HET DRAMA
PUTBROEK
1
DONDERDAG 2 JUNI 19b*
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD PAG. 9
Levenslange gevangenisstraf voor
den vader, twaalf jaren
voor den zoon.
In de middagzitting was de belangstel
ling, gezien het te verwachten requisitoir,
zeer groot. Getuigen H. Paulussen en veld
wachter S. Houterman worden opnieuw
gehoord voor het beantwoorden van eenige
aanvullende vragen, betreffende het ver
voer van de lijken door de daders naar
en kuil. Meenen deze beide getuigen, dat
het vervoer slechts kon plaats hebben met
zoo weinig bloedverlies, doordat de licha
men ingepakt waren? Hierop werden de
beide verdachten gehoord. Allereerst wor
den voor den rechter-commissaris afgeleg
de verklaringen voorgelezen. Vader van
den E. handhaaft zijn verklaring. Hij
heeft er niets aan toe te voegen. Ook de
verklaringen van den zoon worden voor
gelezen. Hij ontkent het hem ten laste
gelegde te hebben begaan. Ook hij hand
haaft zijn verklaringen. Met vaste stem
verklaart hij, dat -hij aan het voorgelezene
niets heeft toe te voegen.
Requisitoir.
Het woord is hierop aan den Officier
van Justitie, Mr. P. Rieter, die zijn uit
voerig requisitoir onder ademlooze stilte
aanvangt, met de daad, die zich in den
nacht van 27 en 28 November in hoogstens
anderhalve minuut aan den zoom van den
AnnedaeJsche bosschen heeft afgespeeld,
«nbeschrijflijk wreedaardig en ontzettend
onmens oh el ijk te noemen. Drie jonge men-
schen zijn op afschuwelijke wijze afge
slacht en als dierlijke kadavers in een kuil
gestopt. Het is met geen pen te beschrij
ven en evenmin onder woorden te bren
gen, wat daar is geschied. Het is een
sluipmoord, die zijn weerga niet vindt.
Een wreedheid, die men alleen in de oer
wouden der wildernis mogelijk zou achten.
Ik persoonlijk, die maanden achtereen
met deze zaak ben bezig geweest, kan er
mij geen beeld van vormen. In mijn geest
hoor ik, nadat de eerste was neergelegd,
de twee anderen kermen en roepen om
genade, schreeuwen om vader en moeder.
Onwillekeurig verplaats ik mij in de cel bij
de verdachten, die toch in hun slaap en
hun eenzaamheid gekweld moeten worden
door al bet ontzettende, dat zij hebben
teweeg gebracht en aanschouwd. Ook het
verbergen der lijken is meer het werk van
verscheurende dieren dan van menschen.
Bewijsvoering, dat deze verdachten de da
ders zijn en niemand anders ter wereld,
daar is iedereen van overtuigd. Spr. zelf
zeide, evenals de opperwachtmeester der
marechaussee, spontaan: „Dat moet van
den E. gedaan hebben". Niemand anders
immers had er belang bij om zoo iets te
doen. Wien anders interesseert het, dat
stroopers o.pereeren in het jachtterrein,
waarover hij opzichter is, dan hij zelf? Is
het sterkste bewijs niet hierin gelegen, dat
Van den E., toen men hem van de ontdek
king der lijken vertelde, niet terstond op
sprong om te gaan zien wat op het terrein,
waarover hij zoowat koning speelde, was
geschied En Zondagmiddag zat hij nog
rustig thuis en heeft geen oogenblik zijn
diensten aangeboden. Het is dan ook on
aannemelijk, dat deze jachtopziener, die
midden in een beruchten winternacht, als
hij een schot in zijn bosoh hoort, onge
kleed naar buiten ging om den strooper te
pakken, bij het hooren van minstens twaalf
schoten, dicht bij zijn huis, juist dezen
nacht rustig zou zijn blijven slapen. Voor
spr. staat dan ook vast, dat verdachte
dien nacht niet thuis was.
