HET WERKTIJDENBESLUIT
VOOR WINKELS
R. K. STAATSPARTIJ
PARTIJRAAD
UIT DE OMGEVING
DONDERDAG 19 MEI 1932
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 7
DE NIEUWE REGELING.
II (Slot).
Het Bureau van den Ned. R. K. Midden
standsbond schrijft ons:
In aansluiting aan de voorgaande publi
catie volge hier het slot van ons overzicht
over de wijzigingen, die per 1 Mei j.l. zijn
aangebracht in het Werktijdenbesluit voor
Winkels.
De kappers.
Ook voor de kapperszaken zijn in het
nieuwe Werktijdenbesluit verschillende be
langrijke wijzigingen gekomen.
Naar thans is bepaald, mag een bedien
de van 18 jaar of ouder een vrouwelijke
evengoed als een mannelijke in een bar
biers- of kapperswinkel, op Zaterdag, op
den dag voorafgaande aan Goeden Vrij
dag en Hemelvaartsdag, op 14 Augustus,
SI October, 24 December in de Israëliti
sche zaken bovendien op de dagen genoemd
in art. 5, 3e lid der Winkelsluitingswet
en op dagen, waarop ingevolge gemeente
lijke bepaling krachtens art. 9 der Winkel
sluitingswet, die winkel na acht uur des
namiddags geopend is, tusschen 8J4 en 11
uur des namiddags en gedurende ten hoog
ste 12 uren arbeid verrichten, onder voor
waarde, dat zoodanige bediende na 10 i4
uur des namiddags uitsluitend arbeid ver
richt, bestaande uit barbiers- en kappere
werkzaamheden. Aan deze verruimingen
zijn geen verdere voorwaarden meer ver
bonden, zooals vroeger het geval is ge
weest. Wel blijft natuurlijk het weekmaxi-
mom van 53 uren gehandhaafd.
Volgens de Winkelsluitingswet mogen op
de hier genoemde dagen, als dit voorzoo-
ver het niet de uitzonderingen voor Israë
litische zaken betreft werkdagen zijn, de
kappers- en barbierswinkels tot 11 uur des
namiddags voor het publiek geopend zijn,
doch na 10 uur des namiddags uitsluitend
voor het verrichten van kappers- en bar
bierswerkzaamheden. Voor de winkelklan-
ten geldt het afhelp-halfuurtje dus vanaf
10 uur. Voor de klanten in de salon echter
vanaf 11 uur. Het kapperspersoneermag op
de genoemde dagen tot half twaalf blijven
werken om de klanten af te helpen, die om
11 uur in den salon aanwezig waren.
(Op de bovengenoemde dagen, dus o.a.
op iederen Zaterdag is thans ook toege
staan, dat een bediende van 16 jaar of
ouder, behoorende tot de bloed- of aanver
wanten van het hoofd of den bestuurder
van de zaak tot den derden graad ingeslo
ten, die bij hem inwonen, in een barbiers-
of kappersonderneming in de eigen woning
van het hoofd of den bestuurder arbeid
mag verrichten tusschen 8 en 10 uur des
namiddags).
In de weken, voorafgaande aan Paschen
en Pinksteren mag voor de kappersbedien
den van 16 jaar of ouder de vrije middag
of morgen worden achterwege gelaten en
mogen deze bedienden gedurende 58 uren
per week werken, onder voorwaarde, dat de
betrokkenen op Tweeden Paaschdag en
Tweeden Pinksterdag niet arbeiden.
Voor de kappersbedienden geldt in het
algemeen dezelfde rusttijdenregeling als
voor de andere winkelbedienden: d.w.z. een
half uur rust telkens na 5H uur arbeid en
bovendien, als de bediende vóór 1 uur
's middags begonnen is en tevens later dan
tot 6 y2 uur des namiddags doorwerkt, een
rust van 1 ya uur, gelegen tusschen 11
en 2y. uur of tusschen 4 en 7 uur.
De rust van 1 y2 uur moet precies, met
aanvangsuur en tijdstip van einde, op de
arbeidslijst zijn vermeld. Gedurende deze
rust mag de bediende ook niet in de salon
of den winkel verblijven.
