ZATERDAG 25 FEBRUARI 1933 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 8 CORRESPONDENTIE. M e j. G. C. V. t e W. Ik dank U, ook namens A. A., voor Uw hartelijk schrijven. Ik vind het zeer vereerend voor ons, dat U ons Hoekje zoo waardeert. Ik zal die bewuste Jozefine, wier geestige bijdragen, door U en mij zoo geappreciëerd worden, nog eens aan die gevulde „vulpen" herin neren. Met dank, hand en groet! Wij ho pen het vertrouwen in ons gesteld, waar dig te blijven 1 Jo en Ria v. d. Meer R'veen. lk heb de twee opstelletjes ontvangen. Maar over dit onderwerp „IJpret" heb ik nog een stapeltje bijdragen in petto. Ik kan dan ook niet beter doen, dan deze twee er netjes bijleggen. Ik dank voor goede bedoe lingen. Dag jongens! Annie en Cor van Diest, Sas sen h e i m. Beider bijdragen in dank notvangen. Het gaat crescendo! Daarom zal ik jullie aan onze redactioneele tafel een plaats inruimen. Voortaan gaan jullie stukken voor! Had ik tien zulke medewer kers, dan moest men vast Ons Hoekje vier keer zoo groot maken. Dag Annie Jacob Wijsman, Zegwaart. Dat opstel is niet slecht. Nog even geduld. Ik laat het plaatsen. Je verjaardag heb ik ingeboekt Dag Jacob! Rika Straver, R ij p we tering. Rika, heeft een mooi versje „o pge- m a a k t", zooals ze zegt. Het is iets over de herfst en de winter samen. Ik zal jullie eens laten hooren, hoe ze dat gedaan beeft. Dag Rika! Groet Wim van me! DE HERFST. Door Rika Straver. De herfst is gekomen, De herfst, guur en koud De wind met dolle kuren Ja, kuren koud en stout! Straks dan komt de winter De winter wit en blij Wij gaan dan schaatsen rijden Rijden zij aan zij. De jonge dames zwieren Te zamen over 't ijs En de jongens fluiten Nog blijder dan een sij». Dora Kniest, Oegstgeest. Ik heb de data voor jullie tweetjes genoteerd. Isabella is te jong. Deze rubriek is alleen voor schoolgaande kinderen, al zijn ze dan ook op H.B.S. of Gymnasium. Het opstel is niet slecht. Ik heb daar ook eens iets van gelezen. Toch laat ik het later plaatsen. Groet pa en moe van me en Ali, Dirk, Nico, Corrie, Isabella en Johanna! Voor jou de hand! Dag Dora! Cornelia v. d. Ploeg, Ou d-A de. Dat mooie, leuke versje is niet uit Corne lia's blonde kopje bedacht, maar. Ik zal het eens laten hoorenDat versje moet je eens van buiten leeren en voordragen. Daar is Cornelia! DIE MAAN. Door Cornelia v. d. Ploeg. Die Maan is toch een koddig ding Wat doet zij altijd zonderling Hoog aan den hemel gaat zij staan En staart met één groot oog je aan. Dan knijpt haar halve oog zij toe, En dan weer speelt zij kiekeboe. Je kijkt, en speurt, en zoekt, en ziet, De Maan aan heel den hemel niet. Dan lijkt ze weer een dunne lijn, Volmaakt half rond en keurig fijn. En dan weer heeft ze het fateoen, Van een heel dunne schijf citroen. En daarna zie je, zoetjes aan, Haar heele oog weer open gaan Wat doet die Maan toch zonderling, Wat is zij toch een koddig ding! Joke de Koning, Voorschoten. „Eindelijk", hé Joke! Ja, het heeft lang geduurd, maar je ziet, dat ik je niet verge ten heb. Het opstel krijgt een plaats. Zie vandaag eens" of de volgende week. De wedstrijd zal weer honderden trekken, en schitterend zullen de prijzen zijn. Dag Joke, of om in jouw taal te spreken: bon jour ma chère petite nièce! Veel groeten aan allenDag Clazientje Karreman. Het versje van „De Herfst" is een van de beste, die ik ontving. Ik zal het netjes opbergen en als de herfst weer in 't land komt, kom jij het eerst aan de beurt. Is het verhaal al klaar. Met Pa-schen komen weer prijs raadsels. Dag Clasientjc! En hiermee be sluiten we deze correspondentie. Tot Za terdag. Oom Wim. WIE ZIJN ER JARIG? Van £8 Febr. tot 4 Maart: 26 Febr. Hanna Gründemann, Haarlem. 