De sterke aanwijzing tegen den zoon is
zijn uitlating tegen wachtmeester Houter
man en veldwachter Paulussen bij zijn
aanhouding op Dinsdagavond 1 December.
Vrijspraak voor den moord
op Kersten.
Wat heeft Teuwissen dan gezegd?
Dezelfde Teuwissen met wien vader en
zoon den vorigen avond waren uit geweest
en wien getuigen den volgenden morgen
om zeven uur van de „Alvendaal" zagen
komen.
Tal van gtuigen hebben verklaard hoe
speciaal de vader er nimmer tegen op zag
op stroopers te schieten en hun te bedrei
gen met schietwapenen. Niemand anders
dan de oudste verdachte had baat bij de
verdwijning der Kerstens. Hij immers heeft
het misdïijl gepleegd, die de vruchten er
van pJukt, zegt een oud spreekwoord.
Van den primair ten laste gelegden
moord van vader en zoon te zamen en in
vereeniging op Willem Kersten gepleegd,
vraagt de Officier ten slotte vrijspraak.
Wel hebben zij tevoren een afspraak
gemaakt om te zamen dien nacht op te
treden, maar ieders taak was verschil
lend.
De Officier argumenteert in den breede
waarom hij den vader schuldig acht aan
den moord op drie sla-chtoffers, om ver
volgens den zoon schuldig aan poging tot
moord op Willem Kersten te verklaren.
Dat de hagelschoten bij alle drie de
doodsoorzaak zijn geweest, is door de des-
kundige-rapporten duidelijk komen vast
te staan. Deze deskundigen zijn unaniem
in hun overtuiging, dat de gevonden pro
jectielen dezelfde zijn, welke de verdach
ten steeds gebruikten en afgeschoten moe
ten zijn uit him wapens. Ook de bloedspat-
ten op de kleeren van den vader en op de
schop geven een aanwijzing in die richting.
Het is uitgesloten, dat de wapens door
anderen dien nacht zijn gebruikt.
Met voorbedachten rade.
Voor het bewijs van den voorbedachten
rade wijst de officier in een zeer uitvoerige
uiteenzetting allereerst op de plaats, door
de verdachten voor het misdrijf uitge
zocht, vlak bij de wildstrikken van Wil
lem Kersten, waarin een konijn zat. De
vader verwachtte natuurlijk, dat Kersten
er naar zou komen kijken. Hij heeft daar
dus op den loer gelegen om eventueele
stroopers te overvallen en neer te leggen.
Nauwelijks waren de jongelieden ter plaat
se of hij moet uit zijn schuilplaats zijn ge
komen en zonder waarschuwing hebben
neergeschoten. Ook het tijdstip waarop is
een aanwijzing, vervolgt de officier. Bin
nen tien minuten nadat de slachtoffers
de woning van K. hadden verlaten, vie
len reeds de schoten. Snelheid van hande
len was hier geboden om de kans tot ont
vluchting tot nihil te reduceeren. Voor alle
zekerheid was de zoon ook meegegaan.
Dat was maar goed ook, en Van den E.
had natuurlijk maar op twee stroopers
gerekend. De zoon moest den derden neer
leggen om de vlucht te verijdelen. Op
grond van de gevonden bloedplassen, de
plaats waar deze zich bevonden en de
plaats waar hagel en hulzen zijn gevonden,
reconstrueert de officier dat de vader ach
tereenvolgens Wehrens heeft gedood, Mat
thias Kersten, die reeds door revolver
schoten van den zoon was gewond, op
nieuw heeft gewond en Willem Kersten
heeft gedood en daarna Matthias heeft
afgemaakt.