Wel mag echter de kappersbediende dit
gedurende de overige rustpauzen. Ta.v.
deze overige rustpauzen ie voorts de re
geling voor wat betreft de vermelding op
de arbeidslijst voor de kappersbedienden
gebleven wat zij was, zoodat deze overige
rustpauzen voor de kappersbedienden met
met tijdstip van aanvang en einde op de
arbeidslijst behoeven te zijn aangegeven.
Tenslotte mogen bedienden, mannelijke
en vrouwelijke, van 18 jaar of ouder, kap-
persarbeid voor tooneelvoorstellingen ver
richten
Op Zondag tusschen 12 uur des middags
en 11 uur des namiddags,
en door de week tusschen 8J^ uur en 11
uur.
In verband met kappersarbeid voor too
neelvoorstellingen mogen bedienden, die
daarmede zijn belast, ook op de eerste
5 werkdagen van de week gedurende 11 uur
in totaal werken, met dien verstande, dat
het weekmaximum blijft bepaald op 53
uren.
Arbeid aan het winkel
interieur.
e voor schoonmaak- en bewakings-
arbeid is thans nog voor een ander soort
arbeid in den winkel een afwijkende rege
ling getroffen.
Bepaald is n.l., dat in een winkel man
nelijk personeel in dien winkel, tusschen
8X, uur des namiddags en 6 uur des voor
middags arbeid mag verrichten, bestaande
in of onmiddellijk verband houdende met
het onderhouden, herstellen of veranderen
van dien winkel of het herstellen of mon-
teeren van werktuigen, toestellen of lei
dingen, een en ander voor zoover die arbeid
noodzakelijk op dien tijd moet worden ver
richt om den geregelden gang van den be-
drijfsarbeid in dien winkel niet te belet-
Ion of dezen zooveel mogelijk te verzekeren.
De inwonende filiaalhouder.
DE VERWERPING DER PACHTWETTEN IN DE
EERSTE KAMER.
In het oude werktijdenbesluit vermeldde
art. 15 uitdrukkelijk, dat de inwonende fi
liaalhouder in beginsel onder het werktij
denbesluit viel.
Dit artikel is in het nieuwe besluit ko
men te vervallen.
In de positie van den inwonenden filiaal
houder brengt dit intusschen geen wijzi
ging.
In verband met den tekst van art. 44 der
Arbeidswet blijft de inwonende filiaalhou
der evenals de uitwonende in beginsel on
der het werktijdenbesluit vallen.
De filiaalhouder in het
algemeen.
Volgens het oude besluit waren van de
bepalingen van het werktijdenbesluit oa
ontheven:
a. personen, die, niet zijnde hoofd of be
stuurder der onderneming, aan het hoofd
staan van een winkel of van een afdeeding
daarvan en uitsluitend of in hoofdzaak met
de leiding van het daarin werkzame per
soneel zijn belast;
b. personen, die, niet zijnde hoofd of be
stuurder der onderneming, aan het hoofd
staan van een winkel, waarin, behalve het
hoofd van dien winkel tenminste 3 perso
nen arbeid plegen te verrichten.
De ontheffing onder b geldt thans slechts
als de drie personen ieder gedurende ten
minste 32 uren per week arbeid in den win
kel verrichten.
Ziekte van den patroon.
Bij riekte van den patroon behoeft de
mannelijke of vrouwelijke bediende van 18
jaar of ouder, die hem vervangt, zich niet
aan de bepalingen van het werktijdenbe
sluit te houden. (Jongere bedienden, die
den zieken patroon vervangen, moeten
zich voortaan wel aan het werktijdenbe
sluit houden).
Het is niet meer noodig kennis te geven
aan de Arbeidsinspectie, wie den patroon
vervangt. Voldoende is het, de vervanging
onverwijld bekend te maken door het op
hangen naast de arbeidslijst of den roos
ter van een desbetreffende geschrift, waar
in tevens vermeld de naam van den per
soon, die den patroon vervangt.
Het afhelp-halfuurtje.
