DE BEGROOTINGSDEBATTEN IN DEN LEIDSCHEN RAAD DE REPLIEKEN BEGONNEN MIXED-FRUIT DINSDAG 28 FEBRUARI 1933 DE UrIr,S°FE COUP A NT TWEEDE BLAD PAG. fi DUEL VAN SOCIALIST MET COMMUNIST. Wijziging van het reglement van orde ia noodig. Inzake het verwijt, dat er een slaaf- sche eenstemigheid heerscht in de S. D. A. P. verdedigt spr. de groote waarde der eenheid en hij sluit zich aan bij het ge zegde van een der socialistische leiders, dat het beter is met de arbeiders te dwa len dan tegenover de arbeiders gelijk te hebben. Spr. heeft zich verbaasd over de eco nomische theorieën van den heer Bosman. Lage loonen kunnen geen redmiddel zijn om uit de crisis te geraken, omdat het con sumptievermogen daardoor verlaagd wordt Men heelt gewezen op het voorbeeld van de Arbeiderspers. In 't algemeen moet men zelf doen wat men verkondigt. Doch de „Arbeiderspers" is gezwicht voor de twee de loonsverlaging in de typographie. Spr. vindt dat jammer, doch kan niet beoor- deelen of de financieele toestand van de „Arbeiderspers daartoe niet drong. De heer Wilmer: Zoo besoheiden moest u meer zijn, meneer v. Eek. De heer v. Eek: De „Arbeiderspers" moet rekening houden met de werkelijk- he'd. moet kunnen conourreeren. De heer Wilbrink: Wat 'n armzalige argumenten. De heer v. Eek: Men mag van de „Ar beiderspers' niet het onmogelijke eischen. De heer Knuttel heeft de S.D.A.P. aan gevallen; dat is jammer, omdat spr. altijd nog weet een soort band tusschen de so cialisten en de communisten. De communis tische tactiek om wantrouwen te zaaien ia een gevaarlijk wapen. In tegenstelling met het communisme, dat slechts afbreekt, wil spr. opbouwen, organisatorisch werken, wat den communisten nog steeds niet gelukt ia. De heer Knuttel: Waar haalt u toch al die onzin vandaan. (De voorz. hamert). De heer v. Eek: Wat organisatorischen arbeid betreft kunnen de communisten slechts verwijzen naar Rusland. Doch Rus land kan geen voorbeeld zijn voor de rest van de wereld. In Rusland keerschte geheel andere toestanden; daar was geen bour geoisie. Toen men den tsaar van zijn macht had beroofd, zakte het kapitalisme vanzelf in elkaar. De heer Knuttel strijdt nu voor vrijheid van drukpers en wil de Tribune toelaten tot de leeszaal. Maar als het com munisme hier komt is het uit met die vrij heid, zal de Tribune alleen toegelaten zijn in de leeszaal. De communisten voeren een geweldig oppervlakkige propaganda. Zij achten slechts een gewelddadige oplossing mogelijk. Dat is het groote verschil met de 6.D.A.P. Voor Nederland deugt de ge weid tactiek niet; geweld zou de val van het kapitalisme eerder vertragen dan verhaasten. Verkeerd is ook de tactiek van het communisme om den godsdienst te bestrijden. De heer Knuttel: Leest u Marx en Engels wel eens na? De heer v. Eek: Marx en Engels zijn niet in ieder opzicht autoriteiten voor mij. De heer Knuttel: Neen, ik geloof zelfs in geen enkel opzicht. De heer v. Eek ziet geen heil in op bouw van het socialisme op een uitgemer geld proletariaat. Daarom zal spr. het ka pitalisme steunen, voorzoover dat de arbei ders voedt, zoolang het socialisme nog niet kan worden ingevoerd. Het socialisme zaJ komen zoodra de mensohbeid daartoe lijp is. Daarna bespreekt spr. nogmaals zijn voor stellen en bepaalt hij zijn standpunt t.o.v. de voorstellen van anderen. Indien de raad xijn voorstel inzake de verlaagde electrici- teits- en gastarieven voor de werkloozen wil aannemen, is hij bereid zijn voorstel omtrent verlaging der meterhuren terug te nemen, om het den wethouders niet al te lastig te maken. Mevr. Braggaar-de Does dringt o.a. aan op ruimere moederschapszorg en zui gelingenzorg, en op de aanstelling van een vol-gesalarieerde vrouwelijke kracht bij de politie. Zij ontwikkelt verder weer haar ge dachten over ket consultatie-bureau