358ste DIES NATALIS DER LEIDSCHE HOOGESCHOOL WOENSDAG 8 FEBRUARI 1933 DE LEIDSCKE COURANT fWEEDE BLAD PAG. 6 OVER DE GRENZEN VAN SPEL EN ERNST IN DE CULTUUR. Rede Prof. Dr. J. Huizinga. Ter gelegenheid van den driehonderd- aoh ten vijftigsten dies natalis der Leidsche Universiteit heeft hedenmiddag de rector magnificus prof. dr. J. Huizinga, de ge bruikelijke herdenkingsrede gehouden, over bovengenoemd onderworp. Wie op 8 Februari in dit spreekgestoelte staat, aldus ving spr.- aan, is aan zijn ge- boor iets anders schuldig dan een willekeu rig détail uit de voorraadschuur van zijn wetenschap. Naar de mate waarin zijn stu dievak zich daartoe leent, heeft hij, schijnt het mij, iets te bieden, wat, hoe dan ook, van algemeenen aard mag heeten, iets wat de kern van zijn studiën raakt, hetzij aio 'beginselvraag, als nieuw inzicht, als proe- vo van methode. En als het kan, laat het iets zijn van ccn getuigenis. Ik wil u heden spreken van een vraag, die al dertig jaar geleden voor mij oprees, die ik op wijd uiteengelegen velden telkens weer tegenkwam, die «mij steeds weer heen beziggehouden, en mij niet loslaat. Niet om haar op te lossenhet eenige wat ik u hoop te geven is een inzicht in den aard en her gewicht van de vraag. Mijn onderwerp heet: „over de grenzen van spel en ernst in de cultuur". Den grondtrek, dien alle spel, van dier, kind en man, gemeen heeft, die er het eigenlijke wezen van uitmaakt, kunnen wij voorloopig enkel negatief vaststellen, door te zeggen, dat het in begipscl niet-ernst 13. Zoeken wij naar meer specifieke kenmer ken, dan schijnen dc volgende van belang. Van bijna alle spel dat, zoodra het collec tief is, 'n wisselwerking inhoudt van mensch op mensch, kan gezegd worden, dat het een clement bevat van binding en ontknooping. Het spel bant, dat wil zeggen, bet spreext een too verwoord, dat dwingt. Het spel boeit. Van geheel anderen aard is een tweede eigenschap, eveneens in zeer veel gevallen aanwezig. Het spel vertoont iets. Het si-iel is een handeling. Hier liggen de gewichtig ste verbindingen van spel en cultus. Die 'handeling is eigenlijk altijd in zekeren zin heilige handeling; haar betrekking tot of correlatie met het goddelijke is in den grond altijd aanwezig; zoodra het spei dient, om die betrekking uit te drukken, wordt het cultuskandeliug, ritueel, liturgie, kan het zelfs worden mysterium. Verbeel ding en vertooning van het heilige, onuit sprekelijke, viering van een heilig gecij. dat zijn de bestemmingen, die het spel tot zijn hoogste functie verheffen. Een derde eigenschap, niet doorloopend aanwezig, maar misschien nog gewichtiger dan de genoemde: hot spel ia strijd. Hot is het reeds bij de dieren en bij de Kinde ren: zich meten, wedijveren, om heb mooist pronken. Nog één zulk een algemeeiio eigenschap van het spel. Het spel schept stijl. Ook in zijn eenvoudigste vormen. Rhythme, her haling, cadans, refrein, gesloten vorm, ak koord en harmonie, alles attributen van het spel, ze zijn ook alle constituenten van den stijl. Het begrip spel krijgt eerst een eenigcr- mate bepaalde positie door de tegenstelling, die het completeert, dat is het begrip ernst. .Spel is de negatie van ernst, maar nog iets eigens bovendien. Het omsluit in zich zelf weer ernst. Het is ook niet aan ernst on dergeschikt, als lagere en beperkte uit drukking van het ernstige. 