HflRTEVELT'S
JENEVER
FRANKRIJK's TOEKOMSTIGE
BUITENLANDSCHE POLITIEK
VRIJDAG 10 JUNI 1932
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG.
Paul Boncour als docent
Dikwijls ben ik in de gelegenheid ge
weest op te merken, dat de beste programs
voor de buitenlandsche politiek werden
opgesteld op het Congres der Oud-Strij
ders. Zoo lang heb ik de teksten over
wogen, die zij twee jaar geleden hebben
goedgekeurd, dat het me dikwijls over
komt er een van te citeeren. Daarin is
naar mijn nieening een ontwijfelbaar paci
fisme vereenigd met een vaderlandsliefde,
die waarborgen biedt tegen de onvoorzich
tigheden, waaraan abstracte theoretici zich
blootstellen.
Denzelfden uitstekenden indruk krijg ik
van t werk, dat verricht is op het Congres
der Federale Unie, dat dezer dagen te Dyon
gehouden is. In de aldaar afgelegde ver
klaring van Paul Boncour hebben wij een
waardevol stuk in handen. Onze perma
nente gedelegeerde te Genève heeft ons
daarin ideeën aan de hand gedaan, die
waard zijn te worden vastgehouden en uit
gewerkt. Ik wil ze op eenigszins didacti
sche wijze uiteenzetten. Allereerst heeft de.
redenaar het verlangen geuit naar het
behoud van den vrede, zoowel in de natio
nale als internationale orde, de politieke
en de economische wereld. Hierover ziju
alle Franschen het eens. Maar er wordt
meer verwacht.
1. Paul Boncour komt vrijmoedig uit voor
de meening, dat er offers noodig zijn om
weer orde te brengen in de binnenland-
sche aangelegenheden. Hij vraagt alleen,
dat eerst alle mogelijke bezuinigingen wor
den toegepast „op andere posten, dan die
waarmee de smart der weduwen en het
bloed der martelaren gemoeid is". Een
rechtvaardige en edelmoedige gedachte, die
geen mensch zal bestrijden.
2. Hij uit den wensch, dat het plan tot
organisatie van de Donaulanden weer o>p
stapel wordt gezet en dat de betrokken
staten er zelf het initiatief toe nemen. Dit
is een zaak, die op zich behandeld moet
worden.
3. Op het groote punt der ontwapening
verwachtten wij Paul Bonoour te hooren
spreken als vertegenwoordiger van Frank
rijk. Deze verwachting heeft hij niet be
schaamd. Hij eischt, dat wij ons krachtig
handhaven in de stellingen, die door de
vorige regeering zijn ingenomen, niet op
haar eigen initiatief, maar krachtens de
traditioneele politiek, die sedert 1924 ge
volgd is. Ik sta er op mijn krachtige instem
ming te betuigen met Paul Bonoour op dit
punt. Toen het kabinet-Tardieu het voor
stel deed tot organiseering der internatio
nale veiligheid, ben ik er niet op uit ge
feest wat er ook van gezegd wordt
om redenen van binnenlandsche politiek
te ontkennen, dat deze stelling overeen
kwam met de gedragslijn van Briand en
van mijzelf: veiligheid, arbitrage, ontwape
ning. Ik wensch, dat deze drievoudige
Fransche eisch in de oogen der republikei
nen al zijn waarde behoudt.
Maar met zijn gewonen moed geeft Paul
Bonoour, die Genève met alles wat er aan
vast zit goed kent, ons te kennen, dat het
volgen van ons ideaal, het eenïg logische,
en 't eenige dat algeheele voldoening geeft,
ons niet er toe mag brengen de oogen
te sluiten voor mogelijke gevaren. Ieder
die rich niet laat afschepen met woorden
alleen, moet zich daarop bezinnen.
Het is hier de plaats een zin aan te ha
len, die rijk is aan inhoud, een zin, waar
over het waard is na te denken. „Men
moet verklaarde Paul Boncour koel
bloedig, zonder demagogie, meten, welke
beperkingen mogelijk zijn bij den huidigen
staat van zaken en bij den bes taanden
toestand der internationale waarborgen.