Het afhelp-halfuurtje mag voortaan niet j
alleen gebruikt worden voor het bedienen i
van degenen, die bij het sluiten vaji den
winkel of den kapperssalon voor het pu
bliek, daarin reeds aanwezig waren, maar
ook voor het daarmede verband houdende
opruimen.
Afwijking van de arbeidslijst.
Als het verrichten van arbeid, bestaande
in den verkoop van brandstof en smeer
middelen enz. voor voertuigen en den ver
koop van winkelwaren ten behoeve van
doorgaande schepen, van kappersarbeid
voor tooneelvoorstellingen of van arbeid
aan het interieur van een winkel, het nood
zakelijk maakt, dat wordt afgeweken van
de voor bepaalde personen geldende ar
beidslijst, dan mag incidenteel voor de be
trefeinde personen een andere arbeidsre
geling worden aangehouden, maar dan moe
ten daarvan aanstonds aanteekeningen
worden gemaakt, die gedurende drie maan
den beschikbaar moeten worden gehoudén
ter inzage door de Arbeidsinspectie.
Verplaatsing van den vrijen
halven dag naar een feestdag
in de week.
Als de vrije halve dag van een bedien
de in eene week, waarin een algemeen er
kende Christelijke, een Roomsch-Katholie-
ke of een Israëlitische dan wel een natio
nale of een plaatselijke feestdag valt, op
dien feestdag wordt gegeven, mag de be
diende gedurende de tijdruimte, die de ar
beidslijst of de rooster als vrijen hal ven
dag voor hem in die week vermeldt, arbeid
verrichten, onder voorwaarde, dat naast de
arbeidslijst of den rooster een door het
hoofd of den bestuurder der ondernemiug
of een door dezen daarmede belast persoon
onderteekend geschrift is opgehangen,
waarop is aangegeven welke werktijdrege
ling voor hem gevolgd wordt tijdens den
halven dag, waarop hij ingevolge het hier
bepaalde arbeid verricht, en op welken
feestdag de vrije halve dag wordt gege-
Afhelpen voor een klant vóór
een rusttijd.
Tenslotte is in het nieuwe werktijden
besluit voor winkels de volgende nieuwe
bepaling opgenomen:
Als een bediende in een winkel op het
tijdstip van aanvang van een zijner rust
tijden bezig is met het bedienen van een
klant, mag hij afwijken van het voor hem
op de arbeidslijst of den rooster vermelde
tijdstip van aanvang van dien rusttijd, on
der voorwaarde, dat dat tijdstip niet ver
der wordt verschoven dan voor het be
dienen van dien klant noodzakelijk is en
in elk geval niet -verder dan een half uur,
en dat het tijdstip van einde van dien rust
tijd over een even groote tijdruimte wordt
verschoven.
Het Partijbestuur geeft het volgende
prae-advies over de motie-Utreoht te dezer
zake:
„De motie-Utrecht is formeel een voor
stel ter behandeling in den Partijraad,
waaromtrent, zooals gebruikelijk is, het P.
B. een prae-advies uitbrengt.
Bij de beoordeeling van het stemmen te
gen de wetsontwerpen inzake het paoht-
vraagstuk door eenige leden der Eerste
Kamer, tevens leden der R. K. Staatspar
tij, wil het P. B. vooropstellen, dat het niet
nuttig lijkt uit te gaan van de vraag, of
bedoelde Eerste Kamerleden hebben ge
handeld in strijd met een der program-pun
ten onzer Partij. Doet men dit wèl, dan
moet men de vraag aldus stellen: impli
ceert het onderhavige program-punt tegen
over de gekozenen het in de ontwerpen
vervatte oontinuatie-recht? Men voelt on
middellijk, dat op de vraag, aldus scherp
gesteld, zeer moeilijk een absoluut dwin
gend antwoord is te geven. Want alhoewel
zéér velen voor zich dat oontinuatierecht
als zoodanig beschouwen als uitvloeisel
van dat programpunt, bij de openbare be
handeling van dat punt in de partij-orga
nen is geen enkele uitspraak te vinden,
welke dit duidelijk en onbetwistbaar vast
legt. Maar bovendien en dit geldt ook in
het algemeen wanneer men de houding van
Kamerleden ten aanzien van concrete pro
grampunten zou willen gaan beoordeelen,
kan een beroep op eigen afwijkend in
zicht ten aanzien van een concreten voor
gestelden websmaatregel veelal geredelijk
worden gedaan.
