ZAIEKDav. 1 DECEMBER 1932
ZALIG NIEUWJAAR!
Weer is een jaar voorbij!
Voorbij met zijn lief en leed, met zijn
groote en kleine zorgen en moeilijkheden.
Voorbij en verdwenen in den maal
stroom der eeuwen.
En zoo staan we dan aan den voor
avond van het nieuwe jaar.
Hof nieuwe, het onbekende!
Het nieuwe, liet onbekende, dat voor
ons verborgen ligt.
God alleen weet, wat achter die sluiers
voor elk onzer wacht.
Wij, wij weten niets.
Wij kunnen slechts bidden en wonschen
•n hopen.
Bidden om het goede; wenschen voor
het goede en hopen op het goede.
Bidden, veel bidden! Voor ons, voor
onze ouders, onze weldoeners!
Wenschen veel wenschen. Wenschen
dat de goede God, Die alles geven kan,
het ook geven zal.
Hopen, veel goeds hopen, omdat God
goed is en slechts het goede met ons
voor heeft.
Zoo staan wij voor het nieuwe jaar en
blikken in de onzekere toekomst.
Maar wat ons do toekomst ook brengen
moge. hetzij goed of kwaad; hetzij vreug
de of droefheid, alles wat Ons Lieve Heer
tje doet, is welgedaan. Nemen we aan
uit Zijn hand, wat Hij ons geven wil. Het
is goed voor ons nu of later!....
Ik wensch u en uwe ouders en uwe
familie, geluk, zegen en voorspoed in rui
me mate en gezondheid bovenal en de
vrede des harte, die het Kindje Jesus
bracht op het Kerstfeest en ook bracht
voor u en allen, die u dierbaar zijn.
Nogmaals „Zalig Nieuwjaar!"
Dan rest me nog een woord van dank
te brengen aan hen. die met me samen
werken om ons „Hoekje" te maken, wat
het nu is en de vele honderdtallen, die
aan onze wedstrijden deelnemen, Laat dat
zoo blijven, ook in 1933!
WIE ZIJN JARIG?
van 1 tot en met 7 Jan.
1 Jan. Piet van Geer, Kastanjelaan 17.
1 Jan. Theo Rodenburg, Zijde 204, B'koop.
3 Jan. Anny Brand, Papengracht G.
3 Jan. Jan Simons. Plantage 5.
3 Jan. Theo Noordman, Haagweg.
4 Jan. Jan v. d. Stok, Doezastraat 21.
5 Jan. Lena Gründemanu, Haarlem.
6 Jan. Cor Simniermann. Prins Hendrik
straat 74, Alphen aan den Bijn.
6 Jan. Lien v. d. Vooren J. v. Houtkade 23
7 Jan. Mina Plasmeijer, Oud-Ade, Zeven
huizen E 26.
7 Jan. Jacob Langerak, Hooge Rijndijk,
Zoeterwoude F 213.
7 Jan. Hein Straver, Oud Ade E 46.
Jk feliciteer de jarigen.
Wie volgen
Wie zijn of haar naam in deze lijsten
wil opgenomen zien en den datum van
geboorte nog niet opstuurde of bij de
raadsels 1.1. gevoegd heeft, doet dit als
nog, maar dan minstens veertien dagen
voor het verjaringsfeest.
Dankbeluigen voor den ontvangen prijs
kwamen nog in van: 1. Jan Vinkesteijn,
Wald. Pyrmonfstraat 23, Leiden.
2. Co v. d. Geest Warmond; 3. Ria Hoo-
geveer, Haagweg, Leiden.
Oom W i m.
ZALIG NIEUWJAAR
door Cor van Diest.
Oom Wim, mag ik even binnenkomen?
U vindt me toch niet brutaal?
Mocht U soms op mij gaan brommen,
Ga ik heel gauw aan den haal!
Op den eersten dag van 't jaar
Kom ik met mijn Nieuwjaarsgroet.
