DE ZILVERKONING VRIJDAG 6 JANUARI 1933 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD PAG. 14 klassen der uitgemergelde, jarenlang ver drukte steden, een anticlericale kern. Alva, Requcsens, Don Juan hadden zich in die mate voorgedaan als verdedigers van het katholieke geloof, dat de haat, dien zij op wekten, noodzakelijkerwijze op de geeste lijkheid terugviel. Het was onvermijde lijk dat zich, in de omstandigheden van 1576 en '77 onder de Brusselsche „na tiën'', de Gentsehe „neringen", een partij der „patriotten", vormde, die vrede met het Noorden, Oranje's komst, met terug keer der welvaart identificeerde. Nu is er weinig noodig geweest om deze partij tot een extreem, intolerant calvinis me te doen afglijden. De revolutionaire houding waarin zij zich, om in '76 de bij eenkomst van Staten-Generaal, in '77 de uitnoodiging aan Oranje door te drijven, tegenover adel, patriciaat en geestelijkheid had moeten plaatsen, deed haar naar ener gieke leiding omzien: waar vond zij die gereeder dan bij te terugstroomende calvi nistische ballingen, anti-paapsch en anti- Spaansch bij uitstek? Niet uit ziel&behoef- te verlaat deze partij de kerk, maar uit politieke hartstocht, om zich te krachtiger tegen den Spaanschen aanhang te kunnen keeren. Diepen wortel slaat in deze gemoe deren het nieuwe geloof niet, dat verkozen wordt uit weerzin tegen de maatschappe lijke orde. De bekeering is .te plotseling om niet wankel te blijven. Spreker vervolgt met oen verslag van de wijze, waarop de Gentsehe democratie de Staten-Generaal, die orde op het stuk der religie heblxm te stellen, het werk uit de handen wil nemen door gewelddadig de uitoefening van den katholieken eeredienst in Vlaanderen te beletten. Kan een door de Staten-Generaal af te kondigen religie vrede het verloop nog stuiten? Oranje heeft dien opgesteld met hulp van Duplessie-Mornay, hij is er op aangelegd, moest erop zijn aangelegd, bij de Katholie ken een soort excuus te maken voor het dol-driestc optreden der Gentenaren. Het Calvinisme wordt aangeduid als „religion prétendue réformée", die men terwille der eenheid tegenover den gemeenen vijand te dulden heeft tot het God behage gelegen heid lot een algemeene nationale kerkver gadering te geven, die, de beide partijen in vrijheid gehoord, besluite. In afwachting zal vrijheid van eeredienst worden toege staan waar minstens honderd gezinnen, één jaar ter plaatse gevestigd, haar aan vragen, of in kleine dorpen de meerder heid. De magistraat verdeelt de kerkgebou wen. De bijzondere regelingen, in Vlaande ren door de Gentsehe calvinisten tot stand gebracht, vervallen; de afgezette ma gistraten daar worden hersteld, de gevan genen losgelaten. GELOOFSVREDE. De Staten-Generaal namen het ontwerp niet aan, maar zonden het naar de provin ciën, waar het bijna nergens instemming vond. Ten uitvoer gelegd is de geloofsvrede te Antwerpen, sedert den slag bij Gembloux Oranje's verblijf, waar in Augustus '78 don Calvinisten gebouwen tot uitoefening van hun eeredienst worden ingeruimd; te Leeuwarden, waar hun de Jakobijnenkerk wordt overgelaten; de Groninger Omme landen hobben haar ook aangenomen. Utrecht verwierp op verlangen van het eers-te lid, hoewel "eenige edelen voor de aanneming stemden; in Gelderland ijverde •Jan van Nassau voor de aanneming, maar kreeg de Staten niet mede, waarop de her vormden zich met