Naar de meening van het P. B. behoort
dus zulke beoordeeling niet op dit spoor
te worden gezet, want al lijkt-het eenvou
dig in dien geest de afkeuring over het te
genstemmen te construeeren, bij nader
onderzoek ligt de zaak in dit opzicht niet
zóó klaar en duidelijk. Er is te minder aan
leiding dit uitgangspunt te kiezen, omdat
de zaak daardoor ook niet in haar kern
wordt aangevat.
Nu is de formuleering der motie-Utrecht
inderdaad zóó, dat er niet wordt geoor
deeld op grond van een handelen in strijd
met het program. Ziet het P. B. de betee-
kenis der motie goed, dan betreurt de
steller der motie, dat de tegenstemmende
Katholieke Eerste Kamerleden een wets
voorstel, dat geheel lag in den geest van
het partij-program, hebben afgewezen en
dus hebben gekozen liever in het geheel
niets dan wel iets te bereiken, zij het dan
dat naar hun inzicht aan het bereikbare
ernstige bezwaren kleefden, welke bij ge
mis aan amendeeringsrecht der Eerste Ka
mer niet waren weg te nemen.
Deze eenigszins specieuse redeneering,
welke aan de motie ten grondslag ligt, kan
naar de meening van het P. B. niet weg
nemen, dat zij den indruk moet wekken,
dat de beoordeeling toch wordt gesteld op
het spoor van handelen in strijd met het
program. Daarom ontraadt het P. B. de
aanneming dezer motie.
Het P. B. zou den P. R. in overweging
geven na de gedaohtenwisseling ter verga
dering, waarbij naar vertrouwd mag wor
den, de verschillende standpunten ten aan
zien van dit agendapunt toelichting zullen
vinden, zich te beraden over de vraag, of,
en zoo ja in welken vorm hij zijn inzicht
ten deze wil doen blijken.
Hoe het besluit daaromtrent ook moge
wezen, altijd zal de vraag rijzen, wat onr.e
partij nu te doen staat in verband met het
pachtrechtvraagstuk. Ook hierover heeft
het P. B. zich beraden en het heeft ge
meend goed te doen in dit prae-advies zich
daarover uit te spreken.
Het P. B. adviseert den Partijraad te
besluiten, aan het P. B. opdracht te geven
een studie-commissie samen te stellen, wel
ke op korten termijn het waagstuk zal heb
ben te onderzoeken en een voorstel te for
muleeren, waarover in den Partijraad dan
van gedachten zou kunnen worden gewis
seld.
Hierbij rit de bedoeling voor, dit vraag
stuk, dat tot verschil van inzicht in onzen
kring aanleiding heeft gegeven, grondig
door te spreken om tot een duidelijk, zoo
eenigszins mogelijk eensgezind standpunt
te geraken. Dit is ook daarom noodzakelijk,
omdat de partij zich natuurlijk niet bij den
thans geschapen toestand kan neerleggen.
Noch ongewijzigde indiening der verwor
pen wetsvoorstellen, noch aandrang oefe
nen op de Regeering om met een gewijzigd
ontwerp te komen, waarbij de bezwaren der
Eerste-Kamer-meerderheid zouden zijn te
ondervangen, zijn echter geëigende midde
len om tot een goede en bevredigende op
lossing te komen. Beide middelen zouden
de belangen der betrokkenen allerminst die
nen, wijl de beoordeeling van den zakeiij-
ken inhoud van zulke voorstellen dan nood
wendig wordt doorkruist, ja zelfs op den
achtergrond gedrongen door staatsrechte
lijke bedenkingen, rakende de juiste ver
houding tusschen de beide deelen der Sta-
ten-Generaal.
Daarom ziet het P. B. den eenig juisten
weg hierin, dat de Partij zich tot doel stelt:
een constructieve oplossing te bevorderen
van de gerezen moeilijkheden en werkelijk
ten aanzien der zaak zelf iets te bereiken.
