23ste Jaargang DONDERDAG 12 MEI 1932 No. 7199 DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Bureaux: PAPENGRACHT 32, LEIDEN BINNENLAND 3)e ÊcidócHe0oti^omt DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt bij vooruitbetaling Voor Leiden 19'cent per week f2.50 per kwartaal Bij onze Agenten 20 cent per week MM f 2.60 per kwartaal Franco per poet f 2.95 per kwartaal Het Geïllustreerd Zondagsblad is voor de Abonné's ver krijgbaar tegen betaling van 50 cent per kwartaal, bij vooruitbetaling. Afzonderlijke nummers 5 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 9 cent. TEL. INT. ADMINISTRATIE 935, REDACTIE 15 I GIRONUMMER 103003, POSTBUS No. 11 DE ADVERTENTIEPRIJS BEDRAAGT: Gewone Advertentiën 30 cent per regel Voor Ingezonden Mededeelingen wordt het dubbele van het tariof berekend. Kleine advertentiën, van ten hoogste 30 woorden, waarin betrekkingen worden aangeboden of gevraagd, huur en verhuur, koop en verkoop f 0.50. Dit nummer bestaat uit drie bladen V Vrijgestelde-Kamerlid. Naar aanleiding van het feit, dat de vrij gestelde van den R.K. Bond van Overheids personeel, de heer Guit, bedankt heeft als Kamerlid, ingevolge den eenstemmigen wensch van het hoofdbestuur van genoem den bond is in de pers de vraag bespro ken, of een vrijgestelde wel Kamerlid kan zijn. En van eenige zijden is deze vraag ont kennend beantwoord; het standpunt van den R. K. Bond van Overheidspersoneel vond algeheel© instemming en het aftreden des heeren Guit als Kamerlid werd toegejuicht. Zoo het „Handelsblad", dat van vrijge stelden in de Kamer heelemaal niets wil weten; welk blad bij deze personen de ver- eischte vrijheid en onafhankelijkheid mist, noodig om beslissingen in het algemeen belang te kunnen nemen. Prof. Yan der Grinten van Nijmegen heeft zich in een artikel in de „Maasbode" ongeveer op hetzelfde standpunt gesteld: „Een Kamerlid-bestuurder zal zich .uiter aard herhaaldelijk geplaatst zien voor pijn lijke situaties en moeilijke gewetenscon flicten. Ook hij, die deze beide functies be kleedt, zal stellig de beëindiging dezer combinatie niet betreuren". De christelijk-historische „Nederlander" deelt dit standpunt niet. Het blad vindt, dat de hoogleeraar de zaak van uit het oogpunt eener zuivere politiek niet hoog genoeg aanvat, en zegt: „Indien een vakvereeniging van haar bestuurder vraagt, dat deze be slist waar dan ook met het oog op haar belang en niet met het oog op den nationalen toestand en de na tionale gevolgendan moet die vak vereeniging worden opgevoed tot gezond sociaal-politiek inzicht én dan moet niet precies andersom de pers omlaag dalen tot het inferieure standpunt van de slecht-onderrichte vakbeweging. Laat men toch, waar de vakorgani satie almeer een lid van beteekenis wordt in het lichaam van ons natio nale leven, die organisaties niet neer drukken tot of houden op een peil waarop zij nooit een gewichtige en verantwoordelijke ml zullen kunnen, ja mogen vervullen. De p§rs heeft ook hier haar ernstige opvoedende taak". Deze beschouwing in de „Nederlander" is, ons inziens, volkomen juist. Zeker theo retisch. Men mag het niet beschouwen als iets, wat haast natuur-noodzakelijk is, dat in een vakvereeniging de belangen van de leden worden bekeken alleen en uitslui tend vanaf het standpunt dezer directe belangen, ongeacht de belangen van an deren en van de gemeenschap. Indien dit waar zou zijn, dan zou ze ker een Kamerlid-vrijgestelde in een twee slachtige positie verkeeren, daar hij als vrijgestelde niet mag zien naar wat hij als Kamerlid moet beschouwen bij het bepalen van zijn stem. Maar het i s niet waar het is niet waar, dat in een vakvereeniging de zaken zoo eng bekeken worden krachtens den aard dier vereeniging zelf. En daarom is het ook niet waar, dat een bestuurder, een vrijgestelde van de vakorganisatie niet als Kamerlid de za ken zou kunnen bezien, in het licht der algemeen© belangen, zooals een Kamerlid ze bezien moet. De beschouwing