24ste Jaargang VRIJDAG 13 JANUARI 1933 No. 7405 DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN DE RAAD VAN VIJF EN ONTWAPENING S)e£cld^eHe0ou^omt DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling: f2.50 per kwartaal f2.60 per kwartaal f2.95 per kwartaal Voor Leiden 19 cent per Bij onze Agenten 20 cent per Franco per post Het Geillustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver krijgbaar tegen betaling van 50 een per kwartaal, bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 9 oent. TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 II GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11 Dit nummer bestaat uit DRIE bladen. DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT: Gewone Advertentiën 30 cent per regel Voor Ingezonden Mededeelingen wordt het dubbele van het tarief berekend. TELEFOONTJES, van ten hoogste 30 woorden, waarin ba trekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en verhuur, koop en verkoop f 0.50. V Ridderlijkheid en hoffelijkheid. In een vergadering van de kicsvereenï- ging te Udenhoujb heeft mr, A. Baron van Wijnbergen een politieke rede gehouden. Het voornaamste in dezen tijd van poli tieke propaganda is volgens den lieer y. Wijnbergen: de idee te propageeren, dat we noodig hebben een Christelijk kabinet en dat duidelijk wordt uitgesproken de wensch, dat Nederland Christelijk wordt geregeerd. Inderdaad noodig is een Christelijk kabinet! Ben Christelijk kabinet, dat een gezonde en kraöhtige vooruitstrevende po litiek voert; dat de Christelijke beginselen óók wil zien in acht genomen bij de voort brenging en verdeeling der goederen, bij de maatschappelijke verhoudingen van uiter aard materieele beteekenis. Hierover over „Christus' Koningschap in het sociale leven" zullen wij vandaag niet breeder uitweiden. De heer v. Wijnbergen wilde ook in zijn rede één opmerking maken over de can- didaatstelling. Hij zeide geen voorstander te zijn van het stelsel," om door kwaliteitszetels enkele personen veilig te stellen; geen voorstan der te zijn van passief vrouwenkiesrecht. Maar, zoo vervolgde hij, de feiten zoo zijnde, komt het mij voor, een fout te zijn van den Verkiezingsraad, de ©enige"Vrouw in de Katholieke fractie, die haar taak zoo lofwaardig vervulde, niet te hebben veilig gesteld, doch alle kwaliteitszetels aan mannen te hebben toegewezen. Verschillende gronden kunnen worden aangevoerd, zoo vervolgde spreker, om die fout te herstellen, o.a. deze grond, dat ook in het openbaar leven hoffelijkheid en rid derlijkheid moeten worden betracht, Br zou gediscussieerd kunnen worden over de vraag, of inderdaad in dit ge val misdreven is tegen hoffelijkheid; en ridderlijkheid, doordat aan het vrouwelijk aftredend lid geen kwaliteitszetel is toebe deeld, tAls er drie of vier vrouwen in de Katholieke Kamerfractie, zouden zitten, zou zéker de toekenning van kwaliteitszetels aan dezen door niemand als een eisch van hoffelijkheid en ridderlijkheid gesteld worden. Maar wij willen hier alleen even in het lichb stelde de opmerking, dat óók in de politiek, óók in het openbare leven hoffe lijkheid en ridderlijkheid moeten worden betracht. Maar al te vaak heeft liet den schijn, dat in het particuliere leven behoorlijke lieden, als zij ïn het openbaar optreden, bun fatsoen over boord gooien, ten op zichte van him medemensohen geen „re gards", geen eischen van wellevendheid en welwillendheid in acht nemen. Wij kunnen nooit aan den indruk ontko men, dat de vormen, die dezulken in het particuliere leven in acht nemen, ten slot te slechts vormen zonder inhoud zijn; dat 't niet diep bij hen zit! Wij moeten echter ook erkennen, dat de heerschende opvatting, dat 't er in het openbare leven niet zoo nauw op aan komt, velen er gemakkelijk toe brengt, om ook inderdaad in vergaderingen enz. 