Kom ik tevens U mijn dank betuigen:
Voor alles wat U voor ons doet.
Hulde voor Uw rust'loos werken en
st reven,
Voor het heil van groot en klein
Heusch, Oom Wim, U kunt me gelooveu
Dat allen steeds U dankbaar daarvoor
zijn.
Ook namens Ta en Moe en Anny
breng ik U
Onze beste wenschen bij 't begin
van 't nieuwe jaar,
Dat u nog maar vele jaren ruoogt
werken.
Tot heil der gansche kinderschaar.
Tenslotte ook een woord van hulde
Aan de directie hier gewijd!
Door de vele schitterende prijzen.
Heeft ze menig kinderhart verblijd.
NIEUWJAARWENSCH
door Alyda Agterberg
L. S.!
Hierdoor kom ik alle mensohen,
die dit lezen hoe of waar,
veel geluk en zegen wenschen
bij 't- begin van 't Nieuwjaar.
't Oude jaar heeft ons gegeven
alles wat het leven biedt.
'k Heb mijn meening neergeschreven
naarstig in zoo menig lied.
Maar al deed ik naar vermogen
heb ik vaak voor U gekweeld;
werdt gij hierdoor wel bewogen
of.... heb ik u maar verveeld?
Och, als 't jaar zoo loopt ten einde
zien wij graag naar ons actief,
maar wat toch veel grooter scheen me
is voorzeker ons passief.
'k Zing dus verder: Heil Directie
van de mooie Kinderkrant!
Heil Oom Wim, voor uw correctie
reik ik dankbaar u de hand.
Heil mijn nichten en mijn neven
Ook uw Ouders al te gaar,
die om mijn gekrabbel geven,
Heil de heele lezersschaar.
'k Wensch u 'n hemel zonder wolken
voorspoed zij ook steeds uw deel,
'k wil mijn heilwensch hier vertolken
voor het jeugdblad-personeel.
In Engeland wordt uitgegeven
'n Kinderkrant, naar men beweert,
door het kind geheel geschreven
en een schrijfster dirigeert.
Daar begrijpt men, dat gewoonlijk,
en vooral de kleine liên,
zich willen graag verpersoonlijkt
in de dingen om zich zien.
Daarom heil, dit blad geprezen
kinderen uit heel ons land,
wil dit jaar vereenigd wezen
In en door de Leidsche Krant.
GELUKKIG NIEUWJAAR
door Antje Keizer—Klaasen.
Aan allen, Om Wim, nichten en neven,
Wensch ik blij te moe,
een gelukkig en zegenrijk
en voorspoedig Nieuwjaar toe.
Mogen al uw nichten en neven
blijven meedoen .aan onze krant,
Waardoor we dan blijven
in éénen band.
En nu, nu ga ik maar eindigen,
Op 't einde van dit jaar!
Maar roep nog eens van harte
Allen toe een „Zalig Nieuwjaar!"
EEN OORSPRONKELIJK
KERSTVERHAAL.
door Oom Wim.
II
Toen was hij bedrijfsleider in een groote
fabriek en was een voorbeeld van trouw en
plichtsbetrachting; toen nam hij zijn gods
dienstplichten evengoed waar, als zijn
plichten, verbonden aan zijn ambt; toen.,
durfde hij iedereen nog onder de oogen te
zien en w^s de trots van zijn vader en moe
der, tot.... de duivel van afgunst en haat
hem ten val bracht en hem bracht tot dief
stal uit de brandkast van den directeur der
fabriek en van dat oogenblik af. was het
gedaan met zijn trouw en zijn plicht; met
zijn liefde voor zijn ouders; met de vervul
ling van zijn godsdienstplichten.
Hij valt en de val gaat dieper en dieper.
Gegrepen wordt ie en na zijn straftijd te
hebben uitgezeten, vlucht ie weg, van de
buurt waar zijn wieg eens stond; weg van
de menschen, die hem kenden, en nu zwerft
ie en leeft van wat hij heeft, hetzij uit me
delijden gekregen of in stilte weggehaald.
