ZATERDAG 7 JANUARI 1933 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 8 OOK ZIJ KOMEN HEM AANBIDDEN door Gretha Haverkorn. God, onze Koning, Koos zich tot woning, In Bethlehem's velden een armoedige stal. Werd daar geboren En d' Engl'enkoren Verkondigden blijde dit nieuws overal. Er scheen een sterre, Zij wees van verre Schitt'rend en flonk'rend, aan de drie Wijzen het pad. Dat zij betraden, Kloek, vastberaden, Over bergen, door dalen, langs dorpen en stad. In Bethlehemme Zei hun een stemme: Ja, hier moet het zijn, waar Gods Zoon is geboren. Her odes, Koning, In zijne woning, Schrok van het nieuws, dat zijne ruste zou storen. „Het Goddelijk Kind?" „Zegt, waar ge Hem vindt". Sprak Herodes daarna de drie Koningen aan. „Van dien Koningszoon" „Weet ik graag zijn woon", Opdat ik Hem ook bezoeke en aanbidden kan gaan. Zij waren verblijd. Door de sterre geleid, Vonden zij 'n Kribbe, in doeken gewikkeld, Gods Zoon, Maria als Moeder, Jozef als hoeder, Zoo kwam Hij op aarde, voor de menschcn, hoe schoon! Zonder bedenken, Bood men geschenken; Hun blijdschap was groot; zij aanbaden Hem teer; Loofden en prezen God's hoogste wezen Maar Herodes wachtte de Wijzen tevergeefs dezen keer! Herodes wachtte, Vervolgde bij-naohte," Onzen Trooster, Verlosser, het Goddelijk Kind! Hoe hij mocht haten, Niets zou hem baten: Jezus blijft door mensohen van goeden wille bemind WIE ZIJN JARIG? Van 8 tot en met 14 januari. 8 Jan. Cornelis Karremans, Leidsoheweg 25 Voorschoten. 9 Jan. Dirk van Kampen, 's Gravendam- scheweg 7, Noordwijkerhout. 9 Jan. Jan Jansen, Kastanjelaan 10, S'heim 9 Jan. Rika Straver, Oud-Ade E 46. 10 Jan. Gcrarda Castelcin, Pensionaat St Jozef, Monster. 10 Jan. Jacques v. d. Voorèn, H. Rijn dijk 106, Leiden. 10 Jan. Cornelis Weijers, Heerenweg 156, Noordwijkerhout. 10 Jan. Lena Jansen, Kastanjelaan 10, Sassenheim. 11 Jan. Henk v. d. Boog, Fr. v. Mierisstr. 4 12 Jan. Sofia Straver, Oud-Ade E 46. 12 Jan. Jacoba de Jeu, Oude-Wetering AIO 14 Jan. Nelly v. Bergen Henegouwen, Wal deck Pyrmontstraat 46. 14 Jan. Coba Verhaar, Oud-Ade. 14 Jan. Lena Straathof, Geer, Zoeterw. 14 Jan. Martha Bosch, Zuidb. Zoeterw. 14 Jan. Toosje de Hollander. Kattelaan 17 Voorschoten. Ik feliciteer de jarigen. Wie volgen? Wie zijn of haar naam in, deze lijsten wil opgenomen zien, en den datum van geboorte niet voor dezen instuurde, doe dit alsnog, maar dan minstens 14 dagen voor het verjaringsfeest. Tevens bedank ik u allen voot de vele gehikwenschen, per brief. briefkaart of vers ontvangen. Tot Zaterdag. Dan is ook geloot, onder alle inzendsters of inzen ders van een Kerstbijdrage. Ik zal de na men de volgende week laten hooren. Oom W i m. EEN OORSPRONKELIJK KERST VERHAAL van Oom Wim. HL Wat doe jij daar en wie ben jij, zegt Frans, die inmiddels nader is getreden en nu voor den indringer staat. Ik doe niets, ik rook. Waarom doe jij niets? Kun jij alleen rocken Ja, dat kan ik goed. Wie ben jij? Ben jij vadervriend? Ik geloof niet, dat ik vaders vriend ben. Maar, wat doe jij dan hier? Ik kom op jou passen bij vaders af wezigheid. En hoe ben jij binnengekomen? Door de deur. Was de deur dan open of heeft je vadei binnengelaten. Ja. zoo is het! Dan ishet goed. Dan hoef ik niet bang te zijn voor jou. Als jij vaders vriend bent, mag je ge rust van vaders sigaren rooken en ook in papie's stoel zitten. En als ik niet vaders vriend was? Dan inoest je gauw weg gaan. En dan was ik bang voor jou. Dan zou ik huilen en Dina roepen en alles aan vader en moesje vertellen, als