van de „Nederlander" is dus, ons inziens, volkomen juist. Zeker theoretisch in de practijk is er echter nog een andere kant aan het vraagstuk. Een bestuurder, een vrijgestelde zal vele kwesties reeds in zijn organisatie hebben besproken en daar zal men dan een oordeel hebben gevormd, of zelfs een uitspraak daarover hebben gedaan. Nu zal hij zich natuurlijk niet hebben vastgelegd of ge bonden aan dat oordeel of die uitspraak, TWEEDE KAMER DE ECONOMISCHE RAAD. INTERPELLATIE-TER LAAN OVER DE TOEPASSING DER ONGEVALLENWET. Het wetsontwerp tot het instellen van een Economischen Raad werd heden afge handeld. Het gisteren vermelde amende ment- Joekes werd aangenomen met 51 te gen 19 stemmen; het amendement-Van Voorst tot Voorst met 52 tegen 19 stem men en art. 6 van het wetsontwerp even eens met 52 tegen 19 stemmen. Op art. 8 had de heer Joekes (V.D.) een amendement ingediend, dat bedoelde den Economischen Raad de bevoegdheid te geven ook nog bijzondere commissies in te stellen ter behandeling van zaken, welke meer in het bijzonder tot de taak der er kende colleges behooren. Dit amendement ondervond bestrijding van de zijde van den heer van Hellenberg Hubar (R.K.) op dezen grond, dat tengevolge van de in stelling van bijzondere commissies aan den Middenstandsraad en den Nijverheidsraad de behandeling van zaken zou kunnen worden onttrokken, welke tooh speciaal tot de bevoegdheid dezer lichamen behoo ren. De heer van Dijk (A.R.) onder schreef dit bezwaar, en de Minister van Economische Zaken en Ar beid achtte het amendement practisch onnoodig. Het werd verworpen met 47 te gen 29 stemmen. Een amendement-Hellenberg Hubar, dat dezelfde strekking had ta.z. van de er kende colleges als het gisteren aangeno- mene ten opzichte van de vaste commissies werd z. h. s. aangenomen. Hiermede was het wetsontwerp afge handeld de eindstemming er over wordt morgen gehouden. De interpellatie-K. Ter Laan, die daarna aan de orde kwam, behandelde een onderwerp, waarover in den lande, vooral in den laatsten tijd in arbeiderskringen nogal het een en ander te doen is: de toe passing en werking der Ongevallenwet.. De interpellant zette deze stelling op: de Ongevallenwet is een sociale wet. De toepassing er van is echter niet sociaal, doch veeleer zuiver verzekeringstechnisch en bureaucratisch. Ten bewijze daarvan beriep hij zich op het bekende geval-Hulse- bos, dat tot tweemaal toe door den Kamer werd behandeld. Met dankbaarheid er kennende, dat, door de zorgen van deze Minister, de werking der wet is verbeterd, meende spr. toch, dat het groote bezwaar blijft bestaan: de eenzijdige en overwegen de invloed van het geneeskundig advies. De partijgenoot van den heer ter Laan de heer Drop (S.D.A.P.) tapte uit het zelfde vaatje, doch ging breedvoerig in op een aantal gevallen, waarmede hij de bu reaucratische wijze van toepassing der wet trachtte te bewijzen. Bij d» rechtspraak ging de bureaucratische toepassing zelfs zoover, dat in een bepaald geval de Cen trale Raad van Beroep een beroep ongel dig verklaarde, op dezen grond: dat de be trokkene zijnen brief ongefrankeerd had ingestuurd, en de tweede brief, waarbij deze fout werd hersteld, met bijvoeging van de ongefrankeerde envelop binnenkwam, toen de termijn voor het beroep vervallen was. De heer Drop diende een motie in waarin de wenschelijkheid werd uitgesproken van een onderzoek door een daartoe benoemde commissie van de geheele toepassing der wet. Ook de heer Kuiper (R.K.) was van oordeel, dat er gegronde aanmerkingen konden worden gemaakt op de uitvoering der Ongevallenwet. Naar spr.'s meening maar tooh toch is hij practisch niet zoo vrij en onbevangen als anderen, die wèl kennis nemen van de meening dier or ganisatie, maar daarbij niet zelf hebben mee-gepraat en daaraan niet zelf hebben mee-gewerbb. Dat is een schaduw-zijde, verbonden aan de functie Kamerlid-bestuurder. Alles samen genomen, wil 't ons echter voorkomen, dat deze schaduwzijde