„VOOR DE JEUGD"
door Alyda Agterberg.
Veel wordt er voor het kind in onzen tijd geschreven
In schoonen vorm, met meesterlijke hand,
Maar waar ons zelf een kans voor schrijven wordt gegeven,
Dat is alleen maar in de Leidsche Krant.
Daar lees ik van een zus, haar moesje en haar poesje
Of van haar spel, met Teddybeer en pop,
Zie, hoe in vollen ernst, dat lieve kruldoes snoesje,
Schrijft voor haar krant, als schrijfster in den dop!
'k Zie hoe een Leo daar, aan 't dichten is geslagen
Over een goed- en zeer getrouwe knecht.
Hoe leuk hij samenvoegt en ook weet voor te dragen.
Op zijn manier, het onomwonden zegt.
„Oom, als ik U weer schrijf, mag Moe dan helpen stellen"
Vroeg heel naief, en eerlijk laatst een guit,
Want hij wil in zijn nood, naar moedersboezem snellen,
En stort aan haar hart, zijn jongensziel gansch uit.
Lief kind, doe maar je best, schrijf voor je eigen schare,
Al haspelt stijl; al hinkt ook soms uw lied;
Uw kindereenvoud, is het kenmerk van het ware,
Die 't anders zegt, hij kent de kind'ren niet.
ALLERZIELEN
door Alyda Agterberg.
Doodsch valt het laatste blad weer in November neder;
Triest staat natuur gehuld in grauwen schijn;
Nu bidt de Kerk en rouwt, voor hare dierb'ren weder
En wijdt een dag, aan hen, die niet meer zijn.
Is het wel ooit geteld, naar schatting zelfs berekend,
Het zielental, zoo ontzagwekkend groot,
Van al die eens in 't boek, des levens opgeteekend
Gegrift staan in 't register van den dood?
En velen, die in leed en duisternis verzuchten,
Die evenals de pijl schiet uit den boog,
Of als de snelle wind, jaagt door de ijle luchten,
Zoo willen zij opstijgen naar omhoog.
Zij hebben eenmaal slechts, het Licht moge aanschouwen,
Maar eens is God, de Zoon hun opgegaan.
Nu blijven zij vol hoop, op onze hulp vertrouwen,
Tot aan hun schuld, ten volle is voldaan.
Ach, hoor die ouders hier, daar bloedverwanten klagen.
„Wij leefden eens, als gij op aard en toen
Beminden wij U zeer, vergeet ons niet, wij vragen:
Hadden wij meer, nog voor U kunnen doen?"
Neen! dierb're zielen neen, wij zijn U niet vergeten.
Te lang reeds hebt gij onze hulp verwacht,
Maar spoedig zal voor U, verbroken zijn de keten
Waarnaar gij zoo in groot verlangen smacht.
Wij voelen toch zoo goed, na droef en bitter lijden,
Het spreekt zoo juist en luide tot ons hart.
Maar weldra zult gij U, in hemelvreugd verblijden,
Dit zij uw troost, in uwen diepen smart.
Wij bidden, smeeken Heer, och wil hun kwijting gewen
Gekruiste God, verbreek hun boeien weer!
Voor hen ook vloeid' Uw Bloed, bij 't Offer van Uw Leven
Geef vred' en rust, den armen zielen, Heer!
ZATERDAG 29 OCTOBER 1932
ONZE NAJAARSWEDSTRIJD
MET SCHITTERENDE PRIJZEN
en met 'een woord vooraf.
Ik zei het verleden week: „Zie Zaterdag
en zeg het voort, er komen weer prijs
raadsels!" We zijn er dan!
Over de raadsels heb ik niet veel te zeg
gen.
Er zullen er onder zijn, die men niet in
een vloek en een zucht klaar heeft; ande
ren zullen zoo neergepend worden en mis
schien is er nog wel eentje tussehen, waar
bij men de hulp moet inroepen van vader
of moeder of.... de Juffrouw cf Mijnheer
op school.
Voor de kleintjes zijn ze erg eenvoudig.
Dat moet ook! Wat weten die kleine
Neefjes en Nichtjes nu van die fijne kneep
jes af, die vooral in de raadsels liggen be
stemd voor de grooten. Immers niets!
Raadsels oplossen is en blijft een kwestie
van doen. Wie nooit raadsels maakte, zal
met het eenvoudigste ding nog moeite heb
ben. Let maar eens op! Wie vaker met dit
bijltje echter hakte, ziet dadelijk, waar het
antwoord zit, of hoe men de oplossing kan
vinden.
Dan geef ik ook nog een kans apart.
Wie in afd. A en C. of B en C meedoet,
heeft twee kansen. Ik zou dat niet onder
schatten.
C vraagt een opstel of verhaal of vers of
sprookje.