hulp der troepen in het bezit van kerken stelden; in Holland en Zeeland was van aanneming geen sprake en in de zuiver katholieke gewesten even min. Het meest fulmineerden de Gentsehe calvinisten. Slechts goddeloozen kunnen de afgoderij beschermen, roept Dathenus uit. Oranje, die van godsdienst gelijk van kleed verandert, bekommert zich slehts om den Staat, en maakt van de nuttigheid zijn God. Men spreekt ervan zich te „kanton- neeren" op zijn Zwitsersch; een tweede Ge- nève te worden, het juk der generaliteit af te werpen. Men wil den streng calvimsti- schen paltsgraaf Joan Casimir, ails aan voerder van hulpbenden in het land ver wacht, tegen Oranje stellen, ja, hem Graaf van Vlaanderen maken. Het is de woede dezer Gentenaars, wel ke zich ook naar Atreoht, naar Doornik, naar Valenciennes, naar Rijssel zoekt voort te planten, en daarin aanvankelijk slaagt, die het opkomen eener katholieke reactie in de Waalsche provinciën gereedelijk ver klaart. De Unie van Atrecht vond haar te genpool in die van Utrecht, door Oranje zonder ingenomenheid aanvaard; liever had hij gezien, dat alsnog met den geest, die de Unie van Utrecht ingaf, het restant der generaliteit te bezielen ware, die hij zoekt te redden ondanks al, al zou hij er een stroohalm voor omklemmen; die stroo- haim heet Anjou. Die man blijkt een voet- wi-sch, Parma een militair en diplomatiek genie, die het gebied der generaliteit, wier organen van Antwerpen naar Holland wor den opgejaagd, tot dat der geünieerde pro vinciën doet samenkrimpen. In Juni 1583 is Oranje, uit Antwerpen naar het Noorden teruggeweken; de Gent sehe calvinisten, wien hij geen hulp meer kan bijzetten betichten hem van verraad, en nemen tot stadhouder van Vlaanderen een jeugdig windbuil aan, Charles de Chi- may, die zich in Maart '84 aan Parma on derwerpt. Brugge en Gent zijn dan ingeslo ten, en verkeeren in de diepste ellende; te Brugge sterven dagelijks honderd menschen aan de pest, het geeft zich 20 Mei '84 over. Te Gent vallen katholieken en calvinisten elkander op het lijf, en krijten vrede! de een, en religie! de ander; de maai, die, zijn tijd vooruit, die beide begrippen elkan der had willen doen doordringen, hij valt te Delft, 10 Juli 1584. Oranje heeft de kracht niet vermoed, waarmede het Noorden, met afstooting zelfs van verdachte buitenlandsche hulp, zich tegen Parma zou kunnen handhaven. Niet zonder diens afleiding evenwel door Hendrik IV, in wiens tijd Oranje's juiste gedachte, dat Frankrijk bovenal de nuttige 'bondgenoot kon zijn, eindelijk bewaarheid werd; maar voor een redding van Oranje's generaliteit was het toen te laat. De Unie bleef behouden, en bij voortdurende ont stentenis van een landsheer, als republiek. Het was nooit Oranje's wensch geweest. De geünieerde provinciën als groote mo gendheid, hij heeft ze in den droom niet gezien. En toch is hij de vader van dit ons kleine vaderland, dat groot bleek te kunnen zijn in wat Oranje's generaliteit ontbrak: burgertucht en christelijke verdraagzaam heid. Wij hebben zijne les niet versmaad. Ons volksleven heeft deel aan eene ge dachte, die grooter was dan het Holland, grooter dan de Nederlanden van zijn tijd, die Europa veroverd heeft, die wij nog ten huidige dage niet kunnen missen. Wat in ons waarde heeft, het is in vrijheid ge groeid, en in de sfeer der vrijheid alleen zal Nederland leven. Wat hij in zijn