Prof.dr.DIETRICH VON Hl' DEBRAND
VOOR „SANCTUS AUG TINUS"
DONDERDAG 30 MAART 1933
DE LEIDSCHE COURANi
TWEEDE BLAD PAG. 6
Wezen en doel der Universiteit,
van katholiek standpunt bezien
Do R. K. Studentenvcreeniging „Sanctus
Augustinus" alhier heeft gisteravond, ter
inleiding tot de viering van het achtste lus
trum der veieeniging een hooggestemde bij
eenkomst gehouden in hot Groot Audito
rium der Leidsche Universiteit, voor welke
bijeenkomst als spreker was uitgenoodigd
prof. dr. Dietrich von Hildebrand, hooglee
raar te München.
Deze in katholieke kringen welbekende
hoogleeraar hield een voordracht over: „Er-
kenntnie und Gesamtein stel lung des Men-
sohen'.
Zeer velen hadden aan den oproep van
het öanctus Augustinus-bestuur gehoor ge
geven en gaven door hun -tegenwoordigheid
blijk van belangstelling voor dit interes
sante onderwerp.
Onder de aanwezigen merkten we o.m.
op den rector magnificus prof. dr. J. Hui-
zinga, den secretaris van den Academischen
Senaat prof. mr. D. van Blom, den pro
secretaris van deh Senaat prof. dr. N. J.
Krom, prof. N. van Wijk namens het I. S.
S. Comité, prof. G. Welschen, O.P., prof.
P. G. Groenen, moderator van de. Unie vaa
R. K. Studentenvereenigingen in Neder
land, rector R. J. J. Reynen, moderator van
„Sanctus Augustinus'',-pastoor J. C. Vijver
berg van de St. Jozefparochie en pater dra.
B. do Goede, directeur der B. K. H.B S.,
do katholieke hoogleeraren dr. J. A. J.
Barge en dr. G. C. Berg, verder de profes
soren v. Vollenhoven, Wcnsinck en van
Bommel, afgevaardigden van de zusterver
enigingen Veritas uit Utrecht en Thomas
Aquinas uit Amsterdam, en verder verte
genwoordigers van het Leidsoh Studenten
corps, de Ver. voor Vrouwelijke Studenten
en alle andere Leidsche studentenvereem-
gingen, benever»a vertegenwoordigers van
de diverse facukeitea.
OPENINGSWOORD PRAESES
J. F. M. M0LKENB0ER.
Te acht uur, toen de aanwezigen 'hunne
plaatsen hadden ingenomen, sprak de prae-
ses van „Sanctus Augustinus", de heer J.
F. M. Molkenboer, het openingswoord.
Spr. heette daarin met name verschei
dene hierboven reeds genoemde aanwezigen
hartelijk welkom en zette in het kort de
beweogredenen uiteen, welke het bestuur
van „Sanctus Augustinus" er toe geleid
hebben dezen avond te organisoeren.
Hot zal wol bekend zijn, aldus spr., dat
do Vereeniging in Mei a.s. haar achtste
lustrum hoopt te herdenken. Het leek het
bestuur het beste om in deze tijden het
lustrum niet op de eerste plaats te vieren
met groote pracht en praal naar "buiten en
met het organisoeren van groote feestelijk
heden alleen.
"Wanneer wij, vervolgt spr., vandaag
rondom óns zien in de wereld, dan moeten
wij constateeren een geweldigen chaos op
alle gebied van one maatschappelijk leven.
Het is thans niet aan de orde de. oorzaken
hiervan op te sporen, maar wel is het een
onloochenbaar feit, dat deze wanorde naar
onze katholieke overtuiging zijn oorsprong
vindt in het huidige universitaire leven.
Een totaal ontbreken van leidende begin
selen kan immers nimmer tot eenig goed
resultaat leiden.
In het Leid ach Universiteitsblad, wolk
blad geboren is uit het zeer loffelijk stre
ven om de gemeenschaps-idee aan onze
universiteit aan te kweeken en te bevor
deren kunnen wij bij iodor nummer een
andere zijde van het Universiteitsprobleem
belicht, zien, zoowel door professoren als
studenten.