Alles in dezen wijst op kalm overleg en
beredeneering. Ook de plaats waar de lij
ken geborgen zijn wijst in die richting. Op
het eerste gezicht moet het bevreemden,
dat men 270 M. verderop is gegaan. De
vader echter, die er bijzonder goed bekend
is, had van tevoren overwogen, dat een
oude vossenkuil de meest geschikte plaats
was om te verbergen. Op deze wijze zou hij
ook geen last van overtollig zand hebben,
dat hij weg moest brengen. Aangezien het
onmogelijk is, in het donker drie lijken
over een dergelijken afstand weg te slee
pen, zonder sporen na te laten, moeten de
verdachten, die belang'bij het vlug weg
stoppen der lijken hadden, hulpmiddelen
hebben meegenomen voor het vervoer.
Daarover zijn alles deskundigen het eens.
Bewezen is, dat de vader aan zijn voorne
men om de drie jongelieden te dooden,
uitvoering heeft gegeven, door geweerscho
ten en de zoon door gebruik te maken van
een parabellum.
De officier van Justitie besloot zijn in
drukwekkend requisitoir met de bespre
king van de strafmaat. Wreed is er gehan
deld, terwijl er geen verzachtende omstan
digheden zijn te bespeuren. Natuurlijk is
er een groot verschil in datgene, wat de
vader deed en de daad van den zoon. Deze
laatste werkte op instigatie van zijn va
der. Hij kon slechts volhouden in zijn zwij
gen, omdat hij anders tot een verrader van
zijn vader zou zijn geworden. Toch leven
in hem dezelfde harde en wreede eigen
schappen, die wij kennen van den vader.
Ook hij is van meening, dat het het beste
zou zijn, wanneer iedere strooper spoor
loos zou verdwijnen. Het is spr. een raad
sel, hoe van den E. Sr. to een dergelijke
onmenschelijke daad is gekomen.
De eisch.
Roebroeckx is verdwnen en wanneer ge
mij vraagt, aldus de openbare aanklager,
wie hiervan de schuldige is, dan antwoord
ik ook daarop: „het was vader v. d. E."
Hij was een verwoed jachtopziener, geen
moeite was hem te veel om zijn wild te be
schermen.
Van den S. zoo richt de officier zich
meer bijzonder tot den oudsten verdachte
ik heb je gezegd, dat ik je als den da
der"" beschouw. Zwaar hebt ge gezondigd,
tegen God en de menschen. Drie moorden
hebt ge gepleegd en een eindeloos leed
veroorzaakt in het gezin van u zelf en an
deren. De toekomst van uw zoon hebt ge
vernietigd. Voor u is in deze maatschap
pij geen plaats meer en ik hoop, dat, wan
neer de gevangenisdeuren voor u zullen
opengaan deze voor goed achter u zullen
gesloten blijven.
Spr. requireerde tegen den zoon wegens
poging tot moord het maximum, twaalf
jaar gevangenisstraf, en tegen den vader
wegens moord, gepleegd op drie personen,
levenslang gevangenisstraf.
Toen de Officier zijn requisitoir had
uitgesproken, ging er op de publieke tri
bune een gejuich op.
Ook gedurende het uitspreken van het
requisitoir was hij tweemaal onderbroken
door gejuich op de tribune.
Hierna was het woord aan den verdedi
ger.
Pleidooi van den verdediger.
Mr. Tripels vangt in doodsche stilte zijn
moeilijke taak aan.
De beide verdachten staren stil voor zich
uit.
De verdachten zijn gearresteerd, aldus
pl., na een inleidend woord, op grond van
de indrukken en het advies van de deskun
digen en op de verklaringen van deze
beide verdachten bouwt de Officier zijn re
quisitoir op.
In plaats van wetenschappelijke voor
lichting hebben de deskundigen recherche
werk verricht.
Omstandig bespreekt pl. dan den voor
bedachten rade. Wat zouden de van den E.
bij de strikken doen en konden zij de jon
gens daar verwachten? Naar de meening
van den verdediger is er van kalm overleg
en voorbereiding geen sprake. De plaats
zou dan wel zeer slecht zijn uitgezocht, zoo
vlak in de nabijheid van de woningen.
