Herdenking Willem van Oranje
VRIJDAG 6 JANUARI 1933
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD PAG. 13
IN HET GROOT-AUDITORIUM DER LEIDSCHE HOOGESCHOOL
De Koninklijke Familie onder de genoodigden
Herdenkingsrede van Prof. Dr, H. T. Colenbrander
In het Groot-Auditorium der Leidsche
Hoogeschool is hedenmiddag, in tegen
woordigheid van.de Koninklijke Familie,
van zeer vele hoogwaardigheidsbekleders
en andere genoodigden, de „Vader des Va
derlands", Prins Willem van Oranje, plech
tig herdacht.
DE AANKOMST DER VORSTELIJKE
PERSONEN.
Te. half drie kwamen de auto's met de
vorstelijke personen en hun gevolg bij het
Academie-gebouw aan. H.M. de Koningin
inspecteerde, alvorens door het Senaats-
bestuur te worden ontvangen, de eere-
wacht van Pro-Patria, die op het pleintje
stond opgesteld, onder commando van den
heer W. H. Wildervanck, ten getale van
50 man.
Binnen de deur van het gebouw had ver
volgens de begroeting plaats met het Se-
naatsbestuur, vertegenwoordigd door den
Rector-Magnificus: Prof. Huizinga, den Se
cretaris, Prof. van Blom, den pro-secretaris
Prof. Krom, en den oudsten assessor Prof.
van Itallie.
Nadat aan de Koningin,- de Koningin
Moeder en de Prinses bloemen waren aan
geboden door Gunhild Kristensen, Suze
Barge en Elisabeth Wensinck, begaf men
zich naar het Groot-Auditorium. Voorop
gingen de twee pedellen, achter hen de
liector-Magnificus, vervolgens H.M. de Ko
ningin. H.M. de Koningin Moeder, H.K.H.
de Prinses en Z.Iv.H. de Prins, daarna het
gevolg, bestaande uit: voor H.M. de Konin
gin Mevr. Snouck Hurgronje-geb. van Tets,
Dame du Palais, Baronesse van Asbeck,
Hofdame, Graaf Du Monceau, grootmees
ter, Baron van Geen, Kamerheer en parti
culier secretaris, Generaal-Majoor de Jonge
van der Halen, adjudant, luitenant Römer,
ordonnance-officiervoor de •Prinses Ba
ronesse Bentinck, Hofdame en Baron Baud,
Kamerheer; voor den Prins luitenant-ko
lonel Jhr. Laman Trip. H.M. de Koningin-
Moeder was door drie leden van haar ge
volg vergezeld.
De overige leden der Commissie van ont
vangst sloten de stoet.
ïn het Auditorium hadden alle aanwezi
gen reeds tevoren hun plaatsen ingenomen:
de Curatoren en de Hoogleeraren in hun ge
wone banken; op de eerste rijen achter de
plaatsen van het Koninklijk gezelschap, de
Adm. Chef der Afdeeling Hooger Onder
wijs. Mr. A. J. L. van Beeck Calkoen, als
vertegenwoordiger van den Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, die
wegens verblijf buitenslands van zijn voor
nemen, de plechtigheid bij te wonen, had
moeten afzien; voorts de wethouders van
Leiden, de heeren T. Goslinga, J. Splinter,
Mr. Trepe, Mr. A. 'Romein, de secretaris der
Gemeente, Mr. Dr. C. E. van Strijen, de gar
nizoenscommandant Luitenant-Koloner H.
Itooseboom, de diikgraaf van Rijnland Mr.
P. A. Pijnacker Hordijk, de voorzitter en
gecommitteerden van den Universiteitsraad
van het Leidsch Universiteitsfonds, enz.
Ten einde zooveel mogelijk van de stu
denten in de gelegenheid te stellen, de
p.echigheid bij te wonen, hadden wegens
de zeer beperkte plaatsruimte slechts een
20-tal echtgenooten van curatoren en hoog
leeraren toegang gekregen, evenzoo slechts
een beperkt aantal der privaat-docenten.
