaar ten val als gevolg van de
aanneming van het amendement-Kersten
tot afschaffing van het gezantschap bij den
Paus.
Eenige jaren geleden is de heer Colijn
tot minister van Staat benoemd.
DE R. K. WERKGEVERS OVER
DE CRISISPOLITIEK.
In aansluiting aan de reeds gepubli
ceerde openingsrede van den Voorzitter
der AlgemeeneN R. K. Werkgevers-Ver-
eeniging Federatie, mr. M. P. L. Steen-
berghe, op de deze week gehouden ge
combineerde besturenvergadering dezer
Federatie en het R, K. Verbond van
Werkgevers Vakvereenigingen kan nog
het volgende worden medegedeeld.
Na afloop van deze openingsrede ont
spon zich een uitvoerige geda-chtenwis-
seling over de in de rede van den voor
zitter aangestipte denkbeelden, waaraan
werd deelgenomen door vertegenwoordi
gers o.m. uit de metaalindustrie, de wol-
lenstoffenindustrie, de textielindustrie,
de keramische industrie, de schoenindus
trie, de confectie-industrie, de steenin
dustrie, de Limburgsche klei-industrie,
de sigarenindustrie en de lederindustrie.
In al deze takken van het industrieele
bedrijfsleven bieek zeer ernstige, op fei
ten steunende ontstemming te bestaan
over de tot nu toe gevolgde economische
crisispolitiek der Regeering, zoowel voor
wat betreft de bevordering van den ex
port, als wat betreft de beveiliging der
binnenlandsche amrkt tegen de abnor
male buitenlandsche concurrentie. Mr.
Steenberghe, die als gedelegeerde der
Nederlandsche Regeering de onderhan
delingen met de Duitsche Regeering
over het douane- en credietverdrag heeft
medegemaakt, ueeft het verloop dezer
besprekingen uiteengezet. Spreker achtte
de verkregen resultaten, gezien het van
Nederlandsche zijde ter tafel gebrachte
ruilobject, verlaging van de rente van
het loopende crediet, zeker niet onbe
vredigend, doch hij legde den vollen na
druk daarbij op de absolute noodzake
lijkheid om de komende maanden te be
nutten teneinde in het najaar met de
Oost-elijke naburen te kunnen onderhan
delen op een basis, die het Nederland
sche standpunt over de geheele linie
recht doet wedervaren. Nederland zal
een onderhandelir gstarief moeten invoe
ren en bovendien zijn invoercontingenten
dienstbaar moeten maken aan een ver
grooting van den export.
Van vele zijden werden voorbeelden
genoemd van de drieste wijze waarop
internationale kartels en trusts de Ne-
derlandsohe industrie door dumpings
praktijken en dreigementen terroriseeren.
De Nederlandsche Regeering heeft de
industrie tot nu toe niet tegen deze
aanvallen beschermd. Het gevolg daar
van is, dat ook bij voortgaande interna
tionale kartelvorming het Nederland
sche bedrijfsleven het slachtoffer gaat
worden.
Wat de beveiliging der binnenland
sche markt betreft, welke voor de indus
trie door het wegvallen van bet groot
ste deel van den export met den dag
van meer belang wordt, werd vastge
steld, dat de industrie op volstrekt on
voldoende wijze tot nu toe is geholpen,
zoodat vergrooting van de werkloosheid
en ondermijning van vele ondernemin
gen voor de deur staat.
De vergadering besloot bij de nieuiw
te vormen Regeering er ten sterkste op
aan te dringen aan de Crisis-invoerwet
ruimer toepassing te geven en boven
dien den invoer veel sterker te beper
ken. Daaraan dient gepaard te gaan
een tarievenpolitiek op basis van het
stelsel der specifieke rechten, teneinde
een volkomen ineenstorting van groote
deelen van het industrieele bedrijfsleven
te voorkomen. Een krachtige samenwer
king van belanghebbenden werd bepleit,
waarbij de Overheid hare stimuleerende
inwerking niet zou mogen onthouden;
in overleg met de samenwerkende be
langhebbenden zouden zelfs groote be
voegdbeden aan de Overheid moeten
worden toegekend.
