4ste Jaargang VRIJDAG 4 NOVEMBER 193, No. 7346 DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN DE ONTSLAGEN AAN DE LEIDSCHE UNIVERSITEIT 10 DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling: Voor Leiden 19 cent per week f 2.50 per kwartaal Bij onze Agenten 20 cent per week f2.60 per kwartaal Franco per post f 2.95 per kwartaal Het Geillustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver krijgbaar tegen betaling van 50 oen per kwartaal, bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met Geillustreerd Zondagsblad 9 cent. TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 l GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11 DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT: Gewone Advertentiën 30 cent per regel Voor Ingezonden Mededeelingen wordt het dubbele van het tarief berekend. TELEFOONTJES, van ten hoogste 30 woorden, waarin be trekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en verhuur, koop en verkoop f 0.50. Een onderhoud met Leidens burge meester als' president-curator VERSOBERING VAN HET LEVENSPEIL EEN HARDE NOODZAKELIJKHEID Het stervende licht van den grijzen No vembermiddag droiig traag door de blader- looze takken der natte boomen aan het Rapenburg en scheen de werkkamer van den burgemeester mr. A. v. d. Sande Bak huyzen op het gemeentehuis, eerder te versomberen dan te verhelderen. 'n Eupihemistische term, dat „gemeente- huig". in mijn jeugd placht men mij wij® te ma ken, dat ik burgemeester zou worden van het afgebrande dorp. Maar wanneer men hier den burgemeester in zijn werkkamer komt bezoeken, schreeuwt alles in dit hui3 het uit, dat men komt bij den burgemeester van hèt afgebrande raadhuis. Aoh dat oude raadhuis! Het nieuwe raadhuis? Ach. Doch ik kwam den burgemeester niet in- terpelleeren over het raadhuis; dat doet de gemeenteraad voldoende; ik had het voorrecht, den burgemeester, ondanks zijn drukke bezigheden, waaraan hij zich met zooveel ambitie en energie wijdt, bereid te vinden tot een onderhoud over de ont slagen aan de Leidsche Universiteit, waar bij mr. v. d. Sande Bakhuyzen nauw be trokken is in zijn kwaliteit van president curator. i Het bezuinigingsspook grijpt onvermurw baar den een na den anderons hooger on derwijs zou er niet aan ontkomen. Men her innert zich de jongste maatregelen: zooveel conservatoren ontslagen, zooveel assisten ten, zooveel amanuenses, een pedel, zoo veel dit en zooveel dat. "Verscheidene van de betrokkenen trof het als een slag waarop zij niet gerekend hadden, doch sinds Mei van dit jaar waren de ontslagen een bron van pijnlijk overwe gen van de zijde van curatoren. „De minister had ons de eisch gesteld, zoo deelde mr. v. d. Sande Bakhuyzen me de, dat op de salarissen een som van 212.000 moest bezuinigd worden. Salaris sen verlagen was ons onmogelijk, deze lig gen vast in het Bezoldigingsbesluit. Wij hadden de onaangename opdracht den mi nister eenige personen voor ontslag voor te dragen. Met veel moeite hebben wij ge daan gekregen, dat een klein gedeelte der gevraagde bezuiniging- gevonden werd door besparing op het materieel, dus op de uitgaven van verlichting, ver warming, schoonmaken van gebouwen en lokalen, instrumenten, boeken enz. Doch veel was daar niet meer op te bezuinigen nadat voor het loopende jaar de posten voor het materieel reeds met 15 pet. ver minderd waren. Na rijp overleg tusschen het Rijk en het college van curatoren, na de betrokken hoogleeraren gehoord te hebben en nadat de presidenten der curatoria van de diver se universiteiten met elkander voeling had den gehouden, ten einde te voorkomen, dat een lacune zou ontstaan in het onderwijs van een bepaald vak, is deze uiterst pijn lijke doch helaas onafwendbare oplossing gevonden". „Is de bezuiniging belangrijk naar ver houding tot de totale uitgaven der Univer siteit?" „De genoemde som van ruim twee ton vormt 8*4 pet. van alle salarissen en on geveer 5 pet. van de totale begrooting der Leidsche Universiteit. Ik heb den