HET DRAMA PUTBROEK 1 DONDERDAG 2 JUNI 19b* DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. 9 Levenslange gevangenisstraf voor den vader, twaalf jaren voor den zoon. In de middagzitting was de belangstel ling, gezien het te verwachten requisitoir, zeer groot. Getuigen H. Paulussen en veld wachter S. Houterman worden opnieuw gehoord voor het beantwoorden van eenige aanvullende vragen, betreffende het ver voer van de lijken door de daders naar en kuil. Meenen deze beide getuigen, dat het vervoer slechts kon plaats hebben met zoo weinig bloedverlies, doordat de licha men ingepakt waren? Hierop werden de beide verdachten gehoord. Allereerst wor den voor den rechter-commissaris afgeleg de verklaringen voorgelezen. Vader van den E. handhaaft zijn verklaring. Hij heeft er niets aan toe te voegen. Ook de verklaringen van den zoon worden voor gelezen. Hij ontkent het hem ten laste gelegde te hebben begaan. Ook hij hand haaft zijn verklaringen. Met vaste stem verklaart hij, dat -hij aan het voorgelezene niets heeft toe te voegen. Requisitoir. Het woord is hierop aan den Officier van Justitie, Mr. P. Rieter, die zijn uit voerig requisitoir onder ademlooze stilte aanvangt, met de daad, die zich in den nacht van 27 en 28 November in hoogstens anderhalve minuut aan den zoom van den AnnedaeJsche bosschen heeft afgespeeld, «nbeschrijflijk wreedaardig en ontzettend onmens oh el ijk te noemen. Drie jonge men- schen zijn op afschuwelijke wijze afge slacht en als dierlijke kadavers in een kuil gestopt. Het is met geen pen te beschrij ven en evenmin onder woorden te bren gen, wat daar is geschied. Het is een sluipmoord, die zijn weerga niet vindt. Een wreedheid, die men alleen in de oer wouden der wildernis mogelijk zou achten. Ik persoonlijk, die maanden achtereen met deze zaak ben bezig geweest, kan er mij geen beeld van vormen. In mijn geest hoor ik, nadat de eerste was neergelegd, de twee anderen kermen en roepen om genade, schreeuwen om vader en moeder. Onwillekeurig verplaats ik mij in de cel bij de verdachten, die toch in hun slaap en hun eenzaamheid gekweld moeten worden door al bet ontzettende, dat zij hebben teweeg gebracht en aanschouwd. Ook het verbergen der lijken is meer het werk van verscheurende dieren dan van menschen. Bewijsvoering, dat deze verdachten de da ders zijn en niemand anders ter wereld, daar is iedereen van overtuigd. Spr. zelf zeide, evenals de opperwachtmeester der marechaussee, spontaan: „Dat moet van den E. gedaan hebben". Niemand anders immers had er belang bij om zoo iets te doen. Wien anders interesseert het, dat stroopers o.pereeren in het jachtterrein, waarover hij opzichter is, dan hij zelf? Is het sterkste bewijs niet hierin gelegen, dat Van den E., toen men hem van de ontdek king der lijken vertelde, niet terstond op sprong om te gaan zien wat op het terrein, waarover hij zoowat koning speelde, was geschied En Zondagmiddag zat hij nog rustig thuis en heeft geen oogenblik zijn diensten aangeboden. Het is dan ook on aannemelijk, dat deze jachtopziener, die midden in een beruchten winternacht, als hij een schot in zijn bosoh hoort, onge kleed naar buiten ging om den strooper te pakken, bij het hooren van minstens twaalf schoten, dicht bij zijn huis, juist dezen nacht rustig zou zijn blijven slapen. Voor spr. staat dan ook vast, dat verdachte dien nacht niet thuis was. De sterke aanwijzing tegen den zoon is zijn uitlating tegen wachtmeester Houter man en veldwachter Paulussen bij zijn aanhouding op Dinsdagavond 1 December. Vrijspraak voor den moord op Kersten. Wat heeft Teuwissen dan gezegd? Dezelfde Teuwissen met wien vader en zoon den vorigen avond waren uit geweest en wien getuigen den volgenden morgen om zeven