Hiermede zijn de belangen der betrokke
nen inderdaad het meest gediend.
Eenig nader beraad kan ook op zichzelf
die belangen met schaden. Regeling van het
pachtvraagstuk, zooals in de ontwerpen aan
de orde wa? hoe belangrijk en urgent
ook is allerminst een crisismaatregel.
Aangenomen al, dat zij in de huidige cri
sis practisoh zou kunnen werken, zeker kan
zij niet bijdragen tot oogenblikkelijke leni
ging van den nood".
WIJZIGING
VAN HET KIESREGLEMENT 1927.
Het Partijbestuur voorzag al de amen
dementen op het kiesreglement van een
praeadvies. Het zijn 13 foliovellen vol. Om
trent het voornaamste, n.l. een achttal
amendementen met dezelfde strekking, n.l.
het verhoogen van het aantal niet-omschre-
ven zetels, zegt het Bestuur o.a.:
„Het komt het P. B. voor, dat de inner
lijke beteekenis van deze voorstellen,
inzooverre zij in meerdere of mindere mate
het geheele systeem van het Kiesreglement
in feite ondermijnen, of wil men misken
nen, en de draagwijdte ervan niet vol
doende den voorstellers voor oogen staan.
Dit blijkt zeer duidelijk uit de toelichtingen,
zijn gegeven.
De eerste fout schuilt in het betoog van
de toelichting door Gelderland gegeven,
dat n.l. aan de kiezersmassa, die in zich
veelzijdig is, kan worden overgelaten te
zorgen voor de veelzijdige samenstelling
der fractie. En ook in de toelichting van
Dordrecht, dat n.l. aan de vrije krachten
onzer georganiseerde kiezers gerust de ver
deeling naar veelzijdigheid kan en mag
worden overgelaten. De juistheid dezer
stelling wordt door het P. B. met de meeste
stelligheid betwist. Volkomen vereenigt het
P. B. zich met het betoog der Toetsings
commissie op blz. 28 van haar rapport. Het
P. B. acht het in hooge mate onverantwoor
delijk, de zorg voor dit voor onze partij als
volkspartij zoo uitermate gewichtig belang
als dat der veelzijdige samenstelling der
fractie aan het vrije spel der electorale
krachten over te laten. Dit mag naar zijn
stellige overtuiging, zeker niet geschieden.
In het feit, dat de kiezersmassa in zich
veelzijdig is, zooals Gelderland aan
voert, ligt toch geen enkele waarborg,
dat die veelzijdigheid in goede harmonie
en in onderling evenwicht ook inderdaad
zal worden betracht. Men verzuimt het be
staan van eenigen waarborg buiten den in
vloed der centrale partijleiding aan te too-
nen. En die waarborg mag nooit of nim
mer worden gemist. Dit staat voor het P.
Bi voorop.
Een beroep op de Kamerverkiezingen tot
1925 is dk&rom al evenzeer geheel onjuist,
omdat toenmaals een centrale personen-
advies bestond, dat men juist wég wilde
hebben; men zie eens het Rapport der
Commissic-Ruys, blz. 8, waar als een der
twee hoofdbezwaren, welke moesten wor
den ondervangen, juist wordt genoemd:
het centrale peisonen-adviesl Wil men dit
wederom terug? Of wil men de bevoegdheid
der Kringorganisatie ta. van hot personen-
advies behouden?
Het antwoordt luidt natuurlijk: dat wil
len wij behouden, ja zelfs uitbreiden. Maar
de centrale leiding welke onmisbaar is
juist voor het veelzijdigheidsvraagstuk
wjl men tot een derde en nog minder terug
brengen, mot een beroep op een tijd, toen
de centrale leiding hec gehééle personen-
advies in handen had. Dit is toch duidelijk
onjuist.
