ZATERDAG 17 SEPTEMBER 193* DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 8 CORRESPONDENTIE. Marietje Rij ke 1 ij k huizen, R ijnsaterwonde 63. Dat raadsel tje vind ik voor onze lezers niet mooi. Ik verwacht van jou een mooi stel. Dag Ma- rietje! Maak veel groeten aan vader en moeder! Truus de Haas, Leiden. Ein- d el ijk, daar is onze Truus weer. Hoe kon ik je toch Louise noemen. Ik dacht zeker aan een andere medewerkster, met wie ik zoo juist gecorrespondeerd had, anders be grijp ik er zelf ook niets van. Enfin! Voor taan is het Truus! Dank voor vervolg en raadsels. En nu zit je al in de 9de klasse! Jongen, jongen, wat 'n knappe Truus heb ik naast me zitten aan de redactioneele tafel. Dag Truusje! Groet Vader en Moe der van me! Voor jou de vijf! Cor van Diest, Sassenheim. Kom Cor, laat ik jou nog eens de hand drukken met je verjaardag! Ik hoop, dat wij saampjes dien dag in Ons Hoekje ook zullen herdenken! Dag Oor! Groet je zus ter en vooral je ouders van me! Alle bij dragen van jullie worden geplaatst. Zie vandaag eens! Dag! Wilhelm van Dordt, Amster dam. Dat was zeker een verrassing! Trouwens ik verwachtte ook heel wat bij dragen. Alle versjes worden geplaatst, zoo wel als de twee verhalen. Het gaat Cres cendo! In de verzen zit meeT diepte en in de natuurbeschrijvingen ook diepere ge dachten en betere uitbeelding. P. F. Wil helm! Zie vandaag eens! Korenbloem, Boskoop. Het is typisch, maar ik geloof, dat ieder me dedinger of mededingster aasde op het polshorloge. En het versje? Als ik dit versje je liet voordragen, dan geloof ik dat alle Nichtjes dadelijk mee zoudAn want ook zij hebben het zonder twijfel in het schoolboekje gelezen. Het verhaaltje wordt geplaatst. Dag Korenbloem! Meibloempje, Leiden. Denk er om: belofte maakt schuld, dus ik wacht op het verhaal. Zul je, lief Nichtje? Laat zusje maar even een handje helpen, of heeft ze het te volhandig in Den Haag? Groetjes thuis en voor jou de vijf! Jana v. Loon, Boskoop. Als dat versje, nu eens uit Jana's pen gevloeid was, wat zou ik dan blij zijn met zoo'n medewerkster. Kom ik zal dat versje eens laten hooren. HEISA, HOPSASA! Wim en Wientje wipten saam, Joeohei, joefaldera! Omhoog, omlaag, en op en neer, Nu Wimpie eens, dan Wientje weer, Van heisa, hopsasa! Ze zongen saam een liedeke Van heisa hopsasa! Maar eensklaps zagen ze, onder 't spel Een mooie, bonte, dagkapel, Joechei, joefaldera! Toen Wientje juist weer onder was, Joechei, joefaldera! Toen sprong zij zachtjes van de wip; Het ging zoo maar, in éénen hip Van heisa, hopsasa! Maar ach, haar arme kameraad Van heisa, hopsa! Die wil pardoes van boven neer. Toen zong het wippertje niet meer: Joechei, joefaldera! Dag Jana! Maak je ouders veel groeten! Jopie Jansen, Leiden. Wel kom Jopie, in ons kringetje! Voortaan blij ven meedoen! Ik zal eeans goed toekijken of ik je bij den volgenden wedstrijd ook zie. En wanneer maak jij eens een versje of verhaaltje? Groet vader en moeder van me Cornelis Reich wei n, Katwijk a. d. R ij n. Zoo Cornelis, heb je een mooi versje ergens zien te pakken te krij gen. Wil je je dit eens laten voordragen? Wel nu, daar komt Cor Reichwein en draagt voor van: DE SMULPARTIJ. Tien musscben op een dakgoot zagen, Beneê op straat een korenwagen. Met zakken koren, dik en vol, Dat vonden alle musschen dol. Mm! koren, een smulpartij, Pik, pik, een gat, daar ben ik bij, Nog maar een minuut of wat, Toen piepte het koren uit het gat. Wie zou het eerste er nu bij? Tk, ik, ik ik! het gat is van mij. Zoo kribde het heele musschenkoor, Het gat is van mij, laat- mij er voor, Toen klonk een stem „Vort paard", Meteen reed de wagen met koren weer heen; Toen sprak een oude wijze kraai: Dat komt van al het kribben en lawaai. Cadier, Leiden. Hartelijk gefe liciteerd met behaald succes. En nu zal ik eens zien wat voor verzen, en verhalen ons zullen bereiken. Ik verwacht in de toe komst nog heel wat van jou. Dag Cadier. Met stevige hand en beste wenschen. En hierbij zullen we het laten. Tot Zaterdag! Dan gaan we door! Met veel goed voor U allen Jullie Oom Wim. VERJAARDAGEN van 18 tot 24 September 19 Nelly Arissen, Bloemluststraat 65, te Wassenaar. 