niet zóó groot is, dat men daarom zou moeten besluiten als algemeene regel, dat een be stuurder of vrijgestelde niet kan zijn Ka merlid (of lid van een van andere verte genwoordigende lichamen, Prov. Staten of Gemeenteraad). moet dit hieraan worden toegeschreven, dat de wet ia uitgevaardigd in geheel an dere tijdsomstandigheden dan de huidige. Sinds het van kracht worden der wet zijn niet alleen de sociale doch ook de bcdrijfs- technische verhoudingen geheel gewijzigd. Tengevolge daarvan moet oa. het bereiken van een zekeren leeftijd thans als element van invaliditeit gelden; omdat men na dien leeftijd heeft ingeboet aan de vaardigheid en vlugheid welke in de modern geoutil leerde bedrijven worden geëisoht. Terwijl nu deze omstandigheden zoodanig zijn ge wijzigd, heeft er geen overeenkomstige wij ziging plaats gehad in de deskundige outil lage van den Centraion Raad van Beroep en van het bestuur der Rijksverzekerings bank. Naar spr.'s meening moeten bij deze lichamen niet alleen geneeskundige en ver zekeringstechnische deskundigen worden aangesteld, doch ook personen, die des kundig zijn in het beoordeelen van de ver minderde kans van den invalide om weder om werkgelegenheid te vinden op grond van sociale en bedrijistechnische moeilijk heden. Ook deze spreker zou daarom een grondig onderzoek raar de werking der Ongevallenwet ingesteld wlilen zien. Ook de nieuwe motie-Ter Laan is hem echter te eng, omdat zij (Slfci wenschelijkheid van herziening der Bero- /-«wet en der Wet op de RijksverzekeringêV uk buiten beschou wing laat. Daarom dient spr. zijnerzijds een motie in, waarin op een deskundig onder zoek door een commissie, waarin ook werk nemers en werkgevers zitting hebben, wordt aangedrongen, welk onderzoek zicb dan zal uitstrekken tot de drie genoemde wet ten. De heer Smeenk (A.R.), is van oordeel, dat speciale gevallen niet in aanmerking komen om door den Kamer te worden be handeld. Ook hij is evenwel van meening, dat de gewijzigde toestanden een aanpas sing der wet gewenscht maken. De heer Snoeck Henkemans (O. H.) bewijst uit het verleden hoe weinig de behandeling van speciale gevallen uit haalt. In 1915 heeft een commissie onder voorzitterschap van den heer Kooien, een onderzoek ingesteld tengevolge van de klachten, die gerezen waren over de ge opende mogelijkheid tot risico overname door particuliere instellingen. Bij die gele genheid heeft deze commissie zich naar aanleiding van gevallen door den heer Oudegeest gepubliceerd, gewend tot alle bureau's voor arbeidsrecht in den lande, met verzoek de hun bekende gevallen aan de commissie mede te deelen, en den be trokkenen te verzoeken, zelf voor de com- missio te verschijnen. Het resultaat van dit alles is nihil geweest. Geen enkele per soon heeft zich bij de commissie aange meld. Niettemin is ook deze spr. van oor deel, dat de gewijzigde tijdsomstandighe den een aanpassing der web daaraan ge wenscht maken. Do heer d r. Vos (V.B.) is overtuigd, dat het advies der controleerende genees- heeren beslissend moet blijven, zoowel in zake individueele als in zake sociale on geschiktheid. Hij zet de moeilijkheden van beoordeeling der gevallen voor de genees- heeren uiteen. Een te milde beoordeeling kan leiden tot schade voor de betrokkenen en tot langere duur van het ziekteproces. Het is een feit, dat sedert de invoering der Ongevallenwet de duur der behandeling van ongevallen-patiënten is toegenomen. Men behoeft daarbij nog niet altijd te den ken aan simulatie en aggravatie, ofschoon ook deze ongetwijfeld voorkomen, maar men kan ook veel toeschrijven aan een men taliteit van de betrokkenen, welke ten ge volge van de onzekerheid, die zij tegemoet gaan, niet bevorderlijk is voor een spoedige genezing. Deze spr. is niet afkeerig van een onderzoek, doch hij zou hierin geens zins bepaalde gevallen willen betrekken. De Minister van Economische Zaken en Arbeid, daarna aan het woord komende, betoogt zijnerzijds, dat al