Zoodra het Koninklijk Gezelschap ge
zeten was, besteeg de Rector Magnificus de
katheder, opende de vergadering en sprak
het volgende:
WELKOMSTWOORD.
„Majesteiten, Koninklijke Hoogheden,
Aanzienlijk gehoor,
Voor de derde maal binnen acht jaren
valt aan de Leidsche Universiteit 1 het
hooge voorrecht te beurt, Uwe Majesteit
en andere leden van het Koninklijk Huis
binnen hare muren te zien, teneinde deel
te nemen aan een plechtige academische
handeling, waarin steeds opnieuw de nauwe
band tusschen het Huis van Oranje en
s Lands oudste hoogeschool treffend tot
uiting komt.
De wording van een staat eh eert volk is
zelden of nooit zoo eng verbonden geweest
aan het leven van één groot man, als dit
het geval is ten opzichte van den Neder-
Iandschen staat en Prins Willem van
Oranje. Die samenhang wordt nog merk
waardiger door het feit, dat op het meest
bewogen punt in de worsteling van dat
volk en het streven van dien man ook de
grondslagen zijn gelegd voor de opkomst
van een nationale studie en wetenschap.
Indien de Academische Senaat voor de
plechtigheid, die ons heden bijeen houdt,
den dag koos, waarop de Prins het octrooi
tot stichting der Universiteit uitgevaar
digd heeft, dan is dit niet om daarmee de
Universiteit in het middelpunt van deze
herdenking te plaatsen. In dit eeuwjaar
^an s Prinsen geboorte geldt de viering
van zijn gedachtenis het gansche menschen-
Jeven. dat in 1553 begon, in al zijn on
schatbare historische beteekenis. Met de
keuze van den 6en Januari getuigen wij en
kel van onze onvergankelijke dankbaarheid
voor de bij uitstek wijze en ver vooruit
ziende daad van den Vader des Vaderlands,
die vorm kreeg op dien dag"
MUZIKAAL INTERMEZZO.
Toen_ de Rector had uitgesproken, zong
van de galerij een dubbelkwartet van stu
denten, onder leiding van den heer 'FAchard
Boer vierstemmig het eerste en het laatste
couplet van het bekende Geuzenlied:
„Helpt pu U self, soo helpt U Godt".
REDE FROF. COLENBRANDER.
De historische rede werd daarop door
Prof. Colenbrander, hóogleeraar in de va-
derlandsche geschiedenis, uitgesproken van
de lage katheder.
Majestetiten, Koninklijke Hoogheden,
Excellentiën, Dames en Heeren, Zeer aan
zienlijke vergadering", zoo ving de hoog
leeraar zijn rede aan, waarvan wij hier een
belangrijk deel laten volgen.
De Leidsche Hoogleeraar, die op dezen
dag U van Oranje spreekt, vervult daar
mede, in naam zijner universiteit, een plicht
der dankbaarheid. Maar niet van stad en
hoogeschool zal hij U gewagen: het beeld,
dat hij voor U heeft op te roepen, is daar
toe te groot. Aan het begin der nationale
geschiedenis van Noord-Nederland ver
schijnt ons Oranje's figuur inderdaad in
reuzengestalte.
Spr. beschouwt dan Willem van Oranje
als Geloofsheld.
DE PRINS EN ZIJN VIJF GESTALTEN.