Van twee zijden zal Nederland die
nen zorg te dragen, het deflatieproces,
waaronder de industrie gebukt gaat, te
stuiten. Eenerzijds door de productie
kosten te verlagen, anderzijds door het
prijspeil wederom te verhoogen tot een
loonend niveau.
Ofschoon in de huidige crisisomstan
digheden, mede in het belang van de
sociale verzorging van de werknemers,
de economische politiek op het eerste
plan behoort te staan, sprak de vergade
ring zich met klem ervoor uit, dat de
bestaande sociale wetgeving en de daar
uit voortspruitende voorzieningen zoo
lang eenigszins mogelijk was, moesten
worden gehandhaafd. In het belang der
werkgelegenheid zelve ïnoeten echter
Verdere verbeteringen, die nieuwe lasten
op het bedrijfsleven zouden leggen, wor
den uitgesteld.
Wat tenslotte de fiscale politiek be
treft, was de vergadering van oordeel,
dat nieuwe directe belastingen het be
drijfsleven geheel zouden ondermijnen;
bij het doorvoeren van nieuwe indirecte
belastingen zal de Overheid dienen te
overwegen, dat ook het industrieele be
drijfsleven eer steun behoeft, dan zwaar
deren cijns kan dragen.
De vergadering was van oordeel, dat
hoe belangrijk een goede samenstel
ling der Tweede Kamer voor het Neder
landsche volk ook moge zijn in de
tegenwoordige omstandigheden de samen
stelling en het program van het Minis
terie van allesoverheerschende beteeke-
nis moet worden geacht.
De vergadering achtte het onvermij
delijk, dat de tot nu toe gevoerde eco
nomische politiek noodzakelijk binnen
korter of langer tijd tot inflatie van het
ruilmiddel zou moeten leiden omdat de
bronnen van inkomsten voor den fiscus
zullen ophouden te vloeien en de steun
maatregelen voor den landbouw en de
werkloozen niet meer door de volksge
meenschap zullen kunnen worden gedra
gen. Versterking van den weerstand van
het bedrijfsleven is het eenige middel
om de inflatie te ontgaan. Dit alterna
tief is niet te vermijden. De vergadering
achtte het den allerhoogsten tijd het
roer om te werpen en de lijdelijke eco
nomische politiek in een actieve om te
zetten.
DE MACHTIGINGSWET.
MEER ARTIKELEN HEBBEN STEUN
NOODIG.
De minister van Economische Zaken en
Arbeid, mr. P. J. Verschuur en de minister
van Financiën, jhr. mr. D. J. de Geer, heb
ben bun memorie van antwoord uitge
bracht op het voorloopig verslag van de
Eerste Kamer over het ontwerp van wet
tot verleening van bevoegdheden tot het
nemen van buitengewone maatregelen in
het belang van den Landbouw. Zij schrij
ven daarin o.m.:
De ministers kunnen waardeeren, dat
tegen de bevoegdheid der regeering om
zelfstandig diep ingrijpende maatregelen
te nemen, ernstige bezwaren rijzen uit een
oogpunt van rechtszekerheid voor ons be
drijfsleven en ook in verband met het par
lementaire stelsel.
Voor normale tijden zouden dan ook de
beginselen van dit ontwerp verkeerd moe
ten heeten. Slechts de buitengewone om
standigheden nopen de regeering in dezen
omvang bevoegdheden te vragen.
Niet tegen het Nederlandsche bedrijfs
leven richten zich de bepalingen van het
ontwerp, doch zijn bedoeling is, dat be
drijfsleven tegen groote en verrassende ge
varen tijdig te kunnen beschermen. Te
meer is er voor het bedrijfsleven reden tot
vertrouwen, als men het beginsel der re
geering bij de verschillende reeds tot stand
gekomen regelingen in het oog vat, dat
zooveel mogelijk de uitvoering aan het be
drijfsleven zelf wordt overgelaten, waarbij
met de gevestigde belangen zooveel moge
lijk wordt rekening gehouden.
Ook voor de artikelen zuivel, varkens,
varkensvleesch, tarwemeel en tarwebloem
blijft een regeling, als aanvankelijk werd
voorgesteld, noodig, gelijk sommige leden
te recht opmerken.
