HET WERKTIJDENBESLUIT VOOR WINKELS R. K. STAATSPARTIJ PARTIJRAAD UIT DE OMGEVING DONDERDAG 19 MEI 1932 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 7 DE NIEUWE REGELING. II (Slot). Het Bureau van den Ned. R. K. Midden standsbond schrijft ons: In aansluiting aan de voorgaande publi catie volge hier het slot van ons overzicht over de wijzigingen, die per 1 Mei j.l. zijn aangebracht in het Werktijdenbesluit voor Winkels. De kappers. Ook voor de kapperszaken zijn in het nieuwe Werktijdenbesluit verschillende be langrijke wijzigingen gekomen. Naar thans is bepaald, mag een bedien de van 18 jaar of ouder een vrouwelijke evengoed als een mannelijke in een bar biers- of kapperswinkel, op Zaterdag, op den dag voorafgaande aan Goeden Vrij dag en Hemelvaartsdag, op 14 Augustus, SI October, 24 December in de Israëliti sche zaken bovendien op de dagen genoemd in art. 5, 3e lid der Winkelsluitingswet en op dagen, waarop ingevolge gemeente lijke bepaling krachtens art. 9 der Winkel sluitingswet, die winkel na acht uur des namiddags geopend is, tusschen 8J4 en 11 uur des namiddags en gedurende ten hoog ste 12 uren arbeid verrichten, onder voor waarde, dat zoodanige bediende na 10 i4 uur des namiddags uitsluitend arbeid ver richt, bestaande uit barbiers- en kappere werkzaamheden. Aan deze verruimingen zijn geen verdere voorwaarden meer ver bonden, zooals vroeger het geval is ge weest. Wel blijft natuurlijk het weekmaxi- mom van 53 uren gehandhaafd. Volgens de Winkelsluitingswet mogen op de hier genoemde dagen, als dit voorzoo- ver het niet de uitzonderingen voor Israë litische zaken betreft werkdagen zijn, de kappers- en barbierswinkels tot 11 uur des namiddags voor het publiek geopend zijn, doch na 10 uur des namiddags uitsluitend voor het verrichten van kappers- en bar bierswerkzaamheden. Voor de winkelklan- ten geldt het afhelp-halfuurtje dus vanaf 10 uur. Voor de klanten in de salon echter vanaf 11 uur. Het kapperspersoneermag op de genoemde dagen tot half twaalf blijven werken om de klanten af te helpen, die om 11 uur in den salon aanwezig waren. (Op de bovengenoemde dagen, dus o.a. op iederen Zaterdag is thans ook toege staan, dat een bediende van 16 jaar of ouder, behoorende tot de bloed- of aanver wanten van het hoofd of den bestuurder van de zaak tot den derden graad ingeslo ten, die bij hem inwonen, in een barbiers- of kappersonderneming in de eigen woning van het hoofd of den bestuurder arbeid mag verrichten tusschen 8 en 10 uur des namiddags). In de weken, voorafgaande aan Paschen en Pinksteren mag voor de kappersbedien den van 16 jaar of ouder de vrije middag of morgen worden achterwege gelaten en mogen deze bedienden gedurende 58 uren per week werken, onder voorwaarde, dat de betrokkenen op Tweeden Paaschdag en Tweeden Pinksterdag niet arbeiden. Voor de kappersbedienden geldt in het algemeen dezelfde rusttijdenregeling als voor de andere winkelbedienden: d.w.z. een half uur rust telkens na 5H uur arbeid en bovendien, als de bediende vóór 1 uur 's middags begonnen is en tevens later dan tot 6 y2 uur des namiddags doorwerkt, een rust van 1 ya uur, gelegen tusschen 11 en 2y. uur of tusschen 4 en 7 uur. De rust van 1 y2 uur moet precies, met aanvangsuur en tijdstip van einde, op de arbeidslijst zijn vermeld. Gedurende deze rust mag de bediende ook niet in de salon of den winkel verblijven. Wel mag echter de kappersbediende dit gedurende de overige rustpauzen. Ta.v. deze