Spreker roept vervolgens de vijf gestal
ten in de herinnering, waarin de prins ona
achtereenvolgens verschijnt: die van den
Brusselschen edelman, den vorst-bevrijder,
den rebel, den ruwaard van Brabant, den
martelaar. Hij komt in ons land op een
oogenblik dat in Duitschland reeds de
luthersche kerkhervorming haar beslag
heeft gekregen, van welke zijn eigen moe
der, Juliana van Stolberg, een ijverig aan
hangster is; in de Nederlanden evenwel
heeft de landsheer, aan wien ook naar
Duitsche opvatting de beslissing te dezen
toekomt, haar niet toegelaten. De jonge
Wil em van Oranje gedraagt zich dan ook
in de Nederlanden als katholiek; een vol
ijverig katholiek is hij nimmer geworden;
die kwamen trouwens onder de Nederland-
sche grooten met welke hij verkeerde bijna
niet voor; hun katholicisme is een zaak
van overlevering, niet meer van overtui
ging. Hoe stond het met den anderen band,
dien een vliesridder zich vond aangelegd,
de trouw aan den landsheer? Bij het ge
slacht, waartoe zijn oom Hendrik, zijn
schoonvader Maximiliaan van Buren had
den gehoord, was die trouw actief, vurig
geweest, een stuk van de intiemste persoon
lijkheid. Het jongere geslacht, klaagt een
maal Maria van Hongarije, voelt niet meer
zoo. Kan het verwonderen? Karei V was
aan de Nederlanden, waarbinnen hij gebo
ren werd, ontwassen; zij dienden hem meer
dan dat hij hun diende, en hun dienst moest
meer en meer worden bewezen voor doel
einden, die met de materieele be'angen,
met de geestelijke neiging ook der Neder
landers strijdig waren.
De poging tot nederwerping van het pro
testantisme in Duitschland, in Engeland,
moest tegen de Nederlanden, door Karei
als werktuig dier staatkunde beschouwd
en gebruikt, een vijandschap oproepen die
hun volkswelvaart, bij goede betrekkingen
tot die naburen bij uitstek gebaat, bena
deelde. En wat zoo kennelijk tegen hun be
lang streed, het was mede niet in over
eenstemming met hunne geestesneiging.
Nederland had in Erasmus een verfoeier,
een bespotter voortgebracht van het uiter
lijk geweld, dat meent den geest te kunnen
dwingen. De inquisitie was den Nederlan
ders een gruwel, de bloedplakkaten een
ding des aanstoots, en bij een van die stil
zwijgende overeenkomsten tusschen gelijk
gestemden, waartegen regeeringen zoo wei
nig vermogen, lieten de magistraten ze
zooveel mogelijk onuitgevoerd.
PHILIPS DE SPANJAARD.
Al deze brandstof lag reeds vóór den af
stand van Karei V opgehoopt, Wat er eens
klaps de lont in steekt, is de overgang der
regeering op zijn zoon. Met weerzin hadden
de Nederlanders gezien, dat op zijn huldi-
gingsreis, in 1549, Philips den kring der
Spanjaarden, van wien hij zich vergezellen
liet (den- hertog van Alva en anderen) ter
nauwernood had verlaten. Bij de over
dracht in het Hof van Brabant te Brussel,
in 1555 kon hij hen niet in een der inheem-
sche talen toespreken, maar moest 't woord
voor zich laten voeren door Granvelle. fail
den eersten dag af sluit hij zich op binnen
zijn paleis, pleegt geen overleg met de pas
benoemde leden van zijn Nederlandschen
Raad van State; een Oranje, een Egmond
schijnen voor hem achter te staan bij een
Ruy Gomez, een Manrique, lieden die in de
Nederlanden niet te maken hebben, met
het gevolg, dat de Raad van State er
schriftelijk aan herinnert dat alle maatrege
len, de regeering der Nederlanden betref
fende, aan zijn advies moeten worden on
derworpen. Dit geschiedt 18 November
1555, drie weken na de regeeringsaanvaar-
ding!
Tot ergenis der Nederlanders waren er
op dit oogenblik Spaansche regimenten in
het land; zij waren er in '53 gekomen voor
den oorlog tegen Frankrijk en zijn na den
wapenstilstand van Vaucelles in het land
geb.even. De Spanjaarden haatten de Ne
derlanders van 1517 af, toen de Bourgondi
sche stoet die Karei V naar Spanje begjo-
lcidde zich daar hooghartig en baatzuchtig
gedragen had; gevolg eener onnatuurlijke
verhouding, waarvan do nadoelen zich
thans naar de andere zijde openbaarden.