Op deze wijze moet er gekomen worden
tot een eerste stap, die aan Duitschland
niet het voorwendsel geeft, dat een helaas
groeiend deel van de publieek opinie over
den Rijn verhoopt, en die daarentegen
aan de democratische elementen, die er een
zwaren strijd voeren, de mogelijkheid biedt
om stand te houden". Als men den toe
stand van Duitschland in oogenechouw
neemt, als men weet welk gevaar een ver
gissing kan opleveren, dan springt in het
oog, dat dit voor de patriottische pacifis
ten, waartoe ik mij reken, het moeilijke
punt is. Hierop moeten alle krachten, zon
der toe te geven aan harstochten, ver
eenigd worden.
4. En nu de herstelkwestie. Hier laat Paul
Boncour aan de financiers het werk en de
verantwoordelijkheid, die hun toekomt.
Doch hij stelt twee beginselen op, die beide
onomstootelijk vaststaan:
a. Wij moeten aan onzen wil om tot
Europeesche solidariteit te komen vasthou
den, al wordt deze helaas zoo vaak mis
kend.
b. Ons geen vaststaande rechten laten
afnemen en „in geen geval het evenwicht
laten verstoren tusschen onze vorderingen
en onze schulden. Het zou niet billijk zijn
den Franschen belastingbetaler 't voordeel
van dit evenwicht te doen verliezen". Paul
Bonoour maakt een nauwelijks verholen
toespeling op de laatste rede van dr. Brü-
ning, waarvan het niet aan ons staat de
beteekenis vast te stellen in de Duitsche
binnenlandsche politiek, doch die op dit
moment zwaar is komen drukken op den
toestand. Na de publicatie van de belijde
nissen van wijlen dr. Stresemann hadden
wij daar waarlijk geen behoefte aan!
Afgezien van alle politiek wil ik ver
klaren, dat ik deze overwegingen van Bon
cour hoogelijk op prijs stel. Zij zijn ernstig,
doordacht en toch zoo klaar. Zij zijn in
volkomen overeenstemming met mijn eigen
gedachten. Ik ben hem dankbaar voor zijn
zoo sterke liefde voor den vrede en voor
Frankrijk.
De organisatie van dezen vrede is voor
alles een kwestie van rechtschapenheid.
Alle conventioneele phraseologie kan dit
werk slechts schaden. De oud-strijders van
Dyon hebben dit begrepen. Hun slotreso-
lutie bevestigt de beginselen, waarover alle
helderziende pacifisten het eens zijn. Het
is een troost in tijden, waarvan het kin
derachtig zou zijn de gevaren te loochenen,
de ware Fransche gedachte te zien op
lichten.
EDOUARD HERRIOT.
Uit de Landbouwwereld
Behandeling der Paarden. Spreek het
paard vriendelijk toe, en streel het liever,
dan dat ge het slaat of schopt. Vermijd het
onnoodige trekken en rukken aan den teu
gel. Bedenk, dat het dier dit voelt. Gebruik
do zweep zoo min mogelijk, dan zal het
paard erg aanhankelijk zijn, en naar uw
woorden luisteren. Eisch van het dier geen
♦werk, dat zijn krachten te boven gaat. Ver
geet nooit, dat ge als mensch ook men-
schelijk moet handelen. Onderzoek het tuig,
of het nog past en het dier niet bij het werk
drukt of schuurt. Verbeter het gebrek door
iets zachts er onder te leggen. Gewonde
of kreupele paarden moeten niet gebruikt
worden, alvorens ze genezen zijn; men moet
ze niet voor den wagen spannen. Zorg bij
het tuig steeds van achteren ook het paard
6teun te geven (de broek), zoodat ze ge
makkelijk den wagen, als 't moet, achteruit
kunnen duwen. Denk er aan dieren, die
warm geloopen zijn, terstond een dek te
geven, als ze buiten lang stil moeten staan.
Bij ruw weer is dit dubbel noodig. Blijf
niet te lang in 't café of de herberg zitten,
als de uitgeputte paarden in de brandende
zon, in strenge kou of in den tocht honge
rig en dorstig buiten staan. Wasch bij warm
dikwijls met koud water. Geef hun een hoed
en stoffig weer de neusgaten der dieren
tot bescherming tegen de brandende zon.
Tegen vliegen en muggen zijn een lange
staart en manen de beste beschutting; ga
daarom het coupeeren en angliseeren der
paarden tegen. Zorg 's winters, dat bij
sneeuw of ijzel de paarden op scherp staan.