overige rustpauzen ie voorts de re geling voor wat betreft de vermelding op de arbeidslijst voor de kappersbedienden gebleven wat zij was, zoodat deze overige rustpauzen voor de kappersbedienden met met tijdstip van aanvang en einde op de arbeidslijst behoeven te zijn aangegeven. Tenslotte mogen bedienden, mannelijke en vrouwelijke, van 18 jaar of ouder, kap- persarbeid voor tooneelvoorstellingen ver richten Op Zondag tusschen 12 uur des middags en 11 uur des namiddags, en door de week tusschen 8J^ uur en 11 uur. In verband met kappersarbeid voor too neelvoorstellingen mogen bedienden, die daarmede zijn belast, ook op de eerste 5 werkdagen van de week gedurende 11 uur in totaal werken, met dien verstande, dat het weekmaximum blijft bepaald op 53 uren. Arbeid aan het winkel interieur. e voor schoonmaak- en bewakings- arbeid is thans nog voor een ander soort arbeid in den winkel een afwijkende rege ling getroffen. Bepaald is n.l., dat in een winkel man nelijk personeel in dien winkel, tusschen 8X, uur des namiddags en 6 uur des voor middags arbeid mag verrichten, bestaande in of onmiddellijk verband houdende met het onderhouden, herstellen of veranderen van dien winkel of het herstellen of mon- teeren van werktuigen, toestellen of lei dingen, een en ander voor zoover die arbeid noodzakelijk op dien tijd moet worden ver richt om den geregelden gang van den be- drijfsarbeid in dien winkel niet te belet- Ion of dezen zooveel mogelijk te verzekeren. De inwonende filiaalhouder. DE VERWERPING DER PACHTWETTEN IN DE EERSTE KAMER. In het oude werktijdenbesluit vermeldde art. 15 uitdrukkelijk, dat de inwonende fi liaalhouder in beginsel onder het werktij denbesluit viel. Dit artikel is in het nieuwe besluit ko men te vervallen. In de positie van den inwonenden filiaal houder brengt dit intusschen geen wijzi ging. In verband met den tekst van art. 44 der Arbeidswet blijft de inwonende filiaalhou der evenals de uitwonende in beginsel on der het werktijdenbesluit vallen. De filiaalhouder in het algemeen. Volgens het oude besluit waren van de bepalingen van het werktijdenbesluit oa ontheven: a. personen, die, niet zijnde hoofd of be stuurder der onderneming, aan het hoofd staan van een winkel of van een afdeeding daarvan en uitsluitend of in hoofdzaak met de leiding van het daarin werkzame per soneel zijn belast; b. personen, die, niet zijnde hoofd of be stuurder der onderneming, aan het hoofd staan van een winkel, waarin, behalve het hoofd van dien winkel tenminste 3 perso nen arbeid plegen te verrichten. De ontheffing onder b geldt thans slechts als de drie personen ieder gedurende ten minste 32 uren per week arbeid in den win kel verrichten. Ziekte van den patroon. Bij riekte van den patroon behoeft de mannelijke of vrouwelijke bediende van 18 jaar of ouder, die hem vervangt, zich niet aan de bepalingen van het werktijdenbe sluit te houden. (Jongere bedienden, die den zieken patroon vervangen, moeten zich voortaan wel aan het werktijdenbe sluit houden). Het is niet meer noodig kennis te geven aan de Arbeidsinspectie, wie den patroon vervangt. Voldoende is het, de vervanging onverwijld bekend te maken door het op hangen naast de arbeidslijst of den roos ter van een desbetreffende geschrift, waar in tevens vermeld de naam van den per soon, die den patroon vervangt. Het afhelp-halfuurtje. Het afhelp-halfuurtje mag voortaan niet j alleen gebruikt worden voor het bedienen i van degenen, die