Het woord „Universitas" treft men van
daag aan den dag aan in talrijke bespre
kingen over Universiteitsproblemen en tal
rijk zijn de fouten, welke aan de huidige
universiteit worden verweten. Het is geen
„Universitas", doch „Diversitas".
Maar het is niet op de eerste plaats de
taak der studenten zelf om fouten, welke
zeer zeker kleven aan de huidige Univer
sitas rechtstreeks te verbeteren, want hier
voor hebben we de hoogleeraren zelf en het
is een verheugend feit. dat onlangs de Leid
sche Rector Magnificus in eeri interview
met een redacteur van ..De Leidsche Cou
rant" o.m. zeide: „lm verband met het stre
ven naar zakelijkheid en practische vakop
leiding is een wijzen op de cultureelo be-
tcekeni8 der Universiteit niet overbodig".
Het geeft wel blijk, dat de Leidsche Ree
tor Magnificus niet blind is voor de geva
ren, welke do universiteit van vandaag be
dreigen. Maar wel is het de taak der stȕ-
dentcn zelf om aan de universiteit onderling
dien band te vormen van eenheid in stre
ven, om. als leden van de Civitas Academi
ca, elkaar de hand te reiken bij het berei
ken van een toch gemeenschappelijk doe!
Nu is het tijd om de bakens te verzet
ten en het is onverantwoordelijk thans om
kleinigheden en futiliteiten de gemeenschap
te verstoren, daar anders het gevaar geens
zins denkbeeldig is te noemen, dat de stu
denten zelf do oorzaak worden van den
verkeerden toestand aan de Universiteit.
Welke mogelijkheden staan er nog open
"om de positie van de studenten gemeen
schap te verbeteren en hoe vaak mislukken
er pogingen door de apathie van de studen
ten zelf. Een symptoom, dat de studen
ten van vandaag de moeilijkheden onder de
oogen willen zien, is het bestaan van het
Nedorlandsch S. S. S. Comité, dat onder
leiding van prof. van Wijk rijke beloften
voor de toekomst inhoudt.
Wij, katholieke studenten aan de Loid-
scho universiteit, aldus vervolgt spr., wil
len ons geenszins afziidig houden om de
moeilijkheden mee te heipon onlossen, die
er vele zijn op verschillend gebied.
Wij hebben dan ook gemeend een eer-
eten stap in deze richting to doen om ter
Prof. Dr. DIETRICH VON HILDEBRAND
gelegenheid van het lustrum deze voor
dracht te orgamseeren, die toegankelijk is
gesteld voor alle studenten en die, al moge
de titel algemeen zijn gestold, het idee
„Universitas" van katholiek standpunt zal
belichten.
Hierna richtte de heer Molkenboer zich
tot prof. dr. von Hildebrand. Hij heette
dezen gast van harte welkom en verheugde
er zioh over, dat prof. Hildebrand zich op
eerste aanvrage bereid verklaarde naar
Leiden te willen komen.
De titel van spr. s voordracht moge
eenigszins algemeen zijn, spr. is overtuigd,
dat het buitengewoon van belang is den
grondslag van een vraagstuk in de eerste
plaats te behandelen, waar zich de onbe
tamelijkheid om de bijzaken naar voren te
brengen los van de hoofdzaak zelfs in uni-
versiteitskringen dreigt in te burgeren.
Spr. herinnert er vervolgens aan, dat de
meesten der Augustijnen prof. von Hilde
brand reeds hebben leeren kennen uit zijn
verklaringen over deze vraag in het boek
„The University in a changing world' door
het I. S. S. Comité gepubliceerd in Genève,
gedurende den arbeid, die prof. von Hilde
brand voor Pax Romana in ons land ver
richt heeft en welke zeer op prijs wordt
gesteld. Des te meer verheugde het spr.
dezen avond het levendige woord van prof.
von Hildebrand te mogen hooren.
Hierna verleende de heer Molkenboer
den spreker het woord tot het houden van
zijn voordracht.
REDE PROF. VON HILDEBRAND.
Wezen en zin eener universiteit (hooge-
schooi), aldus betoogde spr., zijn volgens
hun natuur afhankelijk van het wezen van
ochte kennis en echte wetenschap.