Maar het Openbaar Ministerie wil met alle
geweld moord ten laste leggen en, zoo riep
pl. uit, vader van den E. kende het bosch
zoo 'goed als niemand anders, hij zou dus
zeer zeker een beter plaatsje hebben gevon
den om zijn slag te slaan. Vervolgens be
streed de verdediger uitvoerig de rappor
ten der deskundigen. Pleiter voert aan, dat
Wehrens in den bovenarm is getroffen en
dat het schot blijkbaar in den wilden weg
is afgevuurd. Dat kan vader v. d. E. niet
hebben gedaan, daarvoor is hij een veel
te goed schutter. Het schitterend rapport
van den heer van Waegeninghe noemt pl.
geenszins afdoende. De vergelijkingen, die
deze deskundige maakt, gaan naar pl.'s
meening niet op, daar de wapens niet vol
komen gelijk en gelijksoortig waren. Heb
bloedonderzoek noemt mr. Tripels opper
vlakkig en getuigt van een vooringenomen
heid van de deskundigen. Wie weet of er
nog geen wa-pens worden gevonden, die de
zelfde merktoekens vertoonden? Een re
volver is een massaproduct, de rochtbank
houde hiermede rekening.
Terug komend op het bloedonderzoek,
zegt pl. dat het vinden van bloedsporen
niets bewijzen. Het gaat er om van wie het
bloed was en dat is niet bekend. Tegen van
der E. bestaat een jarenlange wrok. De
stemming, de publieke opinie is sterk tegen
hem gekant.
Pleiter geeft daarop een schets van het
leven van den verdachte vader van don E.
De zoon staat bekend als een kalme rustige
jongen. Hij is een groot kind. Laten wij ons
ook eens verplaatsen in het loven van den
jachtopziener, die steeds klaar moet staan
om zich te verdedigen. Wat er dien nacht
in het bosch is gebeurd, wij weten het niet.
Het zal een mysterie blijven. De reconstruc
tie blijft fantasie. Uitvoerig ging pl. in op
de verschillende verklaringen der getuigen.
Pl. kwam tot de conclusie dat er van een
voorbedachten rade geen sprak© kon zijn.
Veel critiek laat spr. hooren naar aanlei
ding van verklaringen van get. Beckers.
Zijn verklaringen toch zijn zeer onbetrouw
baar. Steeds weer vertelt hij iets anders,
den eenen keer heeft hij van den E. perti
nent herkend, in de na/bijheid van de plaats
van het misdrijf, den volgenden keer komt
hij er weer op terug. Ook de persoonsbe
schrijvingen kloppen niet. Aan zijn ver
klaringen zal de rechtbank niet de minste,
maar dan ook niet de minste waarde mo
gen toekennen. Er waren dien bewusten
nacht verschillende personen in d© bos
schen geweest. Het is niet uitgesloten, dat
anderen als de daders moeten worden aan
gemerkt In dit verband herinnert pl. aan
heb krantenbericht, dat vermeldde, dat op
den 27sten Februari 1.1. een Duitscho cona-
mies zonder waarschuwing had geschoten
op personen op Nederlandsoh grondgebied.
Spr. acht het niet uitgemaakt, dat beide
verdachten hebben geschoten. Is het uitge
sloten, aldus pl., dat een derde bij dezen
ern8tigen daad was betrokken? Moeten het
natuurlijk vader en zoon van den E. zijn
geweest, kan het niet anders zijn, in com
binatie met een van beide verdachten?
Met ernst waarschuwde pl. de rechtbank
er voor zich Piet te Jat en beinvlocden door
de bewuste rapporten, die in werkelijkheid
niet anders dan op zeer losse gronden mee-
ningen weergeven.
