ZATERDAG 11 FEBRUARI 1933
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 8
CORRESPONDENTIE.
Cor en A n u y v. Diest, Sass en-
heim. Hoe ik jullie bijdragen waardeer,
getuige wel de spoedige plaatsing;. Ik
schreef het.vaker: mijn vaste medewer
kers gaan voor. Dag Cor en Anny! Groet
vader en moeder en ik geef jullie beiden
de hand
Alyda Agterberg, Utrecht.
Dank voor nieuwe verzen. Hou mij steeds
aanbevolen. De plaats blijft gereserveerd.
Met hand, groet en dank. Groet je ouders
van me!
Truus de Haas, Leiden. Nieu
we bijdragen ontvangen. Worden ge
plaatst! Ik zou me niet meer wagen aan
rijmpjes. Truus! Blijf verhaaltjes schrijven,
los-weg verteld. Deze zijn een plaatsje
waard. Dag lief Nichtje! Maak alles met
zorg en met de noodige aandacht.
Lena en Riek v. d. Meer. R' v e e n.
Het is me voorloopig nog niet mogelijk
jullie opstelletjes te plaatsen. Misschien
later! Blijven jullie goed de verhalen en
opstellen volgen: al doende leert men. Dag
jongens
Annie S traver, Oud-Ad e.
Wel Anie.n ik meen, dat ik dat versje al
eens ergens gelezen heb. Kom ik wil het
eens laten hooren, misschien dat er onder
enze lezers zijn, die het ook al eens ge
hoord hebben.
DE POES IN DEN REGEN
Zeg hond, jij hebt den heelen dag
Daar warm en droog in 't hok gelegen,
Maar ik loop in de nattigheid,
En druip van al de regen.
Wel poes, dat is jouw eigen schuld.
Hoé "kan je toch zoo klagen!
Je hoort hier niet, ga gauw naar huis,
Daar moet je muizen jagen.
Bertus Rooyakkers, Leiden.
De ingezonden raadselrijmpjes bij den
wedstrijd van laatst mij gestuurd, laat ik
plaatsen Bertus, of.... heb ik die reeds
in de krant gezien? Vertel me dat eens?
Dag Bertus! Veel groetjes aan vader en
moeder en groote broer!
Kees v. d. Burg, Alphen. Jam
mer, dat de ijspret nu weer voorbij is!
Maar toch laat ik jouw bijdrage plaatsen.
Ik ben overtuigd, dat ik nog vaker iets
van jou te plaatsen krijg. Ik geloof, dat jij
kunt, als je wilt.
Met het oog op de vele copy, die te
wachten ligt, wil ik voor vandaag de cor
respondentie afbreken, ofschoon nog een
dertigtal brieven te beantwoorden liggen.
Jullie Oom W i m.
OM TE ONTHOUDEN.
Er zijn op het oogenblik binnen de mu
ren van Rome 390 kerken, 160 openbare
en semi-openbare kapellen en 53 bedehui
zen. Bovendien zijn er 44 christelijke
kerkhoven. Op het oogenblik zijn nog 25
kerken in aanbouw. Hier zijn niet begre
pen de kerken liggende in de H. Stad van
den Paus. (Vergelijk deze getallen eens
met het aantal kerken van Leiden).
De duif legt ongeveer één kilometer per
minuut af en kan heel gemakkelijk een
afstand afleggen van 400 km. aan één stuk
met een gemiddelde snelheid van 40 km.
per uur. Het maximum is 50 km. per uur,
volgehouden gedurende 15 uur. De valk
vliegt nog sneller, zelfs gemiddeld 50 km.
per uur.
De heiligo Rok van Christus, bewaard
in de eerbiedwaardige Domkerk van Trier
wordt dit jaar van Zondag 23 Juli tot 3
September in het openbaar uitgesteld.
Dat is een gebeurtenis van groote betee-
kenis. Volgens een oude overlevering
moest die rok zonder naad van Jezus op
bevel van Keizerin Helena, de moeder van
Keizer Konstantijn in Trier bewaard blij
ven. Voor de geloovigen zal de vereering
van het kleinood een troost zijn in de el
lende en jammer van dezen tijd. Later
vertel ik hierover wel eens meer.