De moderne universiteit gaat van een
fundamenteele stelling uit, n.l., dat kennen
een zelfstandige functie van den menscüe-
lijken geest is, die van zijn wil, zijn mora
liteit, van zijn wijsgeerig of zelfs van zijn
religieus standpunt ouafhankelijk is en on
afhankelijk moet zijn.
De menschelijke keunis omvat verschil
lende graden vanaf het eenvoudige ken
nisnemen tot aan het diep wijsgeerig in
zien, en met moet constateeren, dat het tot
stand komen van onze kennis zich vol
trekt buiten dien wil om. Maar toch bestaat
er zooveel samenhang tusschen onze ken
nis en ons algemeen stelling nemen, dat
een isoleerèn van onze kennis onmogelijk
is. Een verkeerde levensopvatting verblindt
ons geestesoog, ons karakter kan ons in
zicht in verschillend opzicht beinvloeden.
De geschiedenis der dwaalleeren speciaal
op filosofisch gebied toont duidelijk de
zen samengiang aan.
Een van de menschelijke eigenschappen,
die de kennis negatief beinvloeden, is de
denktraagheid, die het diep indringen in
het wezen der dingen verhindert. Een ty
pisch voorbeeld daarvan levert bet mate
rialisme, dat zich slechts bezighoudt met
hetgeen in het meest bekrompen gezichts
veld ligt. Een tweede oorzaak, die onze
kennis verduistert is de in hoogmoed wor
telende ongeschiktheid om te luisteren paar
wat de dingen zelf te „zeggen" hebben. Er
zijn menschen, die tot de dingen gaan zon
der dorst naar waarheid, doch veeleer vol
zelfgenoegzaamheid. Zulke menschen zijn
vóór-ingenómenon. Een typisch voorbeeld
hiervan is het rationalisme, dat niet geloo-
ven kan, dat er iets is tusschen hemel en
aarde, wat zij met hun schoolwijsheid nog
niet kennen.
Nog erger is de vooropgezette meening,
die zich kant tegen de objectiviteit der din
gen. Dezulken kunnen zich niet laten in
lichten, omdat zij in den grond niet willen
zien. Dat zijn do sceptici, tegen wie geen
argument bestand is.
Tenslotte is er nog de aarzeling, om iets
in te zien, een zeker wantrouwen in eigen
kennis. Hieruit blijkt, dat een juiste le
venshouding noodzakelijk is om onzen
geest te bevrijden van belemmerende ban
den.
De liberale wetenschap voelt zich ook
vrij van vóór-ingenome\iheid, doch dat is
slechts schijn en berust op zelfbedrog. Wij
verlangen meer, n.l. de ware vrijheid, wel
ke slechts door een juist „grond-standpunt"
wordt gegarandeerd. Dit juiste grond-stand-
punt is te vinden in de katholieke leer om
trent het wereldbeeld, zooals de openba
ring ons heeft getoond. Een werkelijke ka
tholiek is steeds een dorstige naai' de
waarheid, een deemoedige, een methaphy-
siek moedige, een geloovige. Wanneer een
katholiek tegenspraak meent te ontdekken
tusschen de geopenbaarde en de natuurlijke
waarheid, zal hij overtuigd zijn, dat deze
tegenspraak slechts schijnbaar is en zal hij
dieper graven. Welk een boschermmiddei
ligt daarin legen oppervlakkigheid.
De katholiek weet te luisteren, hetgeen
hem bewaren zal tegen overijlden systeem
opbouw.
Wanneer men van een juist grond-stand
punt uitgaat, is daarmee met gezegd, dat
men alleen daardoor een hoogen trap van
wetenschap bereiken kan. Dat hangt verder
van de begaafdheid af. Doch het katho
liek-zijn is allerminst een belemmering van
echte wetenschappelijkheid, ihtegendeel.
