UIT DE PERS RECHTZAKEN Financiën en Economie VRAGENBUS WOENSDAG 30 MAART 193^ DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 1 IN EEN BEGRIJPENDEN ZIN. Onder bovenstaande titel schrijft het Tweede-Kamerlid mr, A. baron van Wijn bergen in het Centrum volgend artikel over salarisverlaging, welk artikel wel merkwaardig is. (De heer van Wijnbergen ■was ziek, toen in de Tweede Kamer is be sloten tot tijdelijke salariskorting, zoodat hij bij die gelegenheid niet heeft kunnen doen blijken van zijn opvattingen inzake de kwestie der salarisverlaging). „Dat in de kringen van ambtenaren nog veel gepraat wordt over de salarisverlaging die inmiddels een feit is geworden, ligt voor de hand. Het lijkt ons daarom niet,kwaad er een enkel woord aan te wijden, ook met het oog op mogelijke toekomstige gebeurtenis sen. In een onlangs te Leeuwarden gehouden rede. zeide Dr. Colijn zoo volkomen te recht. dat het zooveel verschil maakt, hoe men het loonvraagstuk benadert of het geschiedt in een begrijpenden zin, in een verstaan van de moeilijkheden, of dat men van uit den zadel commandeert zoo wil ik, zoo gebied ik Nu meenen we voorop te moeten stellen, dat men, wat de motiveering betreft, sala risverlaging niet met loonsverlaging op een lijn kan stellen. Tot loonsverlaging kan men gedwongen worden, wijl rekening moet worden gehou den met de concurrentie-mogelijkheid, ge lijk nog onlangs door de T?egeering in de Eerste Kamer is uiteengezet. Welnu, die factor geldt nimmer, waar het betreft de vraag, of de ambtenaars-salaris sen moeten worden verlaagd. Een tweede, waarop men te letten heeft, is, dat ambtenaren missen het stakings recht. Wegens die verschilpunten meenen we ditmaal ons uitsluitend te moeten bepalen tot het geven van enkele beschouwingen omtrent de verlaging van het salaris van ambtenaren en onderwijzers. Er kunnen zich stellig omstandigheden voordoen, die grond opleveren voor salaris verlaging. De financiën van een Staat kun nen zoodanig worden, dat de onmogelijk heid intreedt van bet voldoen aan de gel delijke verplichtingen, met het gevolg, dat de salarissen der ambtenaren niet ten volle worden uitbetaald, terwijl hetzelfde ge schiedt met de rente der leeningen. Gelukkig hebben we dergelijke omstan digheden ten onzent in afzienbaren tijd niet te vreezen, en kunnen we ze dus laten rus ten. Een tweede grond, waarop men wel eens salarisverlaging heeft bepleit is deze: Zeer vele menschen hebben hun inkomsten zien dalen; het is billijk nu ook de salaris sen in te korten. Wij hebben deze redenee ring nimmer kunnen bewonderen. Wordt ze echter aanvaard, dan zouden we toch wil len opmerken, dat dan niet slechts de ambtenaren, maar allen, wier bronnen van inkomsten even, of vrijwel even rijkelijk bleven vloeien als voorheen, zouden moeten gedwongen worden een deel dier inkomsten 1 aan de gemeenschap af te staan Gelukkig echter vermindert, naar we meenen, het aantal verdedigers van dezen grond t salarisverlaging met den dag. Een derde grond is de daling van het In dex-cijfer. Deze zal men stellig hebben te aanvaarden, al zal daarbij het volgende zijn in acht te nemen: vooreerst, dat in de salarisbedragen een zekere stabiliteit be hoort te zijn: vervolgens, dat de daling niet aanstonds, en in de verschillende groepen van ambtenaren niet in dezelfde mate wordt gevoeld; eindelijk, dat de daling geen invloed heeft op verschillende belang rijke bestanddeelen van het huishoudelijk budget, als belasting, huishuur enz. Een vierde en voornaamste grond is wel de daling der prijzen voor diensten in de vrije maatschappij. Wanneer dit den ambte naren kan duidelijk worden