'harteloos, ruw en grof op te treden. Een dergelijke manier-van-doen, de kans, dat hun een botte bejegening zal treffen, houdt meerderen zij 't dan ook teh onrechte af van het publieke ter rein. Ook in het openbare leven moet hof felijkheid en ridderlijkheid worden be tracht en niet alleen tegenover de vrouw, ook door de mannen onderling. Te gen dezen eisoh wordt al te vaak misdaan, waardoor het openbare leven in organi saties e.d. wordt neer! In het bekende orgaan „Journal de Genève", waar omtrent in de laatste weken in verband met het aftreden van directie en redactie allerlei geruchten de ronde deden, troffen wij een artikel van den President der Ontwapeningsconferentie,dat een terug blik werpt op het probleem„veiligheid en ontwapening" Bij den aanvang van de zitting van den Raad van Vijf heeft .deze bijdrage een bijzondere actueele beteekenis Vóór Kerstmis was men in Genève alge- meen van oordeel dab de Ontwapenings conferentie spoedig met haar werk gereed zou komen. Dat eeuwig aarzelen, dat een onvermijdelijk gevolg was van het voort durend wisselen der regeeringen in de ver schillende landen en andere ongelukkige omstandigheden, heeft het geduld van dele gaties, regeeringen en voLkeren ernstig op de proef gesteld. Het eenige voordeel dat daaruit voortvloeide is wel dat thans ieder een de overtuiging is toegedaan dat een mislukking van de ontwapeningsconferen tie het bijeenroepen van een economische wereldconferentie overbodig maakt. Wij durven echter hopen dat de tijd van voor stellen, plannen en voorloopige besprekin gen voorbij moge zijn, en dat thans een tijdperk van definitieve beslissingen is aan gebroken. Deze hoop wordt bevestigd door het „Pakt der Vijf mogendheden'5 dat onge veer een maand geleden in Genève tot stand kwam. Dit Pakt heeft voor de eerste maal de twee voornaamste kwesties, waar mee de conferentie zich zal bezig houden, onder handen genomen. Van den eersten dag af aan hebben „gelijkberechtiging" en „veiligheid" op de agenda der conferentie gestaan. Iedereen wist immers van te voren dat men over de vermindering van bewape ning geen overeenstemming zou bereiken tenzij deze beide problemen in onderling goedvinden zouden zijn opgelost. Maar iedereen liet zich door de politieke moei lijkheden die hieraan verbonden waren dus danig afschrikken, dat men het aan de orde stellen van deze vraagstukken steeds tot een lateren datum verschoof. Thans heeft de Raad van Vijf de mogelijkheid geopend en den weg gebaand om een ernstige be handeling van deze zwaarwichtige proble men. De formule die door de Vijf mogend heden is aangenomen bevat een plechtige verklaring, dat een der grondgedachten dis de conferentie moet bezielen, gelegen is in het goedkeuren van de gelijkberechtiging van Duitscliland en de overige mogendhe den die dit verdrag onderteekende, in een systeem dat aan alle volkeren veiligheid waarborgt. Op grond hiervan verklaarde Duitschland -zich weer bereid haar plaats in de ontwapeningsconferentie opnieuw in te nemen. De beteekenis van dit accoord is nauwelijks onder woorden te brengen, Het gaat hier slechts om de verklaring van een bepaalde machtsgroep en niet over het besluit der ontwapeningsconferentie zelf. Geen der 59 overige regeeringen die aan de ontwapeningsconferentie deelnemen is door die overeenkomst gebonden. Volgens mijn meening is er geen twijfel aan of deze regeeringen zullen zich -bereid willig laten leiden door het grondbeginsel dat in het Pact der Vijf-mogendheden is neergelegd. Waarschijnlijk zullen deze grondbeginselen de feitelijke basis vormen van de a.s. Ar-beidersconferentie. In de ver klaring der Vijf-mogendheden wordt ge constateerd dat in de Slotbepaling der ontwapeningsconferentie de basis van de gelijkberechtiging belichaamd moet worden in een systeem dat alle volkeren veilig heid waarhorgt. In een ander artikel wordt voorgesteld dat alle Europeesche Staten opnieuw plech tig zullen verklaren, dat zij onder geen enkele omstandigheid zullen trachten om bestaande meeningsverschillen of oneenig- heden die zich in de toekomst zouden voor doen zullen trachten te beslechten door maatregelen van geweld. Deze verplichting heeft begrijpelijkerwijze een zwaarwichtige beteekenis en kan er veel toe bijdragen om een sfeer van wederzijdsch vertrouwen te scheppen die absoluut noodzakelijk is. Maar het is even duidelijk dat een dergelijke ver klaring op zich niet voldoende is om het veiligheidsprobleem