ze uit de kerk terugkomen. Ze zijn naar de nachtmis, weet je dat wel? Dat weet ik. Waarom ben jij dan niet in de kerk? Omdat ik bij jou wou zijn? Vind jij het hier mooier dan bij het Kindje Jezus? Ja, mooier en warmer. Dan ben jij stout. Pappie, zei, dat hij altijd naar dc Nachtmis geweest was en niet graag wou overslaan, en dat het daar oh zoo mooi was en dat de engeltjes zongen in den hémel. Weet jij dat niet? Ja, dat weet ik, zei de indringer met een brok in dc keel, en ik weet nog veel meer. Maatje weet. ook veel meer, zij heeft me ved verteld. Toe, vertel jij me ook eens iets van dat Kindje en van de engel tjes en van de schaapjes en van het ezeltje en van de moeder van het kleine Kindje, en van nog veel meer. Daar heb ik geen tijd voor, zegt hij met bevende stem, ik moet dadelijk weg gaan; 'h kan niet hier blijven om te ver tellen; vader zou het niet prettig vinden, als hij uit de kerk kwam en mij hier vond. Jawel! Dat zal hij wel! Vooral als je me vertelt; veel vertelt. Dan zal hij blij zijn. maai je moet dan gauw beginnen, anders komt Zandman en strooit jou ook zand in de oogen en dan ga je slapen en nog wel in pappie's stoel. Wacht, ik kom bij jou op schoot en dan moet je gauw be ginnen Ik hoor graag vertellen. Ik hoor Mammie graag vertellen en ook Duin en ook pappie. En Trans klimt al pratende op den schoot van die vreemden man. die, stom van verbazing, hem niet afweren kan en.- als zich Frans tegen hem aanvlijt en met zijn donkere onschuldige kijkers tot hem 'opblikt, is alle hardheid uit diens oog ver dwenen en voelt hij zich wonderbaarlijk te moede, en wat dan ook omging in zijn bewogen ziel. voor hij met zijn verhaal voor den dag komt, is zóó vreerp, zóó zon derling, dat hij plaats en uur en tijd ver geet en zelfs vergeet wie hij is en wat zijn plan was te doen. Hij vertelt. Eerst, hortend en stootend; dan in meer vaste lijn en geordend. En Frans luistert; luistert met open mond en starre blik, zooals een kind dat doet, wanneer het aan de lippen van den verteller hangt. Hij vertelt niet van het groote feest dat dien nacht gevierd werd, niet van Je- zuke en de engeltje; van het Kerststalle tje en het Kerstkindje zooals mammie dat deed, maar hij vertelt zijn eigen leven, behoefte als dit arme -hart heeft zich uit te storien, al is het dan ook aan een kind van dien leeftijd. Franske luistert totzijn hoofdje voorover valt en inslaapt. En de verteller? Hij volgt den draad zijner gedachten en zonder te zien, of het kind op zijn schoot nog luistert, spreekt hij door.totook hem de slaap over mant en alles om zich heen vergeet De kerk is uit. De bewoners der villa gaan huiswaarts. De meid vooraf. Mevrouw en Mijnheer volgen haar op den voet. Nog ia het. donker en het morgenrood kleurt nog niet, het landschap, dat zich daar voor hen uitstrekt met de villa op den achtergrond. Als ik goed zie. brandt er licht op mijn kantoor, zegt Mijnheer. Wat zou dat te beduiden hebben? Ik begrijp er ook niets van, antwoordt met bevende stem mevrouw en Dina do meid, die ook licht zag branden, keert zich om en wijs mijnbeer met haar vinger naar het raam, waaruit een lichtbundel straalt over den tuin waaraan het kantoor grenst. Mij een raadsel, maar stil, ik zal even zien, of er onraad is voor ik naar binnen ga. En wat Mijnheer zag, toen hij door 't raam naar binnen keek, was wel In staat, hem als aan den grond te nagelen; hij zag een vreemdeling, met Franske op schoot en beiden in diepen, vasten slaap. (Slot volgt). (Voor de