21 Ans Vosters, B 527, R'veen. 21 Corrie Obdam, Zwarteweg E 74. 23 Tonny Guppen, Lammer&chansweg 21. 23 Wim Jongmans, Hugo de Grootstr. 10. 23 Jopie Keizer, Komsteeg 11, Zutphen. 24 Piet de Groot, Bloemistenlaan 24. Ik feliciteer de jarigen. Wie de volgende week? Wie den datum niet opgaf en in de vol gende lijsten wil komen, schrijve minstens 14 dagen voor zijn of haar verjaardag. Wie nog een stel nieuwe raadsels weet, sture het op. De oplossingen erbij en dui delijk den naam van de(n) afzender of af zendster. Oom Wim. PAS OP! Het verkeer op straat neemt bij den dag toe. Wees daarom dubbel voorzichtig. Pas op en let op! En onthou de volgende regels. Onthou ze en handel er naar! 1. Ga niet achter een tram of auto of rijtuig langs, alvorens goed uit te kijken. 2. Sta niet op een hoek van een straat te praten. Dit is gevaarlijk voor U en ande ren. 3. Klim nooit achter op een voertuig! Gij kunt vallen en ge kunt overreden worden. 4. Denk niet: ik zal het maar eens pro- beeren: de weg zal wel vrij zijn. Vooraf naar links en rechte uitkijken. 5. Hou altijd rechts. 6. Rij niet achter een tram of auto. Bedenk, vooral bij flinke vaart, Dat gij den afstand wel bewaart, Is 't bij uw voorman „stop" Ge zit er plotseling boven op. 7. Stoei niet en duw niet in drukke stra ten; vooral niet op het fietspad of op het midden van de straat, waarop de auto's en trams rijden. 8. Vlieg niet met een vaart de school uit, of het huis .uit of de kerk uit, of een straat uit, zonder links of rechts gekeken te hebben of de weg veilig is. 9. Let goed op de stopseinen. Waar ©en agent staat en den weg aanwijst, moet men goed opletten, wanneer het je eigen beurt is, over te steken. 10. Fiets niet naast elkaar als de weg niet breed genoeg is. Denk hieraan! Deze wenken zijn genomen uit: Het kind en het verkeer van Gathier. Uitgave Mulder Zoon, Leiden. Oom Wim. WE ZIJN NIET ALLEEN! door Wilh. van Dordt Luistert, hoe de boomen ruischen, Luistert naar het vogelenlied, Ziet op langs de groene weiden, Kijkt in het eindeloos verschiet: Overal staat Gods naam geschreven In een kleur vol gouden vreugd', Die in 's menschen zieleleven Terugkaatst als de reine deugd. Luistert naar het woeste bruischen Van de groote, groene zee: In uw harten, blij en deugdzaam Zingt Gods stem met liefde mee; Met het bruisohen van het water, Uit het loeien van den storm, Steeds en overal toch staat er Een groote redding in den vorm Van de onvergane wijsheid, Van de eind'loos-groote God, Die Zijn trouwe kinderen zegent Met genade naast gebod. AAN DE ZUIDERZEE, VOOR DE AFSLUITING door Wilh. van Dordt Gaat gij ons nu verlaten? O zee, die ééns zoo dartel-snel Met uwe golven speelde, Die licht en levend, blinkend-goud, De vissdhersmaatjes teelde; O zee, die eens met ruw geweld Ons Amsterdam bedreigde; En na een zware onweersbui Vermoeid naar adem hijgde; O zee, die schoonheid der natuur, Gaat gij ons nu verlaten? Ach ja! het moet: 'r ia land te kort: Wij dragen het gelaten. NIEUWE RAADSELS ingezonden door Truus de Haas. Raadsel I: Waarom moet men 'n klokkespel eigen lijk nooit vertrouwen? Raadael II: Welk bergen missen den top? Raadsel III: Waarom kraait de haan met z'n oogen dicht? Raadsel IV Ik ben zwart, keer