Ware met spoedig de oorlog tegen Frank
rijk weer uitgebroken die Spaansche ter-
cio's en Nederlandsche benden van ordon
nantie zij aan zij stelde, we.licht waren
reeds in den eersten aanvang van Philips'
regcering ernstige moeilijkheden uitgebro
ken. Nu volgen zij na den vrede van Cateau
Cambrésis.
Het onvermijdelijk duel tusschen spaan
sche en bourgondische staatsopvatting
moet uitgestreden: Raad van State tegen
achterraad, Oranje en de zijnen tegen
Granvelle. De hooge adel weet zijn taak bij
uitstek populair te maken:'gaat het niet
om den eindelijken aftocht der Spaanscne
troepen, door den koning, in strijd met de
toezegging bij zijn vertrek, in 1561 m het
land gelaten; of tegen de vervanging, bui
ten advies van den Raad van een dun ge
spreide. traditioneele. verwereldlijkte bis
schoppelijke hiërarchie door een alomte
genwoordige, tot den strijd toegeruste gen
darmedie des geestes? Die, met de groote ab
dijen begiftigd, zitting verkrijgen zal in de
Staten des lands? Een storm steekt op: de
heeren staken hunne medewerking aan de
regeering, de staten van Brabant het op
brengen der bede. Calvinistische troebelen
verontrusten Doornik en Valenciennes. Op
verzoek van de verschrikte Margaretha
wordt Granvelle teruggeroepen.
Vervolgens de gebeurtenissen van 1566
behandelend, toont, spr. aan, hoe Oranje
door de consistoriën, en deze door de beeld-
stormers, volkomen wordt achterhaald.
Als hij tegen de beeldstormers optreedt,
als hij de rol van calvinistisch bendehoofd
verwerpt, wordt hij als een afvallige ge
brandmerkt: „un rrtéchant malheurux",
noemt hem Guy de Brav. Zijn werkings
sfeer krimpt in tot rjjgthe,waring binnen
Antwerpen; door den 'fterugval van Eg-
mond en van alle gematigden tot de re
geering, is zijn positie scheef getrokken.
Oorichten kan hij zich voor het oogenblik
alleen door zich te verwijderen uit de lan
den van een koning, wie hij geen nieuwen
eed van trouw kan afleggen. En waartoe
zou die zelfvernedering gebaat hebben?
Gold het de vraag, zich al of niet te ver
zoenen met Margaretha, die den eod op
legde 1 Een ander was in aantocht, de beul
van Philips.
Do ro! van adellijke staatsman, van
Bourgondische traditie is uitgespeeld. Met
duizend anderen, hoog en laag, is hij bal
ling geworden, maar tevens natuurlijke toe
vlucht aller ballingen: als Prins van Oran
je is hij souverein vorst, als Graaf van
Nassau heeft hij machtige vrienden en ver
wanten. Mag hij de strafoefening aanzien,
waaronder een volk krimpt, dat hij ee»-
maal den dienst zijns harten heeft toege
dacht? Welk Nederlander heeft in zijn ge
moed, welk gevestigd orgaan in zijn be
sluit. den Bloedraad goedgekeurd Wat in
de Nederlanden uitgeoefend wordt, is geen
Nederlandsch bewind meer, het is Spaan
sche tirannie, steunend enkel op de macht
eener soldateska die naar Nederlandsche
opvatting in het land geen wettig aanwe
zen heeft, die elk Nederlander, zoo hij er
de middelen toe bijeen kan krijgen, mag
verdrijven, in den naam zelfs van den wet
tigen, aan privilegiën gebonden landsheer.