voor moeilijke kinderen (waarbij zij gelegenheid vindt te protesteeren tegen de h.i. licht vaardige bestrijding door dr. v. Es); haar voorstel inzake de subsidie aan dat bureau wil zij in praeadvies geven. Inzake M. H. constateert spr. thans geen scherpe protes ten tegen haar critiek op dat college. Zou men thans erkennen, dat zij verleden jaar ook de waarheid heeft gesproken? Maar dan heeft zij recht, op rehabilitatie, waar van zij tot nu toe evenwel niets gehoord heeft. H.i. heeft zij te weinig antwoord gekre gen van den wethouder of van het col lege, dat immers solidair is met hem op enkele van haar vragen. Waarom heeft de heer Knuttel niet over M. H. gesproken? Zij ging nog eens in op deze materie, be twijfelend, dat de reorganisatie-commissie alles zal behandelen, wat zij te berde bracht. Als dit zoo is, gaat de commissie feitelijk buiten de opdracht, al heeft zij daartegen geen bezwaar. Ook beklaagt zij zich over het optreden van den wethouder op een vergadering van M. H. en over een uitlating van deze over een partijgenoot van spr. De heer Wilmer spreekt zijn waardee ring uit over de wijze waarop B. en W. bun beleid hebben uiteengezet. Wethouder Ro- mijn heeft aan spr. het bewijs gevraagd van zijn beschuldiging, dat de wethouder teveel rekenmeester is geweest. Spr. heeft echter geen beschuldiging geuit, doch den wethouder slechts gewaarschuwd teeen het „teveel-rekenmeester-spelen". Aanleiding tot die waarschuwing was de gemotiveerde vrees dat het zoover wel eens kon komen. Gemotiveerd o.a. door de houding van den wethouder tegenover het gewijzigde voor- stel-Elkerbout. die allosn van de wefchou- ders tegenstemde. Spr. hoopt evenwel dat zijn waarschuwing overbodig is geweest. Wethouder Goslinga heeft concentree- rende reorganisatie zonder dat er slacht- I offers vallen een onmogelijkheid genoemd. Spr. wenschte echter geen bezuiniging ab soluut zonder ontslag; hij dacht aan pen- sioengerechtigden. Al had hij dat ge- I wenscht, dan nog zou dat geen onmogelijk heid zijn, want het is hier reeds gebeurd, zooals bij de Bank van Leening. waar con- oentreerende bezuiniging is ingevoerd zon der ontslag. En bij de reorganisatie van het openbaar lager onderwijs. Inzake het voorstel-v. Stralen omtrent de verstrekking van een waarde-bon voor brandstoffen, merkt spr. op, dat, als de heer v. Stralen er prijs op stelt om iets te be reiken, hij zijn voorstel moet intrekken en tevreden zijn met de toezegging van den wethoudec, dat de kwaliteit der kolen zal worden verbeterd. Aan de andere voorstel- len-v. Stralen zal spr. zijn stem slechts ge ven, als er kans bestond, dat de regeering er mee accoord gaat. Het nut van het voor ste!-Kuyper inzake de- losse werklieden be twijfelt spr. Het gaat hier slechts om 4 per sonen. Op de breede principieele beschouwingen van den heer v. Eek zal spr. niet diep in gaan. Hij vreest, dat de heer v. Eek het type zal worden van de S.D.A.P. in ons land. Dat zou jammer zijn, want dan weet men niet, wat men aan de partij heeft. Hij wil geen rekening houden met de economische omstandigheden behalve daar waar de S.D.A.P. de macht heeft. De heer v. Eek keurt de tactiek van den heer Knuttel af, doch een afkeuring van een geweld-politiek in 't algemeen heeft spr. niet gehoord. Voor Nederland deugt de godsdienstbestrijding niet, doek keurt hij alle godsdienstbestrijding af? Do heer v. Eek: Dat blijkt uit mijn heele betoog. De heer Wilmer: Dat verheugt mii. Ook verheugt het spr., dat de heer v. Eek al zoover is gekomen, dat hij het een vraag acht, of degenen die een godsdienstige over tuiging hebben, in de soc. kringen wel thuis hooren. Voor ons is dat allang geen vraag meer. Tenslotte maakt. spr. de opmerking en hij heeft de pretentie dit te doen namen* 95 pet. der bevolking dat als de partijen