op te lossen. De ver klaring der Vijf-mogendheden constateert dat dit statuut geen afbreuk mag doen aan een uitvoerige bespreking over het veilig heidsprobleem. Daarmee wordt toegegeven dat deze verklaring alleen niet voldoende is. Wij weten thans nog niet wat boven dien nog noodzakelijk zal blijken. Maar een ding staat in ieder geval vast: men zal on der alle omstandigheden voortbouwen m het kader van de Volkenbond-overeenkomst en het Briand-Kellogg Pact. Er zijn heel veel menschen, die van meening zijn dat beel het veiligheidsprobleem daarin be staat er voor te zorgen dat de beide reeds bestaande overeenkomsten geen „vodjes papier'1 worden. Ook ik ben er diep van overtuigd dat thans op de eerste plaats geen nieuwe verplichtingen meer moeten worden opgelged als de ontwapeningsconfe rentie het terrein dat zij verloren heeft weer wil trachten te heroveren, als zij het vertrouwen in den Volkenbond dat zoozeer ondermijnd is, weer kan herstellen, als zij middelen en wegen kan vinden om de ver plichtingen die in het Volkerenbond-pact en in het Briand-Kellogg-pact werden op genomen ook echt gezind leven in te bla zen, wanneer zij in staat is, om de regee ringen en de volkeren ervan te overtuigen, dat in de ure des gevaars aan deze ver plichtingen ook werkelijk de hand zal ge houden worden, dan twijfel ik er in 't ge heel niet aan dat ook het veiligheidspro bleem tot oplossing zal komen. Wat men thans eisoht, is niet een veiligheid voor een bepaalde macht of voor een zekere machts groep, niet een militairistische hegemonie van de eene partij op kosten van den an deren. Het is de gelijke veiligheid voor allen, voor Duitschland evengoed als voor Frankrijk: beiden moeten den.oorlog ver afschuwen. Op de tweede plaats is de gelijkberech tiging een noodzakelijke vereisohte voor de veiligheid. Het zou niet wijs zijn, dat we zouden verwachten dat de Statengemeen schap, wanneer zij zich zou organiseeren tegen een aanvalsoorlog, tusschen een groep of klas van Staten en een andere mogendheid er anders uit zou zien. Werke lijk geen enkele regeering wil thans nog een dergelijk onderscheid in het leven roe pen. De basis van gelijkberechtigdheid in een systeem van gelijke veiligheid is alge meen erkend en oprecht aanvaard. In de praktijk komt gelijkberechtiging hierop te neer. Op de eerste plaats betee- kent het dat de beperkingen in bewapening die aan alle landen wordt opgelegd door dezelfde procedure tot stand moet komen en in het zelfde verdrag tot uitdrukking moet worden gebracht. Duitschland en zijn vroegere bondgenoo- ten worden in dit opzicht met de overige mogendheden op gelijken voet gesteld. Dit nieuwe verdrag dat voor alle mogendheden bindend is, komt in de plaats van de ont wapeningsbepalingen van de afzonderlijke vredesverdragen. Derhalve moeten de be perkende bepalingen die aan de Duitschers en aan de Centrale mogendheden werden opgelegd „voor hetzelfde tijdvak gelden, en voor dezelfde revisie-methoden in aan merking komen als alle andere landen". Feitelijk zal het hierop neerkomen, dat als de basis der gelijkberechtiging wordt aangenomen ook alle onderteekenaars van het a.s. ontwapeningsverdrag met betrek king tot den duur en de mogelijkheid van een revisie hunner verplichtingen in de zelfde positie moeten staan. Volgens mijn meening kan daaruit geen enkele moeilijkheid voortvloeien. Ten slotte beteekent de gelijkberechti ging, dat op den langen duur alle mogend heden in wezen dezelfde regels zullen moe ten erkennen met betrekking op de soort een aanvang hunner bewapening. Er mag geen voortdurende wijziging komen in de militaire systemen die men toestaat of in de bewapening waarmee de troepen mogen worden uitgerust. De grondbeginselen voor deze gelijkberechtiging zijn volgens mijn meening heel goed tot uitdrukking geko men in het plan da't door de Fransche re geering ter tafel is gebracht. In dat plan wordt gesproken om de 'landmacht die be stemd is voor de nationale verdediging, volgens een „algemeen gelijkvormig type'1 op te voeren, en ook het „oorlogsmateriaal gelijkvormig te maken". Ik ben er van over tuigd dat deze duidelijke bepaling