NEDERLANDSCH-BELGISCH HANDELSVERDRAG. DUNULKUAG 4 AUGUSTUS 1932 ÜE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. 9 VERMINDERING HANDELSBELEMMERINGEN. Alle staten kunnen aan de actie van Nederland, België en Luxem burg deelnemen. Invoerrechten worden verlaagd bij het in werking treden van de overeenkomst: 10 pCt.; één jaar later wordt deze verlaging gebracht op 20 pCt. van dit tarief, twee jaar later op 30 pCt., drie jaar later op 40 pCt. en vier jaar later op 50 pCt. van dit tarief. Een permanent comité van desknndigen beslecht geschillen. Duur: vijf jaren. Heden zijn de Departementen van Bui- tenlandsche Zaken te 's-Gravenhage en te Brussel overgegaan tot de publicatie van den tekst van het op 18 Juli j.l. gesloten In ternationaal Verdrag tot vermindering van handelsbelemmeringen. In de inleiding van dit verdrag wordt onder meer overwogen dat het dringend noodzakelijk is dat de Staten, zoowel in hun eigen belang als in het algemeen be lang, een schadelijke politiek laten varen. Overtuigd dat de geleidelijke tot stand- koming van een grooter vrijheid van ruil verkeer één der voornaamste voorwaarden is voor het herstel van de welvaart in de wereld, en wenschende in deze richting een gemeenschappelijke actie te ondernemen, waaraan alle staten zullen kunnen deelne men en op deze wijze mede te werken dat het herstel van den algemeenen economi- schen toestand hebben de Begeeringen van België, Luxemburg en Nederland besloten een verdrag tot vermindering van handels belemmeringen te sluiten. Blijkens de bepalingen van dit Verdrag verbinden partijen zich om niet over te gaan, in haar wederzijdsche betrekkingen, tot verhoogingen van invoerrechten boven het peil van rechten bestaande op den da tum van onderteekening van het verdrag, noch tot de instelling van rechten, niet be staande op dien dag. Verder wordt overeengekomen om niet over te gaan tot eenige verhooging van be schermend karakter van invoerrechten nog tot eenige instelling van nieuwe bescher mende rechten ten 'aanzien van goederen van derde Staten, waarmede partijen ge bonden zijn door handelsverdragen, behalve in het geval, dat deze Staten, door -een nieuwe verhooging van tariefmuren of ver zwaring der handelsbelemmeringen ernstig afbreuk zouden doen aan de Verdragslui tende Partijen. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich in haar wederzijdsche betrekkingen, haar invoerrechten geleidelijk te verlagen overeenkomstig de volgende bepalingen. De invoerrechten zullen op het oogen- blik van de inwerkingtreding van dit ver drag worden verlaagd met 10% van het ta rief bestaande op den datum, der ondertee kening van dit verdrag; deze verlaging zal één jaar later worden gebracht op 20% van dit tarief, twee jaren later-op 30%, drie ja ren jater op 40% en vier jaren later op 50% van dit tarief. De invoerrechten zullen niet behoeven te worden verlaagd beneden 50% van het ta rief, bestaande op den datum der onder teekening van dit verdrag, noch beneden een peil overeenkomende met 4% ad valo rem voor halffabrikatie en 8% ad valorem voor afgewerkte productie. De verdragsluitende partijen verbinden zich onder elkander geen enkel nieuw ver bod of geen enkele nieuwe beperking van den in- of uitvoer toe te passen, noch een enkelen nieuwen maatregel tot reglemen teering te treffen, die als gevolg zou kun nen hebben het wederzijdsche ruilverkeer te belemmeren. Partijen behouden zich evenwel het recht voor over te gaan tot de algemeen als noodzakelijk erkende reserves, zedelijke of humanitaire gronden, vervoer van oorlogsmateriaal, volksgezondheid en voedselvoorziening, in- en uitvoer van edele metalen, papiergeld en effecten, met uit zondering van de maatregelen voor het toe zicht op deviezen. Anderzijds, in het geval dat het ruilver keer tusschén partijen ernstig beroerd zou worden door abnormale omstandigheden, heeft ieder harer bevoegdheid den in- of uitvoer te beperken, onder voorwaarden evenwel, dat