UIT DE OMGEVING DE TRIOMF DER VERVLAKKING DINSDAG 14 MAART 1933 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. LISSE. REIVE VAN HET KAMERLID LOERAKKER. „Oefen degelijke critiek uit. wij zijn voor niets bevreesd!" De R. K. Kiesvereeniging in de „Lis- serbroek" hield gisteravond in het café van den heer A. Faas een goedbezochte vergadering onder presidium van den heer W. Mesman. De opkomst was goed, wat ons niet verwonderde daar de heer A. J. Loerakker, lid van de Tweede Ka mer als spreker optrad. De voorzitter opende met den chris- telijken groet en heette allen welkom, in 't bijzonder de spreker van den avond. Hierna verkreeg de heer Loerakker het woord. Deze begon met er op te wijzen, dat we aan den vooravond van de verkiezingen staan, waarbij het Ned. volk zich zal hebben uit te spreken hoe het in de komende periode wil geregeerd worden. Daarbij hebben we allereerst een blik te slaan in 't verleden en hoe de huidige regeering de zaken heeft be hartigd. Ondanks het geschreeuw van onze tegenstanders durven we vrij een onderzoek te laten instellen, niet half maar serieus, en dan behoeven wij voor niets bevreesd te zijn. Doch wij mogen bij dit onderzoek niet uit het oog verliezen de crisis, waaronder we thans leven. Deze crisis geeft een juist beeld van een wereld, die God uit het openbare leven wil bannen. Bij een wereldcrisis kan men begrijpen dat ons kleine landje daar niet buiten kan val len. Ons kleine landje, dat is aangewe zen op export, kan niet buiten de crisis blijven en evengoed als in 't buitenland heerscht hier groote nood. Maar zooals bij alles zoekt men ook hier een zon debok. Ook hier, evengoed als in 't bui tenland, heeft men zich het hoofd op hol laten brengen door demagogen. Men hefeft de menschen ontevreden gemaakt in deze moeilijkheden. Hoe dikwijls krij gen we dingen te hooren, alsof de regee ring in een handomdraai de crisis kan oplossen. Kritiek voeren is zoo gemak kelijk en vooral afbrekende critiek 1 Onze Katholieke leiders, Aalberse, van Schaik en Goseling, zijn mannen waar op we veilig kunnen vertrouwen. Ieder, die het gezag van de leiders ondermijnt, verricht slooperswerk. Critiek is peoor-^ loofd mits ze opbouwend is. Sprekende' over het regeerinesbeleid ih de periode die achter ons ligt moeten we er wel rekening mede houden, dat de tijd zich niet leende voor groote sociale hervor mingen. Toch, zei spreker, is het nog niet zoo heel pover. Daar zijn bijv. de ontwerpen van Minister Verschuur als Ziektewet, Winkelsluitingswet en Be- drijfsradenwet. Het streven van deze re geering moest er tevens'; op gericht zijn om een sluitende begrooting vast te stel len. Daar zou voor ons land geen groo- ter ramp zijn dan dat de gulden zijn waarde zou verhezen. Sprekende over de Varkenswet zei spreker, dat de minister met dit wetje een stuk knoeiwerk van de boeren heeft weggevaagd. De regeering beeft door dit kleine wetje een onmogelijkheid ge maakt! Daar zijn als vanzelf wel re geer in gsmaatregelen getroffen, waarop critiek kon worden geoefend. Het is menschenwerk. Maar het is de valsche leuze als men zegt. dat de regeering het kapitaal heeft willen stijven ten koste van den kleinen man. Do critiek op de regeering is op z'n minst onrechtvaar dig! De Kath. Kamerfractie is voor deze regeering niet verder verantwoordelijk als voorzoover ze deze in haar maatre gelen heeft gesteund. Spr. behoeft daar om deze regeering niet te verdedigen, maar toch moet hij zeggen dat hij die pe eerbied heeft voor deze negen man nen welke in zoo'n moeilijke tijd weten en durven regeerenHet is o zoo ge makkelijk om van hen kwaad te zeggen maar heel wat moeilijker is het om als regeering op te treden. Spr. zette in 't kort uiteen wat het zeggen wil volksrechten te verliezen zooals oo 't oogenblik bij onze buren bij de huidige dictatuur. Groote gevaren