er niet in slagen, om een middel te vinden tot bekorting der debatten, het zeer wenschelijk zal zijn, zoo niet noodzakelijk, een zoodanige wijziging in het reglement van orde aan te brengen, dat een dergelijke wijdloopige behandeling der begroobtng wordt voorkomen. Daarna schorsing tot 's avonds 8 uur. AVONDZITTING. Na heropening der zitting te 8 uur is het woord aan den heer Eikerbout, die nogmaa ls den wethouder van soc. zake a gemis aan soepelheid verwijt, naar aanlei ding van eenige recente feiten. Met den heer v. Eek verschilt spr., in dit opzicht, dat hij geen moties handhaaft, die toch ve:- worpen worden. Tegenover den heer v. Eek betwist hij. dat de christelijke arbeiders zich achter het kapitalisme scharen. Zij hechten geen geloof aan het socialisme, volgen eigen lei ding, ofschoon er zoo nu en dan wel ©ens samenwerking mogelijk is. De heer V e r w e y acht het in tegenstel ling tot den heer Donders wel practisch mogelijk, om nu reeds ©en begin te makeu met de omzetting der L. D. M. in een ge meentebedrijf. In 1925 was spr. tegen naasting, thans niet meer, zoodat er alle aanleiding is om nu voorbereidende maat regelen te treffen, om over eenige jaren tot naasting over te gaan. Hij breekt vervolgens ©en lans voor bot doen uitvoeren van verschillende groote productieve werken, welke hij wil financip- ren door middel van een leening. Men moet niet te zuinig zijn met de personeelbezei- ting bij de gemeentebedrijven en van con- oentreerende bezuiniging verwacht hij wei nig. Wanneer spr. het voorstel tot herclas- sificatie inzake de gemeentefondsbelasting zou accepteeren, zou hij daarmee het re- geeringsbeleid steunen, wat van hem niet kan worden verwacht. Een sluitende be grooting is goed, maar niet elk middel daartoe is goed. Wethouder R o m ij n: Hoe wilt u dan aan geld komen? De heer Verwey meent, dat de christe lijke democratie hierop neerkomt, dat men in goede tijden zich zoo lang mogelijk ver zet tegen loonsverhooging, maar in slechte tijden aandringt op zoo snel mogelijke loonsverlaging. Spr. is genegen om zijn voorstel inzake de subsidie aan het L. Mu ziekcorps in te trekken, mits aan de andere muziekcorpsen wordt tegemoet gekomen in den vorm van een subsidie aan h$t Leid- schen Harmonie- en Fanfare-corps. De heer Vos stemt in met de woorden van den voorz. inzake de uitgebreidheid der debatten en den stroom voorstellen. Waarom is het noodig, dat alle leden van een fractie het woord voeren? Ook heerscht hier nog sterk het euvel der interrupties; hoewel deze de debatten wel eens kunnen verlevendigen, werken zij nadeelig op den duur der debatten. Spr. is weinig bevre digd over het antwoord van den wethouder inzake zijn klacht omtrent den langzamen gang van zaken bij Onderwijs, welke klacht hij onverminderd handhaaft. De heer Coster merkt op, dat de heer v. Eek de drankbestrijding wil steunen, maar geen steekhoudende argumenten heeft aangevoerd. Zelfs het Volksgebouw heeft de heer v. Eek niet alcoholvrij kunnen hou den. Bekeerd door den voorz. zal spr. thans stemmen vóór de subsidie aan de Politie sportvereeniging. Hij dringt aan op meer spoed bij de reorganisatie van de Stedelijke Werkinrichting. De heer v. Stralen meent, dat de cij fers, welke de wethouder van fabricage heeft, genoemd, van werken, welke in uit voering of voorbereiding zijn, weinig zog gen, daar niet vaststaat, hoeveel daarvan ten goede komt aan de werkverruiming. Spr. meent ;-uist. dat dit niet het geval is. De invloed van den wethouder van finan ciën neutraliseert die van den wethouder van fabricage. Hij betwist, dat er aanlei ding is, om de doortrekking van den Was- senaarschen weg en van de Oegstgeester- laan in werkverschaffing uit te voeren. Ver schillende groote werken moeten juist thans uitgevoerd worden, omdat het geld