voik, in zijn huis heeft ontvonkt, het is ons kracht geworden zonder wederga, ons bei der kostbaarste goed nog heden. Ons ont roert nog zijne gedachtenis als geen an dere het vermag; onder haar beschuttend lommer zweren wij Nederlanders van thans onze veeten af, en reiken elkander de hand. En in de geschiedenis van zijn stamhuis zijn de oogenblikken aan te wijzen, waarop, tot ons heil en behoud, de dragers van zijn •naam niet op de lippen namen, want ver toon was hun vreemd, maar in hun harte lazen: se sera moi, Nassau. Hoe zou het heden anders wezen? Zoo zij dan, in dit oogenblik, door ons allen, vergaderd iu Oranje's naam, ingegaan de plechtige her nieuwing van het oud verbond; zoo zjj m onze ziel bezegeld de Unie van Leiden. Na de rede van prof. Colenbrander zong het koor, eveneens vierstemmig, het eerste lied uit den Gedenkklank van Valerius: „Hoe groot, o Heer! en hoe vervaarlic". SLOTWOORD VAN DEN RECTOR. Vervolgens sprak de rector het slot woord. „Tot sluiting van deze plechtige bijeen komst, zeide hij, zij het mij veroorloofd, Uwen Majesteiten en Uwen Koninklijke Hoogheden eerbiedig dank te zeggen voor het nieuwe blijk Harer hooge belangstel ling in de Leidsche Universiteit. Al heeft deze sobere plechtigheid den vorm gedra- geji van een vergadering van den Acade- misehen Senaat, in de oude Gehoorzaal, die ons dierbaar is, het moge mij als Rector- Magnificus vergund zijn daen dank niet al leen uit te spreken uit naam van den Se naat der Hoogesohool, maar ook van al len, die, hetzij als bestuurders, als docen ten, als studenten van thans, of als voed- sterliiigen van voorheen, zich deel voelen van het groote en levende geestelijk lichaam, dat de Universiteit is en blijven moge. Met verlof van Uwe Majesteit verklaar ik hiermede deze vergadering gesloten". HET SLOT DER BIJEENKOMST. Hierop zette het koor, terwijl allen zich van hun zitplaatsen verhieven, het laatste couplet van het „Wilhelmus" in, vierstem mig gezongen: Voor Godt wil ick belijden enz." Daarna volgde het eerste couplet, dat door allen werd meegezongen. In dezelfde volgorde als bij het binnen komen, verliet daarop het Koninklijk ge zelschap met de Commissie van ontvangst, waarbij zich de Chef van H.O. en de cu ratoren terstond aansloten, het Auditorium. Terwijl H. M. de Koningin-Moeder door den Secretaris naar haar auto werd begeleid om te vertrekken, begaven de overigen zich naar de Senaatskamer, om daar de thee te gebruiken. Behalve de reeds genoemden, verschenen daar de redenaar prof. Colen brander, prof. Knappert, prof. van Volleu- hov en, de overige assessoren, en plaatsver vangende assessoren, de decaans der facul teiten, de commissie van uitvoering van het Universiteitsfonds, de voorzitter van den Universiteitsraad en Gecommitteerden van het Leidsch Universiteitsfonds. Reeds aan wezig waren de dames mevr. prof. Blanks- ma, mevr. prof. van Blom, en mevr. prof. Krom, die zich hadden belast met de voor bereiding dezer ontvangst. De thee weid verzorgd door leeraressen en leerlingen van de Vakschool voor Meisjes en werd rond gediend door een groep damesstudentón of afgestudeerden, grootendeels voormalige clubgenooten van Prinses Juliana. Te ongeveer 4 uur deden de Rector, de Secretaris, de Prosecretaris en de oudste Assessor Hare Majesteit en Hunne Ko ninklijke Hoogheden uitgeleide tot aan de auto's, nadat Hare Majesteit