bij het sluiten vaji den winkel of den kapperssalon voor het pu bliek, daarin reeds aanwezig waren, maar ook voor het daarmede verband houdende opruimen. Afwijking van de arbeidslijst. Als het verrichten van arbeid, bestaande in den verkoop van brandstof en smeer middelen enz. voor voertuigen en den ver koop van winkelwaren ten behoeve van doorgaande schepen, van kappersarbeid voor tooneelvoorstellingen of van arbeid aan het interieur van een winkel, het nood zakelijk maakt, dat wordt afgeweken van de voor bepaalde personen geldende ar beidslijst, dan mag incidenteel voor de be trefeinde personen een andere arbeidsre geling worden aangehouden, maar dan moe ten daarvan aanstonds aanteekeningen worden gemaakt, die gedurende drie maan den beschikbaar moeten worden gehoudén ter inzage door de Arbeidsinspectie. Verplaatsing van den vrijen halven dag naar een feestdag in de week. Als de vrije halve dag van een bedien de in eene week, waarin een algemeen er kende Christelijke, een Roomsch-Katholie- ke of een Israëlitische dan wel een natio nale of een plaatselijke feestdag valt, op dien feestdag wordt gegeven, mag de be diende gedurende de tijdruimte, die de ar beidslijst of de rooster als vrijen hal ven dag voor hem in die week vermeldt, arbeid verrichten, onder voorwaarde, dat naast de arbeidslijst of den rooster een door het hoofd of den bestuurder der ondernemiug of een door dezen daarmede belast persoon onderteekend geschrift is opgehangen, waarop is aangegeven welke werktijdrege ling voor hem gevolgd wordt tijdens den halven dag, waarop hij ingevolge het hier bepaalde arbeid verricht, en op welken feestdag de vrije halve dag wordt gege- Afhelpen voor een klant vóór een rusttijd. Tenslotte is in het nieuwe werktijden besluit voor winkels de volgende nieuwe bepaling opgenomen: Als een bediende in een winkel op het tijdstip van aanvang van een zijner rust tijden bezig is met het bedienen van een klant, mag hij afwijken van het voor hem op de arbeidslijst of den rooster vermelde tijdstip van aanvang van dien rusttijd, on der voorwaarde, dat dat tijdstip niet ver der wordt verschoven dan voor het be dienen van dien klant noodzakelijk is en in elk geval niet -verder dan een half uur, en dat het tijdstip van einde van dien rust tijd over een even groote tijdruimte wordt verschoven. Het Partijbestuur geeft het volgende prae-advies over de motie-Utreoht te dezer zake: „De motie-Utrecht is formeel een voor stel ter behandeling in den Partijraad, waaromtrent, zooals gebruikelijk is, het P. B. een prae-advies uitbrengt. Bij de beoordeeling van het stemmen te gen de wetsontwerpen inzake het paoht- vraagstuk door eenige leden der Eerste Kamer, tevens leden der R. K. Staatspar tij, wil het P. B. vooropstellen, dat het niet nuttig lijkt uit te gaan van de vraag, of bedoelde Eerste Kamerleden hebben ge handeld in strijd met een der program-pun ten onzer Partij. Doet men dit wèl, dan moet men de vraag aldus stellen: impli ceert het onderhavige program-punt tegen over de gekozenen het in de ontwerpen vervatte oontinuatie-recht? Men voelt on middellijk, dat op de vraag, aldus scherp gesteld, zeer moeilijk een absoluut dwin gend antwoord is te geven. Want alhoewel zéér velen voor zich dat oontinuatierecht als zoodanig beschouwen als uitvloeisel van dat programpunt, bij de openbare be handeling van dat punt in de partij-orga nen is geen enkele uitspraak te vinden, welke dit duidelijk en