en de materialen nu goedkoop zijn. Wethouder Goslinga: Maak u nu eens duidelijk., hoe ik de begrooting sluitend kan maken met al die uitgaven. De heer v. Stralen: Jawel, maar er worden toch zooveel gelden uitgetrokken voor steun. Kunnen B. en W. er niet naar streven om deze bedragen als loon uit te keeren? In den Haag heeft wethouder Drees zelfs gezegd, dat hij liever de rijks subsidie zou willen missen, dan bepaalde verslechteringen te aanvaarden. Dat is krachtig gesproken. Wethouder Goslinga: Den Haag is de rijkste gemeente van het heele land. De heer v. Stralen gelooft niet, dat wethouder Romijn een rekenmeester is. Hij is eerder advocaat, en een gladde doch op pervlakkige redenaar. Met voorbeelden tracht spr. aan te toonen, hoe weinig soepel deze wethouder is. Sociaal inzicht zal ce wethouder wel hebben, doch geen sociaal gevoel. Met zijn persoon heeft deze critiek niets te maken, doch alleen met de politiek van de partij, waarvan hij lid is. Hij pleit voor overleg tussohan den dienst v. soc. zaken en de vakcentrales; de wethouder hooft daar niet telkens bij te zijn. Wethouder Romijn: Ik ben er liever zelf bij. De heer v. Stralen handhaaft verder zijn voorstellen en verdedigt ze nader. Hij vraagt B. en W., waarom de steunregeli-Lg voor de ongeorganiseerde werkloozen hier slechter moet zijn dan in andere plaatsen Ten slotte geeft spr. toe. dat de wethouder v. soc. zaken een buitengewoon moeilijke taak heeft, doch hij geeft hem den raad, met het oor te leenen aan de opmerkingen der organisaties. De heer Bosman is in alle opzichten teleurgesteld door het antwoord van den wethouder van financiën. Spr. verduidelijkt nog eens zijn standount. zooaJs hij dat in eerste instantie heeft uiteengezet. Wat B. en W. willen, is uitsluitend een geknoei in de boe', en. Een sluitende be grooting moet men krijgen door bezuiniging en desnoods door belastingverhooging. Wij moeten ook rekening houden met de jaren 1934 en 1935. Over het aanspreken der re serves heeft een accountant zich geen oor deel aan te matigen, zoodat een beroep op een goedkeuring van den accountant niet opgaat. Verder kruist spr. den degen met do heeren v. Eek en Knuttel over de eco nomische waarde van loonsverlaging. De heer Beekenkamp protesteert tegen de insinuatie van de heeren Schüller en Kuyper inzake de politieke integriteit van hem en zijn partij. Dat was naar aan leiding van zijn uitdrukking „kiezersbe drog"; hij handhaaft dat woord, omdat hij niet inziet, dat het gemeentebelang gediend wordt door al dat gepraat van soc. zijde over onaanvaardbare oorstellen, welk ge praat* de gemeente reeds 900.gekost heeft. De S.D.A.P. verzet zich tegen elke loons verlaging, doch in Amsterdam werkt zij mede om gemeente-arbeiders te ontslaan en over te brengen naar de Gem. Arbeids reserve, waar zij een belangrijk deel vao hun loon derven. Dat verzet tegen loons verlaging is dus zuiver kiezersbedrog. De logica van den heer v. Eek bij diens ver dediging van de loontactiek der Arbeiders pers ontgaat sipr. volkomen. Hij polemiseert vervolgens met den heer v. Eek inzake de staatsrechtelijke belemmeringen der ge meentelijke autonomie. Aangaande de loonsverlaging haalt spr. de opmerking van dr. lijn aan, dat de De Woekerbestrijding De Directeur der Gemeentelijke Bank van Leening te Leiden sehrijit ons: De Geld8chieterswet treedt morgen, 1 Maart 1933, in werking. Deze wet feluit zich geheel aan bij de eenige hier te lande bestaande anti-woe- kerwet, nl. de Pandhuiswet. De woekerbestrijding staat dus thans aan het begin van een nieuwe periode, waarin wij vinden 2 wetten, die tot doei hebben misstanden in het volkscreuietwe- zen dus woeker te onderdrukken, nl. de Pandhuiswet en de Geldschieterswet. Het ge.dsohieteisberoep is tnans geen vrij beroep moer. Immers, om een