En zoo gaat zijn leven voort. Voor-hem
is geen Paschen meer; voor hem heeft
Kerstmis zelfs geen beteekenis meer; voor
hem geen ouderhaard, geen koesterende
moederliefde; geen vermanende vaderraad;
voor hem is maar één gedachte, die alles
beheerscht en alles vermag: „geld!....
waar vind ik geld! geld om te leven, om
te genieten".
Zoo zit ie daarEn denkt na
Hij denkt na en in schrille, sohelle kleu
ren doemt het verleden van de laatste ja
ren voor hem op. Het is gek, dat ie daar
juist nu aan dat. alles moet denken. Nu in
dezen nacht, terwijl de zware klokken uit
gindsche kerktoren tot hem doordringen
alsof zij ook hem willen oproepen, om te
gaan tot Hem, Die daar ligt op een bedje
van stroo en toch is de Heer van wel
en wee; de Zaligmaker en beloofde Mes
sias.
Zware wolken van z'n fijna havanna
blaast ie de lucht in en verliest zich in een
labyrinth van gedachten; gedachten aan
zijn ouders en zijn prille jeugd; gedachten
KERSTNACHT
door Jeanne van Mil.
Wie had dat ooit gedacht
Veel jaren van te voren?
Dat Jezus eens zou slapen
Te Bethlem in een stal
Sint Jozef daar moest waken
Over de Schepper van het heelal.
aaai den tijd, toen ook voor hem nog
Nachtmis van 25 December, meer was i
een naam; gedachten van zijn jongelir
tijdperk, met zijn wenschen en verlang midden in den nacht,
en begeerten om wel te doen en een nul Waarin Jesus werd geboren.
lid in de maatschappij te worden
dachten vanmaar kom, we laten h
zijn eigen weg volgen en zien wat daar
ven zijn hoofd plaats vindt.
Franske, vier jaar oud, schrift plots w<
ker.
Hij weet, dat vader en moeder naar
nachtmis zouden gaan. Hij had het
hoord; stil beluisterd. Maria kijkt zoo teeder
Hij had het naar gevonden, maar hij z- Naar 't kleine Jesus-Kind
niet alleen zijn, naar hij meende. En Haar gezicht geeft weder
Toch ging al veel in dat hoofdje om. Hoe lief zij Hem toch vindt.
Liefst was hij meegegaan, hoe klein l
ook was. Als heel die slechte wereld nu,
Maatje had er zooveel van verteld. 2 Daar toen was bij geweest,
had verteld van een klein Kindje nog kle Dan zou ze waardiger vieren
ner dan hij. Dat Kindje heette Jezuke. E Ons heerlijk schoone Feest,
was heel arm. Het was in een stalletje b
het vee geboren. Daar lag het niet in ee KERSTMIS,
mooi wiegje of een zacht bedje, oh neen door Gerard Keizer,
net kindje lag op stroo, omdat vader e
moeder zoo arm waren. Zij hadden niet D® Verlo8ser geboren
kunnen koopen. Kwam, als hulploos menschenkind.
Zoo vertelde Maatje! En Franske von< °P de koude koele aarde
dit voor Jezuke erg naar. Hij had zoo graaj Zonder woruDS> zonder vrind.
Hem een plaatsje willen geven naast hen
in zijn mooi ledikantje en in zijn kamertje Hulpeloos ligt Hg ter neder
met dat mooi behang waarop vogeltjes^11 een koude beestenstal.,
stonden geteekend. "Zonder schoone lijngewaden,
Neen. dat was niet mooi! Waarom was1*# de-KoninS van 'fc Heelal.,
de moeder van Jezuke ook zoo arm? Dat
moest niet zijn. Ieder kindje moet eenMaria zoekend in ronde
mooi, warm bedje hebben om te slapen en0f Haar moederoog wat vindt,
te droomen. Wat nog warmte kan bieden
Zoo dacht Franske en met deze gedachte Voor Haar Zoon, Haar eenigst Kind...
gin e hij slapen. Maar, hij sliep onrustig.