Slechts de overtuiging, dat na korten tijd
de aanvankelijk beraamde weg zal kunnen
worden ingeslagen, heeft de ministers ge
noegen doen nemen met de beperkte rege
ling, welke althans aan eenige artikelen zal
ten goede komen.
Wat het landbouwcrisisfonds betreft, is
door de behandeling in de Staten-Gene-
i raai de vraag gerezen, of dit fonds zal kun
nen worden ingesteld en of het in beperk
te mate, waarin het thans mogelijk is, nut
kan stichten.
In ieder geval zal verwarring moeten
worden voorkomen, waarvoor de ministers
gaarne verklaren te zullen waken. Het ge
vaar voor verwarring op dit punt was mede
één der redenen, waarom de minister van
Economische Zaken en Arbeid verklaarde
zich met lood in het hart bij de amendee
ring te kunnen neerleggen.
In de vorming van een landbouwcrisis
fonds ligt de gedachte, dat ook financieel
eenheid moet worden gebracht in de ver
schillende steunmaatregelen voor den land
bouw. Daarom kan niet worden uitgesloten
de mogelijkheid, dat de financieele resul
taten van de eene regeling onder bepaalde
omstandigheden dienstbaar worden ge
maakt aan een andere regeling.
Geenszins is daarmede in strijd de be
doeling van de ministers om allereerst de
baten, in verband met eenig artikel ver
kregen, aan dat artikel dienstbaar te ma
ken. In gevallen echter, dat de verschillen
de artikelen met elkaar verband houden
en dat de regelingen voor het eene artikel
aan het andere ten goede komen, kan het
billijk wezen, dat mogelijke overschotten
in verband met het eene artikel verkregen,
voor een verwant doel worden benut.
Het spreekt welhaast vanzelf, dat de be
doeling der regeering, om voor de tarwe
het laatstelijk vastgestelde bedrag te be
reiken, niet teniet zal worden gedaan door
onttrekking van steun ten bate van andere
artikelen. Weinig waarschijnlijk is boven
dien zulk een onttrekking ten bate van een
weinig verband houdend artikel als de
veenkoloniale aardappelen.
Van onttrekking van middelen aan eenig
artikel kan alleen sprake zijn, indien het
voor dit artikel gestelde doel volkomen is
bereikt. Vergeten worde niet, dat alleen
een algemeen fonds aan de regeering fi
nancieel eenige speling toelaat om in on
voorziene nooden te kunnen voorzien.
Centralisatie van de verschillende steun
maatregelen was de bedoeling van het aan
vankelijke ontwerp, van welke bedoeling
ten gevolge van de amendeering thans in
de praktijk voorshands niet veel zal kun
nen worden bereikt.
Gaarne zeggen de ministers toe te over
wegen ook één of meer leden der Staten-
Generaal te benoemen in de centrale com
missie. indien en voor zoover de samen
stelling dier commissie zulks betoogt. In
derdaad zal, zoolang nog een directeur-
generaal van den Landbouw ontbreekt, het
in het bijzonderdeze centrale commissie
zijn, die de regeering van bericht en raad
zal moeten dienen in landbouwcrisis-aan
gelegenheden.
BEPERKING VEESTAPEL.
De heer L. Bückmann, Regeeringscom-
missaris voor de hulpverleening aan de
melkveehouderij, heeft Dinsdag een radio-
causerie gehouden, waarin hij uitvoerig
zijn standpunt inzake de voorgestelde be
perking van den Rudnveestapel heeft uit
eengezet.
Spr. ziet geen andere mogelijkheid, om
uit de bestaande moeilijkheden te komen,
dan door een zoodanige beperking van den
veestapel, dat het niet te verkoopen boter-
overschot er niet komt en er bovendifen een
zekere prikkel bestaat op den duur van de
menging af te komen. Te dien einde zal er
z.i. ongeveer 24.000.000 K.G. boter per jaar
minder geproduceerd moeten worden.
Te eer neigt spr. tot deze oplossing over,
omdat het voor de boeren ook geldelijk
veel voordeeliger is, dat er zooveel minder
wordt geproduceerd.