gemaakt, zullen zij zeer goed begrijpen, dat ook hun salaris moet worden verlaagd. Immers het zoude i onjuist zijn van de Overheid, indien de sa larissen der ambtenaren, die door de bur gers in den vorm van belastingpenningen moeten worden opgebracht, vrijver uit gingen boven de honoreering van gelijk soortige diensten in de vrije maatschappij. Maar.dat moet dan ook worden aan getoond. De verschillende groepen van ambtenaren en onderwijzers zullen daarvoor afzonder lijk moeten worden bekeken. Zal men b.v. kunnen aan toonen, dat de honoreermg van de diensten op juridiek gebied in de vrije maatschappij in die mate zijn gedaald, dat, daarmede vergeleken, het salaris van een rechter niet meer in gerechtvaardigde verhouding staat, dan is er grond tot verlaging van het salaris van dezen over te gaan Gemakkelijk zal dit niet zijn aan te toonen, gelet op de bijzon der lage bezoldiging der rechterlijke macht hier te lande. Maar ook voor de andere groepen van ambtenaren en onderwijzers zal het niet zoo eenvoudig zijn het aan te toonen, wijl de bezoldiging in het algemeen nu juist niet is aan den hoogen kant, waar tegenover dan steeds gewezen is op de vastheid van positie en op de vastheid van salaris. En toch zal het moeten worden aange toond, wil men bereiken, dat de salarisver laging worde begrepen, hetgeen beslist noo- dig is. Uit het bovenstaande zal men begrijpen, dat, naar ons oordeel, bij het ingrijpen in de regeling voor salarissen van ambtenaren en onderwijzers, heel wat voorzichtigheid, tact en beleid zal zijn te betrachten. Zeker, wij moeten terug tot lager levens peil. Welnu, in die richting zou heel wat bereikt zijn, indien de meesten wisten te komen tot het peil der ambtenaren en on derwijzers, die van hun tractement moeten leven. Waar dit nog Lang niet het geval is, zal «nen good doen, nu 's Rijks financiën om versterking vragen, het oog vóór alles te richten naar die personen van hoog tot laag, die ook op heden zich nog luxe-uit gaven permitteeren kunnen. Toe te juichen is de verhooging van accijns op wijn en sigaretten, In die richting worde voort gegaan. Waarom niet b.v. een Rijksbelas ting op de openbare vermakelijkheden? Zeker, zulke regelingen zijn moeilijker te ontwerpen dan salarisverlaging, doch die overweging mag niet van invloed zijn". HET GEVAL-UDE. In de (Chr. Hist.) Nederlander le zen we volgend artikeltje over het geval Ude. „Prof. dr. Joh. Ude van Graz, Oostenrijk, heeft voordrachten in ons land gehouden. Hij was van vroeger hier reeds bekend. Een ieder, die hem toen heeft learen kennen, zal onder den indruk gekomen zijn van deze sympathieke en ascetische en toe gewijde natuur. Maar.... hij was reeds toen oneven wichtig. En, hoe enorm jammer dat is voor iemands levens-taak, blijkt nu wel zonne klaar. Deze prisber, geleerde, sociale werker had voor zijn kerk en voor de wereld iets groots kunnen beduiden. Maar het ver loopt in klein goed. De band met zijn kerk en zijn kerkelijke overheid wordt al losser; hij komt in een kringetje van anti-rookers, anti-visisectie- mensohen, vegetariërs, enz. Het groote terrein, waar hij bovendien geestelijk behoort, laat hij los; hij grijpt het kleine terrein, waar men zijn geeste lijke overtuiging duldt, doch niet deelt. Dat Ude veel moet hebben doorgemaakt, eer het zóóver is gekomen, verstaan wij volkomen. Er is iets in ons, dat het terdoge medeleven kan. Maar het blijft jammer. En schade. Als iemand van een sociaal-democraat één voorbeeld slechts eischt, dat hij als zoodanig onthouder en niet-rooker we zen moet.dan is hij de proporties kwijt. Dit toont de onevenwichtigheid,' die wij noemden. Maar wij