een contingent zal worden vastgesteld, dat iii beginsel, en behalve in uitzonderingsgevallen, niet lager zal kun nen zijn dan 100% van het gemiddelde der ingevoerde of uitgevoerde hoeveelheden ge durende normale jaren. Partijen verbinden zich voorts o.a. in haar wederzijdsche betrekkingen te doen verdwijnen, zoodra den omstandigheden zulks zullen veroorloven, de op den datum der onderteekening van dit verdrag be staande verbods- of beperkingsmaatregelen of maatregelen tot reglementeering onder voorbehoud van de hiervoren vermelde uit zonderingen. Volgens een der overige artikelen van het Verdrag verbinden partijen zich in haar wederzijdsch ruilverkeer de onvoorwaarde lijke en onbeperkte behandeling van de meest begunstigde natie toe te passen. Voorts bevat het Verdrag bepalingen betreffende het beslechten van geschillen, de bevoegdheid van iederen derden Staat tot het verdrag op voet van gelijkheid met de Staten die het verdrag onderteekend hebben, toe te treden en nopens de be krachtiging en inwerkingtreding van het verdrag. rende op een bedrag van 140 per stuk geeft dus 5 X 140 700. En daar de z.g.n. nevenbedrijven, zooals schapen- en varkenshouderij, tegenwoordig geen winst maar wel verlies opleveren, bestaat de ge- heele ontvangst uit 3400 -{- 700 4100. Welke uitgaven staan hier nu tegenover? Als normale pacht wordt door dezelfde Inspecties tot heden aangenomen 140 per H.A. Stel dat daarop eene reductie gege ven' wordt van 50 pet., dan is als pacht som aan te nemen 70 per H.A. dus voor 20 H.A. 20 X 70 1400. Aan veevoeder is benoodigd, jongvee inbegrepen, zeker 4 K.G. per koe en per dag k f 6.25 per 100 K.G. Geeft dus voor 25 koeien bij een stal tijd van 170 dagen 25 X 4 X 170 X 6.25 100 1062.50. Aan rente van be drijfskapitaal moet zeker gerekend worden op 8000 a 5 pet. 400, terwijl voor di verse uitgaven als brandassurantie, onder houd van inventaris, veearts, marktgelden, enz., gerust nog een bedrag van 300 mag gesteld worden -J- een bedrag van 87.50 voor ongelukken en sterfte onder 't vee. We krijgen dan de volgende opstelling: Ontvangsten Melkgeld 3400. Veeverkoop 700. Totaal4100.— Uitgaven: Pacht 1400. Veevoeder 1062.50 Kente bedrijfskapitaal 400. Diverse uitgaven 300. Risico 87.50 Totaal 3250.— zoodat slechts een bedrag van 850. overblijft voor den boer om van te leven en z'n arbeider te betalen. En wat wordt nu aan die arbeiders be taald? Tot heden toe .genieten deze in deze streken nog steeds een loon van 19 per week 988 per jaar, plus 32 aan ze gels en -f- 30 aan 'ongevallen- en ziekte verzekering, geeft dus 988 -f- 32 -f- 30 1050. Daar nu voor 20 /H.A. Land de boer bui ten z'n eigen arbeidskracht toch zeker één volwassen arbeider noodig heeft, komt men tot de ontstellende conclusie, dat z e 11 s bij een pachtreductie van 50 pet., ondanks den regeeringssteun, de boer nog niet eens in staat is z'n a rbe ider te betalen en daarbij zelfs geen enkele cent overhoudt om met z'n gezin van te leven. Dit overwegende mag men toch wel be sluiten ddt bovengenoemde heeren van „Volkskrant" (het 'Kamerlid Kuiper), en „Maasbode" (waarschijnlijk mr. Aalberse), alsook de driestar van onze „L. C." hun vermaningen veilig in portefeuille hadden kunnen houden. J. B. WESSELING. P.S. Juist na het schrijven van boven staande las ik een bericht uit Nieuwkoop, dat daar de loonen der landarbeiders op beden gedaald zijn tot 10 a 11 per week. Hoezeer te betreuren, blijkt uit boven staande voldoende, dat niemand het recht heeft er de patroons een verwijt van te maken. J. W. Wij zijn den geachten inzender erkente lijk voor zijn deskundige uiteenzetting, wel ke bevestigd, wat wij in onze courant her haaldelijk hebben geconstateerd, nd., dat het in het boeren-bedrijf allerbedroe vendst slecht gaat. Wij mogen er verder op wijzen, dat in de beschouwingen van „Maasbode" en „Volks krant", door ons overgenomen en met en kele woorden gecommentarieerd, geschre ven werd over „landbouw, tuin bouw en veetee lt", en verder, dat de in deze bedrijven uitgekeerde loonen „hier en daar" onrechtvaardig waren. Red. Wat anderen er van zeggen IETS OVER DE CRISIS-STEUN IN VERBAND MET DE LOONEN DER LANDARBEIDERS. Wanneer personen, welke buiten het land bouwbedrijf staan, daarover schrijven of spreken, valt 't telkens op hoe weinig ze gewoonlijk van 't onderwerp, 't - welk ze behandelen, op de hoogte zijn en welke scheeve voorstelling zij zich gemeenlijk van de toestanden in dat bedrijf maken. Meestal kan men zulks wel met een goed- moedigen glimlach laten passeeren, maar, wanneer zonder eenigen grond, daarin den landbouwers een minder eervolle mentali teit wordt toegedacht, meen ik, dat het toch goed is, dat scheeve eens tot z'n juist pro porties terug te brengen. En zoo trof ik 1.1. Vrijdag in dit blad een driestar aan, waarin, met verwijzing naar 't geen „Volkskrant" en „Maasbode" dienaangaande geschreven hadden, den boer op hun plicht werd gewezen, om nu van de hun geboden steun ook hunne arbei ders te doen profiteeren, door hen een vol doend loon uit te betalen. Nu waarschuwt men iemand niet z'n handen te branden, wanneer er geen vuur is, en zoo mag men veronderstellen, dat genoemde heeren, die waarschuwing niet gelanceerd zouden heb ben, wanneer ze niet gemeend hadden, dat 't noodig was; maar dat de vrees, dat de boeren in deze aan hun plicht zouden te kort schieten, hen die vermaning in de pen gaf. En die vrees scheen bij den schrijver van bedoelden driestar zelfs zoo groot te zijn, dat hij meende de boeren te moeten waarschuwen, voor niets minder dan wraakroepende zonden Vanwaar die vrees? Geen enkel feit wordt genoemd, 't welk dezelve zou kun nen motiveeren. Van een onderzoek naar wat de boeren dan onder deze omstandig heden wel als loon kunnen betalen blijkt uit niets. Is dan die vrees enkel gebaseerd op de nu eenmaal onder de burgerij steeds vrijwel verbreide meening, dat de boer een schraperig mensch is? Want ja, het van zooveel fijnen zin getuigende spreekwoord, 't welk een boer bij zeker knorrend exem plaar van z'n veestapel vergelijkt, doet nog altijd opgeld. „Als de boeren ze nu maar weer niet gaan potten", voegde mij iemand in vollen ernst toe, toén de wet op den steun aan de melkveehouderij was aange nomen. kien vergunne mij daarom aan de hand van cijfers eens na te gaan, in hoeverre de boeren nu in staat zijn aan hunne arbeiders een redelijk loon uit te betalen. We gaan daarbij uit van een bedrijf van 20 H.A. Volgens den norm, oa. aangenomen door verschillende inspecties der Inkomstenbe lasting, kan per H.A. normaal gemolken worden 1 yx koe. Wel wordt in vele geval len meer vee gehouden, doch zulks ge schiedt dan ten koste van den aankoop van meer krachtvoeder. Uit de cijfers nu van een paar in deze streken gevestigde controlevereenigingen, bleek, dat de gemiddelde melkopbrengst per koe was geweest 3500 Liters. Uit de boekhouding van den L. T. B. bleek echter de gemiddelde opbrengst te zijn 3300 Liters per koe; terwijl nog een ander boekhoudbureau mij 3500 Liter opgaf voor slechts een paar van de allerbeste be drijven. Wanneer ik dus een gemiddelde op brengst per koe en per jaar aanneem van 3400 Liters ben ik zeker niet te laag. We krijgen dus de volgende opbrengst: 20 H.A. k 1% koe per H.A. 25 koeien 3400 Liter per koe, geeft dus 85000 Liter melk per jaar. Deze melk nu heeft in de beste productiemaanden Mei en Juni op gebracht niet meer dan 3 cent per Liter. Nu overweegt de Regeering wel 'n richt prijs van 5 cent per Liter, maar tot heden is zulks nog niet bereikt en 't zal de vraag zijn of we ooit zoover komen. Veilig kan dus worden aangenomen, dat de gemid delde melkprijs voor deze taxatie-periode niet hooger zal zijn dan 4 cent per Liter, geeft dus een ontvangst aan melk van 85000 X 4 cent ƒ3400. Wegens aanfok van jongvee kan gemid deld jaarlijks op iedere 5 koeien één afge zet worden, z.g.n. vaarkoeien. Deze taxce- R. K. Volkspartij