De tweede fout is, dat men de centrale
partijleiding, georganiseerd in den Verkie-
zingsraad, beschouwt als een vreemde mo
gendheid, welke plotseling te voorschijn
komt, om de vrijheid en de reohten der kie
zers te beknotten 1 Zeker de leden van don
Partijraad zullen zóó het karakter van don
Verkiezingsraad met miskennen. Die Ver-
kiezingsraad bestaat toch uit onze eigen
vertrouwensmannen, het ia heusch „eigen
volk", het zijn personen, die door de partij
zelf met de zware en ernstige verantwoor
delijkheid zijn belast om de grootste partij
in ons land zóó te leiden, dat zij blijve één
en onverdeeld.
Dit leiding geven van die vertrouwens
mannen moet men toch niet qualificeeren
als „reglementeeren van bovenaf", dat ter
voorkoming van ontevredenheid in de bree-
de groepen van ons kiezerscorps, toch voor
al tot een minimum moet beperkt blijvenI
De dorde fout draagt een technisch ka
rakter. Door do voorgestelde wijzigingen
wordt het aantal niet-omschreven zetels
veel sterker ingekrompen dan uit do breuk
zelf voor een doorsneepartijlid, die niet in
de techniek van het reglement zich heeft
ingewerkt, blijken zou".
Het stuk werkt dit nader uit een ver
volgt dan:
„Wanneer men deze practische uitwer
king ziet, dan verbaast zich het P. B. er
over, dat men in de Kieskringen, welke de
omschreven zetels tot 7 en 9 willen terug
brengen, niet voldoende overwogen heeft,
wat ten dien aanzien in het verslag der
Toetsingscommissie is gezegd (bldz. 28—31).
Deze amendementen beteekenen een be
sliste wijziging van het geheele systeem,
dat thans aan de orde is. Men moet den
moed hebben dit te erkennen, en dan te
verdedigen, dat men voor het netelige veel
zijdigheidsvraagstuk in onze partij géén
centrale leiding van noode heëft, of die
niet wenscht. Welke ernstige partijleiding
de verantwoordelijkheid dan zal willen dra
gen, is een vraag, welke men in zijn ge-
dachtengang evenzeer daarbij zal behooren
te betrekken.
Het algemeen partijbelang cischt, naar
het inzicht van het P. B., hetwelk hierboven
nader is omschreven en toegelicht, dat van
het bestuursvoorstel niet worde afgewe
ken.
Het P. B. ontraadt mitsdien de aanne
ming van een dezer amendementen ten
N00RDWIJK.
HET FLORAPARK.
De laatste bekroningen.
De groote gouden medaille van H. M. de
Koningin is toegekend aan den heer J. C.
van der Meer voor zijn inzendingen Narcis-
een.
De groote zilveren medaille van H.M,
Koningin Moeder werd t-oegekend aan do
N.V. Vereenigde Bloembollenculturen voor
haar inzendingen tulpen.
De groote zilveren medaille van Z.KjH.
de Prins der Nederlanden werd toegekend
aan P. van der Meer Czn. voor de inzen
dingen tulpen en Narcissen.
De groote zilveren medaille van H.K.H.
de Prinses werd toegekend aan de firma
Groenveld en Lindhout voor haar inzendin
gen hyacinthen.
De bij vorige bekroningen toegekende
groote gouden medailles zijn thans als volgt
verdeeld:
de gr. gouden medaille van de Alg. Ver.
voor Bloembollencultuur aan de N.V. Ver
eenigde Bloembollenculturen;
idem van de Kamer van Koophandel en
Fabrieken te Leiden aan J. C. van der
Meer;
idem van den Burgemeester van Noord-
wijk aan de Firma Groeneveld en Lind
hout;
idem van L. Fraaf van Limburg Stirum,
Noordwijk, aan C. Alkemade Azn.
idem van J. J. Grullemans en Zoon te
Lisse aan J. 0. v. d. Meer;
idem van „de Leidsche Courant" aan P.
v. d. Meer Czn.;
idem van de Vereeniging do „Narcis" aan
de N.V. Vereenigde Bloembollenculturen;
idem van de Afd. Lisse v. d. Ver. voor
Bloembollencultuur aan D. Lindhout en
Zonen
idem van de Coöp. Veilingsver. „Hille-
gom" te Hillegom aan P. v. d. Meer Ozn.;
idem van het Koelhuis „IJ«vries'' te
IJmuiden aan J. C. v d. Meer.