26 Febr. Kees v. d. Geer, Kastanjelaan 17, Hazerswoude. 26 Febr. Anny van Dijk, Dorp D 209, Ha zerswoude. 27 Febr. Gerard v. d. Hulst, Zevenhoven Oud-Ade. 28 Febr. Ria Kromwijk, Nieuwerbrug, a. d. Rijn. 28 Febr. Piet van Kessel, Kerkpad C 95 Ter Aar. 1 Maart Lien v. d. Hulst, Rijndijk 158 E Voorschoten. 2 Maart Jimmy Barge, Oegstgeesterlaan Leiden. 2 Maart Nelly v. d. Zon, Voorhout. 3 Maart Cornelia v. d. Ploeg, Hoog- made. 4 Maart Nico van Wissen, Stompwijk- scheweg 203, Stompwijk. 4 Maart Nico v. d. Akker Oostereinde 282 Stompwijk. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil opgenomen zien, sture hem op, maar dan minstens 14 dagen voor het verjaringsfeest. Let wel op, het moeten de namen zijn van schoolgaande kinderen. Oom Wim. OM TE ONTHOUDEN. Sassenheim telde op 1 Jan. j.l. 5544 inwoners. Op geestige wijze kreeg ik deze gegevens verstrekt door Cor van Diest, bij U allen bekend en met graagte gelezen. Hij deed dit op zijn manier als volgt: BESTE OOM WIM. Wie komt mij nu eens even vertellen Hoeveel inwoners je woonplaats telt? Opdat dit als curiositeit eens In „Ons Hoekje" kan worden gemeld. Oom Wim, U daarover in te lichten, Ik doe het werk'lijk met pleizier; Bij den aanvang van het nieuwe jaar Bedroeg het zielental dubbel vijf en dubbel vier (5544). Mocht ik door deze informatie Aan Uw verlangen hebben voldaan, Dan is het mij werkelijk een eer, U eens een pleizier te hebben gedaan. En mocht de gelegenheid zioh weer voordoen, Dat ik U nog eens van dienst zijn kan, Gaarne zal ik steeds voor U klaar staan, Heusch, Oom Wim, wees daar verzekerd van. Cor van Diest. Wat kan ik hierop anders doen, dan dank te brengen aan Cor voor zijn bewezen diensten Den 11 Februari van dit jaar was het 75 jaar geleden, dat de H. Maagd het eerst verscheen aan de kleine Bernadette Sou- birous te Lourdes. Sedert zijn ter p.aatse tal van wonderen gebeurd en stroomt het telkenjare in steeds grootere getale naar die bedevaartplaats om de H. Maagd Maria als de Onbevlekte Ontvangenis, te huldigen en genezing te vragen. (Hierover zal ik later een art. schrijven). In het petroleumgebied van Turkmenië is een krachtige bron aangeboord, die 10.000 ton olie per dag levert. De petroleum (hoort!) spuit in stralen van 75 M. hoogte met zoo'n kracht uit den bodem, dat de in stallatie. waarmee men het boorgat wilde sluiten, den stroom niet kon tegenhouden en weggeslingerd werd. Londen te^t 8.300.000 inwoners. Meer dus dan in heel Nederland. New York heeft er 7.000.000. Om met Londen op zij te staan zou 't onze twee grootste steden, Amster dam en 'Rotterdam, nog moeten annexee- ren. In ons land zijn op elke 1000 inwoners 69 radio's. Reken eens uit hoeveel radio's dan in Leiden zouden zijn. als ik zeg, dat Leiden 72.000 inwoners telt. NIEUWE RAADSELS ingestuurd door Dora v. d. Hoorn, met een inleiding. Beste Oom Wim Beste Oom Wim 'k zag Zaterdagavond Vele versjes in de krant, 'k Daoht dat wil ik ook probeeren Nam een potlood nu ter hand. Maar het wilde heel niet lukken 't Echte rijmwoord von ik niet, Toen ik las, wat 'k had geschreven Waren 't raadsels, anders niet. Eerst zat ik ermee verlegen, Maar de moed kwam er weer bij, Mocht Oom Wim ze goed soms keuren Staan ze op Zaterdag erbij. Hier sluit ik ze das bij in 'k Hoop, ze zijn naar Uwen zin. Raadsel I: Het eerste is een lichaamsdeel Met 't tweede wordt gemeten En ieder die de reinheid wil Die mag mij niet vergeten. Raadsel II Wat vliegt er voort steeds nacht en dag, En