de gevallen, welke de heer Drop heeft aan gehaald, indien ze nader werden bekeken, hoogst waarschijnlijk al spoedig zouden blijken niet eens voor een onderzoek in aanmerking te komen. Het vermaarde ge- val-Hulsebos is hier wel een baken in zee. Spr. vraagt verlof om zijn rede ter beant woording van verschillende sprekers mor gen te mogen voortzetten. De vergadering wordt daarna gesloten. DE GARANTIEREGELING VOOR DE KIPPENHOUDERIJ. BEZWAREN IN DE TWEEDE KAMER. Verschenen is het voorloopig verslag der Tweede Kamer over het wetsontwerp, hou dende een garantieregeling ten behoeve van de kippenhouderij. Vele leden verklaarden aarzelend tegen over dit wetsontwerp te staan. Men vroeg zich af of de voorgestelde regeling nog wel noodzakelijk en doeltreffend is. Daar reeds vóór het indienen van het ontwerp en voor al daarna de eierprijzen weer zijn geste gen, achtten sommige leden het verstandig, nog eenigen tijd af te wachten. Verscheidene andere leden meenden ook dat het ontwerp overbodig is daar de fei ten het hebben achterhaald. Weer andere leden meenden, dat het ont werp te laat is gekomen. Eenige leden hadden tegen het ontwerp bezwaren van algemeenen aard. Zij wezen erop dat indien de aandacht zoozeer aan den landbouw wordt geschonken, de billijk heid eischt, dat andere takken van bedrijf, die in nauwelijks geringer moeilijkheden verkeeren, eveneens worden gesteund op dezelfde wijze. Zij vreesden daarvan voor de Schatkist onoverkomelijke bezwaren. Andere leden voerden hiertegen aan, dat deze garantieregeling vermoedelijk voor het Rijk geen kosten zal meebrengen. Verscheidene leden zouden gaarne ver nemen, op welke gronden de regeering meent te mogen aannemen, dat ten gevolge van credietmoeilijkheden dit jaar weinig eieren zullen worden gekoeld en gekalkt.. Een aantal leden drong aan op het ver- leenen van garantie voor het kalken van eieren in veel ruimere mate, dan de re geering bed-oelt. Sommige leden drongen ook aan op een- zelfden steun voor de ©endenhouders. Groot bezwaar bestond bij vele leden tegen de wijze van uitvoering, zooals de regeering zich die voorstelt. Zij zagen daar in een onbillijke en onredelijke bevoordee ling van de leden dier coöperaties, die zijn aangesloten bij den N.P.F. Verscheidene leden zouden alleen dan met het ontwerp kunnen meegaan, indien op doelmatige wijze ook de vrije markten in staat gesteld werden een evenredig deel voor opslag in koelhuizen bestemde eieren te leveren. Gevraagd werd of het niet goed zou zijn den invoer van eieren te contingenteeren. Eenige leden zouden gaarne cijfers mede gedeeld willen zien betrekking hebbende b.v. op de laatste 3 jaar omtrent: produc tie van eieren, export van eieren, opslag van eieren in koelhuizen. VOORNAAMSTE NIEUWS. BUITENLAND. De standpunten der regeeringen inzake de kwestie der aanvalswapenen. (2o blad). Groote rede van rijkskanselier Brüning. (2e blad). BINNENLAND. Verschenen zijn de voorloepige versla gen van de Tweede Kamer over het wets ontwerp garantieregeling ten behoeve van de kippenhouderij en het wetsontwerp hulpverleening aan de melkveehouderij. (Iste blad). De Eerste Kamer over de loopende pachtovereenkomsten (1st© blad). De N.V. Effectenkantoor F. Th. Everard te Amsterdam U genoodzaakt surséance van betaling aan te vragen. (Fin. Berichten 1st© blad). Een meisje te Strijp vermoord. Berichten, 3de blad). (Gem. Nadere bijzonderheden omtrent de in braak in de pastorie te Bovenkerk. (Gem. Berichten, 3de blad). POLITIEKE BESCHOUWING VAN ONZEN ENGELSCHEN CORRESPONDENT Bladz. BRIEF UIT ROME Bladz. DE STEUN AAN DE MELKVEEHOUDERIJ. KAN HET MENGGEBOD UIT DE REGELING WORDEN GELICHT? Wij ontleenen het volgende aan het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer over het ontwerp tot tijdelijke maatregelen tot hulpverleening aan de melkveehouderij: Verscheidene leden vonden in de indie ning van dit ontwerp, hetwelk, naar zij op merkten, diep ingrijpt in de verdeeling van het