in druk, dat op het hooger onderwijs wel een onevenredig zwaren druk gelegd wordt vergeleken met de bezuinigingen op de andere vormen van onderwijs". „Welke universitaire instellingen wor den door de bezuinigingsmaatregelen ge troffen?" „Laten wij maar gerust zeggen: alle. Het eene instituut meer, het andere min der, naar gelang van de grootte en de per soneelsbezetting, doch alle hebben een veer moeten laten. Uit den aard der zaak kon er in de faculteit der Godgeleerdheid niet be zuinigd worden, de faculteiten der Rechts geleerdheid en der Letteren leverden ook weinig materiaal ter bezuiniging op, zoo dat nagenoeg de geheele som gevonden moest worden bij de faculteiten der Ge neeskunde en der Wis- en Natuurkunde met hun laboratoria, ziekenhuis en bij de musea". „Zal het onderwijs onder al deze bezui nigingsmaatregelen niet te lijden hebben? Kunnen al de ontslagenen gemist worden?" Even een ondeugende tinteling in de grijze oogen achter de goud-omrande brille- glazen en dan een ruk met het hoofd in energieke ontkenning. „Gemist kunnen worden? Neen. Dat zou beteekenen, dat wij tot nu toe teveel perso neel hadden gehad. Onderwijs en wetenschap staan echter in onverbreekbaar verband met elkaar en on getwijfeld lijden beide onder de inkrim ping der werkkrachten. Men kan nooit zeg gen dat voor het bereiken van wetenschap pelijke resultaten en opleiding van een ge geven aantal studenten een onwrikbaar vaststaand aantal onderwij'3- en hulpkrach ten noodig zijn. Wel kan men met zekerheid zeggen, dat een aanzienlijk deel van die docenten der Universiteit reeds overbelast is en dat deze overbelasting dus nu nog toenemen zal". De burgemeester stemde er volkomen mee in, dat het een harde maatregel was, waardoorambtenaren werden getroffen, die reeds jaren lang in dienst van de. uni versiteit waren en voor wie het moeilijk zal vallen een andere functie in de maatschap pij te herwinnen. Aan den anderen kant bracht in verschillende gevallen de bil lijkheid juist mee, dat een ouderen amb tenaar ontslag werd aangezegd, in verband met de gunstiger wachtgeldregeling en bet eerder bereiken van den pensioengerech tigden leeftijd. Ontslag ia en blijft altijd hoogst pijnlijk. De thans door den Minis ter vastgestelde maatregelen zijn, in bun geheel genomen, onder de omstandigheden efl gezien de noodzakelijkheid dat het ge noemde bedrag gevonden moest worden door ontslagen, de meest aanvaardbare op lossing. „Zou het mogelijk zijn, dat de minister in een bepaald geval het eenmaal gegeven ontslag ongedaan zou maken?" „Dat lijkt mij niet waarschijnlijk". „Zijn er nog meerdere bezuinigingsmaat regelen te wachten?" Een schouder-ophalen. „Ik weet het niet; ik'hoop van niet". Even brachten wij de mogelijkheid ter sprake om het aantal studenten te beper ken, maar dit terrein ligt nog vol voet angels en klemmen. Een beperking zou ongetwijfeld een belangrijke verlichting voor het onderwijzend personeel betee kenen, want de voortdurend wassende stroom van studeerenden (vooral van vrou welijke studenten) vergt steeds meer van de krachten der docenten, vraagt om meer ruimte, om meer gelegenheid voor prac- tisch werk, vooral bij de medische en natuur philosophische faculteiten. En voor het on derwijs èn voor den wetensohappelijken ar beid der hoogleeraren zou de daaraan be stelden zorg van meer profijt zijn, wan neer de stroom eens wat begon to luwen. Tot nog toe ziet het er niet naar uit. De juiste cijfers zijn nog niet bekend, dooh verleden jaar bedroeg om dezen rijd het aantal ingeschreven studenten 1650, dit jaa-r- 1700 en als men bedenkt, dat het stu dentental verleden jaar in de maanden No vember en December steeg tot 2600 h> 2700, dan kan men zich indenken, dat dit cijfer vóór Kerstmis 1932 wel overschreden zal worden. Een numerus cLausus instellen lijkt hier voorshands niet uitvoerbaar; practische voorstellen in dien geest zijn dan ook niet gedaan. Het is zeker te wen- schen dat de ouders zich er van over tuigen, dat een universitaire