ZATERDAG 12 NOVEMBER 19a* DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 8
CORRESPONDENTIE.
Ant Oldekalter, Oldenzaal.
Nog niets naders gehoord. Ik begrijp er
niets van. En jij?"Wisten we maar eens hoe
en wat. Er is niets ellendigers dan de on
zekerheid! Geduld Anton! Ik moet het ook
beoefenen. Dag Anton, veel goeds en suc
ces Groeten thuis
Annie van Diest, Sassenheim
Daar vind ik tusschen den stapel brie
ven, dien ik nog beantwoorden moet, een
vers van jou. En ter wille van jou laat
ik je dit even voordragen. Daar is Annie
en zal voordragen:
ZEPPELIN.
Zaterdagmiddag 18 Juni, 't was een
uur of vier,
(Tc Wa« juist buiten aan 't spelen en
had veel pleizier!)
Zag ik heel in de verte aan de lucht,
't leek een zilv'ren sigaar;
O, ja de Zeppelin zou vandaag
komen, dat is waar!
En spoedig kondigde het geronk
het ook aan:
De luchtreus vervolgde rustig zijn baan!
Ik ging naar huis, en riep: „Moe kom
vlug naar buiten toch!
Wellicht ziet U ook de Zeppelin dan
nog!"
Maar Moe, rustig en kalm als altoos,
Sprak: „Heb maar geen nood, we
zien hem nog een heele poos!"
En ja, steeds dichter bij kwam het
wonder ding,
Alsof het recht over ons huis heenging!
Naar Warmond vervolgdhet zijn tocht
En maakte daar Westwaarts weer
een bocht.
Nu ging het verder over Leiden en
Den Haag,
's Scheen, alsof die reus vervolgde
zijn weg maar traag!
Maar 's spreekwoord „Schijn bedriegt"
moet hier ook worden gezegd!
Al weldra had de reus zijn weg zoover
afgelegd,
Dat we hem niet meer onderscheiden
konden
Alhoewel we nog lang te staren
stonden!
En zoo hadden we de luchtreus goed
en lang kunnen bekijken; dat was fijn!
Ons huis staat aan de buitenkant van 't
dorp; 't kan toch wel prettig zijn!
Dag Annie! Veel groeten aan pa, moe
en broer!
Albert Vreeburg, Leiden.
,.De avonturen van Hans" krijgen vast een
beurt Albert. Zie de volgende week eens!
Dag Albert! Groet vader en moeder van
me!
Dora v. Witten, Hazerswoude.
Dat opstelletje van den vorigen keer
was niet slecht; het was alleen wat kort.
Probeer eens aan een lang verhaal! Ben
jij ook al in Amsterdam geweest? Ik ge
loof dat het bij Tante Jo nog zoo kwaad
niet is. Dag Dora!
Annie Hoogervorst, „De Mie-
n i n g". Wat heb jij wel gedacht? Mij
dunkt, ik hoor je al binnensmonds moppe
ren: „die nare Oom laat mij met de gebak
ken koekjes zitten". Niet te gauw Annie.
Daar komt ze en draagt u voor:
KOEKJES BAKKEN
door Annie Hoogervorst
In een hoekje van de keuken
Daar stond onze kleine Jet,
Strakjes gaat zij koekjes bakken,
Alles heeft z' al klaar gezet.
Suiker, ei'ren, meel en boter,
Roert ze eerst heel goed dooréén,
Klontjes in 't beslag, dat mag niet,
Nu, je ziet er werk'lijk geen!
Even proeven, even likken,
Nog wat suiker, nog een ei?
Nog eens proeven, nog eens keuren,
Ja, er moet wat suiker bijl
Broertje komt eens even vragen
Of hij niet wat helpen moet?
Kijk, bijvoorbeeld telkens proeven
Net, zooals zus Jetje doet!
Maar die Jetje lacht eens oolijk
Neen, hoor! hulp behoef ik geen,
Al is 't nog zoo'n moeilijk werkje
Heusch. ik kan het best alleen.