geldsohietbank te mo gen houden is een vergunning van Burge meester en Wethouuers vereisoht. Op het uitoefenen van het geldschie- tersbeurijf zonder toelating staat niet min der dan 2 jaar gevangenisstraf of twee duizend gulden boete, terwijl het wel haast van zelf spreekt, dat alle geldlee- ningen in een niet boegelaten bedrijf ge sleten, nietig zijn. De wet verstaat onder geldschieters alle natuurlijke of rechtspersonen, die onder welken naam of in welken vorm ook, een beroep of, al of niet met het oogmerk om winst te behalen, een bedrijf maken van het uitleenen van geldsommen, uitsluitend r.f voor een overwegend deel 500.of minder bedragend. Onder het uitleenen van geldsommen wordt mede begrepen het onmiddellijk of middellijk ter beschikking stellen van geldsommen of geldswaarden aan personen, die zich verplichten gelijke of grootere geldsommen of geldswaarden terug te geven. De bepalingen van deze wet gelden dus voor alle soorten geldschieters, of zij be dragen uitleenen van 500.of 5.of door middel van zegels of cheques (spaar- zegelkassen of betaalzegel-ondernemingen) of op andere wijze, het is alles onder de wet begrepen. De wet bevat enkele uitzonderingen op de algemeene regel, waarvan wij hier noe men: boerenleenbanken, mits aangesloten bij een van de beide centrales, verzeke raars volgens de wet oo het levénsverze- keringsbedrijf, en instellingen voorkomen de op de lijst, bedoeld in art. 3 der Armen wet. De geldschieterswet geeft voorschriften omtrent de aanvrage om als geldsohiet bank te worden toegelaten en somt de ge vallen op, waarin toelating door Burge meester en Wethouders kan worden ge weigerd. Binnen een week wordt het ver zoek om toelating ter openbare kennis ge bracht. terwijl ieder teven de inwi'liging bij Burgen1 eester en Wethouders bezwa ren kar inbrengen. Binnen twee maanden wordt op het ver zoek schriftelijk beslist. Beroep tegen wei- ergste loonsverlaging de werkloosheid is en dat het bij de bestrijding dier werkloosheid wel tot loonsverlaging zal moeten komen. Hij spreekt zich uit tegen een nivelleerende rijksregeling voor alle werkloozen, werkloo- zensteun kan beter locaal geschieden, met rijkssubsidie, zooals thans gebeurt. De heer v. Eek heeft gedwaarschuwd te gen het zaaien van wantrouwen, doch zijn partij hanteert dit wapen zelf. Leiders, die geen verantwoording aanvaarden, kan spr. niet beschouwen als dienende het algemeen belang. De heer Wilbrink dringt nog eens aan op soberheid bij het bouwen. Ten aanzien van spr.'s critiek op den wethouder van soc. zaken, kan spr. genoegen nemen mot diens toezeggingen. Spr. betreurt de uitdrukking van den heer Bosman, als zou de administratie bij de Lichtfabrieken een „knoeiboel" zijn. Hij bestrijdt overigens het betoog van. den heer Bosman inzake de afschrijvingen. Omtrent de voorstellen inzake de verbe tering in de steunregeling merkt spr. op, dat hij tevreden is met de werkzaamheden van den wethouder in dit opzicht. Mede zeggenschap, zooals de heer v. Eek wil, is z.i. niet noodzakelijk. Verlaging van gas en electriciteitsprijzen voor werkloozen is een werkloozensteun, waarmede de Lichtfa brieken zich niet kunnen belasten. Spr. kan niet gelooven, dat vervoer van materialeu in eigen beheer, voordeeliger is, hetgeen spr. nader berekent. Hij doet ten slotte nog een goed woordje voor zijn subsidie-voor stellen en verdedigt het regeerinzsbeleid met het oog op den internationalen too- stand. Daarna wordt de vergadering geschorst tot Dinsdagmiddag 2 uur. gering bestaat bij Gedeputeerde Staten en op de Kroon. De toegelaten bank moet de naam van geldschietbank voeren. Burgemeester en Wethouders kunnen echter een andere naam goedkeuren. Deze -bepalingen richten zich tegen het bekende misbruik, dat de geldschietbanken(jes) plegen te maken van fraai