Vandaar onze eisch tot instelling van Ka
tholieke universiteiten, welken eisch wij
stellen in naam van een werkelijk objectie-
I ve wetenschap. Een katholieke universiteit
zou geen zin hebben, als zij slechts een sa
menvatting zou zijn van katholieke geleer
den en onderzoekers, maar overigens m
haar structuur het evenbeeld zou zijn der
liberale universiteiten. De katholieke uni
versiteit moet streven naar een van Chris
tus geheel vervulde atmosfeer, zij moet een
milieu van gebed zijn, zij moet in haar ge
meenschapsleven door en door katholiek
zijn. In haar navorschingen moet zij het
natuurlijk kenbare en de geopenbaarde
waarheid duidelijk uit elkander houden,
maar het resultaat van een door het katho
lieke grond-standpunt bevrijde en verloste
kennis zal een dieper gaande zijn dan de
moderne wetenschap.
Laten wij ons niet bedriegen. Ook al wer
ken eenige katholieke docenten aan een
liberale universiteit, dan nog blijft de at
mosfeer er anti-katholiek en katholieke
studenten worden er vaak ingeënt met een
valsche onbevooroordeeldheid en verliezen
het katholieke grondstandpunt.
Wordt tegenwoordig vaak van den stu
dent meer zelfstandigheid geëischt ra
een katholieke universiteit zal vastgehou
den moeten worden aan een werkelijke be
reidheid om te leeren, aan een deemoedig
willen aanvaarden. Het moet een tijd vao
rijpen zijn, van verdiepen en opnemen,
waarbij de activiteit ligt in de verwerking
van het opgenomene. Maar van den ande
ren kant mag in een katholieke universiteit
geen professorale waardigheid vertoond
worden, welke de leeraren op ongenaak
bare hoogten doet tronen buiten het bereik
der studenten. Liefderijke leiding en diep
gemeenschapsbewusfzijn, verankerd in den
„godsdienst" van het zoeken naar de waar
heid, moet leeraar met leerlingen verbin
den.
De universiteit mag niet de belachelijke
pretentie hebben, het brandpunt van de we
reld te zijn; de katholieke professoren mo
gen niets weg hebben van dien z.g. profes
sor, die de universiteit voor de heele we
reld houdt en tegenover zijn vak vergeet,
dat hij een mensch is, wiens eigenlijke be
stemming is God te erkennen en lief te
hebben. Want bij alle toewijding aan het
eigen vak kan nooit één woord van Chris
tus opgeheven worden Martha," Martha, gij
bekommert u om vele dingen} slechts één
is echter noodig.
Toen het applaus op deze rede bedaard
was, sprak de praeses van „Sanctus Augus
tinus" een hartelijk woord van dank voor
de woorden van prof. von Hildebrand,
waarna hij alle aanwezigen dank zegde
voor hunne belangstelling en de bijoen-
komst sloot.
Op het „Eigen Huis" aan het Rapenburg
vereenigden zich na afloop tal van Augus
tijnen met hun gast, prof. von Hildebrand,
en een aantal genoodigden voor een in
tieme bijeenkomst.
DE „VERSCHIJNINGEN" TE
BANNEUX.
Er schijnt geen woord van waar.
De vorige week hebben wii een relaas
overgenomen uit den (Brusselsehen)
„Standaard" betreffende wonderbare ver
schoningen te Banneux bij Luik.
Een redacteur van de „Eindhovensche
en Meijerijsohe Courant" heeft de kwestie
ter plaatse onderzocht.
Zijn bevindingen te Banneux zijn van
dien aard. dat er weinig twijfel meer be
staat of het geheele verhaal in de „Stan
daard" is verzonnen.
Bij de familie Béco.
Onze redacteur, aldus het Eindhoven
sche blad trof te Banneux de geheele fa
milie Béco thuis.
De kinderen waren aan het wafelen eten
ook de bevoorrechte Mariete, een stug en
blijkbaar zeer onhebbelijk kindje, dat te
onbeleefd was om aanvankelijk antwoord
te geven op de vragön van onzen redac
teur. Het begon pas te praten, toen haar
moeder het dit uitdrukkelijk beval. Maar
het wist niet veel te verteilen. De moeder
wist er meer van dan 't kind zelf!
We zullen niet alles meedeelen wat
onze redacteur bij de Béco's ervoer. Alleen
het volgende ter typeering.