Strakjes, als de koekjes klaar zijn,
Broerlief, dan begrijp je pas,
Dat voor 't bakken van die koekjes,
't Proeven werk'lijk noodig was!"
Dag Annie! Met hand en groet voor u
allen
Marietje Stiphout, Leiden.
Ik laat het verhaal: „Toen Albert van
school was" plaatsen. Zie de volgende
week eens! Dag Ma-rietje! Welkom in ons
nndden!
Steven van Berkel, Voorhout.
Ik zal jou eens een pleizier doen en het
opstel „Het kind onder de sneeuw" een
plaatsje geven. Dag Steven! Heb je ook
wat gemaakt voor dezen wedstrijd? Hand
en groet!
Ria Hoogeveen, Leiden. „Het
halssnoer met het gouden hartje" wordt
de volgende week opgenomen. En doe je
aan dezen wedstrijd ook weer mee. Ik
hoop je te zien. Daaag!
Coba v. d. Eist, Miening. Ook
jouw klein verhaaltje wil ik plaatsen, om
jou een pleizier te doen! Dag Coba! Groet
vader en moeder van me? Doe je nu ook
weer mee?
Cathrien Simmermans, Al
phen. Het opsteltetje „De Luchtballon"
is danig kort. Toch zal ik het nog eens be
waren. Misschien dat ik het nog eens
plaatsen zal, om je te laten zien, hoe wei
nig het lijkt, als het gedrukt is! Dag Ca
thrien
Victor Sormani, Leiden. Tot
mijn groot genoegen zag ik, dat jullie allen
ook van de partij was. En nu? Ik hoop weer
allen te zien en dat Fortuna één uwer ver
blijdt met één der prijzen, die aan den
wedstrijd verbonden zijn. Dag Victor!
Groet vader en moeder van me en de zus
jes en broertjes!
Anna S t ij n m a n, Leiden. Ja,
Annie, ik heb het met de correspondentie
en den wedstrijd erg druk. En heb je veel
pleizier gehad met het uit logeeren gaan.
Hoe gaat het met de Kruiskinderen. Ik
laat het stukje plaatsen. Zie eens de vol
gende week. Dag Annie! Jammer dat het
stukje niet eerder is gevonden! Allen ook
nu meedoen hoor! Daag! Groeten aan alle
huisgenooten
Adrie v. d. Lubbe, Stompwijk.
Zoo Adrie, heb jij altijd meegedaan en
nog nooit iets gewonnen. Dan gaat het je
precies als het mij gaat. Ik speel al 40 jaar
in de Staatsloterij en mijn winst mag jij in
de spaarpot hebben. Volhouden! Groet
Nellie! Heb ik je al op dezen wedstrijd
gezien?
Greta Haverkorn, Leiden.
Wel Greta, mij dunkt, ik hoor je al zeg
gen: „eindelijk! Daar is ie! Wat duurde
dat lang". Ja Greta tot mijn spijt heeft
het lang geduurd, maar ik vind nu pas de-'
zen dag het op den stapel. Zoo liggen er
nog 40 te wachten. En nu het vers? Dat is
mooi. Ik hou me aanbevolen en ik laat het
je onmiddellijk voordragen. Daar komt
Greta en vertelt jullie wat van:
EEN VISCHDAG
door Greta Haverkorn.
Broertje Jan ging laatst uit visschen
Op een mooien zomerdag;
Vaders vischbak nam hij mede,
En op zijn hengels lag hij beslag.
Zoo toog Jan dan vroeg naar buiten
Naar een grooten waterplas,
Het vischtuig had hij dra in orde
Net of hij een eohte visscher was.
Spoedig zat Jan dan te turen
Op zijn dobber in het nat,
Wie nu aan zijn aas zou bijten
Was een vogel voor de kat.
Een half uur had hij zoo gezeten,
Tot plots, ja Jan-broer schrok,
Een visch zijn mooie dobber
Heelemaal naar de diepte trok!
Jannemaq sloeg met zijn hengel
En de visch zat aan de haak,
Doch toen hij hem op wou halen
Brak zijn hengel met luid gekraak!