opnieuw de eerewa-cht van Pro Patria was langsge- sohreden. KERKNIEUWS PASTOOR L. STOLK. De zeereerw. heer L. Stolk, pastoor van de parochie van de H. Catharina te Am sterdam, viert vandaag zijn tachtigsten verjaardag. Pater Benignus van Osch O.F.M. In het Minderbroedersklooster te Me- gen is. voorzien 'van de H. Sacramenten der Stervenden Pater Benignus Van Osch, oud-missionaris van Brazilië, thans rustend te M-egen. WILT U IETS WETEN? Vraag: J. M. te A. inzake het commu- niceeren van de bruiloftsgasten. Antwoord: Dat onder de huwelijks mis de bruiloftsgasten en de vrienden en vriendinnen van het bruidspaar ter H. Ta fel naderen, is een zeer veel voorkomend gebruik, dat ook alle aanbeveling verdient. Een kerkelijk huwelijk kan ook zonder H. Mis voltrokken worden. Ook dat komt nu nog voor, om verschillende redenen. Vraag: Indien mevrouw haar dienst bode, die per week gehuurd is, weg jaagt, is zij verplicht haar nog één week of veer tien dagen uit te betalen? Antwoord: Dat hangt ervan af. In dien de dienstbode is weggejaagd om een dringende reden (diefstal of andere mis drijven) dan is er geen sprake van uitbeta ling van nog een week loon. Een schadever- UIT DE RADIO-WERELD Programma van Zaterdag 7 Januari. Huizen, 296 M. Uitsluitend K. ïti. O.-programma. 8.00 Morgenconcert. 10.00 Gramofoonplaten. 11.30 Godsdienstig halfuurtje door pas toor Perquin. 12.15 Lunchconcert door het KRO-sextet o.l.v. Piet Lustenhouwer. 2.00 Halfuurtje voor de rijpere jeugd. 2.30 Kinderuurtje. 4.00 Afgestaan aan de H.I.R.O. 5.00 Het KRO-rkes: o.l.v. Johan Gerritse Te 5.15 spreekt P. Goes over „Dammen". Verder intermezzo te ongeveer 6 uur Boe- renliedjes en -duetten door Cilia en Peter v. Rooyen. 6.20 Journalistiek Weekoverzicht. 6.40 KRO-orkest (vervolg) en Boeren liedjes. 7.10 Prof. H. A. Kaag over „Ontwikke lingstendensen in het economische leven". 7.45 Sportpraatje van de R.K.F. 8.00 De KR O-Boys o.l.v. Piet Lustenhou wer. 9.00 Microfoon vertelsel door Wim Snit- ker. 9.15 Vaz Dias. 9.30 „Het pastoorke van Disseldonck'', hoorspel in één bedrijf. 10.15 De KRO-Boys met intermezzo van boeren.iedjes door het duo v. IRtooyen. 11.00 Gramofoonplaten. Hilversum, 1875 M. VARA-uitzending. 10.00 VPRO. 7.00—8.00 VPRO. 8.00 Gramofoonplaten. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Voor arbeiders in de Continube drijven: J. v. Oogen, voordracht; De No tenkrakers o.l.v. D. Wins; 'E. Philipse, zang Gramofoonplaten; VARA-tooneel o.l.v. W. v. Cappellen. 12.00 VARA-Kleinorkest oJ.v. P. Du- chant. 12.45 Dansen uit den Pruikentijd door J. Jong, orgel en een strijkkwintet (3 violen, cello en bas), en Gramofoonplaten. I.302.00 VARA-kleinorkest o.l.v. P. Du- chant. 2.50 Prof. Dr. D. v. Embden: Nationale Ontwapening. 3.10 „De Flierefluiters" od.v. H. de Groot en Gramofoonplaten. 4.30 Coöperatie-kwartiertje door K. de Boer. 4.50 VARA-Balalaika-orkest o.l.v. I. Po- warjeff en Gramofoonplaten. 5.40 Literair overzicht door A. M. de Jong. 6.00 Volksliederen door „De Wielewaal" o.l.v. P. Tiggers en Causerie door Nico Bloemendaal. 6.30 Gramofoonplaten. 6.45 Toespraak door A. de Vries. 7.00 V.R.O. 8.00 Uit Carré, Amsterdam: Operette „Viktoria und ihr Husar-' van P. Abraham. Dirigent: J. Susan. Rtegie: J. de Meester. Ca. 10.30 Vaz Dias en VARA-varia. II.3012.00 Gramofoonplaten. Daventry, 1554 m. 10.35 Morgenwijding. 10.50 Tijdsein en berichten. 