De vliet nabij den boschrand, waarvan
de „Standaard"-reporter in zijn relaas
spreekt, is een heel klein stroompje, vlak
tegenover het woonhuis der Béco's, dat
daar opborrelt, zooals dat in bergstreken
het geval .is (Banneux ligt hoog in de
buurt van Spa) en waarvan het water sa
menstroomt in een door de familie Béco
gegraven kuiltje, waaruit deze het voor
de huishouding benoodigd water schept.
Ten dage dor eerste verschijningen was
het volop winter en het kuiltje stevig be
vroren.
Deze omstandigheid houdo men goed in
het oog. wanneer men in het „Standaard"
verhaal het volgende leest:
De verschijning heeft driemaal het meis
je geleid naar een kleine vliet waar de
ouders het water gingen putten, nabij den
boschkant. Onderweg van den voortuin
van het huis tot aan de Ideine vliet hield
de Verschijning driemaal stil en bad. Op
den steen nabij de vliet zette de Verschij
ning haar voet waarop een gouden roos
glansde. De Verschijning boog zich over
den armen waterput en liet haar rozen
krans daarin glijden.
Volgens de verklaring der moeder speel
de zich deze geschiedenis aldus af. De H.
Maagd verscheen aan het meisje, ging
achterwaarts, wenkte het meisje met de
oogen, dat haar, aan het putje volgde.
Toen beval de Verschijning steeds achter
uitgaande naar het putje aan
het kind zijn handjes in "t (n.l. bevroren)
putje te steken. Bij die gelegenheid liet
het kind zijn rozenkrans dus niet de H.
Maagd haar rozenkrans in het kuiltje
vallen. In de ijskorst ontstond een klein
gaatje, juist groot genoeg, om den rozen
krans door te laten en deze kans te geven,
om naar beneden te zakken!
Op de vraag van onzen redacteur," na
dat dit laatste door een der omstanders
was verteld, hoe het kind, gezien deze ijs
korst, gevolg kon geven aan de opdracht
der verschijning: om zijn handjes in het
water van 't kuiltje te steken, werd vader
Béco boos en zei tot zijn vrouw: „vrouw,
vertel dien mijnheer maar niets meer, an
ders komt het nog gelijk verkeerd in de
krant. Als mijnheer weten wil, hoe het is
gegaan, moet hij de „Standaard" uit Brus
sel maar lezen, daar staat liet allemaal
in."
Natuurlijk heeft het gerucht der ver
schijningen weer véle lichtgeloovigen naar
Banneux gelokt. Die komen daar vanzelf
sprekend water drinken uit het putje, dat
na de „verschijningen" door de familie
Béco ten behoeve en ten gomakke van de
pelgrims-drinkers, wat breeder en wat die
per is uitgegraven! Ten gevolge waarvan
het water troebel en ter oorzake van nog
andere hier niet noembare omstandighe
den, vies is. Maar de pelgrims drinken
het.
Onze redacteur had den indruk gekre
gen, dat de familie Béco water uit het
putje verkocht. Toen hij zich hiervan bij
een groep pelgrims wilde vergewissen viel
er op zijn vraag daarnaar een veelzeggend
zwijgen in.
Maar van de 25 door de „Standaard"
vermelde genezingen, wilde onze redacteur
het zijne hebben. Hij vroeg er kapelaan
Jamin naar, hoe het daar nu mee zat.
Kapelaan Jamin antwoordde:
„Ja ziet u dat is nu juist het vervelende
in deze genezingen-geschiedenis. Daar zijn
zoo ongeveer 25 menschen aan de familie
Béco komen vertellen, dat zij na het
drinken van water uit het putje, genezen
zijn of gunsten hebben bekomen, maar de
familie Béco heeft natuurlijk vergeten
naar hun namen te vragen en deze te no-
teerett. Wij weten niet, wie de genezenen
zijn."
Ziedaar, de gebeurtenissen van Banneux
Ziedaar, hoe soms „verschijningen" en
„wonderbare genezingen" ontstaan 1
Hoe is het mogelijk, dat één verstandig
mensch dat gelooven en één ernstig blad
dat alles navertellen kan 11
LAND- EN TUINBOUW
MEER BOTER DOOR DE MARGARINE?