van het einddoel de taak der conferentie werkelijk zal verlichten. De overeenkomst die tusschen de mo gendheden tot stand gekomen is heeft blijkbaar ten doel dat, men steeds voort schrijdend in verschillende stadia tot vol ledige gelijkheid zal komen. Ook deze phase is van buitengewoon groote beteeke nis want zij rechtvaardigt de hoop dat men de methode heeft weten buiten te sluiten om de gelijkberechtiging te verkrijgen door middel van het weer opvoeren der bewape ning van Duitschland en haar vroegere bondgenooten. Sir John Simon heeft gezegd dat het doel van de conferentie moet zijn zooveel mogelijk positief ontwapenen in plaats van in naam der gelijkberechtiging een nog grootere bewapening in te voeren. Het zou een „tragische paradox" zijn als de confe rentie het gevolg zou hebben dat de be wapening der reeds ontwapende Staten weer zou worden opgevoerd. In verband met de a.s. gebeurtenissen in Genève zullen wij hopen dat er een over eenkomst moge worden bereikt om door het princiep der gelijkberechtiging op alle lan den zeer strijdkrachten progressief toe te passen. Grandi heeft in zijn openingsrede des tijds reeds gezegd dat men aan Duitschland bepaalde wapens ontzegd heeft omreden dat in geval van oorlog Duitschland daar mee haar voordeel zou kunnen doen. Wan neer men werkelijk voornemens is om ook een „qualitatieve ontwapening" in te voe ren dan mogen ook de andere mogendhe den geen wapens gebruiken die aan Duitschland verboden zijn. Algemeen was men van oordeel dat dit wel het voornaam ste punt zou vormen van heel 'de ontwape ningsconferentie dat uitgewerkt diende te worden. Wanneer dit feitelijk, naar de hoop, het hoofddoel wordt der conferentie dan zou daardoor een zeer groot succes worden be reikt. In dit verband drukt de groote verant woordelijkheid op de regeeringen der groote mogendheden. Het is niet voldoende dat men heeft weten te bereiken dat Duitschland weer aan dc conferentie zal deelnemen en het is ook niet voldoende dat men algemeene vor men heeft vastgesteld. Thans wachten we op de verklaringen en cijfers betreffende de ontwapening waartoe de zwaar-bewapende landen zich reeds bereid hebben verklaard. Wanneer dit geen resultaat oplevert dan le vert ook de onlangs gesloten overeenkomst geen vrucht op en alle plechtige verklarin gen der Vijf-mogendheden zijn dan niets anders dan „vodjes papier". Met andere woorden: de verantwoordelijkheid der groote mogéndheden voor het succes der conferentie is met den terugkeer van Duitschland niet geringer geworden. Integendeel de mogendheden hebben thans de basis gelegd waarop de conferen tie van Genève thans moot worden opge trokken. De conferentie zelf heeft in de laatste 12 maanden zooveel materiaal ver zameld dat er voor ieder onderdeel dat aan de orde zal komen uitspraken van deskun digen en rapporten in overvloed aanwezig zullen zijn. 'FJuw materiaal is volop voor handen. Nu is de tijd gekomen om uit dat materiaal den tempel van den blijvenden vrede op te bouwen. Dat is de taak van de bouwlieden, niet alleen van de groote mogendheden maar ook van alle staten die de conferentie ver- vertegenwoordigd zijn, een geweldig werk dat verleden jaar werd ondernomen, thans tot een goed einde moet worden gebracht. (Nadruk verboden). „Wie zich afwendt (vdn de R. K. Staats partij) om in andere katholieke partijtjes een onderkomen te zoeken, verraadt zoo zeer: ofwel het dienen van persoonlijke be langetjes, ofwel het gemis van het meest elementair katholiek politiek inzicht, dat het in waarheid niet al te veel moeite kost, om de breede lagen van hot katholieke volk van de dwaasheid ervan te overtuigen". Aldus prof. Veraart in zijn: „Op stellen over politiek". KERKNIEUWS HEILIG- ENZALIGVERKLARING. Toespraak des Pausen. De Rom. correspondent van de „Tijd" schrijft d.d. 9 Januari: Het decreet „Tuto" over de heiligver klaring van André Hubert Fournet, stich ter van de Congr. des Dochters van het H. Kruis, en het decreet van goedkeuring der beide wonderen, die waren voorgedragen voor de 'zaligverklaring van de Eerbied waardige Zuster Maria Pelletier, stichteres van het Instituut der Zusters