opleiding niet de alleen-zaligmakende manier is om een goede positie te veroveren. Voor al niet in dezen tijd, waarin versobering zoo bitter noodzakelijk is. „Wij zijn te hard gegaan met onze voor uitgang, en hier had mr. v. d. Sande Bakhuyzen niet het oog op de uitbreiding van onze universiteit, doch sprak hij in bet algemeen en was hij voor een oogenb'.ik weer burgervader, wien de zorg drukt voor zijn gemeente wij zijn op te groote voet gaan leven en -versobering, bezuiniging is thans voor overheid zoowel als voor par ticulieren harde noodzakelijkheid". Mr. H. G. V Plicht om iets te doen. Wie zelf werk heeft, wie zelf in zijn eigen onderhoud kan voorzien, zal zioh ver plicht gevoelen, zooveel in zijn vermogen is, daadwerkelijk anderen te steunen, die geen werk hebben, die niet voor zich zelf kunnen zorgen Dat is zeker een christelijke plicht, waar aan men zioh niet kan onttrekken zonder zijn naam Christen tot een leugen te ma ken. En ook wie zelf uit eigen geldelijke mid delen niet veel of niets kan doen, om in den komenden winter het steeds droever wor dende lot van zoovele werkloozen te om- glansen met wat vertroosting, ook hij zal niet willen nalaten op andere w ij ze te doen, wat hij. kan. De liefde dringt dringt allen, die hun plicht als christen beseffen en gevoelen. Wij willen hierover nu niet uitweiden. Een enkel woord nog slechts. Vanavond om 8.15 houdt de propaganda club „Dr. Schaapman'' te Leiden een bijeenkomst voor hen mannen en vrouwen die wat willen doen ten bate van de werkloozen. Deze bijeenkomst is bestemd voor oude ren en jongeren. Ook voor jongere men- schen, in de kracht en de fleur van het leven, met de warmte en het enthousias me van de jeugd. Wenkt hen niet een waar achtig schoon ideaal Dat zij in grooten getale zich mogen geven aan heb mooie werk van de propagan da club. BINNENLAND EERSTE KAMER. GODSLASTERINGSWET. Voortgezet wordt de behandeling van het wetsontwerp tot aanvulling van het Wetboek va-n Strafrecht met voorzieningen betreffende bepaalde voor godsdienstige gevoelens krenkende 'uitingen. Mevr. PothuisSmit (S. D. A. P.) geeft als haar persoonlijke meening te ken nen, dat we bier, allen spitsvondigen uitin gen van geleerde heeren ten spijt, hebben te doen met een wetsontwerp tegen gods lastering. Doch evnmin als het mogelijk is, de zee te dempen door er steentjes in te werpen, is het mogelijk, God te lasteren. Spr. is daarom verbaasd over de houding van den heer Heerkens Thijssen. Het ontwerp, dat op velen een onaan- genamen indruk heeft gemaakt, moet niet worden aangenomen. De heer v. Sasse v. Ysselt (R.-K.) neemt hetzelfde standpunt in als de be kende katholieke jurist mr. dr. Bijvoet. Het ontwerp beantwoordt volkomen aan wat er in katholieke kringen hier te lan de leeft. Spr. betoogt, dat de aan het ont werp ten grondslag liggende rechtsgrond een juiste is. Spr, ontkent dat het in strijd zou zijn met het karakter van ons straf recht, zooals van andere zijde is beweerd. Van abracadabra, zooals de heer Mendels het noemde, is zeer zeke- geen sprake. De Overheid be hoort in het algemeen ook in te gaan te gen pogingen om een sfeer te kweeken, waarin smalende godslastering als iets ge woons wordt beschouwd.Spr, hoopt dat het ontwerp zal worden aangenomen; rech ter en openbaar ministerie hebben zich daarna strikt te houden aan hetgeen in de wet staat. In het openbaar moet zoodanig smalende godslastering zijn gepleegd, dat anderer godsdienstige gevoelens er d-oor kunnen zijn gekrenkt. Spr. verwacht in de practijk dan geen moeilijkheden. De heer Droogleever Fort uy n (Lib.) wil gaarne toegeven, dat den minis ter geen politieke gevoelens leidden tot de indiening van dit ontwerp. Niettemin kan niet worden toegegeven dat de minister bereiken zal, wat hij zich voorstelt en evenmin dat er aan de wet geen gevaren zijn verbonden. Vóór alles moet er zijn rechtszekerheid. Deze geeft de wet niet. Godslastering kan op zichzelf niet worden strafbaar ge steld, omdat het een begrip is, zoo heel verschillende opgevat. De toevoeging van het woord „smalende" is daarbij niet af doende. In de toepassing zullen we juist dat krijeen, wat behoort te worden ver meden. Men had verstandiger gedaan, er gerlijke uitingen aan zichzelf over te la ten thans wordt er een eer aan gegeven ver boven de waarde, wat van de andere zijde juist gewenscht wordt. Vooral in déze materie is rechtszekerheid een eerste eisch. Daarom zal de toepassing der wet niet bevredigen en daarom ook kan spr. er zich niet mede vereenigen. De heer Anema (A.