De Beker van do Afd, Sassenhoim van de
Alg. Ver. voor Bloembollencultuur, speci
aal geschonken voor de beste inzending
Narcissen is toegewezen aan J. O. van der
Meer;
de beker van de Onderlinge Bcdrijfsvcr-
eeniging „Land- en Tuinbouwbclang" te
Utrecht is toegekend aan J. C. van der
Meer.
Aan de N.V. Vereenigde Bloembollencul
turen zijn toegekend de geschonken bekers
door de Coöp. Veilingsver. Holl. Bloembol
lengenootschap te Lisse en die door den
heer A. B. Batenburg, Directeur van Zo-
merzorg te Leiden.
Alsnog is de kleine gouden medaille ge
schonken door do gemeente Lisse, toege
kend aan do N.V. Vereenigde Bloembollen
culturen voor een perk Breeder-tulpen:
Tantalus.
Naar wij vornemmen ligt hot in de bedoe
ling van de tentoonstellingcommissio om
het Florapark a.s. Vrijdagavond te sluiten.
Wie derhalve nog een kijkje op het park
wil nemen moet zich haasten.
Hoog bezoek aan het Florapark.
Woensdagmiddag bracht Emir Feisal, de
2e zoon van den Koning van Iledjaz met
gevolg een bezoek aan het Florapark. De
hooge bezoekers arriveerden te kwart voor
vijf aan hot Florapark, alwaar zij worden
opgewacht door don Burgemeester van
Noordwijk. Do Prins was vergezeld van den
Minister van Buitenlandsche Zakon van
het land, zijn secretaris, een adjudant en
een kamerheer. Do heer van dor Meulon,
oud-consul van Djaddah fungeerde als tolk.
De Burgemeester leidde de bezoekers het
park rond. Na de rondwandeling werd door
hen in het gedenkboek-de handteekening
gezet.
Na bezichtiging van het Florapark brach
ten de bezoekers een bezoek aan het Huis
ter Duin, alwaar de thee werd gebruikt.
NOOTDORP.
Maria-Corigregatie. A.s. Zondag 22 Mei
is er een Maria-avond in het Vereenigings-
gebouw aan den Veen weg, des avonds 7.30
uur, en wel in verband met de Maria-Con
gregatie.
Reeds langer dan een jaar geleden, iê met
de oprichting van deze godsdienstige ver-
eenigingen voor meisjes en jongens begon
nen, waarbij terstond velen zich als lid der
Maria-Congregatie opgaven. In Februari
van dit jaar is door meer dan vijftig jon
gens en jonge mannen de plechtige op
dracht gedaan, terwijl deze groote dag voor
de meisjes in doze maand is geweest. Ook
telt de Maria-Congregatie nog vele aspi
ranten onder do meisjes en jongens.
A.s. Zondag dan ook allen in het R. K.
Vereenigingsgebouw, alle meisjes en jon
gens, klein en groot, lid of aspirant. Nie
mand mag dezen avond verzuimen. De toe
ging tot de zaal kost voor do leden slochts
20 cent. Ook worden zooveel mogelijk de
ouders verwacht.
Nog vele anderen worden verwacht, voor
al meisjes en jongenB, die nog niet als lid
der Maria-Oongrogatio zijn ingeschreven,
want deze avond zal voor hen een aanspo
ring zijn, om lid to worden der Maria-Con
gregatie. Het belooft te worden een juweel
van een avond.
LISSE.
Zangvereeniging ,,St. Gregorius". Na
mens het bestuur van de R. K. Gem. Zang
vereeniging „St. Gregorius" wordt verzocht
herplaatsing van het volgende bericht:
Door de 'R?. K. Gem. Zangvereeniging „St.
Gregorius" werd onder leiding van den
heer W. J. Mizce, directeur, deelgenomen
aan het Concours uitgeschreven door het
Weesper Mannenkoor tc Weeap op 16 Mei,
2de Pinksterdag. De Vereenigiug wist in
de Eore-afdeeling een 1ste prijs to behalen