'Hoe wij de be grippon ook wenden en keeren, het spel blijft een buitengewoon zelfstandige en pri maire categorie van menschelijk en zelfs dierlijk handelen. Hiermee is spr. genaderd tot het meer historische gedeelte van zijn beschouwin gen. Spr. laat nu, als in vogelvlucht, zien, hoe in alle de voornaamste domeinen van het geestelijk en inaatscliappelijk leven, in vroege cultuurphasen en in late, spelvor men van allerlei aard den wasdom der be schaving begeleiden. De conclusie dringt zich daarbij op, dat herhaaldelijk een cul tuurelement zijn gedaante aanneemt in de vormen van een spel. Dit schijnt met name het geval ten op zichte.van wijsbegeerte en wetenschap. Men ziet het bijzonder duidelijk weerspiegeld in de Veda's en de daarbij aansluitende litte ratuur der Brahmana's, die handboeken van priesterscholen, waarin offerritueel, mythen, verklaring en bespiegeling over de diepste dingen dooreengemegd zijn. Onscheidbaar zijn wijsheid on spel ver- ccnigd; niet aldus, dat wijsheid uit spel ontspringt, maar dat wijsheid, als heilig kunststuk, in spelvorm beoefend wordt. Bijzonder duidelijk treedt dc spelvorm weer aan den dag in dc voorgeschiedenis der Scholastiek, en daarmee tevens in die der Universiteit. Dc strijd der geesten in dc twaalfde eeuw draagt alle trekken van een hoogc sport. Disputatie en tournooi zijn slechts dc wisselvormen van de levendige wodstrijdbohoefte van een sterken tijd. In vernicuwingsperioden van wijsbegeerte en wetenschap treedt herhaaldelijk, mot een sterk controversieel karakter, ook een uitgesproken spcl-clement opnieuw aan hot licht. Wetenschap is polemisch, zoo ook niet altijd in gelijke mate. In de tweede helft der zeventiendo eeuw, als de moderne we tonschap doorzet, schaart alles zich in kam pen en partijen. De „Qucrelle des anciens et des modernes" omstreeks lf>90 is maar één strijd uit velen. Voor of tegen Descartes, voor of tegen Newton, voor of tegen de af platting der aarde of de inenting, penne- strijden zonder eind; elke wetenschappe lijke vraag brengt.... dc poppen aan ket> PROF. DR. J. HUIZINGA. dansen. In dit alles groeit en leeft de geest al spelend. Het spel van vraag en antwoord is 'ruchtbaar voor wijsheid, het is het ook roor poëzie. Wie antwoordt in een uifc- praak schept wijsbegeerte of wetenschap, vie antwoordt in een beeld schept dichter taal. Aan alles wat dichtkunst is, blijft het spel-elenient van het begin tot het einde onverbrekelijk verbonden. In den vorm zoowel als in de uitdrukking van de ge dachte. Rijm en metrum, strofe en paral lelisme een spel te noemen, in den hoog- sten zin van dat woord, houdt noch over drijving noch kleineering in. Nergens zijn de samenhangen tussohen kunst en spel zoo hecht en fundamenteel als in de muziek. In meer dan één taal groep duidt het woord spelen ook de mu zikale vaardigheid aa'n. Maar dit is vol strekt niet het eenige of voornaamste. De muzikale vormen zelf, onttrokken als zij zijn aan de sfeer van het daadwerkelijk leven, liggende aan gene zijde van het begrip en de gedaante, blijven geheel en al, en m den strengsten zin des woords, binnen de categorie van het spel. Gij zult mij, na onze beschouwing van het contrast ernst en spel. niot meer tegenwerpen, of dan muziek geen ernst is. In haar hoogsten ernst blijft zij spel, evenals het drama. Spr. komt dan tot een gebied, waar men misschien van den spelfactor geen enkel spoor verwachten zou, dat van bedrijfs leven en ruilverkeer. Ten opzichte van de uitwisseling der begeerde producten zal men, vooral in dezen tijd, geneigd zijn te zeggen: hier is toch zeker van den aan vang af alles bittere ernst geweest, behoef te aan het noodige, nuchtere berekening van de mogelijkheid der