onbetwistbaar vast legt. Maar bovendien en dit geldt ook in het algemeen wanneer men de houding van Kamerleden ten aanzien van concrete pro grampunten zou willen gaan beoordeelen, kan een beroep op eigen afwijkend in zicht ten aanzien van een concreten voor gestelden websmaatregel veelal geredelijk worden gedaan. Naar de meening van het P. B. behoort dus zulke beoordeeling niet op dit spoor te worden gezet, want al lijkt-het eenvou dig in dien geest de afkeuring over het te genstemmen te construeeren, bij nader onderzoek ligt de zaak in dit opzicht niet zóó klaar en duidelijk. Er is te minder aan leiding dit uitgangspunt te kiezen, omdat de zaak daardoor ook niet in haar kern wordt aangevat. Nu is de formuleering der motie-Utrecht inderdaad zóó, dat er niet wordt geoor deeld op grond van een handelen in strijd met het program. Ziet het P. B. de betee- kenis der motie goed, dan betreurt de steller der motie, dat de tegenstemmende Katholieke Eerste Kamerleden een wets voorstel, dat geheel lag in den geest van het partij-program, hebben afgewezen en dus hebben gekozen liever in het geheel niets dan wel iets te bereiken, zij het dan dat naar hun inzicht aan het bereikbare ernstige bezwaren kleefden, welke bij ge mis aan amendeeringsrecht der Eerste Ka mer niet waren weg te nemen. Deze eenigszins specieuse redeneering, welke aan de motie ten grondslag ligt, kan naar de meening van het P. B. niet weg nemen, dat zij den indruk moet wekken, dat de beoordeeling toch wordt gesteld op het spoor van handelen in strijd met het program. Daarom ontraadt het P. B. de aanneming dezer motie. Het P. B. zou den P. R. in overweging geven na de gedaohtenwisseling ter verga dering, waarbij naar vertrouwd mag wor den, de verschillende standpunten ten aan zien van dit agendapunt toelichting zullen vinden, zich te beraden over de vraag, of, en zoo ja in welken vorm hij zijn inzicht ten deze wil doen blijken. Hoe het besluit daaromtrent ook moge wezen, altijd zal de vraag rijzen, wat onr.e partij nu te doen staat in verband met het pachtrechtvraagstuk. Ook hierover heeft het P. B. zich beraden en het heeft ge meend goed te doen in dit prae-advies zich daarover uit te spreken. Het P. B. adviseert den Partijraad te besluiten, aan het P. B. opdracht te geven een studie-commissie samen te stellen, wel ke op korten termijn het waagstuk zal heb ben te onderzoeken en een voorstel te for muleeren, waarover in den Partijraad dan van gedachten zou kunnen worden gewis seld. Hierbij rit de bedoeling voor, dit vraag stuk, dat tot verschil van inzicht in onzen kring aanleiding heeft gegeven, grondig door te spreken om tot een duidelijk, zoo eenigszins mogelijk eensgezind standpunt te geraken. Dit is ook daarom noodzakelijk, omdat de partij zich natuurlijk niet bij den thans geschapen toestand kan neerleggen. Noch ongewijzigde indiening der verwor pen wetsvoorstellen, noch aandrang oefe nen op de Regeering om met een gewijzigd ontwerp te komen, waarbij de bezwaren der Eerste-Kamer-meerderheid zouden zijn te ondervangen, zijn echter geëigende midde len om tot een goede en bevredigende op lossing te komen. Beide middelen zouden de belangen der betrokkenen allerminst die nen, wijl de beoordeeling van den zakeiij- ken inhoud van zulke voorstellen dan nood wendig wordt doorkruist, ja zelfs op den achtergrond gedrongen door staatsrechte lijke bedenkingen, rakende de juiste ver houding tusschen de beide deelen der