uur van de „Alvendaal" zagen komen. Tal van gtuigen hebben verklaard hoe speciaal de vader er nimmer tegen op zag op stroopers te schieten en hun te bedrei gen met schietwapenen. Niemand anders dan de oudste verdachte had baat bij de verdwijning der Kerstens. Hij immers heeft het misdïijl gepleegd, die de vruchten er van pJukt, zegt een oud spreekwoord. Van den primair ten laste gelegden moord van vader en zoon te zamen en in vereeniging op Willem Kersten gepleegd, vraagt de Officier ten slotte vrijspraak. Wel hebben zij tevoren een afspraak gemaakt om te zamen dien nacht op te treden, maar ieders taak was verschil lend. De Officier argumenteert in den breede waarom hij den vader schuldig acht aan den moord op drie sla-chtoffers, om ver volgens den zoon schuldig aan poging tot moord op Willem Kersten te verklaren. Dat de hagelschoten bij alle drie de doodsoorzaak zijn geweest, is door de des- kundige-rapporten duidelijk komen vast te staan. Deze deskundigen zijn unaniem in hun overtuiging, dat de gevonden pro jectielen dezelfde zijn, welke de verdach ten steeds gebruikten en afgeschoten moe ten zijn uit him wapens. Ook de bloedspat- ten op de kleeren van den vader en op de schop geven een aanwijzing in die richting. Het is uitgesloten, dat de wapens door anderen dien nacht zijn gebruikt. Met voorbedachten rade. Voor het bewijs van den voorbedachten rade wijst de officier in een zeer uitvoerige uiteenzetting allereerst op de plaats, door de verdachten voor het misdrijf uitge zocht, vlak bij de wildstrikken van Wil lem Kersten, waarin een konijn zat. De vader verwachtte natuurlijk, dat Kersten er naar zou komen kijken. Hij heeft daar dus op den loer gelegen om eventueele stroopers te overvallen en neer te leggen. Nauwelijks waren de jongelieden ter plaat se of hij moet uit zijn schuilplaats zijn ge komen en zonder waarschuwing hebben neergeschoten. Ook het tijdstip waarop is een aanwijzing, vervolgt de officier. Bin nen tien minuten nadat de slachtoffers de woning van K. hadden verlaten, vie len reeds de schoten. Snelheid van hande len was hier geboden om de kans tot ont vluchting tot nihil te reduceeren. Voor alle zekerheid was de zoon ook meegegaan. Dat was maar goed ook, en Van den E. had natuurlijk maar op twee stroopers gerekend. De zoon moest den derden neer leggen om de vlucht te verijdelen. Op grond van de gevonden bloedplassen, de plaats waar deze zich bevonden en de plaats waar hagel en hulzen zijn gevonden, reconstrueert de officier dat de vader ach tereenvolgens Wehrens heeft gedood, Mat thias Kersten, die reeds door revolver schoten van den zoon was gewond, op nieuw heeft gewond en Willem Kersten heeft gedood en daarna Matthias heeft afgemaakt. Alles in dezen wijst op kalm overleg en beredeneering. Ook de plaats waar de lij ken geborgen zijn wijst in die richting. Op het eerste gezicht moet het bevreemden, dat men 270 M. verderop is gegaan. De vader echter, die er bijzonder goed bekend is, had van tevoren overwogen, dat een oude vossenkuil de meest geschikte plaats was om te verbergen. Op deze wijze zou hij ook geen last van overtollig zand hebben, dat hij weg moest brengen. Aangezien het onmogelijk is, in het donker drie lijken over een dergelijken afstand weg te slee pen, zonder sporen na te laten, moeten de verdachten, die belang'bij het vlug weg stoppen der lijken hadden, hulpmiddelen hebben meegenomen voor het vervoer. Daarover zijn alles deskundigen het eens. Bewezen is, dat de vader aan zijn voorne men om de drie jongelieden te dooden, uitvoering heeft gegeven, door geweerscho ten en de zoon door gebruik te maken van een parabellum. De officier van Justitie besloot zijn in drukwekkend requisitoir met de bespre king van de