Waarschijnlijk met Ingang van
Maandag a.s.
Naar bet „Hbld." verneemt, moet zeer
ernstig rekening worden gehouden met de
mogelijkheid der uitvaardiging van een
ministerieel besluit, om met ingang van
Maandag a.s. het voorgeschreven percen
tage, dat door de margarine moet worden
gemengd, te verhoogen van 25 op 40 pet.
Er zal, door middel van den accijns, naar
gestreefd worden, dat de prijs der 40 pct.-
mélange niet of zeer weinig hooger zal zijn
dan die der 25 pct.-mélange.
Deze maatregel, waarvan wij do noodza
kelijkheid reeds eenige malen zij het ook
contre coeur bepleitten, is uit den aard
der zaak een gevolg van de thans bij den
dag toenemende -melkproductie (kalftijd
der koeien en dus het intreden eener nieu
we dactatie-periode), gepaard gaande met
gedecimeerde export-mogelijkheden voor
boter en kaas.
De groote moeilijkheid is en wordt voor
al aanstonds om door de groote hoeveel
heden boter heen to komen, óók door die,
welke geproduceerd zullen worden in de
plaats van de volvette kaas, die thans als
gevolg der jongste invoerrecht-verdrievou-
diging in Duitschland, in sterk verminder
de mate kan worden uitgevoerd.
De overheid heeft moeten kiezen tus
schen sterke verlaging van den crisis-boter-
accijns, waardoor het verbruik sterk zou
stijgen, doch minder geld in het steunfonds
zou vloeien, en verhooging van het meng-
percentage. De vraag is echter, of thans
niet vele boter-consumenten mélange-eters
zullen worden, want van „margarine" kan
men bij 40 pet. niet meer spreken. Het is
nu eenmaal een zeer moeilijke kwestie;
laat ons hopen in het belang der boeren,
die van een marktprijs van 47 cents per ki
lo boter toch niet kunnen leven, dat dit
een verstandige keuze zal blijken te zijn!
BOTER IN KOELHUIZEN.
Tot en met 5 April des avonds zes uur.
De Crièis-Zinvelcentrale maakt bekend,
dat tot en met Woensdag 5 April a.s, des
avonds om zes uur boter in erkende koel
huizen kan worden opgeslagen oftder de
bepalingen van de binnenkort tot stand te
komen regeling voor koelhuisboter.
OEGSTGEEST.
25-JARIG AMBTS-JUBILEUM.
Zaterdag 1 April zal
de heer C. P. Paarde-
kooper, hoofd onzer
Kath. school, den dag
herdenken, dat hij 25
jaar als hoofd bij het
R K. onderwijs werk
zaam is.
Deze dag zal niet on
gemerkt voorbijgaan.
We mogen echter niet uit de school
klappen en daarom volstaan-we met de
mededeeling, dat Zaterdagochtend om
acht uur een H. Mis tot zijne intentie zal
worden opgedragen met alg. H. Communie
der schoolkinderen.
Na het behalen van de onderwijzersakte
en verschillende andere bevoegdheden en
het hulp-onderwijzersambt te hebben be
kleed te Weesp en Leiden, werd in 1908 de
heer Paardekooper benoemd tot hoofd der
R. K. school te Zoeterwoude (Rijndijk),
waar hij spoedig aller achting en sympathie
had verworven, wat vooral tot uiting kwam
door de groote, warme hulde die hem werd
gebracht bij zijn vertrek in 1925 naar
Oegstgeest. Acht jaar is de jubilaris nu
verbonden aan onze school waar hij even
eens met vaste hand de teugels in handen
heeft.
Zijn bekwaamheid in onderwijszaken zijn
zoo algemeen bekend, dat een leidende
functie in de vereeniging van schoolhoof
den niet kon uitblijven.