mij om en ik word wit. Raadsel V Welke vink heeft geen veeren? Raadsel VI: Welke kous kan men niet stoppen. Raadsel VII: Welke vaart is het beste in Nederland? Raadsel VIII: Waarom brengen de postboden in Frank rijk de brieven niet rond? Raadsel IX Mijn le vindt men in school. Mijn 2e vindt men in het bosch. Mijn geheel is een plaats in Zuid-Holland Raadsel X: Wie behoeft zich niet te schamen dat hij dom is? Raadsel XI: Welke traan wordt niet geschreid? OPLOSSINGEN VAN DE RAADSELS VAN VERLEDEN WEEK door Nellie. Opl. I: De vijf wonden van Christus. Opl. EC: Een zwaan. Opl. LEI: Een ei. Opl. IVEen bezem. Opl. V: Allebei even zwaar. Opl. VT: In het dertiende jaar. Opl. VII: vier cent. Opl. VIII: 1 gulden vijftig. Oul. IX: De Hok. Opl. X: De mug. Opl. De spijker onder de schoen. Opl. XII: De matrozen. ONS RUILHOEKJE. Wilt u s.v.p. zoo goed zijn voor mij in de kindercourant te plaatsen, dat ik verschil lende bonnetje heb te ruilen. Ik heb: 1 Indiaantje van Pette; 23 bonnen van Nel- Ie's koffie; 2 Mickey Mouse; 6 Kwatta- soldaatjes; 23 bonnetjes voor cactussen; 1 bon van Fox Chocolade; 48 wapentjes van Sickesz. Hiervoor had ik gaarne Zwit- sersche weegschaaltjes. Ik ruil 11 in en ben thuis 's middags van 57 uur, behalve Zondags. Ik ruil ook per post indien een postzegel is ingesloten. Bij voorbaat dank. G. Veenendaal, Vleutenscheweg 54, Utrecht Wie wat voor het Ruilh&ekje aan te bieden heeft, sture de lijst der bonnen op met voorwaarden. Oom Wim. JO EN DO door Truus de Haas. IV. Maar al de drankjes en beste zorgen van dokter van Beukei moohten niets hel pen. God had haar voor hooger doel be stemd. Steeds erger werd de zieke en ze ijlde onophoudelijk. Dokter van Beukei belde een van zijn verpleegzusters op. De tweelingen zagen elkander aan, dan weer naar haar Moeder, die nu en dan om haar kinderen riep. Liefderijk verpleegde de Zuster die inmiddels gekomen was, Mevr. van Beukei. De koorts steeg en ging hoo ger, steeds hooger. Dokter Beukei voelde haar pols die onrustig voortjoeg nog eens legde hij de meter aan. En tot zijn niet geringe verbazing hij aan 41 gr. Van schrik vervuld vloog 'hij naar de telephoon en belde Pastoor op om met de H. Teer spijzen te komen. Haastig verbond hij zich met de familie om spoedig te komen. Ar me Vader! Ondertussohen werd alles voor de Bediening klaar gemaakt. De tweelin gen zagen het aan met doffe smart. Reeds kondigde het belletje van de Priester de komst van 's Heeren komst aan. Moeder was ondertussohen wat kalmer geworden, zoodat ze kon biechten. Allen verlieten terstond de kamer. Reeds kwamen ze te rug en knielden rond het bed. (Wordt vervolgd) (Voor de Grooten). DE GEHEIMZINNIGE PATIENT door Gerard Keizer. V. Ziezoo, en volg mij nu maar naar bin nen, zie je, dan 'hoef je je niet meer zoo te verschuilen als daar net. Nu heb je de tijd om alles op je gemak te bekijken in afwachting tot onze chef hier komt!" Meesmuilend duwde de man Dankers naar binnen. Een vreemd schouwspel vertoonde zich aan Pi ets blikken! Stel U voor, een geheel kaal vertrek waar niets in stond als een oude tafel en enkele wankele stoelen mèt en zonder zit ting. Verder ontving dit hol, want meer was het niet, het licht van twee reuzengroote brandende fakkels, die een onbehaaglijke teerlucht verspreidden! Nog mooier was het stelletje spitsboe ven die in dit hol aanwezig waren. In een hoek zaten een man of vier met vettige kaarten te spelen, elders zag men twee mannen broederlijk met elkaar Hin ken en drinken uit één flesch, die het slechtste bocht inhield, dat ooit als jene ver de wereld ingestuurd werd. Twee „linke" jongens, zaten in een an deren hoek gedempt met elkaar te fluis teren over een te