strafmaat. Wreed is er gehan deld, terwijl er geen verzachtende omstan digheden zijn te bespeuren. Natuurlijk is er een groot verschil in datgene, wat de vader deed en de daad van den zoon. Deze laatste werkte op instigatie van zijn va der. Hij kon slechts volhouden in zijn zwij gen, omdat hij anders tot een verrader van zijn vader zou zijn geworden. Toch leven in hem dezelfde harde en wreede eigen schappen, die wij kennen van den vader. Ook hij is van meening, dat het het beste zou zijn, wanneer iedere strooper spoor loos zou verdwijnen. Het is spr. een raad sel, hoe van den E. Sr. to een dergelijke onmenschelijke daad is gekomen. De eisch. Roebroeckx is verdwnen en wanneer ge mij vraagt, aldus de openbare aanklager, wie hiervan de schuldige is, dan antwoord ik ook daarop: „het was vader v. d. E." Hij was een verwoed jachtopziener, geen moeite was hem te veel om zijn wild te be schermen. Van den S. zoo richt de officier zich meer bijzonder tot den oudsten verdachte ik heb je gezegd, dat ik je als den da der"" beschouw. Zwaar hebt ge gezondigd, tegen God en de menschen. Drie moorden hebt ge gepleegd en een eindeloos leed veroorzaakt in het gezin van u zelf en an deren. De toekomst van uw zoon hebt ge vernietigd. Voor u is in deze maatschap pij geen plaats meer en ik hoop, dat, wan neer de gevangenisdeuren voor u zullen opengaan deze voor goed achter u zullen gesloten blijven. Spr. requireerde tegen den zoon wegens poging tot moord het maximum, twaalf jaar gevangenisstraf, en tegen den vader wegens moord, gepleegd op drie personen, levenslang gevangenisstraf. Toen de Officier zijn requisitoir had uitgesproken, ging er op de publieke tri bune een gejuich op. Ook gedurende het uitspreken van het requisitoir was hij tweemaal onderbroken door gejuich op de tribune. Hierna was het woord aan den verdedi ger. Pleidooi van den verdediger. Mr. Tripels vangt in doodsche stilte zijn moeilijke taak aan. De beide verdachten staren stil voor zich uit. De verdachten zijn gearresteerd, aldus pl., na een inleidend woord, op grond van de indrukken en het advies van de deskun digen en op de verklaringen van deze beide verdachten bouwt de Officier zijn re quisitoir op. In plaats van wetenschappelijke voor lichting hebben de deskundigen recherche werk verricht. Omstandig bespreekt pl. dan den voor bedachten rade. Wat zouden de van den E. bij de strikken doen en konden zij de jon gens daar verwachten? Naar de meening van den verdediger is er van kalm overleg en voorbereiding geen sprake. De plaats zou dan wel zeer slecht zijn uitgezocht, zoo vlak in de nabijheid van de woningen. Maar het Openbaar Ministerie wil met alle geweld moord ten laste leggen en, zoo riep pl. uit, vader van den E. kende het bosch zoo 'goed als niemand anders, hij zou dus zeer zeker een beter plaatsje hebben gevon den om zijn slag te slaan. Vervolgens be streed de verdediger uitvoerig de rappor ten der deskundigen. Pleiter voert aan, dat Wehrens in den bovenarm is getroffen en dat het schot blijkbaar in den wilden weg is afgevuurd. Dat kan vader v. d. E. niet hebben gedaan, daarvoor is hij een veel te goed schutter. Het schitterend rapport van den heer van Waegeninghe noemt pl. geenszins afdoende. De vergelijkingen, die deze deskundige maakt, gaan naar pl.'s meening niet op, daar de wapens niet vol komen gelijk en gelijksoortig waren. Heb bloedonderzoek noemt mr. Tripels opper vlakkig en getuigt van een vooringenomen heid van de deskundigen. Wie weet of er nog geen wa-pens worden gevonden, die de zelfde merktoekens vertoonden? Een re volver is een massaproduct, de rochtbank houde hiermede rekening. Terug komend op het bloedonderzoek, zegt pl. dat het vinden van bloedsporen niets bewijzen. Het