dreigen er bij een vericeerden uitslag bij de verkiezingen. Het is een volksbelang van de eerste orde dat onze Katholieke partij onverzwakt, liever versterkt, uit den strijd komt. Voor een katholiek is het niet alleen noodig dat hij de Staats partij stemt maar het is zijn dure plicht deze partij te steunen met al de kracht die in hem is omdat er groote goederen op 't spel staan, welke door kleine par tijtjes niet kunnen worden verdedigd. Spr. zette hierbij uiteen, wat we van den anderen, meer met name de link- sche partijen, te wachten hebben. Wij worden geleid door onze beginselen ter wijl onze tegenstanders trachten die be ginselen minstens belachelijk te maken. Maar in den breede wees spreker er op wat we tenslotte van de socialisten op democratisch terrein zouden hebben te verwachten. Bij die partijen en partijtjes is voor ons, Katholieken, niets te be leven. Zij durven de staatspartij te ver wijten dat ze niet ver genoeg gaat door bijv. te beweren dat er moet worden geijverd voor opheffing van het proces sieverbod, ontwapening enz. Welnu, voor het eerste is grondwetswijziging noodig waarvoor twee derde van de Kamer vereisobt is en voor het laatste kunnen' we zeggen, dat zoo wij weer in de Ka mer komen de begrooting van Defensie nog meer naar beneden moet. Spr. be sloot met een opwekking te stemmen °P de Staatspartij. Een dankbaar applaus loonde spreker v°or zijn duidelijk uitgesproken rede. I Dat het niveau van de speelfilm sinds de uitvinding van de geluidsfilm er niet op vooruitgegaan is, zal de gemiddelde bios- oooubezoeker wel met zoo direct willen toegeven. Maar daar de groote massa der filmkijkers, waartoe de gemiddelde bios coopbezoeker gerekend kan worden, een moeilijk te definieeren homogeniteit is, die voornamelijk reageert op prikkels van bui ten af, deze prikkels echter met kritisch ontleden kan, behoeven we ons niet al te zeer te verontrusten over een opvatting van de massa, als zou de hgdendaagscno geluidsfilm nog niet zoo sleoht zijn. Hoog stens zou men er zich over kunnen ergeren, wat we dan ook inderdaad bij tijd en wijle doen. Als we ons niet vergissen staan »e met deze gevoelens van ergernis niet al te zeer alleen. We gaan n.l. van de gedach te uit, dat ieder die de film gaat zien, met uitsluitend uit platvloersche amusements- overwegingen, maar van haar verwacht, wat men thans van haar k&n verwachten n.l. waarachtige d.w.z. filmische schoon heid, dat zoo iemand zich hoe langer hoe meer teleurgesteld gaat voelen bij het zien van de groote hoeveelheid zeer banale, zeer oppervlakkige en zeer lichtzinnige nonsens, die het geëerde publiek dag in dag uit voor de oogen wordt gedraaid. Toen we de schrik en verbazing te boven gekomen waren, die de eerste groote ge luidsfilm „Sonny Boy" veroorzaakte, heb ben we een oogenblik geloofd, dat mèt Je geluidsfilm een beter tijdperk voor de film als kunstuiting aanbrak. Dat was toen er enkele geluidsfilms als „Atlantic", „Men schen im Kafig", „Sous les toits de Paris"' om er enkele te noemen, verschenen, lie met hun hoopvolle' beloften de verwachting op betere tijden schenenen te wettigen Het pad dat deze cineasten bewandeldea scheen inderdaad naar 't beloofde land dor zuivere filmkunst te voeren, maar aldra bleek het zoo vol met de distels en doornen der finantieele teleurstellingen bezaaid te zijn, dat de meesten hun pogingen om ver der door te drmgen op het pad der zuivere filmische volmaaktheid moesten opgeven. In Amerika bewandelde de geluidsfilm natuurlijk direkt de breede weg van het banale vermaak en de lichtzinnige ontspan ning en kwam op nog lager peil te staan dan haar zwijgende voorgangster. Hier kreeg de protserige en overdadig gemon teerde operette-film haar eerste groote kans, een kans die ook op het Europeesebe continent in ietwat gewijzigde vorm benut werd omwille van