beramen inbraak! Want dat begreep Dankers direct, hij was in een roovershol geraakt. Toen hij binnentrad, op den voet ge volgd door den bandiet, die hem nog steeds het wapen in den rug duwde, ging er bij de overige bandieten een luid gejuich op! „Ha, onze dokter!" „Goedenavond, dokter". „Bonjour, man der wetenschap!" „Deze en dergelijke uitroepen, lokten de mannen uit, in een oorverdoovend gelach uit te barsten. Opeens werd er echter aan de andere zijde van het hol een deur geopend en.... oogenblikkelijk was het doodstil! Aller oogen richtten zich op den bin nentredende en de mannen mompelden eerbiedig: „de chef!" De chef schreed, zondèr aan de aanwe zige bendeleden één blik waardig te keu ren op Versteeg toe en zeide hoffelijk: „Wilt U mij even volgen mijnheer!? Versteeg keek de man eens aan, en be merkte dat hij, in tegenstelling met de anderen, een prachtige kleeding droeg. Hij was geheel in smoking en hield een glanzend zwarte cylinder-hoed in z'n rech terhand. Zijn overhemd was van witte zijde en een matglanzende parel hield z'n das er op bevestigd. De avondcape die hij over een smoking aanhad, was van binnen gevoerd met blauwe zijde. Z'n voeten, in prachtige lakschoenen gestoken, voltooi den het toilet van deze, zoo op het oog lijkende „gentleman". Versteeg begreep, dat hier deze man wel de* hoofdman was en hij moest wel ge hoorzamen omringd als hij was door de kerels, die voor geen moord in dit bosóh terugdeinsden. Hij volgde dan ook gedwee de hoofdman en deze hield hoffelijk een portiere opzij en sprak: „Tr'eedt hier binnen!" Het hol, waar Versteeg nu binnentrad, overtrof z'n stoutste verwachtingen en in stilte waande hij zich in een deftig hee renhuis. Overdadige weelde was hier ten toon gespreid. De chef liet hem echter niet veel tijd om alles te bezichtigen, maar be gon direct te spreken: „Zie eens, mijnheer, ik heb u hier laten ontbieden, (misschien wel tegen uw wil, dat is uw zaak), omdat ik uw diensten noodig heb!" „Het betreft hier een ongeluk, die één mijner mannen is overkomen tijdens een nachtelijke schermutseling, met de gewa pende macht, in oasu met een politieagent die wat al te veel ijverzucht aan den dag heeft gelegd, maar die z'n ijverzucht en bemoeiingen met den dood heeft moeten bekoopen, besloot hij met grimmig lachje. „Ik zal u over nadere feiten en gege vens niet verder inlichten, maar hulp, ge neeskundige hulp had ik noodig voor een mijner beste mannen, die een nog al ge voelige tik van den agent in kwestie heeft moeten incasseeren". (Wordt vervolgd). RIDDER BERNARD. Ridder Bernard was een edel man en zijn volk hield veel van hem. Want hij on dersteunde de armen en zei tegen de rij ken, dat ook zij de armen moesten hel pen. Op zekeren dag was hij een eindje op zijn paard gaan rijden. Hij was al een heel eindje op weg, toen hij -plotseling een belletje hoorde. Hij keek om en zag daar een Priester die Ónzen Lieven Heer bij zich droeg. De misdienaar liep voor hem. Ridder Bernard zonk op zijn knieën, maak te een kruisteeken en stond weer op. Toen ging hij naar de priester toe en vroeg of hij op zijn paard wilde gaan ritten, om zoo zijn reis door het water voort te zetten. De ridder hielp de priester op het paard1 en zei: „Dat hij den volgenden morgen zijn paard werd zou komen halen. Nu groette hij den Priester en den misdienaar nam het paard bij den teugel. Bernard1 keerde zich om en ging loopende naar huis. Den volgenden morgen ging hij naar de pastorie en verlangde den priester te spreken. Deze kwam en vroeg of hij mee wou gaan om zijn paard te halen. Maar ridder Bernard zei, dat hij een paard waar Onze Lieve Heer op gezeten had, niet terug wou hebben en dat de priester