Dat is jammer, dacht broer Jantje,
Nu ben ik die brasem kwijt;
Maar wat zal vader nu wel zeggen
Van wat ik hem toch heb bereid.
Thuis gekomen, met de brokken,
Van de hengel slechts het dikste stuk,
Kreeg hij eerst van Moeder standjes,
Vader was niet thuis tot zijn geluk.
Moeder bracht voor hem de zaak in orde
Bij zijn vader; hij was kwaad;
Deze kreeg van hem een nieuwe hengel,
Waarmee hij nu uit visschen gaat!
Wat zeggen jullie daarvan? Dag Greta!
Ook aan dezen wedstrijd meedoen en ook
de andere schoolgaande zus en broer.
Groet vader en moeder van me!
Nelly Huyts, Leiden. En hoe
is het met het examen afgeloopen? Ik twij
fel er niet aan of je bent geslaagd. Het
opstel wordt geplaatst. Nog even geduld.
Zie ik je ook nu weer? Dag Nelly! Groet
vader en moeder van me!
Jacques van Dam, Leiden.
Jij schijnt een buitengewone voorliefde
voor fluiten te hebben. En om de andere
Neefjes eens te laten hooren, hoe jij een
jongen noemt, die niet fluiten kan, laat ik
je dit stuk tot slot van deze corresponden
tie voord. agen. Daar is Jacques.
OVERAL IN NEDERLAND.
Overal in Nederland,
Op de klei, op veen, of zand,
Zijn de jongens allemaal
Wonder, v ndermuzikant.
Zingen doen ze als het moet,
En ze zingen allemaal goed,
Maar hun muzikaal gefluit
Komt er toch nog boven uit.
Alle jongens, groot en klein,
Als het flinke jongens zijn,
Zijn ze allemaal
Wonder, wonder-muzikaal.
W7aar je gaat of waar je komt,
Overal komt 't gefluit je tegen.
't Lijkt 'n muzikale regen.
Als je niet je ooren sluit,
Hoor je muzikaal gefluit.
Ook in deze groote krant
Zijn de jongens amusant
Fluiten doen ze allemaal
Mooier dan een nachtegaal,
Want wie niet aan fluiten doet
Is een jongen zonder bloed.
't Is geen jongen, 't is geen man,
Die geen deuntje fluiten kan!
B e p v. d. G e e st, Warmond. Dat
mooie versje over mij en de kinderrubriek
zal ik uit bescheidenheid maar niet plaat
sen. Ik dank je wel lief Nichtje en nu tot
ziens op dezen wedstrijd. Groet vader en
moeder en huisgenooten.
ONZE WEDSTRIJD
door Anny van Diest
Ons Hoekje kondigde de vorige week
reeds aan,
„Een raadselwedstrijd in zicht! Allen
nu weer je best gedaan!"
Met spanning werd dus de aangekon
digde weer verwacht,
Wat- of die nu voor ons voor
moeilijkheid medebracht!
Daaii kwam ie dan onzen eigen
kindercourant
De najaarswedstrijd met prijzen,
waarnaar een ieder watertandt
Zulke mooie prijzen en nog wel zoo
een groot aantal,
Ik vrees, dat Oom Wim ons een beetje
verwennen zal!
We zullen, Oom Wim en de directie
steeds dankbaar zijn,
Voor alles wat U doet, ten pleiziere
van groot en klein.
Dat ons Hoekje ons nog veel vreugd
mag geven, hopen wij blij;
Ontvangt u de groeten van Pa en
Moe, van Cor en mij.
Hierbij zullen we het laten.
Tot de volgende week!
Wie wat te vragen heeft, vrage.
Er liggen nog 36 brieven te beantwoor
den en verhalen.
Oom Wim.
WIE ZIJN JARIG?
van 13 tot en met 19 Nov.
13 Nov. Lina en Agatha Beijk, Bijdorpstr.
6, Sassenheim.
15 Nov. Ignatius Gijbeis, Koninginnel. 57.
16 Nov. José Simons, Plantage 5 Leiden.
16 Nov. Jana v. Loon, Nieuwstr. 23 Boskoop
17 Nov. Geertje van Gerven, Sohenkelweg
Zoeterwoude.