Nog beter, schaf u ijzers aan, waar kal
koenen ingeschroefd kunnen worden. Ver
zuim 's winters ook niet, het tuig 's nachts
in den warmen stal op te hangen, opdat
het gebit niet ijskoud in. den bek van het
dier komt. Valt het paard voor den wagen,
span 't dan bedaard uit en leg het de voor-
pooton goed. Is de grond glad, strooi dan
zand, en leg een dek onder de voorhoeven.
Bestrijd de dierenkwelling: de paarden al
tijd tegen den kop te slaan of te stooten,
met. schoppen of stokken te slaan en te
mishandelen.
Aronskelken. De Aronskelken zijn een
uiterst merkwaardige plantenfamilie. In
ons land komt in het wild voor: Arum mor-
culatum of gevlekte Aronskelk. Men be
doelt echter gewoon met Aronskelken de
bekende kamerplanten. Daartoe rekent men
vooreerst de Richordia's met witte, gele of
rose schutbladeren. Zij zijn afkomstig uit
Zuid-Afrika, zijn vaste planten, die een
gelijkvormigen wortelstok hebben, en den
gansohen winter door kunnen bloeien. Be
gin Mei scheurt men gewoonlijk de oude
planten, die men gedurende den zomer in
den vollen grond plaatst tot September.
Dan worden ze opgenomen, van de zij
scheuten ontdaan, en op een beschaduwde
plaats uitgeplant om aan te wortelen. Naar
gelang van de sterkte der planten wor
den ze nu overgebracht naar de koude kas,
waar ze een goede belichte plaats ontvan
gen.
Het bloeien hangt nu af van den warm
tegraad. Zoo spoedig het bloeien begint,
geve men vloeimest, en voor het oppotten
in het a.s. voorjaar versche, voedzame
aarde. De kleinste vormen kweekt mon bij
voorkeur in pot. R.-africana compacta heeft
een zeer gedwongen vorm en R.-albornacu-
lata is een waar sieraad voor de bloemper
ken in de zomermaanden, waar ze reeds
in Mei op afstanden van een voet (pion.
30 c.M.) worden uitgeplant. Na de eerste
vorst worden de knollen opgenomen om,
na in de zon gedroogd te zijn, vorstvrij te
overwinteren. Het verdient aanbeveling
niet steeds in potten te kweeken, terwijl
dan de bloeischeede er onder lijdt.
De invloed van het licht. De invloed,
dien het licht uitoefent op de levenswer
king der planten, is door den plantkundi
ge dr. Molisoh onderzocht. Het is bekend,
dat er sommige bacteriën zijn, die licht uit
stralen. Men vindt dat bijv. bij vermolmd
hout, bij vleesch, enz. Het onderzoek had
ten doel na te gaan of alleen het zonlicht
invloed uitoefent op den groei der plan
ten, dan wel ook het licht van anderen oor
sprong. Te dien einde plaatste dr. Molisch
pasuitgekomen kiemen van erwten, wikken,
linzen en maankop in een donkere ruimte,
in de onmiddellijke nabijheid van een rein
cultuur vara lichtende bacteriën, die zich
in een proeffleschje bevonden. Van dat
oogenblik af groeiden de plantjes terstond
naar de zwakke lichtbron toe, tot ze ten
laatste het proeffleschje geheel omgeven
hadden.
Kaliproefvelden. Wij willen even de aan
dacht vestigen op de proefvelden, welke
vanwege de landbouwkundige Bureaux der
N.V. Vereenigde Kali-Mij. te Amsterdam,
Zwolle en Breda over geheel Nederland
verspreid worden aangelegd.. Het zijn er
niet minder dan 120 stuks, in verschillende
provincies en met. zeer uiteenloopende ge
wassen .Men treft er proefvelden op land
en tuinbouwgebied aan, met en zonder
controle-pereeelen, Steeds worden verge
leken volledig bemeste perceelen met an
dere, waarop de kali is weggelaten. Dit is
vooral in dezen tijd van belang, nu de nood
zakelijke bezuiniging menigen boer de
vraag doet stellen: kan ik misschien de kali
of het phosphorzuur bij de bemesting weg
laten? Zulke vergelijkende proeven kunnen
on dergelijke vragen het antwoord geven.