12.20 Orgelspel H. Ramsay. 1.05 Commodore Grand-orkest o.l.v Mus- cant. 2.20 Concert. Dale Smith, bariton en El sie Avril, viool. goeding van een week (niet van veertien dagen) loon is verschuldigd, wanneer de dienstbetrekking is opgezegd, zonder bo vengenoemde dringende reden. V raag: Kunt U mij opgeven, namen, woonplaats en beroep vana. Mr Kropman wethouder te Amsterdam; b. Paterdr. Vrij- moed, Delft. Antwoord: Admiraal de Ruyterweg 271, Amsterdam (West); Raamstraat 78, Delft. 2.50 Ch. Shadwell en zijn orkest. 3.50 Midland Studio-orkest o.l.v. F. Can- fcelL 5.05 Orgelspel R. Foort. 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Berichten. 6.50 Golfpraatje. 7.05 Welsh intermezzo. 7.50 De Central Band van de Kon. Lucht macht o.l.v. Lt. Vlieg. R. P. ODonnell, m. m.v. R. Gourley, conférenciei. 9.00 „The Kentucky Minstrels" m.m.v. koor, solisten en orkest o.l.v. Leslie Wood- gate. 10.00 Berichten. 10.20 Lezing. 10.35 Pianorecital door D. Hildreth. 11.0512.20 Dansmuziek door Ambrose en zijn band. „R a d i o-P 1725 M, 8.05 Gramofoonplaten. 9.20 Orkestconcert. 12.20 Concert door het Omroeporkest. 6.50 Omroeporkest. 7.40 Vervolg concert. 9.05 Radiotooneel. 10.20 Gramofoonplaten. Kalundborg 1153 M. 11.201.20 Concert uit rest. „Wivex". I.502.20 Gramofoonplaten. 2.504.50 Omroeporkest o.l.v. E. Reesen. 7.20 Omroeporkest m.m.v. Bolisten o.l.v Gröndahl 8.45 Vioolrecital door C. Andersen. 9.30 Omroeporkest o.l.v. Gröndahl. 10.2011.35 Dansmuziek o.l.v. T. Boston. Lang«nb«rg <73 U. 6.257.20 Gramofoonplaten. II.20—12.10 Concert o.l.v. Wolf. 12.201.50 Orkestconcert. I.552.45 Gramofoonplaten. 4.205.35 Koorconcert o.l.v. W. Brouwers. 7.20 Bonte Avond m.m.v. solisten en het Omroeporkest o.l.v. Eysoldt. Leiding: Neu mann. 10.2010.40 Reportage Zesdaagsche te Dortmund. 10.4011.20 Concert o.l.v. Wolf. II.2012.20 Dansmuziek (gramofoonpl.) Eton)*. 441 M.. 8.20 Uitzending uit een schouwburg. In de pauze Causerie. Na afloop: Berichten. Brussel. 508 en 338 M. 508 M-: 12.20 Omroepkleinorkest o.l.v. Leemans. I.30 Concert uit Antwerpen. 5.20 Omroeporkest o.Lv. Meulemans. 6.35 Zangvoordracht. 6.50 Gramofoonplaten. 7.20 dito. 8.20 Vroolijk halfuurtje. 8.50 Accordeonrecital. 9.20 Omroepkleinorkest o.l.v. Leemans. 10.30 Max Alexys' orkest. II.2012.20 Dansmuziek uit St. Sauveur. 338 M.: 12.20 Concert uit Antwerpen. 1.30 Omroepkleinorkest o.l.v. Leemans. 5.20 Dansmuziek uit St. Sauveur. 6.35 Gramofoonplaten. 8.20 Concert door een Studentenorkest. 8.50 Orkestconcert uit Luik. Hierna tot 12.20: Gramofoonmuziek. Z«*iei 1635 M. 7.20 Vroolijke Avond uit München o.l.v. H. Cassimir en F. Horrmann. 9.40 Berichten en hierna tot 11.20: Dans muziek uit Berlijn. AUTOMOBILIST! „Autorijder, ken uw plichten, Doof op den weg bijtijds uw lichten!" FEUILLETON. Uit het Engelsch van ALFRED WILSON BARRETT. 9) Glimlachend ging Ware naar de achter kamer, waar hij sliep, draaide het licht aan en begon zich zorgvuldig in avondtoi let te kleeden. En onderwijl hielden zijn gedachten zich nog steeds bezig met zijn vernietigden vijand en met Nelly Hathók- wayzijn blik werd hoe langer hoe boos aardiger. Toen hij gekleed was, belde hij driftig. „Dat is het belletje van meneer Ware, daar hoef ik niet eens voor naar het bord te gaan kijken", mompelde Leaker, de oude portier van 114 Hatton Garden; zoo haas tig als hij kon klom hij de trappen op en klopte aan. „Binnen", riep een knorrige stem. Toen Leaker binnentrad kwam Ware uit zijn slaapkamer en liet zich door den por tier met zijn overjas helpen. „Ik ga uit, Leaker", zei hij„doe de bui tendeur maar op slot." „Ja, meneer. Moet ik op u blijven wach ten V' Ware schudde het hoofd. „Neen. ik weet niet. wanneer ik terug kom. 