de duiten, die deze films in de la plegen te brengen. Het groote publiek vergaapte zich aan de smakelooze opeenstapelingen van klater goud en de dikdoenerij, waarmee de makers elkaar in een zinlooze wedloop trachten te overbluffen. De tooneelruimten werden op gevoerd tot in het absurde. Het aantal fi guranten op .het podium groeide aan tot een klein legertje. Er werd een schandali ge weelde en overdaad tentoongespreid waarbij iedere normale verhouding of ge zonde opvatting ten eenenmale zoek was. En de provincialen van geest lieten zich overdonderen door deze zondvloed van kla- tergoud en bepleisterd beclrog. Ze zaten stokstijf van verbazing en eerbiedige be wondering in hun klapstoeltjes of gnuifden stiekum bij de onbehoorlijke kijkjes 'lie het koel-brutale oog van de camera hen gunde in de kleedkamers, waardoor ze ge- notterende ooggetuigen konden zijn van zeer smakelooze en zeer ongepaste aan- en uitkleedpartijen van diverse filmfigurantjes. Na deze eerste grove inzet van de syni- phonie der smakeloosheid heeft men, voor al op het vasteland getracht naar een zeke re verfijning en raffinement. De operette- vorm wijzigde zich ©enigszins; er geheel af stand van doen, kon men niet om wille van de duiten en zoo ontstond er een meest leugenachtige kombmatie van schijn en werkelijkheid, die al jaren de mentaliteit van het volk vergiftigt. Men maakte hier bij handig gebruik van de technische en filmische verworvenheden der avant-garde, die los van de banale vermakelijkheidspro- ductie haar eigen weg trachtte te gaan. Deze voorvechters voor de film-als-kunst zijn echter meerendeels gevallen in den on- gelijken strijd. Enkelen bezweken voor dé lokkende aanbiedingen der vermakelijk- heidsfabrieken. Ze hebben hun kunstenaar- Van de gelegenheid om vragen te stellen werd door de beeren J. Mesman en J. Randsdorp gebruik gemaakt, welke door den spreker afdoende werden beant woordt. De voorzitter dankte den heer Loerakker voor zijn mooie rede en sloot de vergadering. NOOTDORP. Kiesvereeniging. A.s. Donderdag 16 Maart wordt er in het R. K. Vereeni- gingsgebouw aan den Veen weg een pro- paganda-avond gegeven. Als spreker zal dan optreden de heer Deerenberg, met hot onderwerp: „De eenheid aer Katho lieken, bij de a.s. verkiezingen". Deze bijeenkomst begint te 7.30 uur en is voor ieder boven de IS jaar vrij toe gankelijk. De besturen hopen dan ook op een groote opkomst, opdat de Ka tholieken hun plichten zullen kennen, wat vooral in deze tijden ten zeerste op prijs gesteld moet worden. A.s. Woensdag 15 Maart worden alle leden der R. K. Volksbond en R. K. Jonge Mannen Vereeniging des avonds te 7.30 uur in het R. K. Vereenigingsge- bouw verwacht, om te luisteren naar een Vlaamsche spreker, met een onderwerp uit den grooten wereldoorlog n.l. „de oorlog in loopgraver". Deze spreker zal alles verduideiijke met projectiebeelden. De toegang is geheel vrij en wordt dus ook dezen avond op een groote opkomst gerekend. Ook niet-ledenvan genoemde vereenigingen worden gaarne verwacht. L schap in dienst gesteld van de wansmaak en vervaardigden de films, die vetgegeten directeuren hun decreteerden van aohior de stalen schrijftafels hunner hypermodern ingerichte werkkamers. Samengesteld vol gens het bekende recept van een lied, een lach plus een niet-te-groote-traan, hielden zij de weeë sentimentaliteit en sociale on waarachtigheid in het lokkende kleed van technisch vaak uitstekend verantwoorde films. En het duizendkoppige monster, iat het kritiek- en smaaklooze publiek is, ver slindt met graagte deze zinnenstreelende producten van zeer aardsoh georiënteerde geesten, die zioh om hun zeer verantwoor delijke laak tenopzichte van de geestelijke volksgezondheid niet in het minst bekom meren. Juist in het cultiveeren van den vorm zonder een gelijktijdige verdieping en ver edeling