In overleg met de centrale landbouwor
ganisaties of nog liever door deze zelf
ware te bepalen, hoeveel vee elke provin
cie moet opruimen. De provinciale organi
saties verdeelen de inkrimping over be
paalde gebieden; tenslotte geeft de plaat
selijke organisatie aan, hoeveel vee iedere
boer afzonderlijk behoort te hebben in *t
kader van het geheel. Aan iederen boer
afzonderlijk zou het vrij zijn te beslissen,
hoeveel vee hij bij slot van rekening wil
houden. Heeft hij er meer dan heem toege
wezen zijn, zoo wordt de toeslag op alle
geleverde melk ingehouden, b.v. voor iede
re koe te veel tijdens een maand, voor twee
koeien twee maanden. Voor elke koe, die
hij te weinig heeft, ontvangt hij uit de kas
van dat fonds een toeslag van, laten we
zeggen 50.—, wat ongeveer gelijk staat
met den toeslag, dien de Centrale thans
per koe over een geheel jaar uitkeert.
Voordeel van dit stelsel is, dat het zich
in beginsel geheel aansluit bij dat van de
Crisis-Varkens-Centrale, die trouwens in
zijn gewestelijke en plaatselijke organisa
ties reeds beschikt over alle organen, d:e
voor de uitvoering der regeling noodig zijn.
Aan het slot van zijn betoog maakte de
heer Büchmann nog drie opmerkingen.
Allereerst: de saneering zal niet voor
één jaar moeten gelden; er is een aanvul
lende regeling noodig, die aangeeft, welk
standaard-aantal kalveren elk bedrijf b.v.
op 1 Mei van elk jaar, mag hebben.
Vervolgens: het is wenschelijk den aan
koop van de koeien zoo te regelen, dat de
samenstelling in de leeftijdsklassen
veel mogelijk behouden blijft.
De derde opmerking houdt met de twee
de verband. Het cijfer van 200.000 stuks
vee, dat te veel zou zijn, spr. zelf komt
tot 210.000 stuks moet velen doen vra
gen: hoeveel vee blijft er dan wel over?
Naar schatting preciese cijfers zijn er
niet en dus zal ten spoedigste een gedetail
leerde veetelling moeten plaats hebben
zijn er behalve kalveren, mestvee en stie
ren 430.000 stuks jongvee boven 1 jaar en
1.400.000 k 1.450.000 melkkoeien, te zamen
dus ca. 2.000.000 stuks. Er zou dan ca. 10
pet. van deze laatste weg moeten. Ver
deelt men de opruiming zoo, dat er b.v.
50.000 pinken. 60.000 le en 2e kalfskoeien
100 000 3e, 4e en 5e kalfskoeien geleidelijk
in één jaar worden opgeruimd waardoor
men b.v. op 1 Mei 1934 een rationeelen vee
stapel over beeft dan beperkt men de
productie in het loopende melkjaar met
ca. 260.000.000 K.G. melk d.i. ongeveer
9.000.000 K.G. boter en het volgende jaar
doordien het opschuiven der jaarklasse met
de toegenomen melkproductie achterwege
is gebleven met 700 000.000 K.G. melk,
dat is ongeveer 25.000.000 K.G. boter.
Lukt dit, dan is er, volgens spr., voor
den veehouder oneindig meer reden de toe
komst met minder zorg tegemoet te zien
dan wanneer men, wat de opruiming van
het vee betreft, „fiolen maar laat zorgen",
zijn heil alleen zoekt in prijsverlaging van
de boter, opheffing van het menggebnd, al
te veel speculatie op consumptievermeer
dering en op een grooten export en het
dwingen van een paar millioen menschen
die nu margarine gebruiken, om boter te
koopen, die duurder is, alsmede in het
werkloos maken van een aantal arbei
dersen dat alles, terwijl de boeren dan
voor hun welk maar even een cent of drie
per K.G. zouden krijgen.
STATEN-GENERAAL.
Sluitingszitting der beide Kamers
op Zaterdag 6 Mei.
De beide Kamers der Staten-Gen era al
zijn in vereenigde vergadering in het ge
bouw van de Tweede Kamer bijeengeroe
pen op Zaterdag den 6en Mei 1933, des
namiddags te kwart voor drie uur.
CRISISINVOERWET.
De minister van oeconomischc zaken en
arbeid heeft bepaald, dat in art. 2 lid 1,
van het Kon. besluit van 12 December tot
regeling van den invoer van bedrukte, ge
verfde en bontgerweven manufacturen, niet
vallen gebrocheerde katoenen voile stof
fen.