Tot de dagvaarding komend, meent pl.
dat deze wankel als een kaartenhuis staat,
dat het Openbaar Ministerie niets kan be
wijzen en dat de aangevoerde argumenten
niet steekhoudend zijn. Noch den drievou-
digen moord, waarvoor de Officier de ver
oordeeling van den E. Sr. eischt, noch de
poging tot moord van den zoon aoht spre
ker bewezen. De rapporten van de deskun
digen mogen niet worden heb vonnis voor
de verdachten. Hier is heb in dubio pro
reo. Hun vonnis kan slechts vrijspraak zijn,
waartoe ik de eer heb te concludeeren, al
dus besloot pleiter.
Hierop werd de zitting geschorst.
In de avondzitting van den tweeden dag
der behandeling van heb drama te Put-
kroek waren een 300 personen aanwezig.
Aanstonds na de heropening was het
woord aan den Officier van Justitie, die
zeide, dat enkele enormiteiten van den ver
dediger hem tot repliek noopten. De ver
dediger wil, aldus de Officier, met een pen-
nestreek het rapport van dr. van Waege
ninghe waardeloos maken, omdat vergelij
kend materiaal ontbreekt. Maar dr. van
Waegeninghe had geen vergelijkend mate
riaal noodig. Daarvoor waren de typische
kenmerken op de hulzen te betrouwbaar,
hetgeen door dr. Hulst beaamd was. Is de
rechtbank niet deze meening toegedaan,
dan moet zij het pleidooi van den verdedi
ger volgen, en dan zijn de verdere getuigen
verklaringen waardeloos.
Deskundigen niet objectief.
Het rapport van dr. v. Waegeninghe is
echter niet waardeloos, maar wetenschap
pelijk juist. De grootste onzekerheid van
den verdediger was zijn bewering, dat de
deskundigen niet objectief en gepreoccu
peerd waren. De deskundigen moeten wel
degelijk voor detectieve spelen en helpen
de zaak tot klaarheid te brengen. Wat het
zwijgen der beklaagden betreft, wanneer zij
werkelijk onschuldig zijn behoeven zij niet
te zwijgen.
Er bestaat daarvoor geen enkele reden.
Spr. ontkent dat hij alleen van hypothesen
is uitgegaan. Zijn veronderstellingen zijn
alle gebaseerd op de werkelijkheid. Dat
kan ook de verdediger niet loochenen. Dat
de oudste van den E. alle drie jongeman
nen de genadeschoten heeft gegeven staat
bij spr. vast, vermoedelijk heeft van den E.
ze niet levend willen begraven. De plaats
macabre is evenmin hypothese. Spreker be
streed, dat B&cker geen betrouwbare ge
tuige zou zijn. Eveneens is het uitgesloten
dat een ander dan beklaagden dezen moord
heeft gepleegd. Spreker persisteert bij zijn
eisch in eerste instantie.
Mr. Tripels dupliceerend, zegt, dat zijn
pleidooi zeer sober was geweest. Pl. kan
echter niet goedkeuren, dat de rechtbank
zou voroordeelen op het enkele deskundi-
RECHTZAKEN
HAAGSCHE P0STR00F.
Bevestiging van het vonnis gevraagd.
Het Haagsche Gerechtshof behandelde
Woensdag opnieuw de zaak tegen den
veertigjarigen koopman J. II. A. K., die
door de rechtbank aldaar tot 4 jaar gevan
genisstraf is veroordeeld wegens diefstal
van een postzak uit een auto, staande voor
het hulppostkantoor aan den van Len-
nepweg te 's-Gravenhage op 29 Sept. j.l.
Thans werden zeven andere getuigen
gehoord oa. de beheerder van het hulp-
postkantoor aan de Charlotte de Bourbon
straat de heer Sporna Weiland, die eenige
inlichtingen gaf over de uit den auto ver
miste stukken en geldsbedragen. Volgens
getuige zou het totaal bedrag 21 èi 22 dui
zend gulden hebben bedragen.