verwerving, spoe dig ook snood winstbejag. Inderdaad, dit alles is overoud, maar het is niet het eeni ge wat de vormen van het ruilverkeer be paalt. Het economische leven groeit met uitsluitend op uit de nooddruft, maar ook, hoe parfadoxaal het moge klinken, in de sfeer van mildheid, vriendschap, vertrou wen, eer, hoogmoed en avontuur. Waar loopt in deze dingen de grens tus- schen ernst en spel In het tijdperk van het vroege kapitalisme tiet men te Genua, te Antwerpen zoowel den termijnhandel als de levensverzekering opkomen in onmis kenbaar verband met de zuivere wedden schap, zoodat men heeft kunnen twijfelen of hier de ernstige economische vorm dan wel de spelvorm primair is geweest. Het is welbekend, dat \ooral de speel- grage Angelsaksische wereld het gebruik van wedden en verzekeren op den uitslag van alles, en nog wat in hooge eere houdt. Men kan veilig beweren, dat bij het „spe len aan de Beurs" de grens tusschcn spel en ernst, die wij vergeefs zoeken, niet bepaald wordt door do vraag, of het den prijs der tarwe geldt of den uitslag van een sport prestatie, het economisch-gewaand-bere- kenbare of het menschelijk-toevallige. Met deze voorbeelden gaan wij, aldus spr., van zelf over in het laatste gebied, waarop wij de Aanwezigheid van spelvor men der cultuur willen aanwijzen, dat van staat en samenleving in het algemeen. Ik sprak zooeven van weddenschappen. Dat Oud-germaansche woord „wedde" heeft buitengewoon merkwaardige geschiedenis en bcteekenis. Het is het Fransche gage en het Engelscho „wages", maar het zit even eens in het Engelschc „wedding" en in uw „jaarwedde". De notie spel schijnt bij dit alles ver te zoeken. Zien wij echter terug naar het Oudgermaansche recht-, dan blijkt daar nog nauwelijks onderscheid tusschen het aangaan van een contract en van een weddenschap in modernen zin. Do „wedde- vadium" is het symbolische voorwerp, dat een der partijen aan een derde ter hand stelt ter bevestiging van de aangegane ver bintenis. Elk „wedden", in deze oude betee- kenis, houdt de belofte in van het volbren gen van iets bijzonders. Men is hier dicht bij de gelofte, die in de ridderlijke zeden zoo lang als spelvorm zou blijven leven, en bij den wedstrijd of liet kampspel in het algemeen, d. w. z. zoo niet ten volle dan toch ten halve in dc sfeer van het spel. Men werpt zijn „gage de bataille", hand schoen of iets anders, in het krijt. Maar ook de bruid wedt men met bruiloft, dat is „brautlauf", of in het concours, dat „wettsteigerung" heet, Brunhilde stelt haar vrijers krachtproeven, de Asen kampen om Freyja als inzet. De Oudduitsche rechtsge woonten wemelen van s-pelmotieven: een markegrens of een eigendom wordt bepaald door een wedloop, een worp van een bijl, een aanraking in den blinde, of door de pri mitieve roulette van een rollend ei. Onop losbaar vermengen zich hier ernstig belang en spelvorm. Door alle eeuwen en bij alle volken mengt zich een element spel in alles wat heet stand, partij of corporatie. Buitengewoon duidelijk spreekt het in de Middeleeuwen, in ridderwezen en courtoisie, in gildewe- zen en rederijkerij. Alles wat adellijke con ventie is, sociale afsluiting binnen eigen kring, beweegt zich, hoe gewichtig ook be handeld, voortdurend op den rand van het spel,; een levende adel schrijft glimlachend zijn eigen satire, terwijl de burger benij dend toekijkt. De achttiende eeuw geeft nog eenmaal in een bekoorlijke en sierlijke geslotenheid het spel der cultuur rijk ontplooid te aan schouwen. De stijl zelf, waarin zich de eeuw in