gaat er om van wie het bloed was en dat is niet bekend. Tegen van der E. bestaat een jarenlange wrok. De stemming, de publieke opinie is sterk tegen hem gekant. Pleiter geeft daarop een schets van het leven van den verdachte vader van don E. De zoon staat bekend als een kalme rustige jongen. Hij is een groot kind. Laten wij ons ook eens verplaatsen in het loven van den jachtopziener, die steeds klaar moet staan om zich te verdedigen. Wat er dien nacht in het bosch is gebeurd, wij weten het niet. Het zal een mysterie blijven. De reconstruc tie blijft fantasie. Uitvoerig ging pl. in op de verschillende verklaringen der getuigen. Pl. kwam tot de conclusie dat er van een voorbedachten rade geen sprak© kon zijn. Veel critiek laat spr. hooren naar aanlei ding van verklaringen van get. Beckers. Zijn verklaringen toch zijn zeer onbetrouw baar. Steeds weer vertelt hij iets anders, den eenen keer heeft hij van den E. perti nent herkend, in de na/bijheid van de plaats van het misdrijf, den volgenden keer komt hij er weer op terug. Ook de persoonsbe schrijvingen kloppen niet. Aan zijn ver klaringen zal de rechtbank niet de minste, maar dan ook niet de minste waarde mo gen toekennen. Er waren dien bewusten nacht verschillende personen in d© bos schen geweest. Het is niet uitgesloten, dat anderen als de daders moeten worden aan gemerkt In dit verband herinnert pl. aan heb krantenbericht, dat vermeldde, dat op den 27sten Februari 1.1. een Duitscho cona- mies zonder waarschuwing had geschoten op personen op Nederlandsoh grondgebied. Spr. acht het niet uitgemaakt, dat beide verdachten hebben geschoten. Is het uitge sloten, aldus pl., dat een derde bij dezen ern8tigen daad was betrokken? Moeten het natuurlijk vader en zoon van den E. zijn geweest, kan het niet anders zijn, in com binatie met een van beide verdachten? Met ernst waarschuwde pl. de rechtbank er voor zich Piet te Jat en beinvlocden door de bewuste rapporten, die in werkelijkheid niet anders dan op zeer losse gronden mee- ningen weergeven. Tot de dagvaarding komend, meent pl. dat deze wankel als een kaartenhuis staat, dat het Openbaar Ministerie niets kan be wijzen en dat de aangevoerde argumenten niet steekhoudend zijn. Noch den drievou- digen moord, waarvoor de Officier de ver oordeeling van den E. Sr. eischt, noch de poging tot moord van den zoon aoht spre ker bewezen. De rapporten van de deskun digen mogen niet worden heb vonnis voor de verdachten. Hier is heb in dubio pro reo. Hun vonnis kan slechts vrijspraak zijn, waartoe ik de eer heb te concludeeren, al dus besloot pleiter. Hierop werd de zitting geschorst. In de avondzitting van den tweeden dag der behandeling van heb drama te Put- kroek waren een 300 personen aanwezig. Aanstonds na de heropening was het woord aan den Officier van Justitie, die zeide, dat enkele enormiteiten van den ver dediger hem tot repliek noopten. De ver dediger wil, aldus de Officier, met een pen- nestreek het rapport van dr. van Waege ninghe waardeloos maken, omdat vergelij kend materiaal ontbreekt. Maar dr. van Waegeninghe had geen vergelijkend mate riaal noodig. Daarvoor waren de typische kenmerken op de hulzen te betrouwbaar, hetgeen door dr. Hulst beaamd was. Is de rechtbank niet deze meening toegedaan, dan moet zij het pleidooi van den verdedi ger volgen, en dan zijn de verdere getuigen verklaringen waardeloos. Deskundigen niet objectief. Het rapport van dr. v. Waegeninghe is echter niet waardeloos, maar wetenschap pelijk juist. De grootste onzekerheid van den verdediger was zijn bewering, dat de deskundigen niet objectief en gepreoccu peerd waren. De deskundigen moeten wel degelijk voor detectieve spelen en helpen de zaak tot klaarheid te brengen. Wat