grooteren). KERSTMIS-OVERPEINZINGEN, door Gerard Keizer. „Kerstmis", welk een wereld van ge dachten ligt opgesloten in dit één woord. „Kerstmis" het familiefee-st bij uitne mendheid, een vap de teerste en intiem ste familiefeesten, die ons zijn gegeven.. Paschen, het hoogfeest bij uitstek, kan ons toch niet die bekoring geven, die ons het Kerstfeest zoo rijkelijk toedeelt. Er is een sfeer van smart, een waas van een onbestemde vrees over het Kerstfeest geworpen. En al jubelt in de heilige Kerst nacht, in alle onzer kerken, het orgel nog zoo schoon, in de fijnste nuanceering van klanken, toch vermag dit klankenspel niet, dit waas te verscheuren, endiep in ons binnenste trilt toch als een gevoe lige snaar, alles, wat dit kleine Men- schenkind, Die nu geboren is, moest lijden tot aan het bittere end Deze gedachte die pijnigt ons en tempert eenigszins de feestvreugde van dit oogenblik Maaren het klinkt als een juichtoon bijna in ons, onze Verlosser is tooh altijd als overwinnaar uit den strijd te voorschijn getreden, trots alle bovenmenschelijke pijningen, die Hem zijn toegebracht in Ziin kortstondig leven hier op aarde En dat deze pijnigingen reeds vroeg zijn begonnen, weten wij allen maar al te goed. Reeds een paar dagen na Zijn geboorte, probeerde Herodes het Goddelijk Kind al te dooden maar.reeds was Zijn He- melsche Vader al op Zijn post ende Verlosser bleef voor de arme verdoolde mensohheid gepaard En toch wilde "het kleine Jesuskindjer trots alles, de vrede brengen op de we reld. Is Hij geslaagd in deze poging? Helaas niet, nog steeds is haat en nijd de vre desengel de baas Hoe plechtig en ontroerend klinkt in onze kerken het „Vrede op aarde, de mensohen van goeden wil". Maar ach, zoo weinig menschen zijn van goeden wil, zoo weinig menschen knielen neer voor het kribje om deemoedig te fluisteren: „Mijn Heer en mijn God." Zeker, haast iedereen viert Kerstfeest, maarop welke verschillende manie ren gebeurt dit! Hoevelen zijn er niet, die, in den heili gen Kerstnacht noch bidden, noch danken en zich niet bekommeren om ons feest. Neen, zóó moeten wij niet doen. Wij willen in den Kerstnacht opgaan naar de kerk en daar God danken voor de schoonste Kerstgave die Hij ons kon schenken: „Zijn eenig-geboren Zoon!" STERRENHEMEL door Anny vap Diest Flonk'rende sterren Verlichten den nacht, Stralend en pralend En grootsch in stille pracht. Waar ook mijn oog mag waren, Waar ook mijn blik zich wendt: Millioenen sterren schitt'ren Aan het eind'loos firmament. Gij lieflijk, flonk'rende sterren, Gij met uw bekoorlijk licht Gij schijnt ons toe te fluist'ren Houdt toch uw oog omhoog gericht. Omhoog tot d' Algoeden Hemelvader Hij gaf ons die schoone pracht, Vertrouw op Hem, Hij zal wel zorgen Ten allen tijde dag en nacht. DE KUS DES ENGELS door Truus de Haas. Wit als de lelie in 't mooiste gewaad, En even zoo vriendelijk is 't glimlachend gelaat. 't Liefelijk mondje het spreekt van geen pijn, Zouden Gods.Engelen wel schooner zijn? O zie, daar dalen zachtjes zij neer, Groetend als zusje, het kindeke teer. Voeren 't ten hemel, verlost van den dood, En groeten het kindje als speelgenoot. Maar vóór zij jub'lend hemelwaarts gaan, Blijven vol eerbied, de Engelen staan. En buigen zich neder plechtig doch zacht, Kussen het Kindje voor 'n laatste goênacht Lieflijke woordjes, ja zonder tal, Tranen vol zoetheid, van liefde vooral, Stille berusting; maatlooze smart Zijn er de wonden van 't moederhart. En op lief Kindjes voorhoofdje thans, Schittert 'n ster in zilveren