haar opgang manifesteert, het ro coco, is speelscher dan eenige tevoren. Het gcheele exotisme der achttiende eeuw, de zucht naar het uitheemsche, met tulband en kamerjapon, met Lettres persane-s en alia Turca, en bovenal de Chinoiserie met tuinpagodes en theepaviljoens, wat is het anders dan spel? En het heden? Hier wordt ons oordeel wankel, hier wordt het beeld onduidelijk. Spel kent voorzeker onze hedendaagscbe samenleving in overvloed, en in te voren nooit beleefde vormen en afmetingen. Do wereld is zoo geleidend geworden, dat een craze" als kruisraadsel of yo-yo zich mot nog grooter snelheid dan kafferpokken of de ziekte van Weill van Hollywood tot Moskou verspreidt. Voor den socioloog is stellig het verschijnsel „craze" als zoodanig niet onbelancrijk. Maar wij denken hier aan andere dingen. Als een groote nieuwe factor in het maatschappelijk leven heeft zich-, uitgaande van Engeland, de interna tionale sport verheven. Zij trekt in haar domein van organisatie, competitie en pu bliciteit zelfs onathletische bezigheden (vermaken durf ik volstrekt niet zeggen) als kaartspel en schaken. Evenwel ook om de sport op zieh zelf is het ons niet te doen, niaar om haar gehalte ten opzichte van het grensprobleem, dat ons bezighoudt. Is de sport nog spel te noe men? Wordt die vraag gesteld, dan open baart zich aan ons het feit, dat in onze ovcrgelede, ^overontplooide en overbewuste cultuur zich een vérgaande contaminatie van de geestelijke waarden spel en ernst heeft voorgedaan. Meer dan ooit slaan zij voortdurend in elkander om. Het spel ver liest zijn qualiteit van onttrokkenheid, zelf- tapdigheid, onbevangenheid, en wil voor ernst gelden. Terzelfder tijd ziet men ern stige technische en economische occupaties in het gebied van het spel getrokken. Over al waar liet begrip heerscht dat record heet, zooals in de aviatiek en de Oceaan vaart, is een grens naar de zijde van het spel overschreden. En niet hier alleen. Op tal van wijzen kan men in de gewaand- ernstigc vormen van politieke §f cultureeie werkzaamheid spel-instincten zich zien botvieren. Onze hedendaagscbe samenleving weet wellicht minder goed dan archaïsche culturen, wanneer en waarin zij speelt. Onmiskenbaar is mijns inziens het spel element zoowel in het nieuwe Rusland als in de geheele Amerikaansche samenleving. In alles wat parlementarisme en fascisme beide is met verkiezingen en comité's van actie en omverwerpen van ministeries is een clement spel onloochenbaaren on misbaar. Neemt men het weg, bij voorbeeid door het invoeren van evenredig kiesrecht, dan ziet men als gevolg het politieke leven verkwijnen en verstijven. Zekere half-vrij willige verdwazing, die wij op het gebied van allerlei politieke ac tie dagelijks kunnen waarnemen, als wij met open oogen willen zien, viiidt haar ver klaring en gedeeltelijke verontschuldigin: in de onontkoombare spelqualiteit, die aan alle cultuur verbonden is. Wij raken hier voortdurend de diepste vragen der bescha- vingskunde, vragen, tot wier nauwkeurige omschrijving (om van oplossing niet te spreken) ethnologie, psychologie en kennis leer te zamen nauwelijks bij machte zou den blijken. Veel cultuur ontgaat slechts door spel te zijn de qualificatie van hypocrisie. De gemeenschap redt zich, bergt zich en ver lost zich in het spel. Spr. komt ten slotte aan het eind van zijn rede tot de conclusie, dat de grenzen van spel en ernst door geen lijn ie trekken zijn. Overal waar wij het spel, heilig of on gewijd, schoon en edel of alledaagsch en beuzelachtig, te