Hij wentelde zich in de slaap heen en^ie- daar na<^'ren os en ezel*-
weer, tot hij meende iets te hooren. Stooten hun warme adem uit,
Wel ja ik ga eens kijken, misschien Verwarmen daarmee 't Goddelijk Kindje
zit pappie nog op en zoo laat zich Frans- Dat tevrée z'n oogjes sluit
ke uit het ledikantje glijden en tippelt op
bloote voetjes naar de deur.
De deur is niet op slot.
Langzaam en voorzichtig gaat ie tot aan
de trap.
Ja, daar is licht in vaders kamer. Een
straaltje licht schiet de gang in.
Als hij eens pappie ging verrassen!
Waarom zou hij niet? Hij zal het zachtjes
doen, heel zachtjes
En hij deed het zachtjes.
De trappen kraakten niet onder den
zachten druk van die kleine voetjes.
„Achterwaarts, zooals hij altijd deed, Iaat
hij zich naar beneden en staat zoo in de
gang.
Nu kruipende naar binnen. Dan zal pap
pie niets merken en zoo sluipt deze kleine
inbreker nader en doet behoedzaam de
deur, die aanstaat, wat verder open en..
ziet iemand in vaders stoel dikke rookwol
ken uitblazen en de heele kamer vullen
met sigarenlucht, zooals pappie dat ook
deed, als hij daar aan zijn bureau te wer
ken zat.
En Frans staat op en komt nader zien,
wie dat is. Bang is ie heelemaal niet. Waar
om zou hij bang zijn?
Zit die vreemde man niet in pappie's
stoel en wie dat doet, is geen vreemdeling,
maar een vriend.
Wat doe jij hier?
Verschrikt ziet de dief om en laat in z'n
verbouwereerdheid de sigaar uit zijn beven
de handen vallen.
DE KERSTBOOM
door Gretha Haverkorn.
in een kleine, schaam'le woning
Ligt de Moeder ziek ter neer,
|ïij haar sponde speelt haar zoontje
tan staakt hij zijn spel een keer.
Moeder", zegt hij, „heel, heel spoedig,
SVordt het Kerstfeest weer gevierd,
Vloeder, wordt dan weer als vroeger,
n Kerstboom voor mij opgesierd?"
lind, mijn lieve, kleine jongen,
ds ik kon, ja.., dan.., dan wel!
laar je weet, '*t is voor mij tobben,
n dan óók mijn ziek gestel,
roeger, ja.., toen Vader leefde,
'aren we in beter doen,
u, ja nu, mijn beste jongen,
Gaat, helaas, niet meer als toen!"
7entje kijkt bedroefd naar Moeder,
zijn oogen blinkt een traan,
>n speelt hij, slechts heel even,
i spreekt hij weer Moeder aan:
*eder, 't lieve Kindje Jesus,
✓am op aarde ook voor mij,
Kerstfeest, dat wij spoedig vieren,
„akt toch alle menschen blij!?"
(Wordt vervolgd).
GLORIA IN EXCELSIS
dcor Anny vap Diest
Blijde klonk over Bethlehem
Der Eng'len vreugdezang;
En kondigde de blijde mare aan:
,,'t Kindeke, dat verwacht werd,
eeuwen lang",
„Ligt in een stal geboren".
En blijde klinkt 't lied der Englenkoren:
„Gloria in Excelsis Deo".
Een Engel spoedt zich haastig heen:
Tot de herders, die houden de wacht,
Een stralend licht verscheen plots., en
„Vreest niet", zegt him d' Englenstem
zacht.
„Komt gij allen naar Bethlehem's stal"
„Daar ligt geboren de Schepper van
't Heelal":
„Gloria in Excelsis Deo".