glans, Blijk eener liefde zoo warm en zoo rein, Dat het slechts Gods Engel kon zijn. DRIEKONINGEN door Piet Snijers Zij brengen het goud met de wierook en nrirrhe Naar Bethlehems armoedige stal, Daar rust in een kribbe het Goddelijk Kindje De Schepper en Heer van 't heelal. De Koningin, vroom op de knieën gezonken Aanbidden - het hemelsche Kind In bittere armoe op aarde gekomen, Omdat het ons eindeloos mint. Maar 't meest lieve kind'ren bemint heb de kleinen Och! geeft Hem uw hartekens rein, En bidt tot het Kindje: Laat altijd mijn zieltje Zoo blank als de Engeltjes zijn. DRIEKONINGEN door Annie Van Diest. Daar verscheen in het Oosten een wonderbaar licht, Een sterre zoo helder, een sterre zoo klaar; En bracht aan de Wijzen het blijde bericht: Volgt mij nu; het kindeke is daar. De drie Koningen, spoedden zich, en volgden, I De ster, die hun leiden zou uit het f verre land. 1 Maar zie, plots verbleekt dei sterre schitt'rende glans De Koningen, worden door vreeze overmand. Zij kloppen, vol angst, bij Herodes nu aan, Maar deze kon den weg hun niet wijzen. Herodes verlatend; zie daar wacht reeds de ster, J Onder welker geleide zij veilig verder gaan reizen. De reis was zoo lange, zij kwamen van zoo ver, En reisden onvermoeid verder, dag aan dag;. Tot eindelijk, zij te Bethlehem kwamen, Waar het Kindeke in het kribbetje la.g. Aanbiddend knielden ze te zam-en neder, En aanbaden het Kindeke, zoo aanminnig teer, En brachten hun offers, goud, wierook mirre Erkenden in 't Kindeke, hun God en Hun Heer.. OP KERSTFEEST door Cor de Haas. 't Kindeke in Kerstmis komt in ons hartje neer, En vervult ons met blijdschap, o Kindeke teer, Maar Gij ligt daar in 't Kribje. vreeselijk koud, En verlaten. Is er dan niemand, die van U houdt? Ja Jezus wij houden van U, hoe zoet, Het is in ons hartje zoo warm, en goed Ik spreidde U een wiegje, vol zalige min Al in mijn hartje, en verwacht U er in. En kijk, gij lacht mij minzaam toe, Zoo lieflijk i#ij tegen, zoo blij te moe, Gij strekt ook uw armpjes uit. Als wilde Gij zeggen kom hier kleine guit! Wij zullen naar U komen, o Jezuke zoet Bij TJ is het heerlijk, zoo lieflijk en goed Wij schenken U ons hartje klein maar rein, I En willen voor eeuwig uw liev-lingen zijn. „STILLE NACHT, HEILIGE NACHT"! door Oom Wim. Stilte ligt .over Judea's velden, En de herders, die bij 't nachtvuur waken Liggen sprakeloos neer bij 't aanschouwen Van dien sterrenhemel, die zich welft boven aller hoofd. En die millioenen sterrenlicht jes, Daar hoog in 't grenzelooze en onmeet'lijk ruim geplant, Spreken tot die eenvoudige brave zielen, Van wond're dingen in even wond'ren nacht. En bij die beschouwende grootheid, van dien grooten God, Die dat alles schiep weleer, uit het groote niet, Huiveren ze van zalige vreeze en liefde, En is het, of er iets is, dat hen juichen doet en jub'len. En zie! Terwij] elk hunner volgt den stroom van eigen gedachten, Bij *t schouwen van dat oneindig grootsehe boven hen, Klinkt eensklaps uit hooge luchten een wond're zang, Die aanzwelt in kracht en nader komt, En almeer verstaanbaar wordt: „Gaat en ziet! ..Een kindeke is ons geboren, den Messias lang voorspeld. Gaat en ziet. aanbidt hem; gij' zult Hem vinden, In doeken, liggend in een kribbe in gindschen stal." En zij vonden Hem, Die vrede bracht op aarde, De vrede, zooals de wereld, die niet kent noch geeft. Vrede aan hen slechts, die zijn van goeden wille En dankend knielen voor hun God en Heer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 8