De commies der P.T.T. de heer Kui
pers, eveneens aan genoemd kantoor
werkzaam, verklaarde de zakken persoon
lijk gesloten en verzegeld te hebben, mot
de gebruikelijke stempels. Het daarvoor
gebezigde lak wordt van Rijkswege ver
strekt-
Volgens dezen getuige zou de vermiste
postzak ƒ17.000.aan geldswaarden heb
ben bevat. Daarenboven waren verschil
lende aangeteekende brieven van gelds
waarden voorzien.
De hulpbesteller Govers, die getuige
van den overval is geweost, bevestigde zijn
in eerste instantie afgelegde verklaringen.
De schoenmaker van L. hoeft in don
avond van 29 Sept. den modeverdachte J.
omstreeks 10 uur met een tasch in de
hand de woning van K. in de Snijdersstraat
zien verlaten.
De deskundige, inspecteur Waltman,
heeft de tasch onderzocht, welke bij K. in
beslag is genomen. Daarin heeft getuige 7
zwarte korrels gevonden, die hij aan den
heer Schirm ter onderzoek heeft overhan
digd. Aan de hand van foto's geeft getuige
eenige nadere toelichtingen.
De besteller J. B. S. heeft den avond
voor den overval met don postauto mede
gereden. Op den Badhuisweg reed een
auto, waarin zich twee mannen bevonden.
Bij het voorbijrijden zag getuige dat de
lampen niet brandden weshalve hij de in
zittenden toeriep de lichten te ontsteken.
Daarop stond do auto stil en kon get.
waarnemen dat de mannen het licht-appa
raat repareerden.
De getuige mej. M., filiaalhoudster der
posterijen, kon niet komen. Mr. Huigens
legde daarop een in haar winkel gekocht
kistje sigaren over. welke verpakt, waren
in papier en diohtgelakt met rijkslak. Ook
een tweede pakje afkomstig van een an
deren filiaalhouder der posterijen en
voorzien van hetzelfde zwarte rijkslak
werd door den verdediger overhandigd.
Mr. J. A. de Visser, advocaat-generaal,
achtte het niet noodig zijn vroeger uit
voerig requisitoir tc horhalen. Ten aan
zien van het lak, merkte spr. op, dat het
lak langs zeer bijzondere wegen is verkre
gen. De bovengenoemde filiaalhouders wa
ren niet gerechtigd dit lak voor particu
liere doeleinden te gebruiken en dit z.g.
contra-bewijs laat de stelling van den des
kundige Waltman intact.
Naar spr. meening is er niets naar vo
ren gebracht dat verandering in zijn oor
deel zou kunnen brongen. Spr. gaf daar
bij toe dat de verklaringen van J. als
hoofdaanwijzingen hebben gegolden. Ook
ditmaal verzocht de procureur-generaal het
vonnis der Rechtbank te willen bevesti
gen.
Mr. Huigens bestreed ook in deze zit
ting de verklaringen door J. afgelegd, aan
de hand van de door dezen opgegeven
tijdstippen, zoomede die van den trambe-
stuurder en de andere getuigen die be
zwarende verklaringen hebben afgelegd.
Naar aanleiding van hetgeen thans om
trent het gebruik van Rijkslak naar voren
is gekomen, meende pleiter dat dit als
chargeerend materiaal een knauw heeft
gekregen, temeer waar bekend is dat K.
vroeger lorrenkoopman is geweest.
Mr. Nathans herhaalde zijn reeds vroe
ger geuite meening, dat de verklaringen
van J., onbruikbaar zijn. Verder besprak
mr. Nathans het alibi door K. opgegeven
en door 2 getuigen bevestigd, wier verkla
ringen niet door den advocaat-generaal
zijn weersproken. De getuige van L. heeft
naar pleiter's meening niets van beteeke-
nis verklaard.
Ook pleiter is van K.'s onschuld over
tuigd, ondanks hij 12 jaar geleden een
slecht leven leidde.