Een wond're sterre verscheen in
't Oosten,
En werd door drie koningen aanschouwd
Spoedden zich met hun gaven,
wierook, myrrhe en goud;
Na een langen reis, begeleid door der
sterre schitterend licht,
Aanschouwden en aanbaden ze 't
Goddelijk Wicht:
Gloria in Excelsis Deo!
O, Jezuke, ook ons gewerd dit blijde
bericht,
Ook wij knielen eerbiedig bij 't
kribbeke neêr,
Heel ons hari. willen w' U schenken,
U willen tij beminnen, immer meer,
Ach, wilt Sij dan?, van ons ook hooren
Den blijdtfi zang der Englenkoren:
Gloria in Excelsis lAeol
haar; een gen rog, een grooten zak
op den schouen een dikken stok, waar
het mannetjeaar op steunde. Schuife
lend ging hips weegs. Het was geen
bedelaar in «rechten zin des woords,
want hij gingïen, naar zijn vaste klan-
ten; dat is feggen, hij schelde alleen
aan bij de baers der straat, waar hij
geregeld zijnite gave in ontvangst
mocht nemen na een vriendelijk dank
woord, meerfluisterd dan gesproken, I
gmg hij weer Ier. Het was zijn gewoon
te om altijd Zaterdagsavonds te ko
men, als het Bchemerde, en zoodoende
zagen we herileen in voor- of najaar; I
want zomers h we meest al in bed, als
de schemerinjviel. Er waren kinderen,
aie bang warvoor het mannetje; maar
ik verondersUafc ze er zelf geen reden
voor konden even. Of misschien was
Het voor die >ten zak, die hij altijd bij
zich hadMasatuurlijk was het erg dom
en on verstane van die kinderen om op
e vlucht te in, zoodra ze hem zagen
aankomen. M noemde hem wel eens I
Ahasverus, deeandelenden Jood. Daar
hebben jullie h wel eens van gehoord,
van dien Joodie Jesus, toen Hij nog
op aarde waoij één van Zijn tochten
weigerde gasfheid te verleenen. Nu
jullie begrijpeiel, dat cok dat een dom
heid van die tderen was. Ik heb hem
nog jarenlangezien, tot we uit die
straat verhuis«jn naar een andere straat
daar zag ik h nooit meer."
We haddenil zitten luisteren; Moe
vertelt zoo piig! „En Moe", vroeg ik,
„zou hij nu r leven!" „Ja," zegt Moe,
„dat is waar iedere vertelling eindigt
met als hij ^caiet gestorven is, leeft hij
nu nog Maariom gansje, het is nu al
bijna dertig j geleden, dat het een
stokoud manne was, zooals ik zei. Nu
dan is het tocleker al heel onwaarschijn
lijk dat hij ntog leeft!" Ondertusschen
was pa kameiinnengekomen; en knipte
zoo maar patés het knopje van de
lamp aan, zoot we plotseling in de hel
verlichte kaam zaten en even met de
oogen knippera voor het felle licht; ter-
T S* soiiert^d opmerkte niet te weten
dat Moe nog :gd herinneringen rijk was
van dertig ja; terug! Maar wij hadden
fJjn genoten eau vertel ik het hier weer
m de hoop dsOom Wim het voor „On-s
Hoekje" gesch; vindt.
„eder, ik zal Jesus vragen
„te helpen in uw nood,
„nt wij bidden altijd samen
„1 zijn liefde is zoo groot 11
„ldan zal ik Vader vragen
„C een Kerstboom als weleer,
„Jdat zal hij zeker vragen
„Vr mij aan Onz' Lieve Heer!
Meer blikt met reine liefde
Opaar kleine liev'ling neer,
Zuleen kind, o wat een rijkdom!
Kr^ zij van Onz' Lieve Heer!
't (E haar kracht en weldra sterkte,
Zie* keerde, o hoe schoon!