bepalen zochten, stuitten wij spoedig op do grens van ons uitdruk kingsvermogen zelf. De grenzen van ernst en spel schijnen te loopen in h$t onbena derbare. Spr. eindigt met een woord van Luther: „Alle Creaturen sind Gottcs Larven und Mummeroien": maskers en vermomming, waardoor en waar&chter een verborgen God de wereld opvoert, de gansche geschiede nis is enkel Gods tournooi. In dit diep- zfnnige beeld is de tegenstelling, die wij zochten te bepalen, waarlijk en onherroe pelijk opgeheven. BUITENLAND AUTOMOBILIST! .Autorijder, ken uw plichten, Doof op den weg bijtijds uw lichten!" DUITSCHLAND ONDER DICTATUUR. DE ONTBINDING VAN DEN PRUISISCHEN LANDDAG. Verkiezingen bepaald op 5 Maart. De Permanente Commissie van den Pmi- sichen Landdag heeft Dinsdagovond de voorstellen van het Pruisiche Staatsmini- sterie met dertien sternen der Nat-Soc. en Duitsch Nationalen aangenomen om dé nieuwe verkiezingen voor don Pruisischen Landdag op 5 Maart te doen plaats heb ben tegelijkertijd met de Rijksdag verkie zingen. Het Centrum, de sociaal-democra ten en de communisten heben niet aan de stemming willen deelnemen. Zij hebben protestverklaringen afgelegd tegen de nood verordening van den Rijkspresident. Geen rustige vergadering In de vergadering van de commissie tot handhaving van de rechteD der volksverte genwoordiging is het gisteren rumoerig tor --an. De nazi's verzetten zieh tegen het orzitterschap van den socialist Loe- be, wien zij het leiden van de vergadering onmogelijk maakten door lawaai te maken, zoodat de vergadering geschorst moest wor den. Loebe heeft daarop aan Goering, den president van den rijksdag het volgende schiijven gericht: Waarde heer president, De nationaal-socialistische leden der commissie tot handhaving van de rechten der volksvertegenwoordiging hebben van daag onder leiding van .afgevaardigde Frank II door ononderbroken schreeuwen en door dreiging met geweld verhinderd, dat de commissie haar besprekingen kon beginnen. Zij hebben verder gedreigd iede re nieuwe zitting onder mijn voorzitter schap met geweld onmogelijk te maken. Ik verzoek u daarom op grond van uwe be voegdheden, er voor te zorgen, dat ik een nieuwe zitting kan doen houden, welke ik zal bijeenroepen, zoodra uw antwoord in mijn bezit is. Daar de onderwerpen der beraadslagin gen vaststaan en de leden der commissie in Berlijn zijn, verzoek ik u mij uw ant woord nog heden te doen toekomen" Naar wij vernemen is afgevaardigde Loebe voornemens de commissie reeds Woensdag voor een nieuwe zitting te doen bijeenkomen. Hij staat op het standpunt, dat de gebeurtenissen geen beteekenis had den en dat de besprekingen slechts onder broken zijn Goering heeft het schrijven van Loebe beantwoord met een uitvoerig exposé, waarin hij aandringt op overleg tusschen de leden van de commissie in kwestie. Eventueel zal hij zijn bemiddeling aanbie den, om den zakelijken arbeid der com missie te waarborgen. BRAUN'S KLACHT BIJ LEIPZIG. Wat de klacht betreft, die de afgezette Pruisische regeering-Braun bij het staats- gerechtshof aanhangig zal maken, wordt vernomen, dat opheffing zal worden ver zocht der jongste noodverordening, aange zien het kabinet-Braun deze in strijd acht met de rijksgrondwet en met de uitspraak van het hof van 25 November jl. Er wordt op gewezen, dat Pruisen heeft getracht, langs minnelijken weg tot overeenstem ming te geraken. Het heeft daarbij een zoodanig geduld betracht-, dat men liet herhaaldelijk wegens zijn gereserveerde houding verwijten heeft gemaakt. Het ver wijt van