zonder dat ze rusten mag? Raadsel III: Wie wordt er in het daaglijksoh levén, Veroordeeld om steeds aan te kleven? Raadsel IV: Muziek zit in de eerste twee, spottend genoemd soms zagen. En in het laatst en derde deel, wordt 't eerste weggedragen. Raadsel V: Het eerste deel is groente en 't laatste deel is vet, 't Geheel ziet men in deze tijd, op tafel veel gezet. Raadsel VI: Op school loopt men op 't eerste deel Het tweede is van leer Het derde moet men zoeken aan Het water of aan 't Meer 't Geheel ik zeg het hier passant Een dorpje in ons Nederland. Raadsel VII: Het eerste deel dat is een drank, en 't tweede meest van steen 't Geheel is heel geen zeldzaamheid, men ziet 't bij edereen. De oplossingen niet insturen. Deze geef ik de volgende week zelf. OPLOSSINGEN VAN OE RAADSELS VAN VERLEDEN WEEK ingestuurd door Cor Verbey. Opl. I: Vin-cent. Opl. II: Eibergen. OpL III. De letter e. Opl. IV: Aardbol. Opl. V: Alle menschèn, die met twee oogen zien. Opl. VI: De letter a. Opl. VII: De letter a. Opl. VIII: Een borstel. Opl. IX: Beiden worden gevoerd. Opl. X: Duo-oud. Opl. XI: Tabak. DE AVOND BUITEN door Truus de Haas. De avond valt, 't wordt buiten al meer stil. De vogels zijn te ruste; alleen de roofvogels zoeken naar prooi in veld en bosoh. 't Vriest zachtjes. Honderden sterretjes flikkeren aan 't firmament. De maan schijnt met haar zil veren stralen en lichtbundels de aarde daar onder haar. 't Wordt zachtjes kouder, geen menschen vertoonen zich nu meer. Uit 't kloosterkerkje slaat de klok tien slagen zacht en vol. De arbeiders en boeren van 't eenvou dige dorpje gaan naar bed. De lichtjes verdwijnen meer en meer, alles is vredig en stil, èn ligt in welver diende ruste, totdat de nacht om is, en 's morgens allen weer aan 't werk gaan! T IS WEER IJS!! door Kees v. d. Burg, Alphen. Bom, 'n por van mijn broer naast me, riep me wakker. Hé, ja, de ruiten zijn be vroren! In 'n wip was ik overeind. IJs, schaatsen, tenten, zwieren, alles botste in mijn bol door elkaar. „Ging het zoo maar een paar dagen door Piet!" Ik krijg zoetjesaan eens meer zin op het ijs lijntjes te zetten dan in mijn Tekenschrift! En jawel, 't ging door, het bleef vrie zen. Binnen enkele dagen lagen de sloo- ten dicht en konden wij ër ons op wagen. Onze Eerw. heer Pastoor had z'n ge boortedag gevierd op 24 Januari. I Onze feestviering werd uitgesteld tot Vrijdag. Een algemeene H. Communie van de schoolkinderen, 'n huldigingen 'n vrije middag tot belooning! 's Middags allen op de schaatsen, een paar afgebedelde centen op zak, en er op uit met onze kameraden, we hadden afge sproken op de kleine slootjes te blijven, je hebt dan gauwer het idee. dat je de heele baan neemt, 't Is wfl koud maar daar geef je niet om. Ik had er vroeger nooit geen zin in gehad. Maar vader kan dat niet dulden „dat eeuwige gekoukleum" zei hij# En ik af met hangende pootjes, maar ik heb er geen spijt van gehad! Volgens anderen had ik het gauw te pakken. En nu, „dit jaar was het aldoor mijn liefste wensch, dat 't zou gaan winteren. Wat fijn, gaat het nu reeds, en wat een gelach als er een of ander op zijn zitvlakje valt! Ja 't spijt me voor de Pindamannetjes, doch voor mijn zin, wil ik nog wel 14 da gen ijs. MOE VERTELT. door Anny van Diest. „Kijk eens Moe", liet Cor zijn stem hoo ren, „ia dat even een mooi werk". Ik was nieuwsgierig en wilde ook graag zien, wat mijn, zeer geachten broer toch wel zoo mooi vond. Neen denkt u nu niet dat ik een nieuwsgierig Aagje ben, want heusch als er niets bijzonders voorvalt dan ben ik heusch niet iemand, die met zoo'n bemin nelijke