van den Goe den Herder, zijn Zondag, op het feest der H. Familie, door den Paus onderteekend en in Zijn tegenwoordigheid in de Consisto riezaal plechtig afgekondigd. Na de voorlezing van deze decreten heeft de H. Vader een toespraak gehouden, waar in hij de a.s. heiligverklaring en zaligver klaring in verband bracht met het Heilig VOORNAAMSTE NIEUWS. BUITENLAND. De 40-urige werkweek dreigt een misluk king te worden. (2de blad). Proteststakingen in België tegen d« nieuwe belastingen. (2de blad). Opnieuw kerken gesloten in Mexico. (2do blad). BINNENLAND. De bemanning van dé „Lauwerzee" te Maassluis gehuldigd, in verband met hun werk op de „Atlantique". (Gem. Ber. 3de blad). Jaar, dat Hij in zijn Kersrede heeft aange kondigd. Niets immers, aldus dc H. Vader, kon een waardiger begeleiding zijn van dezo negentien-honderd-jarige herdenking der Verlossing, dan de stoet van heiligen en heldhaftige deugden, wier licht zich reeds aan den horizon van het nieuwe jaar aftee- kent. Het einddoel van de Verlossing door Jezus Christus was immers de heiliging van de menschheid: „weest volmaakt, zooals ook uw Hemelscho Vader volmaakt is". Deze rij van uitverkoren zielen toont ons dan ook de eenigo ware en waardige wijze, om het Heilige Jaar te vieren, dat voor ons een jaar van heiliging zijn moet. De heilig heid bestaat niet enkel op de hoogste top pen er is een heiligheid, die voor allen be reikbaar, een volmaaktheid, die voor allen noodzakelijk is. De heiligheid is een roeping voor allen: hot „woest volmaakt" is tot al len gezegd. Op die wijze moet dan ook hot Heilig Jaar door allen gevierd worden". Als een interessante bijzonderheid ver melden wij nog, dat één van de beide won doren, die door het decreet t.a.v. de Eer biedwaardige Dienares Gods, Maria Pelle tier zijn goedgekeurd, een genezing betreft van een kloosterlinge in Memphis in het diocees Nashville in de Vereenigde Staten. De veertig-jarige vrouw, die aan een on- geneeslijken en onopereorbaren kanker leed, werd door de voorspraak van de Eerb. Maria Pelletier plotseling en volkomen ge nezen. Het feit werd door do twee behan delende geneesheeren, die Israëlieten wa ren, als wonderbaar erkend en zij bevestig den deze verklaring met een eed op liet Oude Testament. LETTEREN EN KUNST BSJBELONDERWIJS. Het onderwijs in de Bijbelsche Geschie denis behoort aan vele scholen tot de „saaie" vakken. Dit moest juist omgekeerd zijn. Zou er wel iets interessanter zijn en ook de belangstelling der leerlingen trek ken, als de geschiedenis van hot land, waar de bakermat ligt der menschheid en van het christendom? Dikwijls is die saaiheid van de lenen in de Bijbelsche geschiedenis gevolg van een gebrek aan fantasie wc bedoelen hiermede: zich inleven in de levensverhou dingen in Palestina bij den onderwijzer. Een voortreffelijk hulpmiddel daarbij is thans uitgegeven door de N.Y. „Palestina in Beeld" te Nijmegen, namelijk series pho- tografieën met verklaring, welke een nut tig illustratie-materiaal bij het onderwijs der Bijbelsche Geschiedenis zou vormen. Begonnen is met tien series van tien pho- tografieën, groot 15 X 10 c.M. prachtig uit gevoerd met hoogglans en van den achter kant geheel bedrukt met uitvoerige verkla ring. Elke serie van tien photo's vormt een geheel en belicht een bijzondere zijde van de Bijbelsche Geschiedenis. Zoo zijn volop in bewerking: Serie I. Het handelswezen in Israël.' Serie II. Het landschap van Palestina (I). Serie III. Politieke vorhoudingen in den Bijbel. Serie IV. Godsdienstige verhoudin gen in Israël. Serie V. Het landscahp van Palestina (II). Serie VI. Cultuur-verschijn selen in het land v. d. Bijbel. Serie VIT. Heilige plaatsen in Palstina Serie VIII. Heilige plaatsen in Palestina (II). IN. Volksleven en volksgebruiken in den Bij bel. Serie X. Geschiedenis en Legenden. Dat zouden dus samen 100 photogra- phieëri zijn welke tezamen in toen mappen 10 gulden zouden kosten, In de mappen zelf zou voor elke serie een ander aardrijkskundig kaartje getee- kend staan, dat elke onderwijzer gemak kelijk .op het bord kan natcekenen. Op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 1