Sta- ten-Generaal. Daarom ziet het P. B. den eenig juisten weg hierin, dat de Partij zich tot doel stelt: een constructieve oplossing te bevorderen van de gerezen moeilijkheden en werkelijk ten aanzien der zaak zelf iets te bereiken. Hiermede zijn de belangen der betrokke nen inderdaad het meest gediend. Eenig nader beraad kan ook op zichzelf die belangen met schaden. Regeling van het pachtvraagstuk, zooals in de ontwerpen aan de orde wa? hoe belangrijk en urgent ook is allerminst een crisismaatregel. Aangenomen al, dat zij in de huidige cri sis practisoh zou kunnen werken, zeker kan zij niet bijdragen tot oogenblikkelijke leni ging van den nood". WIJZIGING VAN HET KIESREGLEMENT 1927. Het Partijbestuur voorzag al de amen dementen op het kiesreglement van een praeadvies. Het zijn 13 foliovellen vol. Om trent het voornaamste, n.l. een achttal amendementen met dezelfde strekking, n.l. het verhoogen van het aantal niet-omschre- ven zetels, zegt het Bestuur o.a.: „Het komt het P. B. voor, dat de inner lijke beteekenis van deze voorstellen, inzooverre zij in meerdere of mindere mate het geheele systeem van het Kiesreglement in feite ondermijnen, of wil men misken nen, en de draagwijdte ervan niet vol doende den voorstellers voor oogen staan. Dit blijkt zeer duidelijk uit de toelichtingen, zijn gegeven. De eerste fout schuilt in het betoog van de toelichting door Gelderland gegeven, dat n.l. aan de kiezersmassa, die in zich veelzijdig is, kan worden overgelaten te zorgen voor de veelzijdige samenstelling der fractie. En ook in de toelichting van Dordrecht, dat n.l. aan de vrije krachten onzer georganiseerde kiezers gerust de ver deeling naar veelzijdigheid kan en mag worden overgelaten. De juistheid dezer stelling wordt door het P. B. met de meeste stelligheid betwist. Volkomen vereenigt het P. B. zich met het betoog der Toetsings commissie op blz. 28 van haar rapport. Het P. B. acht het in hooge mate onverantwoor delijk, de zorg voor dit voor onze partij als volkspartij zoo uitermate gewichtig belang als dat der veelzijdige samenstelling der fractie aan het vrije spel der electorale krachten over te laten. Dit mag naar zijn stellige overtuiging, zeker niet geschieden. In het feit, dat de kiezersmassa in zich veelzijdig is, zooals Gelderland aan voert, ligt toch geen enkele waarborg, dat die veelzijdigheid in goede harmonie en in onderling evenwicht ook inderdaad zal worden betracht. Men verzuimt het be staan van eenigen waarborg buiten den in vloed der centrale partijleiding aan te too- nen. En die waarborg mag nooit of nim mer worden gemist. Dit staat voor het P. Bi voorop. Een beroep op de Kamerverkiezingen tot 1925 is dk&rom al evenzeer geheel onjuist, omdat toenmaals een centrale personen- advies bestond, dat men juist wég wilde hebben; men zie eens het Rapport der Commissic-Ruys, blz. 8, waar als een der twee hoofdbezwaren, welke moesten wor den ondervangen, juist wordt genoemd: het centrale peisonen-adviesl Wil men dit wederom terug? Of wil men de bevoegdheid der Kringorganisatie ta. van hot personen- advies behouden? Het antwoordt luidt natuurlijk: dat wil len wij behouden, ja zelfs uitbreiden. Maar de centrale leiding welke onmisbaar is juist voor het veelzijdigheidsvraagstuk wjl men tot een derde en nog minder terug brengen, mot een beroep op een tijd, toen de centrale leiding hec gehééle personen- advies in handen had. Dit is toch duidelijk onjuist. De tweede fout is, dat