Grootcr macht bijeen te brengen dan
waarover Alva beschikt, lijkt in het krijgs
liedenreservoir dat Duitschland heet, geen
onmogelijkheid. Het zijn lieden, die dienen
omdat en zoolang men ze betaaltaan
geld nu ontbreekt het-den-Prins van 'GS
in bedenkelijke mate, maar zijn de Neder
landers, zoo zij maar eerst hun bevrijding
naderen zien, niet rijk genoeg, de vol
tooiing er van te bekostigen Het stuk
wordt gewaagd onder de leus Pro Lege,
Rege, Gregehet volk, derdo lid in deze
samenstelling, zelf aan de wet gebonden,
mag tot den Koning toe het ontzag daar
voor opleggen.
EEN POPULAIR BEWIND.
Thans gaat spr. tot de bespreking der
mislukte veldtochten van 1568 tot 157.2
over. Ook de rol van den vorst-bevrijder
is uitgespeeld: de Prins moet rebel worden
met de Hollandsche rebellen. Die vier jaar
der rcbellenconfederatie onder Oranje als
„hooge overheid'', zij hebben een glans die
dien van andere tijdperken van den 80-ja-
rigen oorlog overstraalt. Oranje's talen
ten blijken, hier eigenlijk voor het eerst,
wonderwel op de mogelijkheden te passen
Eén ding hebben de opgestane gewesten
vóór: zij kunnen op het achterland een ge
weldigen economischen druk uitoefenen,
zonder dat hun eigen dagelijksoh bedrijf
door Alva, die weinig scheepsmacht en,
vooral, geen scheepsvolk heeft, kan worden
aangetast. Zij kujinen hunne vrachtvaart
voortzetten en, nu zij Antwerpen n'och
Amsterdam bezitten, zelf markten openen
in Zeeland, aan den Maasmond, in het
Noorderkwartier. Zal de handel den oorlog
oeden, dan zijn twee dingen strikt nood
zakelijk: er moet orde heerschen op die
markt, volstrekte handelsveiligheiden
er moet stipte orde heerschen in de finan
ciën; het krijgsvolk dat men aanneemt,
moet zóó geregeld worden betaald, dat
het een gewillig werktuig blijft insteüe van
een gevaar te worden. Bewonderenswaar^
dig zijn de snelheid en volkomenheid,
waarmede Oranje beide doeleinden heeft
bereikt. Geen geuzenbewind meervan een
Lumey, die kerken schendt en monniken
opknoopt, heeft hij zioh zoo spoedig moge
lijk ontdaan. Het bewind daarentegen in
handen gelegd van de onmiddellijk bij or
de en veiligheid belanghebbenden: den
Hollandsohen handelsstand zeiven. Onmid
dellijk herstel weliswaar van een goede jus
titie, maar het dagelijksch bestuur uitge
oefend niet meer door stadhouder en hof,
maar door stadhouder en door de Staten
zelf gecommitteerde raden, en die staten
zelf niet meer uit ridderschap en de zes
groote steden samengesteld (waaraan
trouwens Amsterdam en woldra ook Haar
lem ontbroken zouden hebben), maar uit
ridderschap en iedere stad wier activiteit
thans voor het welslagen van den opstand
gewicht heeft: Hoorn en Enkhuizen zoo
goed als Dordrecht of Leiden. De twee
takken van staatsdienst, waar thans allés
aan hangt: financiën en admiraliteit, on
der bijzondere, dagelijks met den Prins
handelende eollegiën gesteld. En dit alles
werkthet slaagt. Zelfs belasten zich
deze burgers oneindig zwaarder, dan zij
hebben willen dulden dat Alva het hen
deed. De mogelijkheid van een populair
bewind dat niet in anarchie ontaardt, mo
gelijkheid door Oranje steeds geponeerd
van den eersten dag zijner oppositie tegen
Granvelle af, zij is in zijn Holland en Zee
land zegevierend bewezen.