Alphen aan den Rijn telde op 1 Januari
17870 inwoners; ging met 169 inwoners
vooruit.
Hoeveel Jezuiëten zijn er?
In het begin van 1931 telde de Sociëteit
van Jezus 22.337 leden.
Verleden jaar zijn er 659 bijgekomen,
zoodat er momenteel ruim 23.000 zijn.
Het jaar 1933 zal 'n Heilig jaar wezen,
ter viering van het sterven van Christus,
1900 jaar terug.
Er zijn in ons land ruim 300 000 werk-
loozen.
Wie van de lezers of lezeresjes uit de
buitengemeenten, waar de Leidsche Cou
rant gelezen wordt, wil mij eens opgeven
het juiste getal der inwoners op 1 Januari
jl. Vraag dit eens aan het hoofd der
school, die wel eens zal informeeren bij
den secretaris der gemeente.
Dan laat ik dit lijstje eens afdrukken.
Van Leiden en Alphen gaf ik het getal
reeds, (zie boven).
Oom W i m.
WIE ZIJN JARIG?
Van 12 tot en met 18 Februari.
12 Febr. Jan Goddijn. W. Singel 102.
12 Febr. Wim Dijkmans, De Genestetstr. 4a
13 Febr. Nelly Mooijekind, Zuideinde B
188, Roelofarendsveen.
14 Febr. Petrus Kriek, de L. de Kanterst20
14 Febr. Jan Impel mans, Gasstraat 60.
14 Febr. Gerard Impelmans, idem.
15 Febr. Herman Post, St. Jorissteeg 21.
15 Febr. Frans Filbry, N. Rijn 80a.
15 Febr. Henk de Groot, Deutzstraat 12,
Oegstgeest.
16 Febr. Elmyre Gans, Rapenburg 81.
16 Febr Henk v. d. Hoeven, Schenkelweg
C 83, Zoeterwoude.
16 Febr. Wilhelmus Smits, Hazerswoude.
17 Febr. Grietje Broerse, Haarl.str. 68.
17 Febr. Bernard v. Kempen, 's Graven-
damscheweg 7, Noordwijkerhout.
18 Febr. Emma Warmerdam, Buurtweg 22
Noordwijkerhout.
18 Febr. Marie v. d. Koppen. Leidscheweg
106, „VredenhoF, Voorschoten.
18 Febr. Emmy Zandvliet, H. Rijndijk 201
Ik feliciteer de jarigen.
Wie fcijn of haar naam wil opgenomen
zien (wel te verstaan van schoolgaande
kinderen) en den datum van geboorte
niet voor dezen instuurde, doe dit alsnog,
maar dan minstens veertien dagen voor
het verjaringsfeest.
Oom Wim.
NIEUWE RAADSELS
ingestuurd door Albert Vreeburg.
Raadsel I:
Wat loopt er door het land en beweegt
zich niet?
Raadsel II:
Waar gaat elke kat heen, zoodra zij drie
jaar oud is?
Raadsel III:
Als men het woord hals met den naam
van een vrouwenldeedingstuk saamvoegt,
krijgt men den naam van een verscheu
rend dier.
Raadsel IV
Aan welke ladder ontbreken de spor
ten?
Raadsel V:
Wat vindt men in China, dat men in
Japan te vergeefs zoekt?
Raadsel VI
Als gij wilt dat ik draaien zal, moet gij
mij slaan.
Raadsel VII:
Hoo komt een olifant over een wip-
biug?
Raadsel VIII: Welke overeenkomst is er
tusschen een student in de rechten en een
flesch brandewijn?
De oplossingen niet insturen. Deze
geef ik de volgende week zelf. Wie nog
een mooi stel raadsels weet, sture me al
les op maar let wel, de oplossingen op
een apart stukje papier erbij.
OPLOSSINGEN D7R RAADSELS
VAN VERLEDEN WEEK
Ingestuurd door Elie Rietmeijer.
Opl. X: Van zeven kan men even maken.
Opl. II: Op vaders knie.
Opl. III: De echo.
Opl. IVEen schoen.