van den inhoud schuilt het groo te gevaar voor de doorsnee filmkijkers. De niet-kritische filmkijkers en dat zijn bij na al degenen die wekelijks de filmpalei zen bezoeken geven zioh weerloos aan de fascineerende invloed van de schoone maar zinledige schijn van de hedendaag- sche film. De hedendaagache film is ge worden de triomf der vervlakking in groot- soben stijl. Zij vervlakt en verdoezelt de groote lijnen naar welke ieder mensch z'n leven heeft in te richten, wil het niet ont aarden in een zinloos en zinledig bestaan. In ieder mensch leeft van nature een zeke re moreele gemakzucht die voortdurend overhoop ligt met de waarschuwende stem van het geweten, het groote onderschei dingsvermogen in den rusteloozen strijd tus schen goed en kwaad. De film speculeert doelbewust op de moreele gemakzucht van Jan Publiek door dag in, dag uit de film kijkers een schijnwereld vol leugenachtig heid voor de oogen te tooveren. Uiterlijk heeft de film van dezen tijd zeer vaak een schoonheid van vorm bereikt, die de waak zaamheid van velen verblindt, waardoor ze zich geen rekenschap meer kunnen geven van de kwalijk riekende inhoud. En wanneer we er aan denken, dat per dag ongeveer veertig millioen menschen de ui- vloed van de film ondergaan, dan is het wel zeer duidelijk, dat de film in het hui dige maatschappelijk bestel een plaats heeft ingenomen, wier invloed in moreel cn kultureel opzicht niet licht onderschat kan worden. Vooral voor ons, Katholieken, is het noodzakelijk, dat wij ons nu en dan be zinnen op de werkelijkheid. Deze bezinning zal er ons voor behoeden gedachteloos me de te zingen in het veelstemmige koor, dat kritiekloos de ijdele glorie bejubelt van de Chevaliers, Thimigs, Harvey8, Dietriche en Garbo's, die het ideaal zijn geworden van de massa der geestelijk ingemetselden van onzen tijd. H. v. d. DEENECAMP. Nieuwe wettelijke voor schriften betreffende den Onderhoudsplicht De druk der tijden dwingt menigeen nit te zien naar mogelijke hulp van anderen. Velen, die vroeger behoorlijk in hun levens onderhoud konden voorzien, zijn thans overgeleverd aan de liefdadigheid, tenzij er onderhoudsplichtigen zijn aan te wij zen die in staat geacht kunnen worden den maatschappelijk getroffene te onderhou den. Ten aanzien yan den alimentatieplicht is oa. bepaald, dat de kinderen verplicht zijn hunne ouders en andere bloedverwan ten in de opgaande linie, wanneer zij be hoeftig zijn, te onderhouden. Schoonzoon en schoondochter moeten insgelijks en in dezelfde gevallen, aan hunne schoonouders onderhoud versohaffen. Deze verplichting houdt echter op: le. wanneer de schoonmoeder tot een tweede huwelijk is overgegaan; 2e. wanneer diegene der echtgenooteu, door wien de zwagerschap bestond, en de kinderen, uit deszelfs huwelijksvereeniging met den anderen echtgenoot gesproten, overleden zijn. Deze verplichtingen zijn wederkeerig. Ouders en schoonouders moeten derhalve hunne kinderen, klein-kinderen en schoon zoons en schoondochters onderhouden. Bij de toepassing van de regelen ten op- ziohte van den onderhoudsplicht rijzen vaak tusschen de betrokkenen allerlei kwesties, b.v. of de ouders inderdaad niet meer voor ziohzelf kunnen zorgen, of hoeveel elk der kinderen zal moeten geven, terwijl boven dien allerlei familieaangelegenheden een invloed ten gunste of ten ongunste van bepaalde familieleden uitoefenen. Het ge volg van een verzoek om steun is dan helaas vaak, dat de kinderen weigeren om de gevraagde steun te verleenen. De oudei's staan nu voor de moeilijkheid om zioh tot een armbestuur of andere instel ling van weldadigheid te wenden, dan wel een procedure te beginnen tegen de on- willigen. Bij het armbestuur hooren zij ech ter niet thuis, omdat de kinderen, als zij hun wettelijke verplichtingen nakwamen, hun ouders voldoende konden helpen; en de procedure geeft