bijnaam wordt aangeduid! Maar wat Cor nu zoo bewonderde was werkelijk de moeite waard; hij had namelijk een tijd- schriit, waarin eenige afbeeldingen ston den, die ons vertelden hoe kunstig de Chineezen van gebruikte postzegel® een schilderij vervaardigen. „Nu", zei Moe, „dat is werkelijk mooi werk; echter her innert het mij aan een schilderij, dat ik eens in mijn jeugd gezien heb, ook van gebruikte postzegels gemaakt door een politieagent". „Hé. ja Moe, vertellen riepen we als uit één mond, en installeerden ons al vlug dicht bij Moe. Ook Pa zei daar wel belangstel ling voor te gevoelen; en dus luisterden we vol spanning. „Je moet dan weten", be gon Moe, „dicht bij het huis, waar we vroe ger woonden, bevond zich een politie-post- huis. Als we dan eens gingen wandelen of daar in de omgeving aan het spelen waxen, konden we niet nalaten even bij de „agen ten" aan te wippen en goeden dag te zeg gen. Soms mochten we" ook wel héél even binnen komen en een praatje maken; dat vonden we wel leuk, dat begrijp je wel, al was het dan ook maar voor een oogenblik je. En zoo was het dan op een mooien zo merdag na schooltijd, dat we een wande ling zouden gaan maken in het bosch, zoo- als gewoonlijk op zulke mooie dagen, had de politie, die de wacht had, zijn stoeltje buiten gezet en zat daar te genieten van het mooie weer en een rustig oogenblik. Toen hij ons naar zich toe zag komen, stond hij op, en vertelde ons iets te willen laten zien, tenminste ais we daar belang in stelden. Natuurlijk, hoe kan dat ook an ders! En wat die goede man ons liet zien, was werkelijk de moeite waard; op een zoogenaamde ezel stond een schilderij, ge maakt zooals ik al zei van gebruikte post zegels, dat „de Ridderzaal" voorstelde, ('t Was n.l. in de ResidentiestadEen zij ner collega's had dat schilderij gemaakt in zijn vrijen tijd. Nu de vervaardiger van dat kunststuk mag dan ook wel een flinke dosis geduld beschikt hebben en een goed teekenaar geweest zijn. We hadden geen woorden genoeg om on ze bewondering te uiten; we namen al gauw afscheid van den agent om thuis in geuren en kleuren te vertellen van dat mooie schilderij. Ieder, die het zien wilde, werd even toegelaten om het te bekijken; tenminste slechts een paar dagen. Dikwijls nog gingeD we even een korte visite maken, wat eohter verminderde naarmate we ouder werden; evenwel bleef ons een dankbare herinnering aan die pret tige momenten" Ook wij waren dankbaar voor die prettige vertelling. EENDJE door Truus de Haas. Och eendje lief, wat ben je lomp Wat valt je 't loopen zwaar, Je hebt zoo'n 'n dikke lompe romp. Je rolt haast om, nietwaar? En stap je voort, dan gaat je lijf Van d'een naar d'andere zij Zoo waggel jij wat loop je stijf, Kijk liever ééns naar mij. Wat is je snavel, dik en breed Wat maak je een naar geluid Kwaak, kwaak, 't is alles wat je weet Dat houdt geen schepsel uit! Och duifjelief zeg dat nu niet Dat alles, wist ik wel Maar ieder, die jou loopen ziet Zegt: 't gaat ook lang niet snel! Je lijf is slank, en scherp je bek, Je steekt je borst vooruit! Je buigt je hals, je buigt de nek. Jij maakt 'n naar geluid. Jij roept mooi altijd roekoe-koe, En verder breng je 't niet Vindt jij dat, zegt eens eerlijk toe, Dat zulk een kost'lijk lied? Daar kwam een hond met luid geblaf, Hij zag de vogels pas, Of recht liep hij op beide af, En beide vluchtten ras. De duit verhief zich in de lucht, Klapwiekend vloog ze heen, De eend nam in een plas de vlucht En 't hondje? Bleef alleen! HOE HET VERGEET-MIJ NIETJE ZIJN NAAM KREEG. door Co v. d. Geest. Toen Onze Lieve Heer de bloemen ge