Opl. VJas-mijn.
Opl. VI: Een dobbelsteen.
Opl. VII: Voor de Dom van Utrecht.
Opl. VIII: Een el.
Opl. IX: Een bel.
Opl. X: Abel.
Opl. XI: Eer sabel.
AAN G. C. W. TE W.
door Alyda Agterberg.
't Vers is schoon, waar G mij mee
huldigt G. C. V. te W.
in een keur van zinnen.
'k Zeg U hiervoor hartelijk dank
Niet in woorden of in klank
maar gemeend van binnen.
Wis volg ik uw goeden raad.
die er ongekunsteld staat
in uw wijze lessen.
't Is een eer, 't is een pronk
dat U mij uw aandacht schonk:
dank voor uw interesse.
IN VERZOEKING,
door Gerard Keizer.
III. (Slot).
Nu vervolgde de patroon en heb je wel
nagedacht, wat het voor je kinderen kon
beteekenen, als hun vader gebrandmerkt
werd als een dief
.Gelukkig dat i knog bijtijds kan ingrij
pen en je voor zoo'n val kan behoeden.
„Dusdiis meneer, dat wil zeggen,
dat U mij niet ontslaat, en aan de politie
overlever?" stotterde Sonders.
„Natuurlijk niet, beste vriend, daarvoor
ben je te lang in onzen dienst geweest, in
tegendeel, ik zal nog hedenavond de noo
dige stappen doen, om je nood te verlich
ten."
„Je hoeft niet bang te zijn. dat je vrouw
haar gezondheidsreis niet zal kunnen ma
ken, daar zal ik wel voor zorgen en
maar wat doe je nou?" eindigde hij ver
baasd.
Sonders was op de knieën gevallen en
greep een der handen van de patroon en
voor deze van z'n verwondering was be
komen. had hij die hand gekust, terwijl
tranen van dankbaarheid langs z'n wan
gen neerdrupten.
„Nou, nou, weerde de patroon af, nu
geen sentimentaliteit, daar zijn wij man
nen te groot voor".
Meteen haalde hij z'n zakdoek uit z'n
zak en begon met voorbeeldigen ijver z'n
neus te bewerken.
„Dus, zei hij na een poosje, dat blijft
dus afge-sproken hé, laat alles nu maar
eens door mij beredderen, dan komt het
best in de bus", lachte hij
„En nu zou ik maar maken, dat ik naar
huis kwam, want het is al knapjes laat
geworden en., o ja., dat zou ik haast ver
geten.. geen woord vertellen wat of hier
vanavond is voorgevallen, beloof je me
dat?"
„Ja, meneer, dat beloof ik U, maar wel
ke reden moet ik' dan opgeven aan m'n
vrouw, dat ik zoo' laat thuis kom?"
„Nu, dan mag je wel een klein leugentje
bedenken, bijv. dat je moest overwerken,
enfin, zoek dat zelf maar uiten riu.
goedenavond.
„Goeden-avond, meneer, en nogmaals,
hartelijk dank!" sprak Sonders.
„Genoeg, genoeg, ga nu maar
En z'n patroon hield woord. Van nu af
aan was er geen armoede meer bij Jan
Sonders. Z'n vrouw .was haar gezondheids-
reis gaan maken op kosten van den pa
troon.
Zij had eerst wel wat verwonderd geke
ken, maar Jan had haar stilletjes later
verteld, wat er dien avond op 't kantoor
was geschied.
„O, man, sprak ze bevend, toen hij haar
alles had verteld. O, man, wat heb je toch
een oogenblik op den rand van een af
grond gestaan, maar.... God heeft het
niet gewild dat jij zou vallen. Deo Gratias
en dankbaar vouwde zij beide handen.
HET PETROLEUMSTEL
door Grotha Haverkorn.
„Grietje, Grietje, kom eens naar bene
den!"
Dit was de stem van Mevrouw Zuinig,
een dikke dame van ongeveer vijftig, die
met hoog-roode kleur onder aan de
trap stond. Boven een lichte bons en een
oogenblikje later: „Ja, ja, mevrouw".