-R.) zal, nu er al zooveel gesproken is, niet uitvoerig de te genstanders van het ontwerp bestrijden. Een kleine maar roerige groep in ons volksleven beschouwt den godsdienst als een hinderpaal tegen haar streven. Be strijding van dien godsdienst ook door deze groep acht spr. geoorloofd. Maar bepaalde strijdmiddelen moeten door de Overheid worden uitgeschakeld, als ze in conflict komen met de openbare orde. Wie in het openbaar zich aan heilige beginselen ver« grijpt, behoort te wo-rden terechtgewezen. Dit geldt niet voor een bepaalde groep wat hier in het leven wordt geroepen, is een stuk gemeenrecht. Wat het beginsel betreft, staan de mi nister en spr. op hetzelfde standpunt, ook al is er in de uitwerking eenig verschil. Spr. had liever een strafbepaling ge zien ongeveer in den geest dat strafbaar is hij, die op schimpende of smalende wijz<-< de openbare godsdienstige eerbaarheid aantast. De heer Mendels (S. D.).: Dan ben jo nog verder van huis. De heer Anema kan inmiddels, daar hij in beginsel toch met den minister over een komt, met overtuiging aan het ontwerp zijn stem geven. De heer Wibaut (S. D. A. P.) wil het wetsontwerp alleen zien van algemeen maatschappelijk standpunt. Sprekre erkent het recht op bescherming van allerlei reli- gieuse groepen, maar dit wettigt niet een ontwero als dit. De Mi n. v. Ju stiti e, de heer Don ne r, kan na de uitvoerige mondelinge en schriftelijke behandeling in Eerste e.n Tweede Kamer, zich voor dit ontwerp zeer bekerten. Nogmaals in het kort het ka rakter van het ontwerp schetsend, zette spr. uiteen, dat het hier om de krenking van gevoelens gaat. Dienaangaande sluit het ontwerp zich bij ons strafrecht aan. De heer De Savornin Lobman heeft dit volkomen volgens zijn inzicht uiteengezet. Spr. ontkent dat aan het strafbaar stellen van smalende Godslasteringen een be paald Godsbegrin verbonden zou moeten zijn, zooals prof. Kranenburg zeide. Sur. ver wijst dienaangaande naar prof. Simon's commentaren op ons strafrecht. Het opzet moet gericht zijn op de elementen van het delict, maar wat die elementen zijn is een tweede vraag. Ook -door de toevoeging van het woord „smalende" is het begrip Godslastering volkomen objectief geble ven. De heer Mendels zag strijd tusschen het ontwerp en de Grondwet. Er zouden be lemmeringen in' den weg worden gelegd voor het uiten van nieuwe meeningen. Spr. meent dit ten stelligste te moeten ontken nen. Het ontwerp is juist algemeen gehou den om den strijd der meeningen den vrijen loop te laten. Het gaat hier niet om het af snijden van de mogelijkheid, nieuwe mee ningen te uiten; het gaat alleen om den vorm, waarin dit geschiedt. Er wordt hier een privilegium van bescherming gesteld, zoo is gezegd: maar het gaat niet alleen om de krenking va-n geloovigen. De heer Droogleever Fortuyn meende, dat dit ontwerp zou leiden tot inmenging in godsdienststrijd. Spr. gelooft, dat er geen reden is voor zulk een somber inzicht, welk oordeel spr, grondt o.m. op de Duit- sche rechtspraak, hoewel men met een be roep daarop vergelijkenderwijs toch zeer voorzichtig moet zijn. Ook ziet spr. niet dat het euvel, dat de wet wil bestrijden, door procedures juist zou worden opge wekt. Spr. wijst er b.v. op, dat te Almelo een proces wegns Majesteitsschennis met gefloten deuren is behandeld. Het ontwerp legt geen beletsel in den weg aan allerlei uitingen, maar het stelt grenzen aan den vorm. Men ziet ook daar bij, dat de