nationale inkomen, aanleiding, opnieuw te wijzen op de noodzakelijkheid, dat door de Regeering ten aanzien van de voorzie ning in de nooden, welke de heerschende crisis met zioh brengt, een vaste lijn wordt gevolgd. Intusschen was men algemeen van oor deel, dat in de huidige omstandigheden de indiening van een ontwerp tot het verlee- nen van steun aan de melkveehouderij ten volle gemotiveerd is. Tegen de wijze, waarop in het ontwerp getracht wordt het beoogde doel te berei ken, werden van meer dan één zijde be denkingen in het midden gebracht. Allereerst werd er de aandacht op ge vestigd, dat de voorgestelde regeling zal leiden tot verhooging van de kosten van levensonderhoud. In de tweede plaats werd gewezen op de groote bezwaren, welke aan het voorge stelde menggebod van boter en margarine zijn verbonden. Deze maatregel beteekent een groot nadeel voor de margarineprodu- oenten. Deze vermindering van het verbru'k zal ten gevolge hebben, dat de margarine- industrie en aanverwant© industrieën, als olieslagerijen e.d., gedeeltelijk zullen moe ten worden stopgezet. Naar schatting zal de ontworpen regeling een vermindering van het gebruik van oliën en oliehoudende menggebod ongowenscht. Een niet te on derschatten steun voor die productie is ge legen in de van Rijkswege ingestelde boter- controle, welke niet alleen hier te lande, doch ook in het buitenland een goeden naam heeft. Het menggebod zal niet nala ten nadeeligen invloed te oefenen op de reputatie van onze boter in het buitenland en daarmede op den export van dit pro duct. Tegenover de leden, die de boven weer gegeven critiek op het ontwerp leverden, stelden zich anderen, die aan die critiok geenszins alle waarde wilden ontzeggen, doch die de urgentie van de stcunverloe- ning aan de melkveehouderij op den voor grond wenschten te stellen. Lang beraad aldus deze loden moet in dit stadium ontoelaatbaar worden geacht. Wat de bedenkingen met betrekking tot de productie van en den handel in mar garine betreft, mag naar de meening der- zelfde leden niet worden voorbijgezien, dat, als een steunmaatregel als de voorge stelde geheel achterwege zou blijven, de boter zoodanig in prijs zou dalen, dat allen, die nu margarine consumeeren, zich van het natuurproduct zouden gaan voorzien, waarvan algeheele ineenstorting van de margarineproductie het gevolg zou zijn. De bezwaren in verband met den naam van onze boter kwamen dezen leden niet gegrond voor. Immers, al zal het aantal bij de botercontrole aangesloten bedrijven ge ringer worden, daardoor zal de controle toch niet minder scherp worden en de in die controle gelegen waarborg niet vermin deren. Men was van meening, dat het mengge bod niet een onmisbaar onderdeel van de ontworpen steunregeling is. Nu daartegen ernstige bezwaren zijn geopperd, zou dat wellicht kunnen vervallen. Ten slotte stelden eenige leden de vraag of niet een oplossing zou kunnen worden gevonden in het opslaan van boter in koel huizen in de periode van overvloedige pro ductie, opdat die tegen beteren prijs kan worden verkocht in de maanden waarin de binnenlandsche productie niet in de behoef ten van het land kan voorzien. INVOER VAN BOVENKLEEDING. Amendement-Van Hellenberg Hubar. Op het wetsontwerp tot regeling van don invoer van bovenkleeding, heeft de heer yan Hellenberg Hubar een amendement ingediend met de bedoeling, de dames- confectie, vervaardigd "an zijde, kunstzij de en dergelijke, niet in de contingcntee- ring op te nemen en dpn invoer van da- zaden met pl.m. 20.000 ton per jaar ten ge- I mesconfectie, vervaardigd van wollen en volge hebben. Ook handel en scheepvaart halfwollen stoffen, te concingenteeren op zullen daardoor opnieuw worden getroffen. 80 pet. van de waarde, wat ongeveer over- Ook bezien uit het oogpunt der boter- eenkomt met den invoer ia de in het onfc- produclie aehtten verscheidene leden het werp genoemde basis-jaren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 1