Grietje kwam naar beneden. „Zég,
Grietje kom eens vlug naar de keuken!"
„Is me dat een manier van doen? Kom ik
me daar in de keuken en daar staat me
de melk over te koken. Bijna een halve
liter is er verloren gegaan en de rest is
verbrand. Jullie meiden hebben overal lak
aan."
Grietje ging naar het keukenkastje, pak
te er 't poetsgerei uit en begon te poetsen.
„En nu vlug voortmaken dat die rommel
weg is over een halfuur kom ik kijken
of 't goed is en zoo niet, dan doe je het
over.
„Och, Mevrouw u moest eens een petro
leumstel koopen. Dat heeft mijn moeder
ook en dan brandt er niets aan."
„Och, jij, je lijkt er wel een uit de
twaalfde eeuw." Tingeling klonk de bel.
Mevrouw spoedde zich naar de deur, want
ze had iemand te wachten.
„Goeden dag mevrouw aJnsen."
Na haar binnen gelaten te hebben en
onder gebabbel met een heerlijk kopje thee
liep 't gesprek over gas, turf enz. Me
vrouw Zuinig beklaagde zich over de on
oplettendheid van Grietje, over de hitte
van haar fornuis en eindelijk over de ver
brande melk.
Mevrouw Jansen vertelde over haar pe
troleumstel zoo. dat Mevrouw Zuinig er
jaloersch op werd.
Zeer voldaan over mevrouw's raad be
stelde zij direct een petroleumstel.
Voortaan was er in 't huishouden geen
herrie meer. De koffie was altijd bruin, de
melk brandde nooit meer aan. Maar ze
ker was wel in d'r schik Grietje, die nooit
meer de vuile .fornuisboel te ruimen had.
WEER NAAR HUIS!
door Truus de Haas.
Toos van Berge, was een meisje van 12
jaar. Ze had een zware bronchitus en lag
daardoor in het St. Antoninsgasthuis. Ze
werd gelukkig alweer 'n beetje be.ter.
't Liep tegen drieën, en dus bezcek.
Dat woordje beteekent voor haar heel
veel en klinkt haar altijd verrukkelijk in
de ooren. Dat is ook geen wonder. Want
dan komen Pa en Ma kleine en groote zus
en broer. Dit alles ligt ze te overdenken,
terwijl de zon haar liohtende stralen over
bosch'en hei en tuinen werpt.
En ook uit Toosjes b'.eek gezichtje sprak
dat zij wel wat frisschere buitenlucht kon
hebben. Daar komt iemand zachtjes bin
nen. „Zr. Terentia".
Dag Zuster, is het al 3 uur? Nog niet
meisje, doch meteen zal je het kwart voor
drie hooren slaan. Dan zijn ze al op weg
hierheen.
Wie zijn die „Ze", vraagt Zr. Terentia.
Ja dat weet U wel en schalks glimlachend.
Ja ik hoor ze slaan". Nog een heel kwar
tier. Och dat is gauw genoeg om. Die
gordijnen een beetje dichtschuiven Toos?
„Neen, Zr., astublieft niet", het is zoo za-
lig dat zonnetje! Nu moet je dat laatste
kwartiertje nog even gaan rusten hoor
Toosje. Want anders ben je dadelijk weer
zoo gauw moe.
Gewillig vleit ze haar kortgenekt blon
de kopje op het kussen en sluimert zach
tjes in. Wie had dat kunnen denken! 1..
2.. 3! doet de klok.
Toos ontwaakt. Net op tijd juicht ze!
Nog geen vijf minuten later hoort ze op
de gang bekende voetstappen, die naar
haar zaal gaan. Even ,,'n klopje" op de
deur. 'n Blij „binnen". En als ze uit bed
had mogen gaan, was ze reeds lang haar
dierbaren tegemoet gesneld.
'n Klein meisje wipt naar binnen. Een
wit jurkje aan en 'n groote witte strik in
het haar. Snelt op haar zusje toe. Dag
Toos. Dag mijn klein Treeske, en ze pakt
haar hartelijk. Dag Pa, dag Moe en Broer.
Wat is ze blij! En ze brengen fruit voor
haar mee en 'n mooi leesboek.