17 Nov. Annie v. Heetveld, Anny v. Sak
senstraat 8.
18 Nov. Jan v. d. Burg, Residastraat,
18 Nov. Wim Hermans, Plantsoen 99.
18 Nov. Leo Ammerlaan, Heerenstr. 125.
18 Nov. Henk v. d. Burg, Resedastraat.
19 Nov. Alyda Agterberg, Utrecht.
Wie volgen.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie in deze lijsten wil opgenomen wor
den en dit nog niet gedaan heeft bij het
insturen der raadsels, doe dit alsnog,
maar minstens veertien dagen voor den
verjaardag.
Oom Wim.
ONZE RAADSELWEDSTRIJD.
Onze Raadselwedstrijd wordt een succes
Het blijft brieven regenen.
Mooie verhaaltjes en versjes zijn bin-
De volgende week weet ik meer.
Wie nog niet klaar is. schiet op.
Het is zoo 15 November.
Na dien tijd is de kans verkeken.
Den lGen gaat de deur dicht.
Ieder briefje wordt beantwoord.
Vooruit nu!
Oom Wim.
(Voor de grooten).
DE GEHEIMZINNIGE PATIENT
door Gerard Keizer.
X.
Toch zou hij er op gevaarlijke wijze weer
bedachtzaam op woruen gemaakt.
Toen Versteeg ademloos de trappen van
het bureau ophorue en hij net voor de deur
stoud, voelde hij plotseling iets langs z'n
rechteroor suizen.
Als bij ingeving sprong Versteeg op zei,
eneen dolk vloog met kracht in het
deurkozijn. Snel als de bliasem keerde Ver
steeg zich om, en zag nog juist, hoe een
man in een daar klaar staande huurauto
sprong, en die ijlings vol gas gaf.
In een oogwenk stoof de auto een hoek
om en was uit het oog verdwenen.
Maar Versteeg zag ook, dat een der man
nen van de bereden politie het heele inter
mezzo zeker had gezien, in volle vaart op
zijn motorfiets de auto achterna ging.
Versteeg haalde de dolk, waaraan een
briexje was bevestigd uit het kozijn en Las
het volgende:
Denk aan de wraak!!!
Verricht niets en verraad niets tegen ons
en van ons, of H. wordt de dupe!!!
Een rilling voer Versteeg door de leden,
als hij aan het lot dankt, die Hasselo (want
dat met die H den bankier was bedoeld dat
wist Versteeg zekerj wachtte, als zij, de
bende, het wisten, dat zij verraden waren 1
Versteeg liep het bureau binnen en leg
de het heele geval bloot aan den dienst-
doenden ambtenaar. Die luisterde eerst
ietwat wantrouwig naar het schijnbare ver
dichtsel, maar t-oen Versteeg zoo ver met
het verhaal was gekomen, dat hij het brief
je, die hij van den patiënt, op sluiksche
wijze had ontvangen, ging voorlezen, spit
ste de man z'n ooren.
En tóen Versteeg de naam Hasselo noem
de ging er een glans van genoegen over
's mans gelaat.
„Waar onze beste speurhonden hebben
gefaald, heeft een dokter ons geholpen. Nu
kunnen wij eindelijk de familie van mijn
heer Hasselo ©enige zekerheid geven om
trent zijn verblijfplaats, die nu juist niet
de rooskleurigste is, maar die wij trachten
zullen met list in te nemen, met uwe zoo
door de politie gewaardeerde hulp!"
„Wel zeker, meneer, wil ik m'n beste
krachten wijden aan de bevrijding van dezen
ongelukkige, maar ik verzeker u, dat wij
de voorzichtigheid moeten betrachten".
„Eén fout aan onze kant, en ze bemerken
dat ze verraden zijn, ende bankier
moet hun val met z'n bloed betalen! Lees
slechts even dit papiertje".
Toen overhandigde Versteeg het pa
piertje en vertelde wat er daar juist voor
de deur was voorgevallen.