niet de onmiddellijke noodige ondersteuning. Gelijk bekend, worden volgens de gel dende wet de vorderingen van meerderja rigen tegen hun bloed- af aanverwanten in de rechte lijn en van den eenen echtgenoot tegen den anderen tot bekoming van le vensonderhoud op dezelfde wijze aanhan gig gemaakt en berecht als alle andere burgerlijke gedingen en worden de vonnis sen. waarbij -zoodanige vorderingen zijn toegewezen, volgens de gewone regelen teo uitvoer gelegd. Sinds lang worden klach ten vernomen, dat de procedure voor deze steeds spoedeischende' en meestal niet zeer ingewikkelde zaken uiterst omslachtig en tijdroovend is en dat de middelen om de nakoming der uitgesproken veroordeelin gen af te dwingen onvoldoende zijn. Zooals begrijpelijk betreft het hier dikwijls behoef tige ouden van dagen, die snel geholpen moeten worden. Herhaaldelijk i6 dan ook op verbetering van dezen toestand aange drongen. Thans heeft de Regeering aan de Staten- Generaal een ontwerp van wet ingediend tot vereenvoudiging van de bepalingen be treffende de vaststelling van uitkeeringea tot onderhoud. De Regeering is van oordeel, dat de nood zakelijke vereenvoudiging van het proces moet worden verwezenlijkt door een re quest-procedure in te voeren. Ten einde de materieele juistheid der beslissingen te be vorderen, is aan den rechter de bevoegd heid verleend om het advies in te winnen van de ambtelijke lichamen, die daartoe uit den aard van hunne functie het meest aangewezen schenen: de armenraad in za ken betreffende meerderjarigen en de voogdijraad in zake betreffende minderja rigen. Verwacht mag worden, dat van deze bevoegdheid op ruime schaal gebruik zal worden gemaakt, daar vele armenraden uit eigen beweging commissies hebben inge steld, die op verschillende wijzen de vrij willige nakoming van den onderhoudsplicht trachten te bevorderen en de voogdijraden onder de bestaande wet reeds een taak op dit terrein te verhullen hebben. Door een dergelijk advies behoorlijk voorbereid zal de rechter in den regel de zaak na verhoor \an partijen kunnen be slissen. Over feitelijke geschilpunten, die onopgehelderd mochten zijn gebleven, kan getuigenverhoor plaats vinden. Een verbeterde regeling der procedure zal eohte-r eerst ten volle tot haar recht komen, indien tevens de tenuitvoerlegging van de veroordeeling vergemakkelijkt wordt. Wel is waar staat sedert het arrest, van den Hoogen Raad van 25 Februari 1932 vast, dat derdenbeslag op loon en andere periodieke uitkeeringen niet beperkt is tot de op het oogenblik van het leggen van het beslag reeds terschenen termijnen, maar steeds is toch noodig een dagvaarding van den beslagene tot het doen van verklaring omtrent hetgeen hij van den geëxecuteer de verschuldigd is. Voor de tenuitvoerleg ging van onderhoudsvonnissen zal nu ver der worden gegaan: de beslagene zal regel matig aan den executant hebben te beta len in stede van aan zijn schuldeisoher (den geëxecuteerde) naar gelang weer een ter mijn vervalt, zonder dat een verklarings procedure wordt vereischt. Omtrent de bepaling, wijziging en intrek king van uitkeeringen tot onderhoud wor den nieuwe regelen gesteld. Het krachtens de wet verschuldigde, daaronder begrepen het verschuldigde voor onderhoud en opvoeding van een mindei- jarige, wordt bepaald naar evenredigheid der behoeften van den tot onderhoud ge rechtigde eenerzijds en het inkomen en ver mogen van den tot uitkeering verplichte, in verband met het getal en de hoedanig heid der andere personen, wier onderhoud volgens de wet te zijnen laste komt, ander zijds. Bij de bepaling van de uitkeering zal dan ook het vermogen van den onderhoudsplich tige in aanmerking komen, omdat men van iemand, die een vermogen bezit waarvan hij tijdelijk geen inkomsten trekt, mag ver gen dat hij zijne behoeftige verwanten on derhoudt op zijn kapitaal