schapen had, had Hij ze allemaal een naam gegeven. De eene heette roos, de andere lelie enzoovoort. Op een dag ging een nieuwsgierige roos eens op onderzoek uit, hoe hare zusjes wel genoemd waren. Zij kwam ook bij een blauw bloempje. De roos sprak heel vriendelijk: „Zeg zusje, hoe is jouw naam?" Het kleine ding zei niets, maar dacht na, doch o hemel het kon zijn naam niet vinden. Het zei toen heel bedroefd: „Zusje, ik ben mijn naam vergeten". Van droefheid kreeg het een gouden traan in het oog. „Dat is heel erg, zei de roos. Dan moet je maar aan Onzen Lie ven Heer zeggen, dat je spijt hebt over je domheid, misschien wil Hij je naam dan nog wel eens zeggen. Het blauwe doempje deed dit en Onze Lieve Heertje zei, opdat je nooit je naam meer zult vergeten en tevens ook aan Mij zult blijven denken, zal je naam voortaan zijn „Vergeet-mij-nietje!" Het kleine blau we bloempje heeft dien naam altijd be houden; het bloeit langs vele oevers maar heeft nog altijd een gouden traan in het blauwe oog. Lief vergeet-mij-nietje blijf je naam met eere dragen tot glorie van Onzen Lieven Heer, Die u laat groeien en bloeien en de zen mooien naam gaf. AAN HET EERSTE SNEEUWKLOKJE, door Anny van Diest. Zeg bloempje, ben je niet te vlug. Zeg, wat doe je nu al in de kou? 'k Ben bang, als straks Koning Vorst (nog komt, Dat jij, klein ding, bevriezen zou! Zeg bloempje, ben je nu zoo koud? 'k Zie, je staat daar heusch te beven! Was maar zoo nieuwsgierig niet geweest- 'k Ben bang, dat je gauw zult sneven! Zeg bloempje, wat ben je toch mooi, Met je kleedje, zoo smetloos blank! O, lieflijk klokje, zuiver en zacht, Ge stemt ons 't harte tot vreugd' en tot (dank. Ge fluistert ons toe, ziet 'n nieuwe lente, Een nieuw leven breekt voor U weer aan! O, klokje, gij bloempje, innig en teer, Ja, uw boodschap heb ik verstaan! DE PINDANEES. Door Truus de Haas. Daar staat hij in de barre kou, De bruine Pindaman, en wou Zoo gaarne werken tot 's levens onder houd Maar kan nu droomen slechts van land en werf en woud. Hij zingt zijn lied op motone wijs, Zoo ver van hier, zoo ver van kind en vrouw. Op zijn bruin gezicht, altijd 'n lach, Zoo staat hij daar al in de kon. Hij wordt nooit kwaad, zelfs nimmer boos. Al« een kwajongen, lacht en spot of slaat. Hij blijft alleen met zijn verdriet En doet of niets hem raakt, ei ziet. Doch eens hoopt hij op dien grooten dag, Dat hij weer naar zijn eigen land toe mag. Dat geeft hem wellicht nu moed en kracht, Oin te blijven toov'ren om zijn mond dien lach. HET REGENT ALDOOR. door Koosje van G erven. Wat is het daarbuiten toch vreeselijk weer; Wat gaat er die regen nu vreeselijk te keer? Wij hebben voorloopig geen regengebrek, Wij hebben in zonneschijn allen meer trek Dan kunnen wij spelen in tuin en op straat Waar nu toch zoo vreeselijk veel water op staat. En Moeder die is er toch niet mee op schik Want als ze ons ziet komen, wordt ze wit van de schrik. Wij druipen als ratten, ach droogde het toch maar! Die regen die is toch zoo nat en zoo naar! En met dat al gaat alles steeds meer achteruit, Want Vader verdient haast geen enkele duit Wat moeten wij beginnen als dat zoo blijft gaan; Waar haalt dan Moeder het eten vandaan? Ja alles wordt duurder, en het loon naar omlaag En als je niet oppakt, je ontslag nog vandaag. Het is dan geen wonder, dat ook de natuur Triestig is en donker, ach! kwam op dit uur Toch verandering. Dan waren we allen zoo blij, En alle menschen zouden zich verheugen met mij! Dit versje kwam binnen, toen we eei regenperiode doormaakten. Oom Wim.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 8