het zwijgen der beklaagden betreft, wanneer zij werkelijk onschuldig zijn behoeven zij niet te zwijgen. Er bestaat daarvoor geen enkele reden. Spr. ontkent dat hij alleen van hypothesen is uitgegaan. Zijn veronderstellingen zijn alle gebaseerd op de werkelijkheid. Dat kan ook de verdediger niet loochenen. Dat de oudste van den E. alle drie jongeman nen de genadeschoten heeft gegeven staat bij spr. vast, vermoedelijk heeft van den E. ze niet levend willen begraven. De plaats macabre is evenmin hypothese. Spreker be streed, dat B&cker geen betrouwbare ge tuige zou zijn. Eveneens is het uitgesloten dat een ander dan beklaagden dezen moord heeft gepleegd. Spreker persisteert bij zijn eisch in eerste instantie. Mr. Tripels dupliceerend, zegt, dat zijn pleidooi zeer sober was geweest. Pl. kan echter niet goedkeuren, dat de rechtbank zou voroordeelen op het enkele deskundi- RECHTZAKEN HAAGSCHE P0STR00F. Bevestiging van het vonnis gevraagd. Het Haagsche Gerechtshof behandelde Woensdag opnieuw de zaak tegen den veertigjarigen koopman J. II. A. K., die door de rechtbank aldaar tot 4 jaar gevan genisstraf is veroordeeld wegens diefstal van een postzak uit een auto, staande voor het hulppostkantoor aan den van Len- nepweg te 's-Gravenhage op 29 Sept. j.l. Thans werden zeven andere getuigen gehoord oa. de beheerder van het hulp- postkantoor aan de Charlotte de Bourbon straat de heer Sporna Weiland, die eenige inlichtingen gaf over de uit den auto ver miste stukken en geldsbedragen. Volgens getuige zou het totaal bedrag 21 èi 22 dui zend gulden hebben bedragen. De commies der P.T.T. de heer Kui pers, eveneens aan genoemd kantoor werkzaam, verklaarde de zakken persoon lijk gesloten en verzegeld te hebben, mot de gebruikelijke stempels. Het daarvoor gebezigde lak wordt van Rijkswege ver strekt- Volgens dezen getuige zou de vermiste postzak ƒ17.000.aan geldswaarden heb ben bevat. Daarenboven waren verschil lende aangeteekende brieven van gelds waarden voorzien. De hulpbesteller Govers, die getuige van den overval is geweost, bevestigde zijn in eerste instantie afgelegde verklaringen. De schoenmaker van L. hoeft in don avond van 29 Sept. den modeverdachte J. omstreeks 10 uur met een tasch in de hand de woning van K. in de Snijdersstraat zien verlaten. De deskundige, inspecteur Waltman, heeft de tasch onderzocht, welke bij K. in beslag is genomen. Daarin heeft getuige 7 zwarte korrels gevonden, die hij aan den heer Schirm ter onderzoek heeft overhan digd. Aan de hand van foto's geeft getuige eenige nadere toelichtingen. De besteller J. B. S. heeft den avond voor den overval met don postauto mede gereden. Op den Badhuisweg reed een auto, waarin zich twee mannen bevonden. Bij het voorbijrijden zag getuige dat de lampen niet brandden weshalve hij de in zittenden toeriep de lichten te ontsteken. Daarop stond do auto stil en kon get. waarnemen dat de mannen het licht-appa raat repareerden. De getuige mej. M., filiaalhoudster der posterijen, kon niet komen. Mr. Huigens legde daarop een in haar winkel gekocht kistje sigaren over. welke verpakt, waren in papier en diohtgelakt met rijkslak. Ook een tweede pakje afkomstig van een an deren filiaalhouder der posterijen en voorzien van hetzelfde zwarte rijkslak werd door den verdediger overhandigd. Mr. J. A. de Visser, advocaat-generaal, achtte het niet noodig zijn vroeger uit voerig requisitoir tc horhalen. Ten aan zien van het lak, merkte spr. op, dat het lak langs zeer bijzondere wegen is verkre gen. De bovengenoemde filiaalhouders wa ren niet gerechtigd dit lak voor particu liere doeleinden te gebruiken en dit z.g. contra-bewijs laat de stelling van den des kundige Waltman intact. Naar spr. meening is er niets naar