Heerlijk! Je moogt je wel 'n beetj'e
minder druk maken, Toos, zegt Zr., die
stil kijkend overal naar heeft staan kijken.
Op haar wangen vertoont zich een blos
van opwinding. Even palet ze nog haar
pols na een laatste waarschuwing en Zr.
Terentia verwijdert zich.
Ze gaat naar andere kinderen toe, die
geen bezoek krijgen om hun den tijd wat
te verkorten. Fijn zitten ze gezellig te
praten. Tot Moeder zegt: „Toos ik heb
nog 'n verrassing voor je, 'n fijne Moe,
wier oogen schitteren van verwachting
Toos, .vanmorgen kreeg ik 'n brief van
de dokter en een brief van Tante Cecile,
die je vracagt om de vacantie door te bren
gen op de boerderij. En de dokter schreef
vroeg Toos? Dat je als je heel kalm
blijft over twee weken thuis mag komen.
O Moeder, hoe zalig! De Zuster kwam
binnen en hoorde alles.
Vind je het hier dan niet fijn. O ja. Zr.
natuurlijk! U bent altijd, zoo lief en goed
geweest.
Maar toen klonk er 'n bel ten teeken
dat het tijd werd. Ze gingen allen weg. En
beloofde haar nog veel heerlijks. De vol
gende dag moest ze eens probeeren te
loopen want dat was altijd zoo vreemd als
je haast 6 weken te bed ligt. De Zuster
kleedde haar aan. En voetje voor voetje
gingen ze door de zaal. Ineens werd ze
duizelig. Ga maar even op den rand van
je bed zitten Toos, het is alles maar
vreemd.
En als je dadelijk weer gaat loopen dan
is het al veel beter. Zoo was het ook. Al
lereerst gingen ze naar de Kapel om God
te bedanken voor haar genezing. Daarna
nog even den tuin in, en naar bed terug.
Ze was wat moe geworden. En 's nachts
sliep ze heerlijk. Wat duurde die twee we
ken lang. Doch eindelijk de laatste dag in
het ziekenhuis, de zusters ging ze gedag
zeggen. En al haar kennissen die ze zich
in het ziekenhuis gemaakt had! Eindelijk!
De klok sloeg 10 uur. En daar keek ze het
raam uit. Ze zag menschen. In een prach
tig glimmende auto hing een jongen te
zwaaien, 't Was Dolf haar broertje. Daar
na zag zé nog meer zakdoeken zwaaien
en ze zwaaide terug.
En ze stormde naar de deur en deed ze
open. Daar stonden Pa en Moe, haar
broertje en zusje. Wat was dat fijn. Nog
één keer zei ze. „Z. Terentia" gedag. En
verdween daarna in de heerlijke kussens
der au' Ze waren gauw thuis. Daar ging
ze de huiskamer binnen die er zeer gezel
lig uitzag. Mooie bloemen lagen op de ta
fel die had een der patiënten laten be
zorgen.
Papa was intusschen eventjes wegge
gaan. Kwam reeds na een paar minuutjes
binnen. Toos ter eere van je herstel
en terwijl reed Dolf binnen een prachtige
fiets merk „Gazelle".
Of Toos het ook heerlijk vondLiefst
zou zij er dadelijk op weggereden zijn.
Maar ondertusschen was het eten opge
diend en lieten het allen zich goed sma
ken. Daarna ging ze rusten. Met een blik
op de fijne fiets. Wat waren allen ook
goed en lief voor haar. De thuiskomst heeft
haar lang geheugd. Ze sluimerde in.
OVERWONNEN DOOR DE MACHT
DER GOEDHEID
door Dora Bakker.
Boedha had het schoonste en edelste
paard van geheel Arabië. Boedha had
het dan ook lief, als de appel zijner oogen
Maar Boedha had e$n buurman, die toch
ook zoo graag de eigenaar van het paard
wou zijn. Hij had er alles al voor gebo
den goud, geld, zijn goederen, maar door
geen geld of goud liet Boedha zich omkoo-
ppn. Toen zocht Maroen een list, want
zoo heette de man hij verfde zijn ge-
zioht met een bruinachtige kleur, hij
kleedde zich aan als de armoedigste be
delaar, wond een paar lappen om zijn.
hoofd, en zette zich aan den rand van de
woestijn.