klinkende namen, die aan het be drijf een schijn van bonafide-bankinstel ling, spaarbank, verzekeringsmaatschap pij of zelfs instelling van liefdadigheid trachten te geven. De wet bevat voorschriften welke door de geldschietbank in acht moeten worden genomen. Zoo moet o.m. een register wor den aangelegd, waarvan de bladen door of vanwege het hoofd der plaatselijke poli tie worden gewaarmerkt. De gemeente raad kan bij verordening verschillende voorschriften geven betreffende de eischen waaraan lokaliteiten waarin een particu liere geldschietbank wordt gehouden, moe ten voldoen, bijzonderheden ten aanzien van het hiervoor genoemde register en de uren, gedurende welke de geldschietban- ken gesloten moeten zijn. De toelating tot het houden van een particuliere geldschietbank kan door Bur gemeester en Wethouders worden inge trokken le. Indien zich omstandigheden voor doen, op grond waarvan, zoo zij vroeger bekend of te duchten geweest ware, de toelating zou zijn geweigerd. 2e. Indien aan den geldschieter bij her haling een waarschuwing moet worden ge zonden. Verder is nog een belangrijke bepaling in de wet, dat aan den geldleener een af schrift van het leenings-contract moet wor den gezonden. Verder is nog een belangrijke bepaling in de wet, dat aan den geldleener een af schrift van het leeningscontract moet wor den uitgereikt. Deze acte moet in de gemeente, waar de geldschietbank gehouden wordt, wor den onderteekend, en wel in beginsel door den geldleener zelf. De toegelaten particuliere banken wor den derhalve aan een scherp toezicht van de zijde der overheid onderworpen; het bedrijf wordt aan strenge regelen gebon den; de overeenkomst van gelduitleening wordt nader met tal van bepalingen ge regeld. De voorwaarden waaronder de geldschieter zijn gelden mag uitleenen zijn beperkt; als belangrijkste bepalingen noe men wij het verbond van overdracht van recht op salaris (looncessie); de verplich tingen van het opmaken van een acte van iedere geldleenirg, en niet te vergeten het maximum-bedrag aan interest en andere onkosten, die de geldschieter den geldlee ner in rekening mag brengen. De handelingen in strijd met de wet, worden in het algemeen zwaar gestraft. De woeker zal echter talrijke nieuwe vormen trachten te vinden, vaak in een zeer onschuldig kleed gehuld. Het publiek zij echter gewaarschuwd. In wat voor vorm de bedragen worden uitgeleend, alle geld schieters vallen onder de wet, behoudens de reeds eerder genoemde uitzonderingen. Het wcekerbedrijf, uitgeoefend door leenvrouwen, buurtwinke'tjes enz. is door de wet, bij een behoorlijke medewerking van het publiek, tot ondergang gedoemd. Al hetgeen we hierboven schreven aan gaande de geldschieterswet, betreft de z g. negatieve woekerbestrijding; de be strijding van den woeker door bestrijding van den woekeraar! Naast de negatieve woekerbestrijding is een positieve: het verstrekken van voor schotten op redelijke voorwaarden aan hen, die ze werkelijk noodig hebben. Lei den verkeert in dit opzicht in een bevoor- reohte positie, daar hier ter stede immers de positieve woekerbestrijding voldoende is geregeld, vooral sedert de oprichting in 1928 van de Stichting Leidsoh Borgstel lingsfonds. Ieder die meent, dat hij zelf of een an der in handen is gevallen van een clandes- tienen woekeraar, of een geldschieter die de gestelde voorschriften niet in acht neemt, kan zich wenden tot den heer P. A. van Aggelen, directeur der gemeente lijke bank van leening en secretaris van de Stichting Leidech Borgstellingsfonds, Nieuwsteeg no. 4. Wij willen dit artikel besluiten met een woord van hulde aan Mr. Dr. G. v. d. Bergh. Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan wiens initiatief de Geldschieterswet te danken is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 6