Een opstel, verhaal of sprookje van min
stens twee bladzijden uit een gewoon
schoolschrift met kantlijn.
Een vers van minstens twaalf regels.
Maar.... en nu komt het. Maar al
wat ingestudeerd wordt, moet eigen werk
zijn. Een sprookje kan naverteld worden,
maar een versje niet afgeschreven uit een
of ander boek of van een of ander kalen
der.
Wie nu toch wat instuurt, wat woorde
lijk „gestolen" is (pas op: „afschrijven is:
diefstal") telt niet mee in die afd. en doet
moeite vergeefsch.
Wat geeft het, of een versje mooi is, als
het. niet van ons zelf is!
We behoeven toch allemaal geen „Alyda
Agterbergjes" te worden. Dat is nu een
maal een gave! En wie die gave bezit, mag
O. L. Heer dubbel dankbaar zijn. Wie die
gave niet bezit, maakt een verhaal of
sprookje of opstel en laat het dichten aan
anderen over. Dan heeft ie toch twee
kansen.
En nu moet ik nog even een woord zeg
gen over de prijzen, voor ik aan de voor
waarden begin, die elk uwer na moet ko
men, om aan de verloting deel te nemen.
DE PRIJZEN.
Waren ze ooit mooier!
Let eens op den hoofdprijs!
't Is me nog al niks. Die prijs was alleen
waard mee te doen en zijn beste beentje
voor te zetten om mee aanspraak te maken
op een kans, die voor allen gelijk is.
De hoofdprijs? Ik ben overtuigd, dat de
gelukkige geen woorden kan vinden om de
Directie dank te brengen om dien prijs,
die vijf maal de moeite waard is, die wij
vragen.
DE VOORWAARDEN.
No. 1. Schrijf ordelijk en netjes.
No. 2. Beschrijf het papier (afd. C) aan
één kant.
No. 3. Wees op tijd.
No. 4. Frankeer den brief met voldoen
de zegels.
No. 5. Schrijf je naam duidelijk; je
voornaam voluit en straat en nummer.
No. 6. Geef je geboortedatum opHet
gaat nu in één moeite door.
No. 7. De kinderen uit één gezin kun
nen alles in één brief verzenden. Dat
spaart porto's uit.
No. 8. Wat onder C binnenkomt, wordt
geplaatst. Dat. is te zeggen, wat goed is.
No. 9. Slordig werk en met potlood ge
schreven, wordt niet geaccepteerd.
No. 10. Alles moet binnen zijn voor 15
November.
No. 11. Stuur alles aan het volgende
adres:
Prijsraadsels. Postzegel
Redactie LEIDSCHE COURANT
Papengracht
Leiden,
No. 1. Een electrisoh projectie-apparaat
voor smalfilm.
No. 2. Een vulpen.
No. 3. Een inktstcl.
No. 4. Een vulpen.
No. 5. Een klokje.
t No. 6. Een vulpen.
No. 7. Een leeslamp.
No. 8. Een inktstel.
No. 9. Een prachtvaas.
No. 10. Een schrijfgarnituur.
No. 11. Een collier.
Noj 12. Een mes.
No. 13. Een byouteriedoos.
No. 14. Een boek.
No. 15. Een boek.
No. 16. Een boek.
No. 17. Een boek.
No. 18. Een boek.
No. 19. Een vulpotlood met pen.
No. 20. Een vulpotlood met pen.
•No. 21. Een vulpotlood.
No. 22. Een vulpotlood.
No. 23 Een vulpotlood.
No. 24. Een vaasje.
No. 25. Een hiap postpapier.
DE RAADSELS.
A. Voor de kleinen tot en met 9 jaar.
Raadsel I:
5 x 't 12de deel van 60 en 36 erbij
Is de leeftijd van mij.
Hoe oud ben ik?
Raadsel II:
Welke poes vangt geen muizen?
Raadsel III:
Met w tel ik zeven dagen
Men b ben ik een stroomend water.
Met k ben ik een werkwoord
Met kr. een inham.
Wat zou dat zijn?
Raadsel IV
Mijn eerste deel komt van de koe; en het
tweede van den banketbakker, die ook voor
het geheel zorgt.
Wat is dat?
Raadsel V
Hoe kunt ge 90 cent betalen met vier
geldstukken?
Raadsel VI:
Zoek eens 10 woorden met sch op het
eind.
B. Voor de grooten (boven de 10 jaar).
Raadsel I:
Voeg onderstaande lettergrepen zoo bij
elkaar, dat ze een spreekwoord vormen.
mor de gen heeft in mond
den goud stond.
Raadsel II:
Wat schrijft men met:
1234567 als ik u zeg, dat:
125 een sappige peer is.
5673 een hoogte geeft
345 in sommige vruchten te vinden is,
en dat een
724567 te paard zit?
Raadsel III:
Ik bezoek u wekelijks eu wordt met der
tien letters geschreven.