't Kan over een half uur zijn en mis schien kom ik heelemaal niet thuis. Ga maar naar bed als je zin hebt. Goeden avond." Hij ging heen, gevolgd door den por tier, die het licht uitdraaide. Een heele poos bleef de kamer rustig en verlaten. Behalve het tikken van de klok was het er doodstil. Toen kwam er plotse ling een zwak gerucht van den kant van het venster. Iemand scheen naar binnen te gluren door de onderste ruiten en toen volgde er 'n geluid, alsof er met iets hards- over het glas werd gestreken. Eenige mi nuten later werd het venster langzaam op geschoven en het groote lichaam van een man kwam in de vensteropening te voor schijn; de gestalte stapte voorzichtig op de vloer. De indringer bleef even onbeweeglijk staan. Toen liet hij snel een gele streep licht door de kamer spelen uit een lan taarn, welke hij in de hand droeg. Er was een uitdrukking van voldoening in zijn gluiperige oogen, die overschaduwd wer den door zware zwarte wenkbrauwen. „De kust is veilig, dat is in orde", grom de hij en hij begaf zich voorzichtig naar het buffet aan den overkant. „Hier moet het zijn", ging hij voort, ter wijl hijzich bukte en achter het meubel stuk voelde, met zijn vingers over het hout werk strijkende. Opeens bleef hij roerloos staan en luis terde aandachtig. Een zacht, eigenaardig fluitje, dat blijkbaar ergens in het huis weerklonk, had de stilte verbroken, bet werd nu wat dringender herhaald. De inbreker knikte, ging naar de deur van de kamer gaf zachtjes het contra signaal en keerde naar het buffet terug om zijn onderzoek voort te zetten, hi] was zoo verdiept in zijn werk, dat hij nau welijks opkeek, toen de deur voorzichtig werd geopend en iemand binnentrad. „Alles veilig?" Hoewel de woorden flitisterend gespro ken waren, klonken ze helder en duidelijk. De lantaarn ging een seconde in de richting van de deur en bescheen op den drempel den rijzigen man met de monocle, die in de gelagkamer van de „Korenschoof" den praatzieken Coombe het zwijgen had op gelegd. „Jawel kaptein", zei de inbreker, terwijl hij zijn lantaarn doofde en overeind kwam. „Licht zei de ander kort, terwijl hij de kamer binnen kwam, den weg naai i op den tast zoekende. De invloed, welke de „kapitein" over zijn onderhoorige uitoefende, was klaarblijkelijk onbegrensd, ant op zijn bevel kwam de- breedgeschouderde man met het bulldog- uitcrlijk gehoorzaam naar de tafel toe en maakte licht. Zijn ruwe handen hielpen vervolgens zijn leider uit zijn overjas. Hij kreeg er geen dankje voor. De kapitein knipte zorgvul dig een stofje van zijn keurig zittende rok en zijn mouwen opstroopende comman deerde hij: „Mijn gereedschap. Het zit in de rech terzak van mijn overjas." De inbreker haalde zwijgend een leeren taschje uit de jaszak te voorschijn, over handigde het aan zijn metgezel en na de jas nietje opgevouwen te hebben, legde hij deze voorzichtig op tafel. Hij keek naar den ander, toen deze de tasch opende- welke gevuld was met stukken gepolijst staal, waarvan hij er een uitzocht. „Zij zien er goed uit, hé vroeg