men de centrale partijleiding, georganiseerd in den Verkie- zingsraad, beschouwt als een vreemde mo gendheid, welke plotseling te voorschijn komt, om de vrijheid en de reohten der kie zers te beknotten 1 Zeker de leden van don Partijraad zullen zóó het karakter van don Verkiezingsraad met miskennen. Die Ver- kiezingsraad bestaat toch uit onze eigen vertrouwensmannen, het ia heusch „eigen volk", het zijn personen, die door de partij zelf met de zware en ernstige verantwoor delijkheid zijn belast om de grootste partij in ons land zóó te leiden, dat zij blijve één en onverdeeld. Dit leiding geven van die vertrouwens mannen moet men toch niet qualificeeren als „reglementeeren van bovenaf", dat ter voorkoming van ontevredenheid in de bree- de groepen van ons kiezerscorps, toch voor al tot een minimum moet beperkt blijvenI De dorde fout draagt een technisch ka rakter. Door do voorgestelde wijzigingen wordt het aantal niet-omschreven zetels veel sterker ingekrompen dan uit do breuk zelf voor een doorsneepartijlid, die niet in de techniek van het reglement zich heeft ingewerkt, blijken zou". Het stuk werkt dit nader uit een ver volgt dan: „Wanneer men deze practische uitwer king ziet, dan verbaast zich het P. B. er over, dat men in de Kieskringen, welke de omschreven zetels tot 7 en 9 willen terug brengen, niet voldoende overwogen heeft, wat ten dien aanzien in het verslag der Toetsingscommissie is gezegd (bldz. 28—31). Deze amendementen beteekenen een be sliste wijziging van het geheele systeem, dat thans aan de orde is. Men moet den moed hebben dit te erkennen, en dan te verdedigen, dat men voor het netelige veel zijdigheidsvraagstuk in onze partij géén centrale leiding van noode heëft, of die niet wenscht. Welke ernstige partijleiding de verantwoordelijkheid dan zal willen dra gen, is een vraag, welke men in zijn ge- dachtengang evenzeer daarbij zal behooren te betrekken. Het algemeen partijbelang cischt, naar het inzicht van het P. B., hetwelk hierboven nader is omschreven en toegelicht, dat van het bestuursvoorstel niet worde afgewe ken. Het P. B. ontraadt mitsdien de aanne ming van een dezer amendementen ten N00RDWIJK. HET FLORAPARK. De laatste bekroningen. De groote gouden medaille van H. M. de Koningin is toegekend aan den heer J. C. van der Meer voor zijn inzendingen Narcis- een. De groote zilveren medaille van H.M, Koningin Moeder werd t-oegekend aan do N.V. Vereenigde Bloembollenculturen voor haar inzendingen tulpen. De groote zilveren medaille van Z.KjH. de Prins der Nederlanden werd toegekend aan P. van der Meer Czn. voor de inzen dingen tulpen en Narcissen. De groote zilveren medaille van H.K.H. de Prinses werd toegekend aan de firma Groenveld en Lindhout voor haar inzendin gen hyacinthen. De bij vorige bekroningen toegekende groote gouden medailles zijn thans als volgt verdeeld: de gr. gouden medaille van de Alg. Ver. voor Bloembollencultuur aan de N.V. Ver eenigde Bloembollenculturen; idem van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden aan J. C. van der Meer; idem van den Burgemeester van Noord- wijk aan de Firma Groeneveld en Lind hout; idem van L. Fraaf van Limburg Stirum, Noordwijk, aan C. Alkemade Azn. idem van J. J. Grullemans en Zoon te Lisse aan J. 0. v. d. Meer; idem van „de Leidsche Courant" aan P. v. d. Meer Czn.; idem van de Vereeniging do „Narcis" aan de N.V. Vereenigde Bloembollenculturen; idem van de Afd. Lisse v. d. Ver. voor Bloembollencultuur