vo ren gebracht dat verandering in zijn oor deel zou kunnen brongen. Spr. gaf daar bij toe dat de verklaringen van J. als hoofdaanwijzingen hebben gegolden. Ook ditmaal verzocht de procureur-generaal het vonnis der Rechtbank te willen bevesti gen. Mr. Huigens bestreed ook in deze zit ting de verklaringen door J. afgelegd, aan de hand van de door dezen opgegeven tijdstippen, zoomede die van den trambe- stuurder en de andere getuigen die be zwarende verklaringen hebben afgelegd. Naar aanleiding van hetgeen thans om trent het gebruik van Rijkslak naar voren is gekomen, meende pleiter dat dit als chargeerend materiaal een knauw heeft gekregen, temeer waar bekend is dat K. vroeger lorrenkoopman is geweest. Mr. Nathans herhaalde zijn reeds vroe ger geuite meening, dat de verklaringen van J., onbruikbaar zijn. Verder besprak mr. Nathans het alibi door K. opgegeven en door 2 getuigen bevestigd, wier verkla ringen niet door den advocaat-generaal zijn weersproken. De getuige van L. heeft naar pleiter's meening niets van beteeke- nis verklaard. Ook pleiter is van K.'s onschuld over tuigd, ondanks hij 12 jaar geleden een slecht leven leidde. Mr. Nathans verzoekt dan ook met klem, verdachte vrij tc spreken cn hem, na een preventieve hechtenis van 8 maanden thans onmiddellijk in vrijheid te stellen. Nadat de advocaat-generaal zich tegen dit verzoek .had verzot en de verdediger daar.bij persisteerde, deelde de president merle, dat er geen termen waren om K. in vriiheid te stellen. Het arrest werd bepaald op 15 Juni a.s. genrapport van dr. van Waegeninghe. Van het oordeel van de rechtbank hangen twee menschenlevcnB af, en bij dit oordeel moet de rechtbank niet afgaan op oen deskun digeverklaring;. Wanneer de Officier lachend een opmer king maakt tot den rechtor-commissaris, protegeert de verdediger daartegen met de opmerking: Ik heb me ook van gering schattend lachen onthouden. Voortgaande betoogt pl. nogmaals, dab de deskundigen gepreoccupeerd geweest zijn en later naar bewijzen van hun impres sies zijn gaan zoeken. Pl. is er van over tuigd, dat heb geheele betoog van den Of ficier gebouwd is op los zand en door geen enkel feit wordt gesteund, al wordt het hier voorgesteld, dat hot O.M. er bij geweest is. Pl. blijft tenslotte bij zijn verzoek om vrij spraak. Vader van den E. verklaart daarop rus tig onschuldig te zijn, evenals de zoon. Tc negen uur werd de zitting gesloten. Uitspraak 14 Juni a.s. INBRAKEN TE WASSENAAR. Verdachte voor het Haagsche Gerechtshof. In hooger beroep stond Woensdagmid dag voor het Haa.gsoh Gerechtshof terecht do 22-jarigo A. K., afkomstig uit Hongarije die op 23 Maart jl. door de Haagsche Recht bank is veroordeold tot zos maanden ge vangenisstraf door to brengen in eenjiij- zondero strafgevangenis, met ter beschik kingstolling van de Regeoring, tcgon welk vonnis, zoowel de officier bij de Rechtbank die tegen K., drie jaar gevangenisstraf had geëischt als K. zelf in appel waren gegaan. Evenals voor de Rechtbank bekend© verdachte, die radio-teohniker van be roep is en laatstelijk in de hoofdstad ge domicilieerd was, zich aan oon serie iu- brakon te Wasenaar on omgeving, te heb ben sohuldig gemaakt. Hij ging daarbij zeer brutaal te werk. Do advocaat-generaal mr. J. A. do Visser wilde niet afwijken van het rapport, dat tot opsluiting in een bijzondere straf gevangenis adviseerde, doch hij vroeg zich af of 6 maanden gevangenisstraf voor een serie ernstige misdrijven, oen voMoendo vergolding waren voor hetgeen K. gedaan, had. Spreker concludeerde tot vorhooging van do hoofdstraf lot 2 jaar. Mr. J. A. Polak als raadsman optredend wees op de levensomstandigheden van K. en op zijn ziekelijke mentaliteit, welke bij eon langdurige