Waar een proefveld in de buurt is. verzuime
men niet eens te gaan kijken. Belangstel
lenden kunnen plannen der gewone en cen
trale proefvelden gratis bekomen bij de
N.V. Vereenigde Kali-Mij., Heerengracht,
Amsterdam.
Oogsttijden in de verschillende landen.
Er wordt geoogst: in Januari en Februari
in Zuid-Amerika. Chili. Australië, Nieuw-
Zeeland en Egypte, in Maart., in Voor-In-
dië; in Anril, in Klein-Azië. Mexico en Per-
zië: in Mei. in Algiers, Marocco, Midden-
Azië. China en Japan; in Juni, in Spanje,
Turkiie. California en de Zuidelijke Staten
van Noord-Amerika; in Juli. in Zuid-Rus
land. Roemenië. Bulgarije. Servië, Oosten-
riik-Hongarije, Duitschland en de Noorde
lijke Staten van Amerikain Augustus, in
Midden-Rusland. Holland. België en Noord-
Duitsphlandin Sept. en October, in Noord-
Rusland.. Noorwegen en (Zweden, in Novem
ber, in Zuid-Afrika en Peru, in'December,
in Berma. De maisoogst valt evenwel in do
meeste landen circa 2 maanden later.
FILMNIEUWS.
GELUIDSFILMPROBLEMEN.
Het geheim van de goede geluids
film. Het menschelijk oor; geluids
films in winter en zomer. Theaters.
De meeste bioscoopbezoekers breken zich
het hoofd niet met de vraag, hoe nu eigen
lijk een geluidsfilm tot stand komt; welke
moeilijkheden er overwonnen moeten wor
den voor men een volmaakt product heeft;
en van hoeveel factoren het resultaat af
hankelijk is.
Men neemt de geluidsfilm, een van de
grootste wonderen van deze eeuw, als een
fait accompli. Maar men bedenke dat men
kunst zooveel beter en zooveel meer ge
nieten kan, wanneer men eenigszins op de
hoogte is van de techniek daarvan; zooals
de vijfde van Beethoven voor den muziek
kenner een veel diepere, veel sterkere be
teekenis heeft dan voor den man, die zich
van de muziekwetenschap liever niets aan
trekt.
Het heeft jaren van moeizamen arbeid,
het levenswerk van heel wat technici ge
kost voor de geluidsfilm geworden was tot
wat zij thans is. En nog steeds worden er
in de groote laboratoria te Berlijn proeven
genomen, metingen gedaan, met de fijnste
en gevoeligste instrumenten, om de weer
geving van. het gesproken woord en het ge
luid maar zoo juist mogelijk te maken. Zoo
dat ten slotte de bioscoopbezoeker den in
druk van werkelijkheid krijgt.
Bij het opnemen van een geluidsfilm ver
vangt de microfoon het menschelijk oor.
Maar dit laatste is een zoo bijzonder instru
ment, dat het waarlijk niet gemakkelijk is
geweest een apparaat te construeeren, dat
ons oor in al zijn eigenschappen evenaart.
In de eerste plaats kan de microfoon
niet denken maar slechts hooren; wij men-
schen echter hooren niet alleen met het
oor, maar evenzeer met onze hersenen.
D.w.z. wij luisteren, hooren, uit een caco-
phonie van geluiden, het ééne geluid dat
wij willen. Onze gedachten werken terwijl
wij het geluid in ons opnemen; en de re
sultaten van denken en hooren is tenslotte
hetgeen er als geluid tot ons bewustzijn
komt.
In de bioscopen echter is er slechts de
filmal onze gedachten zijn daarop gecon
centreerd. Wij kunnen nu uit deze veelheid
van geluiden niet een enkel naar voren ha
len, en de geluidsfilm mag dus niet botweg
het geluid fotografeeren maar moet een ge
luidsbeeld geven, zooals wij dat in werke-
kelijkheid in ons opnemen.