plichtverzaking wijst het kabinet van de hand. De regeering neemt aan, dat het staats- gerechtshof reeds binnen korten tijd een uitspraak zal kunnen doen, daar de aan hangig gemaakte aangelegenheid niet ge compliceerd is. DE POLITIEKE BOTSINGEN IN DUITSCHLAND. De vecht- en schietpartijen in diverse Duitsche steden willen nog altijd geen ein de nemen. Te Haarburg-Wilhelmsburg werd een sociaal-democratischt arbeider door drie mannen overvallen en doodgeschoten. Een tweede arbeider werd gewond. De drie moordenaars zijn gearresteerd; allen ble ken nationaal-socialisten te zijn. Te Bonn werd een Hitleriaan ernstig door een schot gewond. Drie communisten zijn in hechtenis genomen, onder verden king den overval te hebben gepleegd. Te Berlijn werd een communistisch chauffeur door vier nationaal-socialisten overvallen en door een schot in de borst gewond. Drie der daders konden gegrepen worden. Voorts werd een 17-jarige Hitle riaan door communisten neergeschoten, terwijl twee arbeiders schotwonden oplie pen. ZAL DE COMMUNISTISCHE PARTIJ VERBODEN WORDEN? De communistische rijksdagafgevaardig de Pieck heeft bij een ontvangst van de pers meegedeeld, dat, naar ter kennis van de communistische fractie is gekomen, het plan bestaat, de communistische partij te verbieden terstond na afloop van den ter mijn, die vastgesteld is voor de indiening van candidatenlijsten. OPROEP DER SOC. PARTIJEN IN HET BUITENLAND. De socialistische partijen van Engeland, Noorwegen, Italië, Frankrijk, Nederland, Polen, Duitschland hebben aan de socia listische internationale en communistische internationale een telegram gezonden, waarbij zij met klem verzoeken, gezamen lijke actie te voeren ten einde aan de dic tatuur van Hitler in Duitschland en het fascistische gevaar elders weerstand te bieden en onmiddellijk een conferentie bijeen te roepen. ONTWAPENING NEDERLANDS STANDPUNT. Inzake het Fransche veiligheidsplan. De Nederlandsclie minister van Buiten- landsche Zaken, j'hr. mr. Beelaerts van Blokland, heeft in de hoofdcommissie van de ontwapeningsconferentie in een vrij uit voerige redevoering, waarnaar door de aanwezigen met groote belangstelling werd geluisterd, scherp© critek geoefend op het Fransche plan en het bekende 'Nederland- sche standpunt nog eens uiteengezet, dat nieuwe veiligheidsgaranties geenszins noodzakelijk zijn en dat de ontwapening bij de huidige veiligheidsgaranties kan en moet worden doorgevoerd. De afzonderlijke militair-technische voor stellen van het Fransche plan noemde jhr. Beelaerts vergaand genoeg. Hij kantte zich vervolgens nadrukkelijk tegen het Fransche plan, een volkenbonds- leger' te organiseeren en het zware oor logsmateriaal in verschillende landen ter beschikking van den volkenbond te stel len. Een dergel ijken maatregel noemde spr. slechts een voorwendsel voor een bewape- nigsvermeerdering. Hij leidt onmiddellijk tot het behoud van alle zware aanvalsma- teriaal, welks volkomen vernietiging de Nederlandsclie regering noodzakelijk acht. Minister Beelaevts richtte zich vervol gens tegen het Fransche voorstel, een vei ligheidssysteem met de verschillende groe pen van staten te vormen, en legde er den nadruk op, dat de groote koloniale mo gendheden in een ondragelijke positie zou den komen, in geval de wereld zou worden ingedeeld in afzonderlijke districten met verschillende veiligheids- en ontwape ningsverplichtingen. Met een verwijzing naar de weigering der Engelsche regeering, om deel te ne men aan nieuwe veiligheidsgaranties, ver klaarde Beelaerts, dat