Mr. Nathans verzoekt dan ook met
klem, verdachte vrij tc spreken cn hem, na
een preventieve hechtenis van 8 maanden
thans onmiddellijk in vrijheid te stellen.
Nadat de advocaat-generaal zich tegen
dit verzoek .had verzot en de verdediger
daar.bij persisteerde, deelde de president
merle, dat er geen termen waren om K. in
vriiheid te stellen.
Het arrest werd bepaald op 15 Juni a.s.
genrapport van dr. van Waegeninghe. Van
het oordeel van de rechtbank hangen twee
menschenlevcnB af, en bij dit oordeel moet
de rechtbank niet afgaan op oen deskun
digeverklaring;.
Wanneer de Officier lachend een opmer
king maakt tot den rechtor-commissaris,
protegeert de verdediger daartegen met
de opmerking: Ik heb me ook van gering
schattend lachen onthouden.
Voortgaande betoogt pl. nogmaals, dab
de deskundigen gepreoccupeerd geweest
zijn en later naar bewijzen van hun impres
sies zijn gaan zoeken. Pl. is er van over
tuigd, dat heb geheele betoog van den Of
ficier gebouwd is op los zand en door geen
enkel feit wordt gesteund, al wordt het hier
voorgesteld, dat hot O.M. er bij geweest is.
Pl. blijft tenslotte bij zijn verzoek om vrij
spraak.
Vader van den E. verklaart daarop rus
tig onschuldig te zijn, evenals de zoon.
Tc negen uur werd de zitting gesloten.
Uitspraak 14 Juni a.s.
INBRAKEN TE WASSENAAR.
Verdachte voor het Haagsche
Gerechtshof.
In hooger beroep stond Woensdagmid
dag voor het Haa.gsoh Gerechtshof terecht
do 22-jarigo A. K., afkomstig uit Hongarije
die op 23 Maart jl. door de Haagsche Recht
bank is veroordeold tot zos maanden ge
vangenisstraf door to brengen in eenjiij-
zondero strafgevangenis, met ter beschik
kingstolling van de Regeoring, tcgon welk
vonnis, zoowel de officier bij de Rechtbank
die tegen K., drie jaar gevangenisstraf had
geëischt als K. zelf in appel waren gegaan.
Evenals voor de Rechtbank bekend©
verdachte, die radio-teohniker van be
roep is en laatstelijk in de hoofdstad ge
domicilieerd was, zich aan oon serie iu-
brakon te Wasenaar on omgeving, te heb
ben sohuldig gemaakt. Hij ging daarbij
zeer brutaal te werk.
Do advocaat-generaal mr. J. A. do
Visser wilde niet afwijken van het rapport,
dat tot opsluiting in een bijzondere straf
gevangenis adviseerde, doch hij vroeg zich
af of 6 maanden gevangenisstraf voor een
serie ernstige misdrijven, oen voMoendo
vergolding waren voor hetgeen K. gedaan,
had.
Spreker concludeerde tot vorhooging van
do hoofdstraf lot 2 jaar.
Mr. J. A. Polak als raadsman optredend
wees op de levensomstandigheden van K.
en op zijn ziekelijke mentaliteit, welke bij
eon langdurige gevangenisstraf zeker tot
krankzinnigheid zou overslaan.
Daarom kon pleiter zio'h vereenigen met
het door *de Roohtbank gewezen vonnis.
Mr. Polak verzocht het Hof een lichte
straf op te loggen en K. vorder to doen
verplegen.
Arrest 15 Juni a.s.
Financiën en Economie
NEDERLANDSCHE MIDDENSTANDS-
BANK.
Wij ontleenen hot volgende aan het
Jaarverslag over het 4e boekjaar:
Dat het totaalbedrag d§r ons door der
don toevertrouwde gelden niet onbelang
rijk teruggeloopen is, behoeft gezien in
't lioht van do in het laatste kwartaal zioh
stork acoentueerende vertrouwens-orisis
geenszins verwondering te wekken.