De rebellenconfederatie verstevigt, zich
tot een staat, voorlooper van de republiek
dor Vereenigde Nederlanden, waarvan
Holland en Zeeland steeds de kern zijn ge
bleven. Hoe siert dit jong bestaan de zorg
voor eigen geestelijke zelfstandigheid, be
toond in de oprichting der Leidsche Uni
versiteit, vaste steun en onderhoud, naar
de Prins het uitdrukt, der vrijheid en goe
de regeering des lands, „een blochuys en-
de bewaernisse; een onverbrekelicke bandt
der eenicheyt". Aan welk een zware proef
was, in het afgeloopen jaar, dat fier ver
trouwen onderworpen geworden, en hoe
kloek had Oranje, toen alle hoop verloren
scheen,,de verleiding van den eigenbaat af
gewezen. Haarlem, ondanks een verdedi
ging zoo krachtig als men, volgens Alva
zelven, nooit heeft aanschouwd, gevallen;
indien Leiden volgde, zou de rest van Hol
land tot de Maas niet te houden zijn,
bleven slechts do uiterste, van onderling
verband verstoken kwartieren, Zeeland
en West Friesland, den Prins over. Al zijn
hoop was toen op den nieuwen inval
den onvermoeiden Lodewijk gevestigd tot
Bommel trok hij zijn broeder tegemoet,
dien hij niet meer zou weerzien. Reeds
heeft hij vermoeden van een onheil, waar
van den vollen omvang der ramp, van het
persoonijk lot van Lodewijk, Hendrik en
Christoffel is hij nog onzeker. Daar ver
schijnt en afgezant van Requosons met
vleiende aanbiedingen voor hem en zijn
geslacht, als hij het land wil ruimen: is hij,
na de Mookerheide, nóg niet van de over
macht des konings overtuigd Hooft hij
niet genoeg van de heerschappij van het
gemeen, waaraan hij zich heeft moeten
overgeven. Wie zal niet begrijpen dat hij
eindelijk op eigen rust en veiligheid be-
dacht wil zijn? Het antwoord is een men
geling van ootmoed en spot, die mij
Oranje meer dan iets anders doet bewon
deren en liefhebben, die mij zijn onbe
grensde aantrekkingskracht, op menschen
uitgeoefend, begrijpelijk maakt. Do koning
machtig? God is machtiger, en hij ver
trouwt dat d i e Koning voor hem zal zijn.
Het gemeen? gij weet niet welk een goede
ordo Heeren Staten van Holand en Zee
land weten te stellenZijne rust en vei
ligheid? Hij heeft genoeg geleefd, en zoo
hij sterven moet, zal het niet zonder glorie
zijn. Aan zijn broeder Jan belijdt hij onder
wijl: „er had mij niets schrikkelijkers dan
deze tegenslag kunnen overkomen, maar
wij hebben het God op te geven, die ver
mag wat aan de wereld onmogelijk schijnt.
En al mochten ook gij en ik te sterven ko
men, het zal nochtans zijn in de zekerheid,
dat God de zijnen niet verlaat". Welk een
accent, op welk een oogenblik 1 Deze niet-
kerksche man, hij zou niet religieus ge
weest zijn?
Spr. herinnert vervolgens aan het beleg
en ontzet van Leiden, de vredesonderhan-
deling te Breda, het aanbod der souverei-
niteit aan Elisabeth. Haar getreuzel moe
de, machtigen 28 April 1576 de Staten van
Holland Oranje een beroep te doen op de
ondersteuning van Hendrik III van
Frankrijk. Van deze machtiging is echter
geen gebruik gemaakt, daar onderwijl de
gevolgen eener onvoorziene gebeurtenis,
den dood van Requesens, het uitzicht der
zaken geheel beginnen te veranderen. Niet
de verhouding tot Frankrijk of Engeland,
die tot de overige Nederlanden moet thans
in het midden der belangstelling staan.
DE PACIFICATIE VAN GENT.