Raadsel IV
Een 1234 is niet oud.
Een 9581 is een boom.
Mijn zus heet 10111213.
Een 658s is grooter dan een
Een 7—8—9—10—11—12—13 is een aport
deel van een krant.
Wie weet dit op te lossen.
Wie is „ik"?
Raadsel V
Van de volgende 9 cijfers 111333777 wor
den er 5 weggestreept zóó, dat de 4 over
blijvende te zamen de som 12 geven. Welke
cijfers blijven over.
Raadsel VI:
Maak goede spreekwoorden, door het
eerste deel in te vullen.
amaakt maaht.
breekt kracht.
bwat er blinkt.
ctrekke hem aan.
dkomt men door het gan
sch e land.
Afdeeling C.
Maar een opstel, een verhaal, een sprook
je naar keuze, maar zooals ik zei van min
stens twee bladzijden.
Of een versje Voor het gemak wil ik
eenige titels geven, waarover een versje
kan gemaakt worden:
De herfst. De Storm. Het najaar. De oogst
is binnen. De vogels gaan heen! Om de
kachel. In den langen avond. De October-
maand. Allerheiligen. Allerzielen. De na-
jaarswedstrijd. De herfstvacantie. Het
stille strand.
Ziedaar eenige gegevens. Wie hierover
wat te schrijven weet, doe het! Wie een
vrij versje wil maken, doe het ook!
Ik geef deze punten voor hen, die me
er om vroegen.
En nu aan t werk!
Lees de voorwaarden nog eens met aan
dacht na. Denk er om, dat alles netjes moet
worden afgewerkt en iedere brief voldoen
de gefrankeerd moet zijn. En vooral
wees op tijd.
Meer heb ik niet te zeggen!
Ik wensch u allen, veel succes!
Tot Zaterdag!
Jullie liefhebbende,
Oom Wim.
DE LEIDSCHE COURANT
CORRESPONDENTIE.
Pleuntje Walraven, Bodegra
ven, Molenkade 33. Wel, wel
Pleuntje, kom hier, laat ik je felioiteeren
En danvergeef me voor dezen keer nog
eens, ik zal voortaan je beter gelooven en
nukom naast Alyda Agterberg zitten
en verras ons nog vaak met mooie leuke
versjes, zooals jij die zoo netjes weet te
maken. Dag Pleuntje! Niet meer boos zijn,
hoor! En nu het andere versje?
Wel Pleuntje ik durf het haast niet te
zeggen, het is weg. Stuur het me per om
gaande op, dan- wordt het Zaterdag ge
plaatst. Wil je?
Anny Goddijn, Leiden. Zoo
Anny, ben jij weer naar de Geldersche
bosschen geweest? En veel pleizier gehad.
Toe, vertel eens iets van de reis, dan heb
je meteen twee kansen! Dag Anny! Tot
ziens op den wedstrijd.
Dora v. d. Hoorn, R 'veen. En
waar blijft mijn lange vers, hoor ik onze
goeie Dora al zeggen Dat lange vers komt
Dora. Maar nog even geduld. Dag Dora!
Theo Kramp, Leiden. „Een ge
neesheer zonder diploma" wordt ook ge
plaatst. Geduld! Maak nu eens voor dezen
een lang verhaal! Dag Theo!.
Elisabeth Moerkerk, War
mond. Welkom Liesje, in ons midden!
Voortaan blijven meedoen! Ook nu! Als ik
het verhaaltje tegenkom, zal ik eens kij
ken of het geschikt is. Daar is nog een
stapel copy voor! Daag!.
Rinus Rozier, Leiden. R. is
Rinus, is wel? of is het Rudolf of Reinier?
Voortaan je voornaam voluit. Het opstel
letje is wat kort. 3£aak nu eens een lang
en mooi verhaal. Dag Rinus!
Corrie v. Wetten, Leiderdorp.
Het opstelletje was wel een prijsje
waard, maar die ondeugende „Blikman"
wilde jouw nummertje maar niet trekken.
Dag Corrie! Ik zie je nu toch ook weer, is
wel? Veel groeten aan vader en moeder
Voor jou de vijf!
Irma Schöpping, Maastricht.
Dank je Irma voor leuk briefje en leuke
kiekjes. Ze staan al netjes in den album
gerangschikt. En dan! Wat een straflita-
nie! Ik hoop, dat je nu weer een boek
wint, temeer daar jij zoo van lezen houdt.
En hoe gaat het nu met de „boschkat", ha!
ha! Daag!
Alyda Agterberg, Utrecht.
Dank je wel, Aly, voor dit even bescheiden
als waardig antwoord op het vriendelijk
schrijven van mej. J. C. Veelenturf te War
mond.' Alyda schrijft haar mede in aan
sluiting met mijn dahkweord van verleden
week:
Aan Mej. J. C. Veelenturf,
Warmond.