en Godsdienst. M. de R. In den laatsten tijd het zal UEd. niet geheel onbekend zijn wordt in onze stad zeer ijverig gepropageerd voor de R. K. Volkspartij. Nu kwam het dezer dagen voor, dat iemand meende tegen deze pro paganda te moeten waarschuwen als zijnde in strijd met den godsdienst. Zij die over gingen tot die partij brachten daardoor het godsdienstig leven van zich en anderen in gevaar. Als lid van de R. K. Kiesvereeniging meen ik, dat het niet gewenscht is, op een dergelijke wijze politieke tegenstanders te bestrijden. Zoo men geen betere middelen heeft, om het goed recht der R. K. Staats partij te verdedigen, staat haar zaak er hopeloos voor. In de „Morgen" van 8 Juli schrijft het R. K. Tweede-Kamerlid Max v. Pol: „Men mag de Ka bh. Staatspartij niet verwarren met de Kerk en den steun aan haar pro gram, haar tactiek, haar lijst verplichtend stellen voor den Katholiek. Zij, die tot afscheiding overgaan, mogen dan ook niet om wille van die afscheiding als minderwaardige Katholieken worden gedoodverfd. Wij weten, dat er speciaal in de hitte van den verkiezingsstrijd wel eens anders wordt geredeneerd, maar wij zijn tegen elke ver kettering van dissidenten opgekomen en zullen dat ook in de toekomst doen". Om wille van de waarheid en het recht meen ik goed te doen hier eens op te wij zen. De goede zaak kan niet met onrecht en onwaarheid gediend zijn. Van den anderen kant meen ik even eens goed te doen er op te wijzen, dat van den kant der Volkspartijers wordt verteld, dat men de debatvergadering, die was toe gezegd door de R. K. Kiesvereeniging of Prop.club „Dr. Schaepman", blijkbaar niet aandurft en men maar niets meer van zich laat hooren. Dit zal ook wel niet in over eenstemming mot de waarheid zijn. Wel licht kunt UEd. meededen hoe of deze zaak thans staat? U, M. de R., dankend voor plaatsing en eventueel antwoord, verblijf ik, Hoogachtend, Een lid van de R. K. Kiesvereeniging. De geachte inzender stelt hier een kwes tie aan de orde, die alleen goed kan wor den begrepen, als men goed onderscheidt. Wat het bedoelde lid van de R. K. Staats partij beweerde ten opzidite van de R. K. Volkspartij n.l. dat deze laatste in strijd zou zijn met den Godsdienst komt op hetzelfde neer als wat de R. K. Volkspartij in haar orgaan verwijt aan de R. K. Staats partij, n.l. dat deze zich niet zou riohten naar Pauselijke Encyclieken, enz. enz.! Doch hiermede is de bewering natuurlijk niet gerechtvaardigd. *Is de bewering in derdaad waar? Is de R. K. Volkspartij in strijd met den Godsdienst? Neen. Er is geen enkele leerstelling of beslissing van de Kerk, waarbij de R. K. Volkspartij is veroordeeld of verboden. Dus: iedere Katholiek kan evengoed lid worden van de R. K. Volkspartij als van de R. K. Staatspartij? Dus: het al dan niet lid zijn van de R. K. Volkspartij is, van katholiek standpunt bezien, geen beginsel kwestie, geen gewetens-kwestie, maar een neutrale kwestie? Deze „dus" is absoluut verkeerd! Hier komt 't er op aan, goed te onderscheiden. Wij zullen een voorbeeld geven. Er is geen enkele leerstelling of beslis sing van de Kerk, welke mij verbiedt een paar maanden in Zwitserland te gaan doorbrengen. En toch- kan het al dan niet naar Zwitserland gaan voor mij zijn een beginsel-kwestie, een gewetens-kwestie, toch kan ik, van katholiek standpunt be zien, slecht handelen, als ik mijn woon plaats in Leiden voor eenige maanden zou omwisselen voor een verblijf in Zwitser land!. Ik zou b.v. daardoor te kort kun nen schieten in verplichtingen, welke ik op mij heb genomen, of daardoor met de recht vaardigheid of naastenliefde, welke ik ten opzichte van anderen heb te betrachten, in strijd kunnen komen, enz. Een vacantie-verblijf in Zwitserland is een op zichzelf neutrale zaak. En, zooals men ziet, kan ook zelfs aan zoo'n zaak nog, door de omstandigheden, een beginsel- kwestie vastzitten. Het aansluiten bij een politieke partij is echter feitelijk op zichzelf