Zooals bekend mag worden verondersteld
zal men n& Paschen beginnen met de ver
bouwing en moderniseering van het school
gebouw en kunnen wij voorzeker het school
bestuur gelukkig prijzen, dat het zich bij
de bespreking der bouwplannen heeft kun
nen laten voorlichten door een man als de
heer Paardekooper met rijpe ervaring, prac
tische kennis en doorkneed in onderwijl-
aangelegenheden, wiens adviezen inzake de
verbouw en inrichting der schoollokalen
men zeer zeker gaarne heeft gehoord en
aanvaard.
Wij spreken dan ook de wensch uit, dat
de heer Paardekooper nog vele jaren in de
vernieuwde school mag arbeiden tot vor
ming van do Oegstgeester jeugd.
HET MOOIE LENTEWEER.
Het mooie lenteweer der laatste dagen
is een voor den tijd van het jaar ongewoon
en tot op zekere hoogte abnormaal ver
schijnsel. Wel kan de maand Maart in
sommige jaren eenige lentedagen brengen
maar het is veel meer gewoonte, dat zij
ons tal van koude dagen en buiig weer
met Noord-Westelijken wind geeft. Daar
bij komt, dat wij nu reeds de tweede pe
riode van mooi en rustig weer in deze
maand beleven.
Het ligt dan ook voor de hand te den
ken, dat daar iets bijzonders achter steekt
En dit is ook werkelijk het geval.
Wanneer wij in Maart koud en buiig
weer hebben is de oorzaak een over ge
heel Europa waaiende krachtige en koude
luchtstroom, die uit het hooge Noorden
komt. De hoogste luohtdrukking vindt
men dan boven den Atlantisohen Oceaan,
de lage drukking boven Oost- en Midden-
Europa. Men moet daarbij wel in aanmer
king nemen, dat in het voorjaar groote
massa's koude lucht door het Noordpool
gebied naar het Zuiden gespuid worden,
een geheel normaal verschijnsel.
De nu heerschende luchbdrukverdeelïng
hooge druk over Midden-Europa, lage
over den Atlantische Oceaan is dus ge
heel in strijd met den voor dezen tijd nor
malen toestand, daar zij gepaard gaat met
Zuidelijke winden over de Westelijke dee-
len van Europa en de afstrooming van
koude luehtmassa's uit het hooge Noorden
indien deze al mocht plaats hebben, langs
een geheel anderen weg leidt, die niet over
West-Europa voert.
De gewone weg voor deze koude Noor
delijke luchtstroomen is in dezen tijd van
het jaar over Groenland en de Westelijke
deelen van Europa. Gewoonlijk baant deze
koude luchtstroom zich eerst een weg over
Groenland naar het Zuiden terwijl een
warm-vochtigo luchtstroom langs de West
kust van ons werelddeel loopt. Er vormen
zich dan in het seheidingsgebied tusschen
deze twee luchtstroomen depressies, die
ongestadig weer veroorzaken. Beide lucht
stroomen verplaatsen zich gaandeweg in
Oostelijke richting, waarvan het gevolg is,
dat de koude Noordelijke stroom meer en
meer West-Europa overstroomt. Dan krij
gen wij het bekende koude voorjaarsweer.
In den laa,tsten tijd kwamen dergelijke
koude luchtstroomen hier bijna niet voor.
Dit kan wijzen óf op een aanzienlijke ver
zwakking van de afstrooming van koude
lucht uit het poolgebied, óf op een zooda
nig gewijzigde verdeeling van de lucht-
drukking over Europa en den Atlantisohen
Oceaan, dat de koude luchtstroomen een
anderen weg dan do gewone zoeken. In
beide gevallen gelof ik, dat wij te doen
hebben met een verschijnsel van langeren
duur en met de daaruit voortvloeiende
kans, dat het weer nog langeren tijd een
beide gevallen geloof, ik dat wij te doen
abnormaal karakter zal dragen.
Reeds eenigen tijd geleden heb ik ge
wezen op de kans, dat de lente sterk ver
vroegd zou worden. De tegen woordige
weerstoestand is daarmede niet in tegen
spraak. De geleidelijke daling van den ba
rometer in de laatste dagen voorspelt een
spoedige verandering (welke verandering
inmiddels ingetreden is. Red.) maar dan
toch niet in den zin van het doorkomen van
een kouden Noordenwind.