de Nederlandsclie Familie niet kan toestaan, dat Engeland uit de Europeesche familie zal worden uit- gestooten. Minister Beelaerts sprak vervolgens zijn groote voldoening uit over de regeling van de kwestie der rechtsgelijkheid d.d. 11 De cember en legde er den nadruk op, dat de door de ge-heele openbare mcening ter we reld zoo dringend geëischto beslissingen thans spoedig moeten worden getroffen. De overdreven bewapeningen zijn een der voornaamste oorzaken van de huidige al- gemeene verontrusting en van de wereld crisis en deze zware bewapeningen leiden rechtstreeks tot een algemeen© catastro phe, welke slechts kan worden vermeden door de nakoming der plechtige verplich tingen van art. S van het volkenbondspact. Minister Beelaerts wendde zich vervol gens tegen de internationaliseering der ci viele luchtvaart en hij wees daarbij alle maatregelen van de hand, welke hinder lijk zijn voor de ontwikkeling van de civie le luchtvaart Spr, besloot, dat het resultaat der ont wapeningsconferentie slechts een compro mis kon zijn. De Nederlandsché regeei-ing is bereid, mede te werken, evenwel slechts op voorwaarde, dat niet alleen een beper king maar ook verlaging der bewapeningen wordt bereikt. Vandaag zal, naar verwacht wardt, Bon cour het standpunt van Frankrijk opnieuw uiteenzetten en de critiek beantwoorden. DUITSCHLAND EN DE ONTWAPENING. Rijksregeering handhaaft Schleicher's standpunt. In verband met de berichten in de bui- tenlandsche pers over plannen tot inlij ving bij de rijksweer van organisaties zoo als de Stahlhelm, de nat.-soc. stormtroepen enz. wordt van bevoegde bijde opgemerkt, dat na bet optreden der nieuwe regeering reeds van officieele zijde is verklaard, dat een inlijving van genoemde organisaties niet overwogen is en daarvan ook geen 'sprake kan zijn, daar de rijksweer een bo ven de partijen staand instrument van de staatsmacht moet blijven. Het heeft geen doel gissingen te doen over de plannen der regeering voor het geval de ontwapenings conferentie mislukt Bewapening is iets re latiefs en richt zich naar dc mate van be wapening der buurstaten. De komende landsverdediging zal bepaald worden door de mate, waarin sterk-bewapende buren bereid zijn te ontwapenen Het gaat hier niet om Duitsche plannen, maar om de vraag, wat Duitsohlands buren onontbeer lijk achten voor hun eigen veiligheid. De correspondent van Reuter te Berlijn meldt, dat hij van bevoegde zijde heeft vernomen, dat de houding der nieuwe re- I geering in zake de ontwapening dezelfde zal zijn, als die van do regeering-Schlei- cher. HONGARIJE GRAAF ALBERT APPONYI. t Graaf Apponyi, de leider der Hongaar- sche delegatie ter ontwapeningsconferentie te Gonfeve, is gisternamiddag, na een kor te ziekte, in het 87ste jaar zijns levens overleden. Met graaf Albert Apponyi is de „grand old man" van Hongarije, tevens een der meest markante figuren der nieuwere in ternationale geschiedenis heengegaan. Yoor den oorlog was hij eenigo malen minister. Na den oorlog wijddo graaf Apponyi al zijn krachten aan de bestrijding der vre desverdragen. Hij verklaarde de vredes voorwaarden voor onaanvaardbaar en toen zijn pogingen geen succes bleken te heb ben, trok hij zich, nog vóór de onderteeke- 'ning van het verdrag va*n Trianon, van het strijdtooneel terug. In 1924 werd hij eerste vertegenwoordi ger van Hongarije bij den volkenbond. Zooals steeds trad hij ook in dit interna tionale milieu door zijn meesterlijke rede voeringen op den .voorgrond.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 6