al reeds niet een neutrale zaak, van katholiek standpunt bezien. In deze daad toch ligt feitelijk objectief, dus buiten de bedoeling op zichzelf al reeds een moreel goede of ver keerde handeling. Dat men dus bij het stellen van zulk een daad in strijd kan ko men met zijn plicht als Katholiek, ook al gaat men niet lijnrecht in tegen een leer stelling of beslissing van de Kerk, is heel duidelijk. Na deze meer theoretische uiteenzetting die do welwillende lezer, welke de kwestie wat meer dan oppervlakkig wil bezien, met aandacht moge volgen de practische vraag: Komt een Katholiek in strijd met zijn plicht als Katholiek, als hij zich aansluit bij de R. K. Volkspartij? Op deze vraag zal men j a antwoorden, indien men overtuigd is, dat de godsdiens tige belangen ernstig gevaar loopen te worden geschaad, als de Katholieken in Nederland hun eenheid op politiek terrein verbreken, zich van elkaar scheiden, om naast en feitelijk ook tegenover elkander te gaan staan. Op deze vraag zal men neen antwoor den, indien men (natuurlijk ook op goede gronden) overtuigd is, dat de algemeene en katholieke belangen door verdeeldheid der Katholieken in meerdere politieke partijen, niet door het door ons bedoelde gevaar zullen worden bedreigd. Onze vrienden, die tot de R. K. Volks partij behooren, bezitten naar wij moe ten veronderstellen deze laatste overtui- ging. Schrijver dezes is, zooals bekend, er van overtuigd, dat de politieke verdeeldheid onder de Katholieken noodlottige, ja hoogs,t noodlottige gevolgen kan hebben. Hij grondt deze overtuiging op eigen inzicht in de practijk der politiek, in ons land en elders, terwijl hij de juist- heid van dit inzicht bevestigd vindt in mee- I ningen en oordeelvellingen van talloozen j tot oordeelen bevoegden. De Katholiek, die j deze overtuiging heeft, zooals wij, mag 't is duidelijk niet toetreden tot de R. j K. Volkspartij. Voor heden willen wij het bij deze wat uitvoerige, maar toch nog onvolledige uit- j eenzetting laten. Wat de kwestie debat-vergadering be- i treft, is ons niets bekend, kunnen wij geen inlichtingen geven. Dat er hier vrees in 't j spel is, gelooven we echter niet! Red. Prijs-verlaging. Geachte Redactie, In meerdere plaatsen van ons land wordt sinds eenigen tijd een merkwaardige strijd gestreden. Hoewel geheel onbloedig, al- zoo dus ongevaarlijk, zijn er nochtans symptomen aanwezig, welke er op wijzen dat die strijd gaat ontaarden in heftiger ontladingen. Zooals deze mij ter kennis kwam zal ik hem geven ter beoordeeling van welden-kenden. Hij, die in deze tijden prijsregelend op treedt en op deze wijze, zonder eigen of anderer belangen te schaden, zijn produc- ten aan den consument kan leveren tegen zeer te waardeeren prijs, zou alleszins een recht van bescherming mogen genieten. Verschillende gemeenten beleven de stille sensatie sedert eenige maanden een I geheimzinnige bakkersoorlog binnen hun veste te herbergen. Ik ontwaardde -deze o.ra. in Delft, Leiden en Utrecht, mogelijk zijn er nog meerdere plaatsen. Geheel on- I deskundig op bakersgebied zijnde, trof mij echter de eensluidende verklaring van vier bakkerspatroohs uit drie verschillende ste den. Een verlaging van broodprijs had ten gevolge een soort boycot en wel van eigen aardige strekking. De bakkers, vasthou dend aan deil ouden prijs, uitten de be dreiging, de leveranciers van meel en bloem uit te sluiten van elke levering, in dien deze den moed bezaten te durven lo- veren aan bakkers welke z.g.n. den brood prijs bedierven. Ik heb mij eenige lijsten laten overleggen o.a. van loon en be- bedrijfsonkosten en in vergelijking met aan mij verstrekte gegevens van oude- prijs-bakkers kunnen constateeren, nog maals als ondeskundige op bakkersgebied, dat bij den verlaagden prijs-bakkers ©er- stens de loonen ruimer werden en er ver volgens een zeer ruime winstmarge bleef. Het betrof geen kleine .bakkers, dooh flin ke gezonde bedrijven. Dat de bedreiging /van uitsluiting