In de eerste plaats is ons oor gevoelig
voor heel kleine verschillen in geluids
sterkte; maar daarenboven kunnen wij ge
luiden hooren die zooveel van elkaar ver
schillen als het ruischen van bladeren en
het afschieten van een kanon. Naast deze
enorme sterkte verschillen, die de micro
foon niet kan verwerken, zijn er welhaast
even groote verschillen in toonhoogte die
ons oor allen omvat; van het rinkelen van
sleutels tot de laagste orgeltoonen. Ons
oor kan geluiden waarnemen die in sterkte
verschillen als 1 100.000.000 en kan het
verschil in toonhoogte hooren tusschen
twee toonen die niet meer dan 1*3000 .van
een octaaf uiteen liggen. Om de juiste be
teekenis van deze toonverschillen te leeren
kennen, om de waarde van verschillende
microfonen te kunnen beoordeelen, heeft de
geluidfilmindustrie electrische filters ge
construeerd, waardoor het mogelijk wordt
het geluid te analyseeren.
Mon kan zoo de hoogste toonen uitscha
kelen; doet men dit bij het sproken woord
dan wordt dit bijkans onverstaanbaar;
bovendien verdwijnt een groot deel van het
natuurlijke timbre en mannen en vrouwen
stemmen gaan op elkander lijken. De spre
ker gaat lispelen en alle zuivere s-klanken
verdwijnen. Neemt men de lage toonen weg,
dan klinken mannenstemmen verwijfd; in
de muziek valt de paukenmuziek, ja zelfs
de cel weg. En daarmee zijn tevens de
fouten van heel wat geluidsfilms duidelijk
geworden. Amerika, dat twee jaar geleden
de markt overstroomde met geluidsfilms
heeft in dit opzicht in zooverre kwaad ge
daan, dat men, juist als bij de gramofoon-
industrie uit Amerika, het publiek wende
aan een geluidsweergeving, die verre bezij
den de waarheid was.
Bij Amerikaansche geluidsfilms, als bij
gramofoonplaten uit Angel-Saksische lan
den, stelden zich de menschen in de mees
te gevallen tevreden met het weergeven
van een gedeelte van onze toonschaal. Veel
lage tonen, die het geluid natuurlijk deden
schijnen, weinig hooge tonen, waardoor mu
ziek zoeter klonk. Maar het gevolg was te
vens dat de verstaanbaarheid van het ge
sproken woord er onder leed. En de on
verstaanbaarheid van heel wat Amerikaan
sche „talkies" lag geenszins aan de Ameri
kaansche manier van spreken maar enkel
en alleen aa-n de methode van opnemen en
weergeven van deze geluidsfilms, waarbij
de hoogste tonen maar al te zeer ontbra-
ken. Nu speelt voor het resultaat, dat de
bioscoopbezoeker te hooren krijgt, natuur
lijk de weergeving een even grooten rol als
het opnemen van de film; en heel wat z.g.
slechte geluidsfilms zijn alleen slecht door
een gebrekkig reproductie-apparaat.
Nog een derde factor komt daarbij in het
spel; namelijk de acoustische eigenschap
pen van de bioscoop, waar een geluidsfilm
vertoond wordt. Een van de ergste gebre
ken van heel wat bioscoopzalen is dat zij
het geluid te veel weerkaatsen; het geluid
niet voldoende „dempen". Het is duidelijk
dat wanneer een bepaalde lettergreep te
lang in de ruimte heen én weer gaat, dit
geluid tegelijk gehoord wordt met de vol
gende lettergreep; en het gevolg is dat men
de dialoog niet meer verstaat. Zoodra dus
een nieuwe lettergreep uitgesproken wordt
moet de voorgaande lettergreep niet meer
gehoord wnrden; de geluidstrillingen van
DE AVONTUREN VAN EEN VERKEERSAGENTJE.
n Literflesschen f. 3.40
in Vï Literfl. f. 1.75
exclusief glas 2548
ALOM VERKRIJGBAAR!
de eerste lettergreep moeten tot stilstand
gebracht zijn en dit gebeurt door de „dem
ping" van de omgeving waarin gesproken
wordt.