„Maar dat is verregaande brutaliteit",
riep de ambtenaar met heesche stem uit-,
„daar moet .paal en perk aan gesteld wor
den".
„Heel de stad is opgewonden over de
geheimzinnige verdwijning van den heer
Hasselo, en men verdrong zich aan de bank,
toen het feit bekend werd, dat de bankier
verdwenen was, omdat men een te kort
vreesde.
Bij het onderzoek door deskundigen bleek
het, dat de boeken perfect in orde waren
en de bank over een goed belegd vermogen
beschikte! Dit heeft de gemoederen wel is
waar een beetje gekalmeerd, maar aan ons,
de politie, is het de taak, om den verdwe
nen bankier op te sporen.
Nu blijkt het eohter, dat de sinds lange
jaren verdwenen bende wederom in onze
8tad herbergen, en het is dus zaak, deze
bende, die vroeger al gevreesd werd, door
heel de bevolking, onschadelijk te maken!"
„Maar hoe verklaart u dat dan, als u nu
al weet, dat het een bende is, die vroeger
ook al van zich heeft doen spreken?" vroeg
Versteeg verbaasd.
„Wel mijnheer, aan het toepassen van
dezelfde methoden, die ze vroeger gebruik
ten n.l. het gooien van dolkmessen, waar
aan een briefje is bevestigd.
„Dit spelletje heeft hun toen weliswaar
een hoop boeven in handen der politie
doen vallen, (de geschiedenis zou te lang
worden, als ik hieromtrent in bijzonderhe
den zou treden), maar waar is het", beves
tigde de ambtenaar.
(Wordt vervolgd).
EEN REGENACHTIGE MIDDAG IN
DE HERFST.
door Cor van Diest
Een triestige Zondag! Veel wind, ruw
weer, af en toe een druilerige regenbui;
wolken jagen af en aan, de ééne opge
zweept en voortgestuwd door de andere.
We zijn naar de vespers geweest; nu heb
ik een boek onder handen genomen, maar
het lezen boeit me niet. Stilweg ben ik
aan het mijmeren geraakt; ik kijk naar de
rusteloos voortdrijvende wolken. Het wol-
kenspel trekt mij aan; het laat mijn blik
niet meer les. Al mijmerend tracht ik de
wolken een bepaalde vorm te geven; daar
gaat er één die gelijkt precies op een hoo-
ge laars met een hooge, onregelmatige
hak er onder. Ik tuur ze na, tot eindelijk
deze wolk zich heel in de verte aan mijn
blik onttrekt. Dan zie ik weer een andere
deze gelijkt op een heuvelrij; hé, daar nu
op te klauteren op die heuvels en dan,
door den wind geholpen er hard, zoo vlug
mogelijk af te hollen. Vlug, steeds vlug
ger! Maar ook deze is reeds in de verte
verdwenen; een volgende geef ik den vorm
van een Zeppelin. Het- mijmeren stemt tot
melancholie, een beklemd gevoel komt
over me.
Alles wat rondom me leeft en geschiedt,
trekt zich als een waas aan mij voorbij. Ik
word geroepen, ik geef er mij geen reken
schap van; geboeid als ik ben door dat
rusteloos jagen en glijden der wolken. Er
gaat een zekere betoovering van uit. Plot
seling word ik opgeschrikt door de stem
van mijn Moeder, die lachend achter mij
staat en vraagt of ikin slaap gevallen
ben, daar ik niet eens gehoord heb, dat ik
geroepen ben. Verdwenen is de poëzië
der mijmering, overgegaan tot de proza
van het leven. Ik werd geroepen om thee
te drinken; nu een kopje thee smaakt wel.
Mijn zusje kan niet nalaten me er even mee
te plagen, dat ik nu al de sterren stond te
tellen. Die plaaggeest! Na de thee ga ik
met mijn zusje aan het tafeltje bij het raam
een spelletje doen; tot de schemering be
gint te vallen. Tegen den avond is de
lucht wat opgeklaard; de wind is gaan lig
gen. Hier en daar zijn al sterren zichtbaar
We zitten heerlijk te schemeren. De rasse
gloed van de kachel doet weldadig aan;
en het getemperde roode licht van de
schemerlamp verhoogt de gezelligheid.