gevangenisstraf zeker tot krankzinnigheid zou overslaan. Daarom kon pleiter zio'h vereenigen met het door *de Roohtbank gewezen vonnis. Mr. Polak verzocht het Hof een lichte straf op te loggen en K. vorder to doen verplegen. Arrest 15 Juni a.s. Financiën en Economie NEDERLANDSCHE MIDDENSTANDS- BANK. Wij ontleenen hot volgende aan het Jaarverslag over het 4e boekjaar: Dat het totaalbedrag d§r ons door der don toevertrouwde gelden niet onbelang rijk teruggeloopen is, behoeft gezien in 't lioht van do in het laatste kwartaal zioh stork acoentueerende vertrouwens-orisis geenszins verwondering te wekken. Crediteuren, Deposito's en Spaargelden 31 December 1930 f 18,095.307.— idem 31 December 1931 f 13.924.230,—. Do ontwikkeling van ons acticvo bedrijf gedurende het verslagjaar moge blijken uit de volgende cijfers: Uitstaand crediet aan cliënten 31 Decem ber 1930 f 15.199.632.—. Uitstaand crediet aan Middonsbandsban- ken 31 December 1930 f 4.741,023. Totaal f 19.940.655.—. Uitslaand crediet aan cliënten 31 De cember 1931 f 14,391,100.—. Uitstaand crediet aan Middenstands- banken 31 December 1931 f 5.058.450.—. Totaal f 20,049,550.—. Uit bovenstaande cijfers blijkt, dat het totaal uitstaande crediet per 31 December 1931 weinig verschil vertoont met dat per gelijken datum van het daaraan vooraf gaand© jaar. Er heeft echter oen belang rijke verschuiving plaats gehad van cliën ten naar banken, een gevolg van hot feit cenerzijds, dat wij mot het oog op de zcor moeilijke tijdsomstandigheden voortgingen do grootste voorzichtigheid to botrachten en Bterko selectie toe te passen bij do ver- looning van crodieten aan don hand old rij vende n- en induatrieelen middenstand, an derzijds dat een aantal Middenstandsban- ken,waarvan er vele tot voor kort meenden, dat zij eene disconto-centrale niet van noodo hadden en derhalve mot onzo instel ling geen credietovereenkomst gesloten hadden, zich gedurende het Luatato kwar taal tot ons wendden, ter verkrijging van een liquiditeitscrediet. Wij meenden onzen stoun niet tc mogen onthouden in alle zoodanige gevallen, dat voor onze vordering voldoende zekerheid kon worden gegeven en dat onze eigen li quiditeit zelve niet in gevaar werd ge bracht. Dat dc gewijzigde omstandigheden onze eigen liquiditeit in meerdere male onzo voortdurende aandacht hooft govorgd, vloeit mede uit bovenstaande cijfers voort. Wij waren echter in staat aan alle ons ge stelde cischen te voldoen, zonder genood zaakt to zijn onze disconto-portefeuille to mobiliseoren. Ook in het afgeloopen jaar waren wij weder in de gologenhoid een aantal nieuwe relation tot onze kantoren to betrokken en, al heeft zulks niet terstond geleid tob oen belangrijke uibreiding van onzo zaken, wij hebben er althans dit door bereikt, dat wij er in geslaagd zijn, niobtegenutaande de zcor ongunstige tijdsomstandigheden, ons bedrijf toch ongeveer op peil te houden. Aangezien wij voor onze dagclijkscho be hoeften steeds mutigo saldi in het buiten land moeten aanhouden, bracht de maand .September ons ten aanzien van onze pon den rekening teleurstelling, zij het dun, dab het vorlies uit dien hoofde niet overmatig groot was. Het werd ten laste van do reke ning valuta-provisie gebracht. Ook waren wij voor een zeker bedrag be trokken bij de Stillhalte-ovoreenkomst; on* belang ten deze is echter inmiddels geheel afgewikkeld. Onze Winst- cn Verliesrekening wijst, na afschrijving van f 43.204 99 (v.j, f 40.075.13) op Inventaris cn Safe-Inrichtingen, bene vens van f 11.000 (v.j. f 18.000.—) op Op richtingskosten en een 'Kteaorveering van f 30.000.,v.j. f 25,000.tegen bedrijfs risico's, een winstsaldo aan van f 5.637.31 (v.j. f 7.881.—).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 9