Overheid, staande namens de onderdanen, de wet steltdat het geen in strument is van onderdanen tegen onder danen. Het doet spr, leed, dat er geen een stemmigheid is geweest in de bestrijding van het ontwerp. Doch het verheugt spr., dat niet herhaald werd de schriftelijk ge uite beschuldiging, als zou spr. zich door politieke overtuigingen hebben laten lei den. Na repliek en dupliek wordt het wets ontwerp aangenomen met 28 tegen 18 stem men (rechts tegen links). H M. DE KONINGIN-MOEDER. De hofdames en de waarnemend groot meester van H. M. de Koningin-Moeder maken bekend, dat H. M. zich gedurende het winterseizoen, bij het verleenen van audiënties zal moeten beperken en in deze omstandigheden niet verwacht, dat aan vragen om eerbiedige opwachting aan H. M. te mogen maken, zullen worden inge diend. In stede hiervan kunnen dames en hee ren zich inschrijven in het daarvoor be stemde boek ten paleize Voorhout te 's-Gravenhage. Dit nummer bestaat uit vier bladen VOORNAAMSTE NIEUWS. BUITENLAND. Het bureau der Ontwapeningsconferen tie weer bijeen. (2e blad). Geen beslissing inzake de Duitsche con- tingenteeringsplannen vóór de verkiezin gen. (2e blad). BINNENLAND. Mgr. Aengenent te Rome. (1ste blad). Het voorloopige verslag van de Tweede Kamer over het wetsontwerp tot steun aan den tuinbouw. (1ste blad). Het Godslasteringsontwerp in de Eerste Kamer. (1ste blad). Te 's-Gravenhage is het Centrale insti tuut ter bevordering van het normale han delsverkeer tusschen Nederland en Duitsch- land opgericht. (1ste blad). Een vergadering van de Centrale van vereenigingen voor den aardappelen-, groen ten- en fruithandel in verband met het conflict op de veilingen in het Westland. (Land- en Tuinbouw, 3de blad). Het Hoog Militair Gerechtshof behan delt de zaak tegen een marechaussóe, die op Pinksteren een man, die zonder licht reed, heeft doodgeschoten. (Rechtzaken, 3de blad). MGR. AENGENENT BIJ Z. H. DEN PAUS. DE EENHEID DER KATHOLIEKEN. DE ST. LIDUINAFEESTEN. De richting van de kerkelijke kunst. Men seint uit Rome d.d. 3 dezer aan de „Maasbode": Heden werd Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent, Bisschop van Haarlem, die Woensdagavond, zooals we reeds meldden, kort voor middernacht te Rome aankwam, vergezeld van zijn secretaris, den zeereerw. heer Th. Picbot, e'n den Hoogeerw. Plebaan L. Westerwoudt, door Z. H. den Paus 111 particuliere audiëntie ontvangen. I11 zijn onderhoud met Mgr. Aengenent sprak Z. H. de Paus met grooten lof over de Nederlandsche Katholieken en hun or ganisaties op allerlei gebied. Z. II. hoopte, dat ook op politiek gebied de eenheid bewaard zou blijven. Die een heid, zoo beklemtoonde Z. H., moet be waard blijven „avant tout, après bout, sur- bout eb boute prix (vóór alles, na alles, bo ven alles en ten koste van alles)". Voor die eenheid, zoo vervolgde Z. H., moet men ook offers van eigen meening en inzicht brengen en zijn particuliere belan gen daaraan ondergeschikt laten zijn. Mgr. Aengenent bood daarna aan den Paus een jaargang aan van het St. Lidui- na-tijdschrift, waarvan Z. H. met girooto belangstelling kennis nam. De Heilige Va der prees de voorbereiding der feesten te Schiedam en hoopte, dat do vereering der Heilige daardoor steeds meer en méér mocht toenemen. Z. H. deelde Mgr. nog mede, dat hij ook het werk van Huysmans over dc H. Lidui- na had gelezen. Tenslotte informeerde de Paus naar de richting der kerkelijke kunst in Nederland en vroeg, of in ons land do traditioneelo lijn der Kerk gevolgd werd, zooals de Paus dat absoluut wenschtc. Mgr. Aengenent stelde hierop aan Z. H. voor plebaan Westerwoudt en secretaris Pichot. Aan het einde der audiëntie gaf Z. H. de Paus Zijn zegen voor personen, onderne mingen, allerlei organisaties, jeugdvereeni- ging en vooral voor de Seminaries. Hieraan voegde de Heilige Vader toe een woord van bijzonderen lof voor het zeer voortreffelijk werk van „de Maasbode" en andere katholieke bladep

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 1