Mejuffrouw,
„Och, dat mijn vers u zoo beviel,
Pleit meer voor u dan mij;
Want slechts een groote, sohoone ziel,
Voelt en bemint als Gij.
En nu wil ik Alyda nog even het voord
geven en wel hoe zij van niets „iets" weet
te maken en daarna haar mooie bijdrage,
waar zo haar poëtisch gemoed uitstort, als
zij overdenkt wat „Allerzielen" is en voor
ons zijn moet.
Hierbij zullen we het laten, ofschoon ik
nog 53 brieven juist geteld, moet beant
woorden. Dan heb ik nog 48 opstellen en
verhalen en versjes, die nog geplaatst wor
den. Tot Zaterdag.
Jullie Oom Wim.
WIE ZIJN JARIG?
van 30 October tot 5 November.
30 Oct. Albert v. d. Stok, Doezastr. 21a.
31 Oct. W'outer Bergers, Willemstr. 39.
31 Oct. Cornelis Langerak, Z'woude F 213.
3 Nov. Anny Stuifzand, Koningstr. 24a.
3 Nov. Jacob Groen in 't Woud, A'veen.
4 Nov. Riet Gründemann, Haarlem.
5 Nov. Jan Schamper, H. de Grootstr. 17
Ik feliciteer de gelukkigen.
Wie volgen?
Wie zijn of haar datum nog niet instuur
de, doe dit alsnog, maar minstens 14 dagen
voor den verjaardag.
Oom Wim.
EEN UITSTAPJE NAAR N00RDWIJK
door Jimmy Barge.
't Was weer een heerlijke dag in de va-
cantie. We zouden naar Noordwijk gaan.
Schoppen, boterhammen, tassohen, emmer
tjes en van alles nemen we mee. Met de
tram van tien uur vertrekken we. Freddy
mag ook mee. En een vriendinnetje van
Hélènetje mag ook mee. Ik man de tasch
dragen. En zoo stappen we al pratend
voort. En juist als we bij het tramstation
zijn, komt de tram binnen. En allemaal
stappen we in de wagen. Suusje vraagt of
we in de achterste wagen mogen, want dan
kun je aohter uitkijken. En als we goed en
wel zitten, rijdt de tram weg. Marietje, het
vriendinnetje van Hélènetje, heeft geluk
kig d'r schop meegenomen. En voor dat we
het merken, zijn we al in Rijnsburg. Daar
zien we de heerlijke kleine Rijnsburger
aardbeien. Maar we rijden weer verder.
Nou zijn we eindelijk in Noordwijk. We loo-
pen even naar de zee. Daar doen we onze
kousen uit en gaan we in de zee. 't Is nu
kwart voor twaalf. We laten zoo lang de
schoppen staan tot na het koffiedrinken,
want daarna kunnen we een hooge berg
voor den vloed maken. Nu gaan we een
poosje in de zee met m'n boot. Mammie
roept ons en we gaan de broodjes met melk
eten. Want 't is een uur. Als we gegeten
hebben, nemen we de schoppen mee en
gaan we een heelen hoogen berg maken.
De zee is langzamerhand hooger geworden,
maar wij hebben den berg ook langzamer
hand hooger gemaakt, 't Is vier uur. De
vloed komt op. Hooge golven komen op
zetten.
Freddy gaat gauw met 'n vischnetje vis-
schen. En waarempel Freddy vangt een
heel klein baarsje. Allemaal laten we den
berg in de steek. Alleen Suunsje moet
even door soheppen, want de vloed is bij
rWEEDE BLAD PAG. 8
na aan de berg. We komen allemaal gauw
kijken. Stukken vallen er af. We staan er
allemaal op. Nu gaan we eten, want het is
half zeven.
En na het eten stappen we gauw op. We
zijn bij de tram. Hij vertrekt juist. Maar
de conducteur ziet ons nog. En de tram
stopt nog even. De conducteur fluit en de
tram vertrekt. Eindelijk zijn wij in Oegst-
geest en moet Marietje er uit. Nu zijn wij
bij Posthof. Wij stappen gauw uit. En wel
dra zijn wij thuis. We gaan allemaal vlug
naar bed. En 's nachts slapen wij als mar
motten.
DE OPLOSSINGEN VAN VERLEDEN
ZATERDAG ZIJN:
ingestuurd door Nell HuigslooL
Opl. I: Een zelfmoordenaar.
Opl. II: De doodgraver.
Opl. III: De eendracht.
Opl. IVDe wolvin.
Opl. VDe zoon van den slager.
Opl. VI: Het hoofdhaar.
Opl. VII: Naar den ouderdom.
Opl. VIII: Naast zijn buurman.
Opl. IX: Zonder licht.
Opl. X: Met uw handschoen uit te trek
ken.