Vlakke harde muren weerkaartsen het ge
luid langen tijd, als een spiegel het licht;
onbedekte steenen vloeren hebben dezelfde
onaangename eigenschap. Tapijten, wand-
bekleeding, stoelbekleedsel, en niet in de
laatste plaats de kleeding van het publiek,
slorpen het geluid op, en maken dat de ge-
luidstrillingen spoedig wegsterven. In een
leege zaal is een geluidsfilm dan ook vaak
heel wat minder verstaanbaar dan in een
volle zaal. En nog merkwaardiger, in den
winter klinkt de geluidsfilm anders, is dui
delijker dan in den zomer; wijl in het kou
de jaargetijde de bezoekers dikker gekleed
zijn en door hun kleeding het geluid beter
absorbeeren.
In een van de grootste theaters was bij
een avondvoorstelling het geluid bij lange
na niet zoo duidelijk als anders. Later
bleek, dat de oorzaak lag in het feit, dat de
heeren avondkleeding droegen en de vele
stijve overhemden het geluid terugkaatsten
in plaats van het te absorbeeren.
Tegenover dit aller staat, dat de demping
niet te groot mag zijn, wijl dan het geluid
veel van zijn kwaliteit verliest.
Slechts een bescheiden percentage van
onze bioscopen zijn in dit opzicht behoor
lijk ingericht; en er zal nog heel wat ge
werkt moeten worden, heel wat onderzocht
en. beproefd moeten worden voor en aleer
de geluidsfilm overal zoo goed is als de ge
luidsfilmindustrie haar product op dit
oogenblik reeds maakt. Maar elke ontwik
keling is een vooruitgang en er is geen en
kele reden om er aan te twijfelen, dat men
ook bier niet binnen afzienbaren tijd een
ideaal zal Bereiken.
ONDERWIJS
EEN NIET ALLEDAAGSCH GEBEUREN
Chineesch meisje behaalde haar onderwijs-
acte in „St. Lucia"
Wij lezen in de „Msbd.":
In September 1929 klopte een Chineesch
meisje, luisterend naar den naam van Dientje
Lie, aan de groote poort van de Normaalschool
gevestigd in „St. Lucia" aan de Aert van Nes
straat te Rotterdam. Zij had een verre reis
achter den rug, want per vrachtboot was zij
gekomen van Sumatra's Westkust om in het
verre Holland te worden opgeleid voor....
onderwijzeres.
De Zusters Franciscanessen van Benne-
broek waren voor haar geen onbekenden. Zij
had als nog heel nog heel jong meisje de
Religieusen ontmoet op Fort de Cock, waar
zij zich in dienst hadden gesteld van de mis
sie. Deze ontmoeting werd voor Dientje Lie
'n openbaring. Met toestemming van haar vader,
een heiden, woonachtig te Pariaman, liet zij
zich onderichten in den katholieken gods
dienst en deed haar Eerste H. Communie.
Dientje Lie behaalde haar Gouvernements
diploma M.U.L.O. en gaf daarna den wensch
te kennen tot onderwijzeres te worden opge
leid. Haar vader Lie Sam Lee gaf haar toe
stemming en zij vertrok naar Holland, waar
zij gisteren, na drie jaren van ijverige studie,
met veel succes haar onderwijs-acte haalde.
Voorwaar een niet-alledaagsch gebeuren!
Het ondernemende meisje gaat binnenkort
weer naar haar geboorteland terug, waar zij
zich in dienst hoopt te stellen van het katho
liek onderwijs.
Wij wenschen Dientje Lie een voorspoedige
thuiskomst, een hartelijk wederzien van haar
ouden vader Lie Sam Lee en.veel succes!
425. Maar beneden gekomen, za-g de goede man, dat bet
heelemaal geen snoek of andere visch was die had ge
trokken. Hij zag Keesie en den matroos en keek vol
schrik naar het twee tail. Ja baas, zeide het verkeer s-
agentje, wie niet hooren wil, moet maar voelen, we heb-
men je tot twee maal gewaarschuwd.
426. Verschrikt keek de hengelaar naar Keesie. Hij dacht
niet, dat er ook een verkeersagent onder water was. Zoo
zoo, zeide de agent, ernstig naar den visscher kijkende,
laat nu maar de visschen, die ge gevangen hebt, weer
vrij en dan mag jij ook weer naar boven en wat gauw,
anders verdrink je nog.
Wat voor inkomen hebt u dan, dat u
meent, mijn dochter te kunnen trouwen?
Vier duizend, gulden.
Allo, dat gaat. Mijn dochter heeft ook
vier duizend gulden rente.
Ja, die heb ik meegerekend.