het mooht houden om voortaan op zijn paard' de zieken te bezoeken. En ridder Bernard ging naar huis en voelde zich heel geluk kig omdat hij een goede daad had ver richt. IMELDA door Joke de Keunlng. Wie heeft er nooit over Imelda gehoord Toen Imelda nog heel jong was ging ze al naar het Hooster. Zij wilde zich van do wereld verwijderen en ontkomen aan de rijkdom in het huis van haar vader, die een, Italiaanech edelman was, Lambertini ge naamd. Toen zij naar het klooster wilde, brach ten haar ouders haar bij de Dominicanes sen. Zij kreeg aanstonds het kloosterkleed aan. Men noemde haar voortaan het „Hei ne zusterke". Imelda was stipt gehoor zaam, braaf en godsvruchtig. Zij deed veel verstervingen. Geeselde zelfs haar lichaam, omdat ze zoo graag martelares wilde zijn. Lange uren bracht ze dikwijls voor het H. Sacrament door. Gedurende de H. Mis was ze verslonden in gebed. Maar ze kon de tranen niet inhouden als de zusters naderden tot de H. Tafel. Imel da mocht nog niet, daar ze te jong was. Dikwijls vroeg ze Jezus te ontvangen, maar ze kreeg geen toestemming. In dien tijd was het in Italië de gewoonte de kinderen niet tot de H. Tafel te laten voor hun veertiende jaar. Arme Hnderen, die zoo lang moesten wachten. Eens op het feest van Hemelvaart stroomden de tra nen van het kind overvloediger dan ge woonlijk en haar gebeden waren nog vu riger. Imelda bad, men vindt dat ik te jong ben, maar Gij hebt toch gezegd: „Laat de Heinen tot mij komen", „O, Jezus, kom, of laat mij sterven." Jezus kon niet lan ger weerstaan aan dit groote verlangen. Imelda vroeg de H. Communie of den He mel. Hij gaf ze beiden. Een Hostie ont snapte aan de ciborie, zweefde tot boven het hoofd van Imelda. Door dit groote wonder durfde de priester niet langer wachten. Hij gaf Imelda de H. Oommunie. Imelda ging op in hemelsche vreugde. De zusters keken vol bewondering naar haar. Toen de dankzegging wat lang duurde, wilde de zusters er een einde aan maken. Maar tot hun schrik zagen ze dat Imelda gestorven was. Op Hemelvaart had Jezus haar schoone ziel meegenomen naar den Hemel. (Voor de kleintjes). HET POPPENMOEDEBTJE door Elra Rietmeijer. Liesje zat op een Woensdagmiddag op den stoep voor het huis, met de pop in haar arm. 't Was mooi weer, de zon scheen heerlijk. Maar het poppen-moedertje had geen pret. Haar pop zag zoo bleek, ze was ook ziek geweest. Lisje drukte haar stijf tegen zich aan en zei, arm Elsje, heb je nog pijn? Eerst za gen je wangen zoo rood, en nu ben je zoo bleek. Elsje zei niets. Ze keek Liesje maar aan. De zon is goed voor je. „Voel je wel", zei Liesje tegen haar pop. Moe hoorde dat Liesje met haar pop zat te praten. Ga een eindje met Elsje wandelen, dan krijgt ze weer een kleur, zei ze tegen Liesje. Maar moe, ze heeft geen jurk, want deze is veel te Hein, ze is er heelemaal uitge groeid, zei Liesje toen. Moe lachte! Kom maar eens met me mee, zei Moe. Liesje ging met moe mee in huis. Toen ze in huis waren, keek moe in de kast of ze nog een lapje vond. En jawel, een mooi blauw lapje lag er nog en, ook een stukje wit kant. Vind je dat mooi voor een jurkje, Liesje, vroeg Moe? Ja Moe, heel mooi ant woordde Liesje. Nu dan krijgt Elsje daar een jurkje van. Moe mat hoe groot het jurkje moest wezen. En ze begon dadelijk te faiippen en te naaien. De jurk was in een ommezien klaar, en Liesje Heedde de pop aan. Ben je nu niet blij? vroeg ze aan de pop. Maar de pop zei niets, ze lachte alleen maar dat doet ze altijd. Kijk eens Moe hoe mooi de jurk staat! Moe vond het ook. Ga nu maar gauw een eind je wandelen met Elsje. Dat deed Liesje. Ze zei Moe goedendag en daar gingen ze.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 8