BUITENLAND.
De „gelijkschakeling" van de vakbewe
ging in Duitschland. (2de blad).
Massa-ontslag van professoren in Prui
sen. (2de blad).
Gandhi wil vasten. (2de blad).
BINNENLAND.
De piloten van de K. L. M. nemen
ontslag. (Luchtvaart, (3de blad).
Vier wagens van een goederentrein bij
het station Sliedrecht ontspoord. (Gem.
Ber., 3de blad).
Wederom verscheidene verkeersonge
lukken. (Gem. Ber., 3de blad).
Tendentieuze Duitsche berichtgeving
over de incidenten in Amsterdam. (Geon.
Ber., 3de blad).
BEZUINIGING OP DE KEURINGS
DIENSTEN.
Ingediend is een nota van wijziging in
het wetsontwerp tot wijziging en vorhoo-
ging van het vijfde hoofdstuk der Rijksbe-
grooting voor het dienstjaar 1933.
Aan de toelichting ontleenen we, dat de
post voor het aandeel van hot rijk in do
kosten van de keuringsdiensten voor 1933
met 350.000 verminderd is, zulks op ad
vies van de commissie-Welter, die voor
haar advies als grondslag heeft genomen
het desbetreffende rapport der commis
sie-Van Beresteyn. In dit rapport komt
laatstgenoemde commissie tot do conclu
sie, dat op de uitvoering der Warenwet
350.000 kan worden bezuinigd, hetgeen
neerkomt op 175.000 ten laste van het
rijk en 175.000 ton laste van de go-
meenten, omdat rijk en gemeenten de las
ten gezamenlijk dragen.
Do commissie-Welter heeft geadviseerd,
alleen op de rijkskosten 350.000 te be
zuinigen, hetgeen op een misverstand moot
berusten. Zulk een bezuiniging zou niet
kunnen worden bereikt., zonder de werking
der Warenwet ernstig te schaden. Het ia
daarom gewenscht, do bezuiniging op do
rijksbijdragen te beperken tot 175.000
overeenkomstig de oorspronkeijkc bedoo-
ling. Daartoe dient do desbetreffende post
met 175.000 te worden verhoogd.
De bezuiniging wordt gevonden door
korting op do salarissen, door inkrimping
van personeel van enkele te zwaar bezet
te diensten en door verlaging van het sa
larispeil. Daartoe wordt do algemeene
maatregel van bestuur tot uitvoering van
art. 13 der wet (voorwaarden voor de rijks
bijdragen) gewijzigd.
DEPARTEMENT VAN 0EC0N0MISCHE
ZAKEN EN ARBEID.
Hoofd van de afdeeling crisiszaken.
Naar we vernemen, is binnenkort de
benoeming te verwachten van den heer ir
O. Stevens, rijkslandbouwconsulcnt te
Goes, tot hoofd van de afdeeling crisisza
ken aan het departement van ooconomi-
sche zaken en arbeid.
SOCIALISTEN EN GEWELD.
In de „Sociaal-Democraat" wordt het
betreurd, dat de Duitsche S. D. A. P. in
dertijd niet krachtiger schoon schip heeft
gemaakt en de niet-socialistische ambte
naren niet heeft opgeruimd.
In dezen geest schrijft do „Fakkel" (van
de O. S. P.) nog duidelijker:
„Wij zijn van meening, dat de Duitsche
arbeidersklasse de nederlaag heeft gele
den, omdat ze te kort geschoten is in het
gebruiken van geweld (niet in het praten
er over) tegenover den klassevijand.
„Gepraat over geweld, gebruiken van
dreigende vol/innen, vinden wij niet aan
bevelenswaardig gebruiken van geweld
(zonder wreedheid en brutaliteit, als het
maar eenigszins mogelijk is dus geweld
als zakelijk middel; zonder goweldsmcn-
taliteit) tegenover de kapitalistische kina
se is onvermijdelijk.
„En dus is ook liet neerslaan van de
fascistische beweging nood zakelijk, juist
omdat de fascisten moordenaars zijn en
wij het niet zijn".
„Geweld zonder geweldsmentaliteit",
maar geweld! En toch maar zingen: „Niet
met de waap'nen der barbaren."