Spr. verhaalt thans van de paciticatie
van Gent, die feitelijk meer vragen stelt dan
zij er oplost. Generaliteit en bijzondere
hooge overheid over twee gewesten, be
voorrechte positie van den hervormden
eeredienst hier, van den Katholieken ginds
dit alles blijft vol tegenstelling; alle prim
cipieele beslissing is opgeschort, om voor
het oogenblik het verbond tot verdrijving
der Spanjaarden tot stand te kunnen bren
gen. In de pacificatie is zoo weinig moge
lijk sprake van den godsdienst en in het
geheel niet van den koning. Uitsluitende
oefening van den hervormden eeredienst
in Holland en Zeeland, van den katholie-
ken eeredienst daarbuitenhoe moet- nu
de beslissing uitvallen der Staten-Gene-
raal, die voor allen zal gelden Het ver
bod van geloofsvervolging, nu reeds uitge
sproken, wijst naar een beslissing in den
zin der verdraagzaamheid. Dit is Oranje's
opvatting der pacificatie; zal zij door het
Zuiden worden overgenomen En dan de
koning. Die toekomstige, uitgebreide Sta-
ten-Generaal, te vergaderen na verdrij
ving der Spanjaarden, zijn klaarblijkelijk
gedacht als een constituante. Zal, wat zij
vaststellen, door 's konings veto kunnen
worden teniet gedaan Mondeling is te
Gent verzekerd, dat de constitutie niet met
den koning zal worden beraamd, maar als
zij gereed is, hem voorgelegd, met do vraag
of hij dudrop verkiest te regeeren. Het ant
woord is niet twijfelachtig, en men zal van
Philips af zijn. Ziedaar Oranje's opvatting
der pacificatiezal niet een tegenpartij
met recht beweren, dit alles uit het stuk
geenszins te kunnen lezen? En al dozo vra
gen worden onmiddellijk aouut, daar 3 No
vember, te Luxemburg, een nieuwe land
voogd is verschenen, Don Jan, die om toe
lating vraagt.
Oranje wil die geweigerd hebbenniets
is aan de orde dan het verdrijven der
Spaansche troepen; maar, buiten hem om,
'geven thans bij de eerste Unie van Brus
sel de katholieke gewesten -bun eigen uit-
leg der pacificatie, die verklaard wordt
een verbintenis te zijn tot handhaving van
het katholieke géloof en der gehoorzaam
heid aan den koning. Nn kan Don Jan
de pacificatie goedkeuren, onder belofte,
dat de Spaansche troepen binnen de 20 da
gen vertrekkeui zullen, die van andere na
tionaliteit nadat zij zullen zijn afbetaald.
Eerst na het vertrek der Spanjaarden zal
Don Jan als landvoogd worden erkend door
de Staten-Generaal, die intussehen hunne
verbintenis hernieuwen tot handhaving van
den katholieken godsdienst „en toute cho
se et partout", een besluit, dat onmiddel
lijk de afgevaardigden van Holland ott
Zeeland de vergaderzaal doet verlaten. Nu
heeft het Zuiden zijn Don Jan, maar is het
den vrede met het Noorden kwijt, en de
gedachte aan een tweede ballingsohap
drijft don drom van uitgeweken calvinis
ten, die op gezag van de schorsing der
bloedplakkaten naar het Zuiden zijn terug
gekeerd, tot wanhoop. Onder de katholie
ken zelven zijn er velen, die zich met
schrik afvragen wat zij bedreven hebben.
Zij verzoeken Don Jan, onmiddellijk den
vrede met Oranje te herstellen, die even
wel zijn gezanten te Geertruidonberg toe
voegt. dat hij calvinist is, en calvinist zal
sterven.
Men verwijt nu Don Jan te Brussel wat
men zichzelven had te wijten. Onmiddel
lijk breekt tusschen hem en de hooge hee
ren twist uit, ja die heeren zelven hebben
het volk niet meer in bedwang. De land-
voogd voelt zioh de gevangene van bur
gervendels; hij ontsnapt, maakt zich mees
ter van het kasteel van Namen, en vraagt
Philips de Spaansche troepen terug.