Poes ligt voor de kachel; geniet van de
warmte. Mijn zusje heeft haar stoel dicht
bij Moe geschoven en vertelt van haar
vriendinnetjes van school. Pa en ik zitten
bij het raam, Pa rookt zijn sigaartje en ik
kijk naar die grillige vormen, die door den
schijn van de schemerlamp op het behang
getooverd worden; ik tracht ze te onder
scheiden. Hier de kopjes en het theegerei
van de theetafel; daar het beeld van het
H. Hart; ginds weer iets anders. Wat een
groote hoofden hebben wij zoo! Verbeeld
je eens dat het zoo in werkelijkheid zou
zijnBelachelijkDe lantarens werpen
haar licht reeds lang over den weg. Ik
kijk nog eens uit. het raam; zie daar in de
verte de lichten van de stoomtram, die uit
Leiden komt. Recht voor ons uit in de
verte gaat ook de electrische trein; nog
verder zie ik ook het licht dat de vuurto
ren van Scheveningen uitstraalt. Plotse
ling knipt Moe de lamp aan; even moet
ik me weer aan het licht wennen. We gaan
eten. Na het eten helpt mijn zusje. Moe
nog even het theegoed en de boterham-
bordjes af te wasschen en weg te zetten,
dan gaan we nog een spelletje doen; tot
bet klokje van gehoorzaamheid tikt en we
naar „Lakenstad" worden gezonden. Weer
is een dag,^voorbij; morgen moeten we
weer bijtijds uit de veeren; naar de H.
Mis en dan naar school.
Morgen zal ik in den avond mijn mijme
ringen en bevindingen van dezen dag op
papier trachten te brengen, en hoop, dat
ik door mijn gemijmer Oom Wim en de le
zers en lezeressen van ons hoekje niet ver
veel.
Integendeel! We houden ons aanbevo
len voor meerdere gelijke mijmeringen.
Oom Wim.
ONZE KRUISCLUB
door Annie Stijnman.
Mijn zusje en ik zijn Kruiskinderen. Dat
is 'n club van meisjes van 7—14 jaar. Als
men 14 is, wordt men Graallid. Verschil
lenden van jullie weten niet, wat de Graal
is. De Graal is een groote jongemeisjes-
beweging om katholieke meisjes op te lei
tot degelijke katholieke huisvrouwen. Er
is ook 'n club voor jongere meisjes van 7
tot 14 jaar. Die heeten dan Kruiskinderen.
Verschillende clubs zijn er voor handwer
ken, gymnastiek, reidansen enz. 's Woens
dags van half twee tot 5 uur zijn die ver
schillende clubs bezig. Onze reidansclub
heeft les van 3 uur tot half 5. In 't club
huis is 't erg gezellig.
Daar bidden wij ons Graalgebedje: „Heer
laat uit ons groeien, waar gij ons voor ge
maakt hebt."
Wij hebben heel aardige reidansen ge
leerd. 's Woensdagsmiddags kwart voor 3
prompt, staan we trappelend van ongeduld
voor den stoep van ons Graalhuis tot Jo
ons open doet. Met een „Excelsior, Alleluja
Vooruit", stormen we de gang in naar on
ze clubkamer. Daar wachten we ongeduldig
op onze leidster. Op elke bel die we hoo
ren, gluren wij nieuwsgierig om 'n hoekje
van de deur. En als daar eenigen van onze
clubgenooten aankomen, worden ze met
gejuien begroet.
Dikwijls als we binnenkomen, zien we
een paar moeders of vaders staan om hun
kind of kinderen als Kruiskind op te ge
ven. Mogen we jullie katholieke meisjes
van Leiden ook 'ns ontmoeten in de gang
van het Graalhuis? Meisjes, die zich wil
len opgeven, adres: Hooigracht 31 Leiden.
Nu dan: „Excelsior, Alleluja, Vooruit."