inteert. Dit is in overeenstemming met hetgeen thans bij de beoordeeling der behoeftigheid van den tot onderhoud gerechtigde wordt aangeno men. Do Hooge Raad heeft in een belas tingzaak beslist, dat de verplichting tot onderhoud van een sohoondochter en klein kinderen niet bestaat voor zooverre deze, zij het ook door tegeldemaking van hun vermogen in hun levensonderhoud kunnen voorzien. De beslissing over de uitkeering kan op vordering van den tot onderhoud veroor deelde of van dengene aan wien de beta ling moet geschieden door den rechter worden gewijzigd of ingetrokken. De wijziging of intrekking moet zijn ge grond op de overweging, dat de feitelijke verhouding bestaande tusschen de behoef ten van den tot onderhoud gerechtigde eenerzijds en tot inkomen en vermogen van den tot onderhoud veroordeelde in verband met de op hem rustende lasten anderzijds sedert het oogenblik, waarop bedoelde be slissing is gegeven, zoo aanmerkelijk is veranderd, dat, hadde deze gewijzigde ver houding bestaan op genoemd oogenblik, de beslissing eeno andere zoude zijn geweest. Op overeenkomstige wijze kan door den rechter worden gewijzigd of ingetrokken een door partijen zelf getroffen regeling ter zake van onderhoud krachtens de wet verschuldigd. Maar.... niet zonder u. Als een plicht beschouw ik het om mijn geachte etadgenooten, vrienden en beken den eens te laten weten, hoe het hier in India gaat met mijzelf en het Seminarie, waarvoor ik in 1926 het dierbare vaderland verliet. Het is lang geloden, dat ik van de Leidsohe Courant gebruik maakte om u iets mee te deelen. Ook heb ik mijn corres pondentie met vrienden en bekenden droe- felijk verwaarloosd, niet door luiheid doch bij gebrek aan tijd. Brieven schrijven is toch zoo'n zwaar werk bij een temperatuur van 100 gr. F. Doch de gevolgen van dit verzuim zijn niet uitgebleven, in het eersie jaar van mijn verblijf hier kreeg ik veel brieven, tegenwoordig alleen slechts van familieleden in de eerste en tweede graad, en wat erger is, ook giften zijn zeer zeld zaam geworden. Daarom heb ik me voor genomen om mijn leven te beteren, en dit is het begin van de uitvoering van mijn voornemen. Toen twee jaar geleden Mahat- ma Ghandi zei, dat, als hij aan het bewind kwam in India, hij de missionarissen ver zoeken zon, om het land te verlaten, schijnt dit in Europa veol ongerustheid te hebben veroorzaakt; er was tenminste een goede Leidenaar die me terstond een briefje van tien toestuurde „Want u zult wel spoedig het missie-land moeten verlaten". Geluk kig is het zoover niet gekomen, wij loopen nog vrij rond, en de Mahatma zit vaet. Het was het laatste briefje van tien, dat ik heb gezien, en ik heb uitgerekend, dat het op samengestelde rente uitgezet, over een jaar of tachtig voldoende zal zijn om een huisreis te betalen. Dit is slechts ter inleiding. Wat ik eigen lijk wilde vertellen is, dat het jaar 1933 is aangebroken. Een jaar van groot belang voor de toekomstige inlandsoho clerus van deze Missie, want de negen studenten van ons Seminarie, zullen dit jaar het H. Priesterschap ontvangen. En dat op 27 April, het feest van den H. Petrus Cani- sius. Onze Bisschop, Mgr. W. Bouter, Bisschop van Nellore, heeft speciaal dezen dag uitge kozen, omdat het de feestdag is van een Nederlandsche Heilige, de schrik van do ketters, met de hoop en bede, dat onze toe komstige inlandsche priesters ook zullen worden de schrik van den Hindu-gods- dienst. Bovendien, zoo dacht M.gr., heeft Holland vooral door het Liefdework van den H. Petrus veel voor ons Seminarie gedaan, en hij hoopt dat het nog meer zal doen in de toekomst. Die dag van de Pries terwijding, waarop de handen zullen wor den gezalfd van de eerste voortbrengselen van ons Seminarie, zal zijn een dag van groot belang in de geschiedenis van dezo Missie. Mgr. Aelen, die dit Seminarie be