aan D. Lindhout en Zonen idem van de Coöp. Veilingsver. „Hille- gom" te Hillegom aan P. v. d. Meer Ozn.; idem van het Koelhuis „IJ«vries'' te IJmuiden aan J. C. v d. Meer. De Beker van do Afd, Sassenhoim van de Alg. Ver. voor Bloembollencultuur, speci aal geschonken voor de beste inzending Narcissen is toegewezen aan J. O. van der Meer; de beker van de Onderlinge Bcdrijfsvcr- eeniging „Land- en Tuinbouwbclang" te Utrecht is toegekend aan J. C. van der Meer. Aan de N.V. Vereenigde Bloembollencul turen zijn toegekend de geschonken bekers door de Coöp. Veilingsver. Holl. Bloembol lengenootschap te Lisse en die door den heer A. B. Batenburg, Directeur van Zo- merzorg te Leiden. Alsnog is de kleine gouden medaille ge schonken door do gemeente Lisse, toege kend aan do N.V. Vereenigde Bloembollen culturen voor een perk Breeder-tulpen: Tantalus. Naar wij vornemmen ligt hot in de bedoe ling van de tentoonstellingcommissio om het Florapark a.s. Vrijdagavond te sluiten. Wie derhalve nog een kijkje op het park wil nemen moet zich haasten. Hoog bezoek aan het Florapark. Woensdagmiddag bracht Emir Feisal, de 2e zoon van den Koning van Iledjaz met gevolg een bezoek aan het Florapark. De hooge bezoekers arriveerden te kwart voor vijf aan hot Florapark, alwaar zij worden opgewacht door don Burgemeester van Noordwijk. Do Prins was vergezeld van den Minister van Buitenlandsche Zakon van het land, zijn secretaris, een adjudant en een kamerheer. Do heer van dor Meulon, oud-consul van Djaddah fungeerde als tolk. De Burgemeester leidde de bezoekers het park rond. Na de rondwandeling werd door hen in het gedenkboek-de handteekening gezet. Na bezichtiging van het Florapark brach ten de bezoekers een bezoek aan het Huis ter Duin, alwaar de thee werd gebruikt. NOOTDORP. Maria-Corigregatie. A.s. Zondag 22 Mei is er een Maria-avond in het Vereenigings- gebouw aan den Veen weg, des avonds 7.30 uur, en wel in verband met de Maria-Con gregatie. Reeds langer dan een jaar geleden, iê met de oprichting van deze godsdienstige ver- eenigingen voor meisjes en jongens begon nen, waarbij terstond velen zich als lid der Maria-Congregatie opgaven. In Februari van dit jaar is door meer dan vijftig jon gens en jonge mannen de plechtige op dracht gedaan, terwijl deze groote dag voor de meisjes in doze maand is geweest. Ook telt de Maria-Congregatie nog vele aspi ranten onder do meisjes en jongens. A.s. Zondag dan ook allen in het R. K. Vereenigingsgebouw, alle meisjes en jon gens, klein en groot, lid of aspirant. Nie mand mag dezen avond verzuimen. De toe ging tot de zaal kost voor do leden slochts 20 cent. Ook worden zooveel mogelijk de ouders verwacht. Nog vele anderen worden verwacht, voor al meisjes en jongenB, die nog niet als lid der Maria-Oongrogatio zijn ingeschreven, want deze avond zal voor hen een aanspo ring zijn, om lid to worden der Maria-Con gregatie. Het belooft te worden een juweel van een avond. LISSE. Zangvereeniging ,,St. Gregorius". Na mens het bestuur van de R. K. Gem. Zang vereeniging „St. Gregorius" wordt verzocht herplaatsing van het volgende bericht: Door de 'R?. K. Gem. Zangvereeniging „St. Gregorius" werd onder leiding van den heer W. J. Mizce, directeur, deelgenomen aan het Concours uitgeschreven door het Weesper Mannenkoor tc Weeap op 16 Mei, 2de Pinksterdag. De Vereenigiug wist in de Eore-afdeeling een 1ste prijs to behalen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 7