hij„ik ben een week met de breekijzers bezig ge weest, kaptein." De kapitein knikte, voor het eerst vriendelijk, sinds hij binnengekomen was. „Nu, die tijd is göed besteed, Cripps," antwoordde hij. Je bent een goed vakman. Maar waarom voor den drommel, wou je m ij hebben voor vanavpnd vervolgde hij minder vriendelijk. Ik moet vanavond naar de partij van Lady Blanche Wynter." Cripps had zich omgedraaid om het buf fet van den muur weg te schuiven, maar er was blijkbaar iets in den toon van den an der dat hem hinderde, zoo onderdanig als hij zich tot nog toe getoond had. „Wel, voor den duivel, wat heb ik daar mee te maken?" viel hij uit en hij staakte zijn bezigheden even". Wanneer je te grootsch bent voor je werk, dan moet je het maar zeggen, dan zal ik 't zelf wel doen." De monocle werd koeltjes op hem ge richt. De kapitein legde de tasch met in brekerswerktuigen op de tafel, na er twee of drie stuks uitgenomen te hebben. „Geef me de teekening eens aan", was alles wat hij antwoordde. Al brommende haalde Cripps een stuk papier uit zijn zak en gaf dat over de ta fel heen aan. „De safe staat hier, aan den anderen kant van den muur", legde hij uit en de be langstelling voor zijn beroep kreeg de overhand weer op zijn kwade bui, terwijl hij met een vuil en vinger de plaats aan wees op de teekening. „Ik dacht zoo bij mezelf, toen ik hiernaast die safe opstelde daar ben ik verleden maand mee bezig geweest dat is een mooi karweitje voor ons. En die lui wilden hem zoo stevig mo gelijk 1 - en. Er komt voor een waarde van vijftig duizend pond aan diamanten in die safe, hoorde ik hen zeggen. Ik moest werkelijk lachen bij de gedachte, dat 't geen oogenblik bij hen opkwam wat een prachtige tip ze mij en eenige vrienden daarmee gaven 1" Het schorre gefluister scheen nauwe lijks door te dringen tot de ooren van ziïn metgezel, die al dien tijd bezig was met- het plattegrondje te best-udeeren. Toen hij zweeg, keek hij op en zei ruw: „Houd je mond toch je moet niet zoo kletsen. Maak nu voort, Cripps; ik moet om twaalf uur op het bal bij Lady Blanche zijn." Het noemen van den naam van de aris tocratische vrienden van zijn chef scheen irriteerend te werken op den bulldogman; hij spuwde minachtend en gromde: „Die verdraaide Lady Blanche De kapitein lachte grimmig, maar rea geerde. verder niet op deze opmerking. Hij had zijn instrument in elkaar gezet en be duidde Cripps naast hem te komen. Ter wijl hij achter het buffet ging staan, begon hij in een der paneelen van den muur te boren, toen plotseling een woest gehamer ergenó beneden, weerklonk, gevolgd door een heftig gebel. Hij staakte zijn arbeid. Hij nam zijn monocle uit zijn oogkas en keek naar Cripps, die doodsbleek werd. „Wat is dat voor een helsch lawaai?" De vraag van den kapitein werd niet be antwoord door Cripps, die als verlamd scheen, maar luide stappen weerklonken op de trappende deur vloog open en daar stapte niemand anders dan Coombe naar binnen, wiens lichtblauwe oogen uit zijn hoofd puilden, terwijl zijn bakkebaardjes langs zijn breed wit gezicht wapperden. „Skinner, Cripps, beste jongens", hijgde hij. Daar is die dronken kerel uit de „Ko renschoof". Hij staat beneden voor de deur. Hij maakt een geweldig kabaal en beweert, dat hij het huis zal afbreken als we hem niet binnenlaten." (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1933 | | pagina 6