gon, rust sinds vier jaren in het kille graf; het Seminarie was zijn laatste onderne ming, een werk waarvoor hij jaren gebeden en gezwoegd heeft. Dooh vanuit den Ho- mol zal hij met geluk en trotseh dien dag aanschouwen, waarop zijn werk wordt be kroond, en hij zal bidden dat die nieuwe priesters mogen zijn en blijven goede pries ters en goede Missionarissen, die de teere plant des Geloofs in dit heidenland zullen verzorgen met ijver en ongeschonden bewa ren. En dit wilde ik u vooral ook verzoo- ken. Wij hebben noodiig veel gebed, vooral voor ons Seminarie, vooral voor onze toe komstige Indische Priesters. Zware wolkon verdringen zioh aan de horizon in Europa niet alleen, dooh ook in Azië, handelsstü- stand, werkeloosheid en armoe, misschien wel oorlog. Dooh in Indië is het nog meer donker. Verandering van Regeoringsvor men staan voor de deur, hot Goevememeut zal nog moer verindischt worden dan het al is. Wat dit ten gevolge zal hebben weten we niet. Sommige zijn optimistisch, zien een glorietijd voor de Katholieke Kerk in de toekomst, anders zijn pessimistisch, zien vervolging en verdrukking in het verschiet. Eén ding is zeker: een overmacht van hei denen, oen heidensche regeering kan een Katholieke minderheid van drie millioen gemakkelijk verdrukken, zelfs lange consti tutioneel© wegen. En daarom heeft de Mis sionaris in Indiö uw steun en gebed noodig, en vooral do Hollandsohe Missionaris en zijn werk. Want, vergeet hét niet, de Hol landsohe Missionaris moet in Indië goed maken wat zijn en uw voorvaderen vroeger in Indië hebben verwoest; in de 16o en 17o eeuw hebben onze voorvaderen, de groote mannen van de Oost-Indische Compagnie veel kwaad gedaan aan de Kork in Indië en Ceylon. Er was in die tijd een vrome lee- kenbroeder in Indië, wien God veel vi sioenen verleende. Hij zag het kwaad dat de Hollandei's verrichtten en achtte het zijn plicht God om hun verwoesting te bidden, en hij bad dagelijks en onophoudelijk: Hoer verdelg hen. Toen verscheen hem do Heer en zeide tot hem: Zoo moet ge niet bidden. Gelijk zout zich oplost in water, zoo zal ik het Geloof planten in het hart dier ketters, en ik zal hen gebruiken voor de verspreiding van het Christengeloof in het Oosten". Aldus ia de Hollandsohe Mis sionaris in Indië om goed te maken wat vroeger Hollanders hebben verwoest. Tot slot nog eenige bijzondcheden ovor ons Seminarie. Zooals gezegd, toen ik hier aanlandde in 1926 was Father W. Bouter de Itoctor daar, en stond alleen in zijn werk voor negen studenten. Thans is Father Bou ter de Bisschop van onze Missie, in het Seminarie is een Rector en dne professo ren, er zijn 39 studenten, 32 voor deze Mis sie en 7 voor andere diocesen in Indië. In 1926 was er plaats genoeg voor tien, thans is er plaats voor minstens 50, toen diende een kleine kamer ale kapel, thane hebben we een echte kapel. Hoe het allemaal ge komen is, is moeilijk te zeggen, maar liet kwam. En daarom hopen we dat de toe komst hetzelfde zal doen. Thans ie onze kapel nog erg kaal en onindrukwekkend, over eenige jaren hopen wezal het zijn een coht-godsvruchtwekkend bedehuis. Thans zijn onze paarsohe dalmatleken en kasuifels gemaakt van 'n oude paarse Bis- sohopstoog, over eenige jaren hopen we zullen w© eohte mooie Misgewaden be zitten. Thans is onze bibliotheek zulke naam nog niet waard, en kunnen onzo stu denten er sleohts weinig schatten van we tenschap uit putten. Dooh over eenige ja ren hopen we zal het zijn een biblio theek van waarde en belang zooals een Groot-Seminario hoort te bezitten. Thans hebben we 39 studenten, over eenige jareu hopen we, zal dit getal tot 100 zijn geste gen. Maar, niet zonder u. Father B. VLASVELD, St. John's Seminary. Nellore (Br. India). IEDERE KATHOLIEK LEEST EN PROPAGEERT ZIJN KATHOLIEK DAGBLAD

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 7