Da.r zag hij in de verte Boedha aan
komen. Uitwendig was hij kalm. Maar in
wendig kookte hij. Daar stond Boedha
vlak voor hem. Nu sprak Maroen: „EdéTs
Heer, drie dagen heb ik de zon onder en
op zien gaan, zonder eten of drinken te
hebben gehad. Ik smeek u heb medelij
den met mij. Allah zal U er voor beloo-
nen". „Zet u achter mij neer", sprak
Boedha. „Dan zal ik U melk en dadels
geven, en uw wonden heelen." Doch Boed
ha sprak, heer mijn krachten zijn uitge
put en ik ben te zwak om om te staan".
Toen sprong Boedha van zijn paard, tilde
Maroen op en zette Maroen er op. Doch
pas zat de gewaande vreemdeling er op,
of hij gaf het dier een klap met de vlak
ke hand en het schoof plotseling als een
pijl'de woestijn in. Toen Maroen een eind
weg was, riep hij in zijn volle vaart. Ik
ben Maroen, nu ben ik de eigenaar van
het schoonste dier. Toen riep Boedha,
Maroen komt nog even terug, ik moet U
nog even wat zeggen. Maroen keerde zich
om en ging 'n meter of wat van Boedha
afstaan, nadat hij den omtrek nauwkeurig
gezien had.
Toen sprak Boedha, „O, Maroen, nu zijt
gij de eigenaar van het schoonste en edel
ste ros van heel Arabië, maar vertel aan
niemand, o, Maroen, op welke wijze gij
het paard hebt gekregen", en waarom zou
ik dat niet vertellen, vroeg Maroen.
„Omdat er wel eens meer menschen
aan den weg kunnen zitten en werkelijk
honger en dorst leden, en dan zoudt gij,
o. Maroen de schuld zijn, dat de mensch-
lievendheid van de aarde verdween".
Maroen dacht een oogenblik na, toen
sprong hij van het paard en leidde het
naar zijn meester terug. Overwonnen was
hij door de macht der goedheid.
ALLES TER EERE GODS
(Ad Majoriam Deum Gloriam).
door Alyda Agterberg.
Geven wij aan God den Heere
altijd hulde, dank en eere!
Gelukkig die steeds zeggen kan
Majorum Deum Gloriam!
Blijf bij al uw doen en laten
't goede minne, 't kwade haten!
Zijt gij groot, jong en sterk
loof den Heer bij al uw werk.
Wees steeds met uw lot tevreden,
ook al zijt gij moe gestreden.
Zijn uw leden oud en stram
rust in Deum Gloriam!
Als de levenslasten drukken
wil in diep geloof U bukken!
Houd een rein en trouw gemoed,
want dat maakt het leven zoet
Als de woeste golven stijgen
en uw schoone ziel bedreigen;
zet de hartstocht u in vlam,
strijd in Deum Gloriam!
Leeft gij naar des werelds wetten;
strikte zij U in haar netten,
zoo, dat gij geen uitkomst ziet;
baart U zelfverwijt verdriet?
Zijt gij jammerlijk bezweken
doet berouw uw harte breken.
Vlucht tot 't Heilig Offerlam
boet in Dèum Gloriam
Doet de laster U soms kwellen,
's menschen boosheid U verstellen,
och, dat monster sterft zoo ras
juist omdat het laster was.
Lijdt gij droeve zielepijnen
als de diepe wonden schrijnen,
Door hetgeen de dood ontnam
draag in Deum Gloriam!
Wordt ook alles u ontnomen
wat eens ging of wat ook kome
Offer ned'rig moedig blij
Godes hulj? is U nabij.
Bleef dan nog naar vroom behooren
God beproeft de uitverkoren
Mint U, waar Hij gaf of nam
bid in Deum Gloriam!
Hebt gij ware vreugd', gevonden,
O, bewaar ze ongeschonden.
Eeuwigdurend juicht gij dan:
Majorum Deum Gloriam