Zij n nu werken als voorheen,
Vooden Kerstboom van haar zoon!
SCHEMERUUR
door Annie van Diest.
We tten gezellig bij elkaar; moe in
haar bkje bij de kachel, en ik, zooals
gewoonk heb een laag stoeltje, dicht bij
Moe enit kuus dicht bij haar. Mijn broer
tje zit raag altijd bij het raam, sterren
te telle zooals ik hem wel eens plagend
zeg. „H toe Moe," vlei ik, „vertelt u nu
nog een iets van toen u nog een meisje
was. Da kunt u altijd zoo prettig." „Klei
ne vleistr", zegt. Moe, „ik heb a.l zooveel
verteld, weet heusch niets meer." „Hé,
ja", kom nu mijn broertje, „vertelt u nu
nog eens dan hebben we meteeen weer
eens iets voor „Ons Hoekje"." Dit zeggen
de, zet hi, zijn stoel al bij en komt bij ons
zitten.
„Wel, wjI," zegt Moe, „moeten nu mijn
jeugdherimeringen ook al in de courant;
nu, ik wee, niet hoe Oom Wim daarover
denkt. Maar ik zal je eens iets vertellen,
wat me nu juist dezer dagen weer in mijn
gedachten rtvam. Ik was nog maar een
jaar of ach;, toen ik het mannetje voor
het eerst bij ons in de straat zag komen.
Een stokoud mannetje met grijzenden
baard, een angen baard, hoor! en grijs
Laat Movaker vertellen Annie en
stuur mij die rinneringen gerust op: ze I
zijn wel eerplaatsje in „Ons Hoekje" I
waard en., bag haar vooraf mijn dank. J
Oom Wim.
MIJN KEINE BROERTJE
door jianna Zevenhoven.
Mijn kleine)roertje r nu negentien I
maanden oud.iVat waren wij blij, toen I
Moe met hennit het ziekenhuis kwam. I
Broertje was iet ziek maar hij was in 1
het ziekenhuisjeboren, want mijn moeder I
lag erin. 's Avids 29 Nov. 1930 kregen we I
bericht, dat ooievaar hem bij Moe I
had gebracht.o, wat waren we blijAls
we gekund gedurfd hadden, hadden
we een gat inlen zold gesprongen.
En toen M) er mee thuis kwam, had
den we het iele huis versierd. Wat had
den we een :et! De lampions hingen oj
en bengeldenvroolijk door de kamer. En
op den spiefi stond met groote letters:
„Welkom lie* Moe met het kleine broer
tje". O, wat ras dat een vreugdeAls ik
er aan denkjiou ik wel weer zoo n broer
tje willen kjjgen. En wat was het een
schat! En wt is het nc;, een schat! Hij
loopt nu, er als hij loopt dan roept hij
stap, stap! in ieder van ons roept hij al
bij zijn naai. Toen hij vijf maanden was,
kreeg hij kinkhoest. De dokter heeft
hem viermal ingespoten. O, wat zaten
we in de rar! Wat waren we bang, dat
Onze Lievi Heertje hem weer zou komen
halen!
Maar, iee hoor, wij mochten hem ge
lukkig behouden. Want al was het de vijf
tiende, we konden hem toch nog niet mis
sen. U kunt wel denken, dat hij verwend
wordt. Wat de een niet weet, weet de an
dere. Hebben we pret dan stoeit hij mee.
Kibbelen we soms dan steewt hij zijn
kleine vuistje op en roept dan o, o, o, of
En dan is het kibbelen weer veranderd in
pret. We vragen lederen dag dat Onze
Lieve Heertjo hem zegenen zal, dat het
een brave jongen worden raag. Hij heet
Gerard, genoemd naar de H. Gerardus.
Dus die zal hem ook wel helpen en bij
staan door dit leven. Dat hij ook eens een
H. Gerardus in den Hemel zal worden.
Dat hopen we alle van harte.