Crediteuren, Deposito's en Spaargelden
31 December 1930 f 18,095.307.— idem 31
December 1931 f 13.924.230,—.
Do ontwikkeling van ons acticvo bedrijf
gedurende het verslagjaar moge blijken uit
de volgende cijfers:
Uitstaand crediet aan cliënten 31 Decem
ber 1930 f 15.199.632.—.
Uitstaand crediet aan Middonsbandsban-
ken 31 December 1930 f 4.741,023.
Totaal f 19.940.655.—.
Uitslaand crediet aan cliënten 31 De
cember 1931 f 14,391,100.—.
Uitstaand crediet aan Middenstands-
banken 31 December 1931 f 5.058.450.—.
Totaal f 20,049,550.—.
Uit bovenstaande cijfers blijkt, dat het
totaal uitstaande crediet per 31 December
1931 weinig verschil vertoont met dat per
gelijken datum van het daaraan vooraf
gaand© jaar. Er heeft echter oen belang
rijke verschuiving plaats gehad van cliën
ten naar banken, een gevolg van hot feit
cenerzijds, dat wij mot het oog op de zcor
moeilijke tijdsomstandigheden voortgingen
do grootste voorzichtigheid to botrachten
en Bterko selectie toe te passen bij do ver-
looning van crodieten aan don hand old rij
vende n- en induatrieelen middenstand, an
derzijds dat een aantal Middenstandsban-
ken,waarvan er vele tot voor kort meenden,
dat zij eene disconto-centrale niet van
noodo hadden en derhalve mot onzo instel
ling geen credietovereenkomst gesloten
hadden, zich gedurende het Luatato kwar
taal tot ons wendden, ter verkrijging van
een liquiditeitscrediet.
Wij meenden onzen stoun niet tc mogen
onthouden in alle zoodanige gevallen, dat
voor onze vordering voldoende zekerheid
kon worden gegeven en dat onze eigen li
quiditeit zelve niet in gevaar werd ge
bracht.
Dat dc gewijzigde omstandigheden onze
eigen liquiditeit in meerdere male onzo
voortdurende aandacht hooft govorgd,
vloeit mede uit bovenstaande cijfers voort.
Wij waren echter in staat aan alle ons ge
stelde cischen te voldoen, zonder genood
zaakt to zijn onze disconto-portefeuille to
mobiliseoren.
Ook in het afgeloopen jaar waren wij
weder in de gologenhoid een aantal nieuwe
relation tot onze kantoren to betrokken en,
al heeft zulks niet terstond geleid tob oen
belangrijke uibreiding van onzo zaken, wij
hebben er althans dit door bereikt, dat wij
er in geslaagd zijn, niobtegenutaande de
zcor ongunstige tijdsomstandigheden, ons
bedrijf toch ongeveer op peil te houden.
Aangezien wij voor onze dagclijkscho be
hoeften steeds mutigo saldi in het buiten
land moeten aanhouden, bracht de maand
.September ons ten aanzien van onze pon
den rekening teleurstelling, zij het dun, dab
het vorlies uit dien hoofde niet overmatig
groot was. Het werd ten laste van do reke
ning valuta-provisie gebracht.
Ook waren wij voor een zeker bedrag be
trokken bij de Stillhalte-ovoreenkomst; on*
belang ten deze is echter inmiddels geheel
afgewikkeld.
Onze Winst- cn Verliesrekening wijst, na
afschrijving van f 43.204 99 (v.j, f 40.075.13)
op Inventaris cn Safe-Inrichtingen, bene
vens van f 11.000 (v.j. f 18.000.—) op Op
richtingskosten en een 'Kteaorveering van
f 30.000.,v.j. f 25,000.tegen bedrijfs
risico's, een winstsaldo aan van f 5.637.31
(v.j. f 7.881.—).