gehandhaafd werd is mij gebleken, doordat de prijsregelende bak kers bij voortduring van leverancier moes ten verwisselen. Prijsverlaging is heden ten dage een volksbelang; dit te saboteeren is blijk ge ven geen oog te hebben voor onherroepe lijke veranderingen. Waar de loonen in dalende lijn zijn, de volkswelvaart in het nauw wordt gedreven door werkloosheid, mag het gewaardeerd worden, indien al thans het brood als volksvoedsel gelijken tred houdt met de inkomens van minder goed bedeelden. Het is zeer goed mogelijk dat die strijd een nog vinniger karakter zal aannemen, hoezeer ook te betreuren en zeker «niet toe laatbaar in den vrijen handel; de oplos sing zal dan moeten komen doordat van hoogerhand dergelijke ongepaste bedrijfs- belemmeringen verhinderd zullen worden. Hoogachtend, Opmerker. Wij zijn ondeskundig, maar de schrijver van bovenstaande beschouwing volgens zijn zeggen ook. En daarom eerlijk ge zegd kunnen wij niet veel waarde hech ten aan zijn betoog! Hij kan gelijk heb ben, maar kan óók mistasten! Zeer te- reoht zegt hij, dat 't goed is, indien do producent den prijs van een artikel ver laagt, maar „zonder eigen of» anderer be langen (onredelijke) te schaden. Of dit bij de bedoelde broodprijs-verlaging niet het geval is? Wij kunnen 't niet beoordeelen, dooh nogmaals volgens zijn eigen ver klaring de inzender ook niet, die uit mededeelingen en zelfs uit cijf er-ge ge vens van bakkers niet in staat mag worden ge acht, een conclusie te trekken, welke door het publiek als waar en juist zal kunnen worden aanvaard. Hij zal dit zelf willen toegeven. Red. De Katholieke Radio-Omroep. Is u met uw geweten tot overeenstem ming kunnen komen, als u een oogervblikjc nadacht over den Katholieken Radio Om roep? We veronderstellen, dat zelfs een ruime bedenktijd toegemeten is. Hoofdzakelijk moeten dan die Katho lieken nadenken en daadwerkelijk wor den, die nog steeds buiten de K. R. O. staan en andere omroepen steunen. „Waarom nu", zegt men dan. Moeten wij, Katholieken, dan niet moer en meer onzen eigen Beginsel Omroep op den voorgrond Laten treden? Anderen doen het toch ook!! Antwoordt nu eens? „Ik vind er niets aan", heb ik wel eens gehoord. Allemaal nonsens en uitvluohtjes! Dan heeft u nooit goed gehoord of ge zien, hoe de programma's in elkaar ge zet zijn en door goede krachten vertolkt worden, gij moet daarvoor de R. K. O.- Gid-s raadplegen, daar is heel gemakkelijk aan te komen. Het zal wel het niet durven zijn, om u wlidmaatschap ttn den z.g. neutra len omroep op te zeggen. Ja, dan komt het er op aan, om voor de katholieke zaak te strijden en er voor uit te koinen. Er komt vanzelfsprekend een verte genwoordiger van betreffende verecniging bij U aan huis, die vraagt, wat de reden is voor uittreding. Gij moet dan zeggen: „Afe Katholiek ben ik verplicht m'n eigen omroep te steunen met woord en daad!" Geen enkele vereeniging verliest zijn leden graag. Maar u gaat toch niet in een verecniging, die uw geloofsgenooten aan valt; die strijd is ook tegen u gericht, hoe wel gij lid zijt van zulk een verecniging, en niemand kamt ooit zioh zelf af! U moet niet denken, dat een socialist zich schaart onder de Roomsohe vaan! Groot gelijk! Neen, zij zullen zich terecht wèl scharen onder hun vaan. Zóó moet ieder Katholiek denken en ook dóén! En niet overal vandaan getrokken en gesleept moeten worden, want hij heeft ook een goed Tehuis. Ten slotte behoeft het geen verder be toog, dat het goed is om.één te zijn. Welnu, dat. wordt ook verwacht. Verwachtenhet is uw plicht om de K. R. O. sterk te maken. De K. R. O. tracht zich op te voeren aan de spits en zij kan dit bereiken, als alle Katholieke radio-bezitters, die nog buiten de K. R. O. staan, zich aansluiten. De K. R. O. moet vooruit, daar kunt U voor zorgen. Het spreekwoord is niet tevergeefsch: „Eendracht maakt macht", dus sluit U aan bij de K. R. O. J. v. d. B.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 9