ORANJE KOMT EN BRENGT VREDE.
Nu is het Oranje's tijd. Al zijn voorspel
lingen zijn uitgekomen. De burgerij dwingt
de Staten hem naar Brussel te noodigen,
waar hij, 23 September 1577, onder onbo-
sch rij fel ij kon jubel des volks, zijn intocht
houdt,. Aersohot, de stadhouder .van Vlaan
deren, wil tegenwerken, maar wordt te
Gcrtt door partijgangers van den Prins
onschadelijk gemaakt'. De prins zelf,' onder
den ouden titel van ruwaard, treedt aan
het hoofd van het bestuur van Brabant.
Don Jan wordt vijand des lands verklaard
Matthias, in het land gehaald om Aer-
schot's werktuig te wezen, tot Oranje s
speelpop gemaakt. Marnix, zijn Noorde
lijke, Liesvelt, zijn Brusselsche vriend,
worden gekozen in den Raad van State.
De eerste unie van Brussel wordt door een
tweede vervangen, die de pacificatie in den
zin der verdraagzaamheid interpreteert.
Oranje schijnt het wezenlijk te bereiken
van hetgeen waarvoor hij jaren strijdt:
Nederland te vereenigen door cr den ge
loofshaat aan banden te leggen.
Het schoone droombeeld is teniet ge
gaan; wij weten het allen; het komt er op
aan, de juiste oorzaak te willen zien. Een
school van geschiedschrijving, wie heb niet
aan vrijmoedigheid, maar aan onbevangen
heid mangelt, weet tegenwoordig het ant
woord op te dreunen als een van buiten
geleerde les: „Grootnedcrland is te gron
de gegaan aan waalsch verraad. De Wa
len", verklaart de meester dezer school,
„werden zich hun rasgemeenschap tegen
over de onze bewust". Zonderlinge misvat
ting, in de actie der malcontenten een anw-
dietsche beweging te zien. Welke nationa
listische, welke „ras"-orief hadden de
Waalsche provinciën te^.J de generaliteit,
waaruit zij wegliepen, met mogelijkheid
kunnen inbrengen? Zij brachten in dezen
tijd in de Staten-Generaal zes stemmen uit
tegenover Vlaanderen en Brabant elk maar
één, en waren bok in den Raad van Sta
te ver boven hun beteekenis vertegenwoor
digd. Beide eollegiën beraadslaagden in
het Fransch. Was Oranje Soms dietsch par
tijganger? Zijn omgangstaal is het Fransoh;
de kerk die hij bezoekt de Waalsch-Her-
vormde. In zijn omgeving zijn Fransoh spre
kenden, ja Franschen, ruiin vertegenwoor
digd; Duplessis-Mornay, La Noue, Loyse-
leur. De Waalsche provinciën hebben niet
op Gent tégen omdat het een Dietsch, maar
omdat het een calvinistisch centrum is.
Waarom te loochenen wat in onze oogen
springt: aan een tekort van den breidel,
dien, in elk staatsverband, burgerzin, in
stinct van politiek behoud den religieusert
hartstochten dienen aan te leggen, aan een
te slappen staatswil, is Oranje's generali
teit te gronde gegaan.
KATHOLICISME EN CALVINISME.
Bij de Zuidelijken in het gemeen had het
j Katholiciiflue de kraoht eener gewoonte,
nog slechte bij uitzondering die eener bran
dende overtuiging. Een later geslacht heeft
de beweging, die onzen Vondel bijvoorbeeld
in den schoot der kerk terug kon lokken,
om haar ernst en toewijding terecht een
katholieke herleving genoemd. Ten tijde
der malcontenten is zij nog niet begonnen.
Evenmin bestond er, toen de pacificatie ge-
teokend werd, in het Zuiden een protoetant-
sche partij; die daartoe in 1566 behoord
had, was óf ter dood gebracht, óf uitge
weken. Wèl bestond er, onder de lagcro