zeggen: hoe jammer. Als deze man met zijn ijzeren wil en zijn volkomen toewijding aan de zaak der menschheid tevens had verstaan, dat G-od somwijlen ons zware beperkingen oplogt, waaraan wij ons niet ontworstelen mo gen, al valt het onderwerpen bitter en zuur.... dan had hij zooveel meer kunnen doen. Want hij heeft gaven, ook karaktergaven, die men hem gerust benijden mag". Op een agent geschoten. De Reohtbank te Rotterdam heeft uit spraak gedaan in de zaak tegen een ma chine-teekenaar uit Weenen, die terecht heeft gestaan wegens poging tot doodslag op een agent van politie. Op 24 December van het vorig jaar heeft verdachte in de Jan Kruiffstraat te Rotterdam een revol ver afgeschoten op den agent, toen die hem aansprak, maar de kogel was op een n chetknoop afgeketst, zoodat de agent niet verwond werd. Het vonnis luidde: een ge vangenisstraf voor den tijd van een jaar met aftrek van den tijd in preventie hechtenis doorgebracht. Brandstichting. Op 21 Mei van het vorige jaar brandde de boerenwoning en schuur van den vee houder J. Zwemmer te Zijpe af. Verdacht van brandstichting werd de boerenarbeider C. W. V., die bij Z. werk zaam was, gearresteerd. Volgens de dag vaarding zou hij in den schuur hooi en stroo met petroleum overgoten en in brand gestoken hebben, waardoor gemeen gevaar voor goederen, inboedel en vee ontstond. De man bleef ontkennen, doch de recht bank te Alkmaar veroordeelde hem, na dat een psychiater hem verminderd toe rekeningsvatbaar had verklaard, tot een gevangenisstraf van één jaar met aftrek van vier maanden voorarrest. Voorts werd hij ter beschikking van de regeering ge steld om van harentwege te worden ver pleegd. Verdachte ging van het vonnis in hooger beroep en gisteren diende zijn zaak voor het Gerechtshof te Amsterdam. Hij bleef bij zijn ontkentenis. Hij beklaagde er zich over, dat de psychiater hem zulke kinderachtige vragen had gesteld, „zulke vragen doe je aan een klein kind", aldus verdachte. Als eerste getuige werd de veehouder J. Zwemmer uit Zijpe gehoord. Deze verklaarde, dat hij eenige dagen vóór den brand op zolder een gesprek met verd. had gehad. Verd. had oan. gezegd: „Wat wordt het huis oud, het wordt tijd, dat de roode haan er eens op wordt ge zet." Getuige had toen gevraagd: „doe je het, voor honderd gulden!", waarop verdachte had gezegd: „neen, voor duizend". Maar, aldue get., alles was maar een grapje, en we hebben er verder dan ook niet over ge praat. President mr. Jolles: Dat was een ge vaarlijk grapje. Get. gaf toe, dat den dag voor den brand de kachel in de schuur was ver plaatst, waardoor de brand kon zijn ont staan. Verd.: M'n baas heeft den dag voordat de brand uitbrak de polissen van de ver zekering in zijn zak gestoken. Getuige: Ik heb de polissen altijd in m'n zak. Z. verklaarde voorts nog, dat verd. hem na den brand om geld had gevraagd: Verd.: Ja, ik vroeg schadevergoeding voor m'n jas en m'n fiets die verbrand zijn. Volgens een dienstbode, evenens op de hoeve werkzaam, had zij na den brand het petroloumblik op de dorsch gevonden, waar het niet thuisbehoorde. Verd. was den morgen van den brand niet in de huiskamer geweest om zijn brood te eten. De heer J. v. d. Oort, veehouder, werd als deskundige gehoord. Naar zijn meening was het volkomen onmogelijk, dat de brand in enkele minuten was ontstaan (dit met het oog op het korte tijdsverloop, dat verd. alleen in de schuur was). Verdachte bleef met klem ontkennen, naar zijn meening had de kachel den brand veroorzaakt. Het gesprek met zijn baas bad hij nooit in ernst opgevat. Pres.: Denkt U, dat de baas meer van den brand weet. Verdachte: Dat is niet onmogelijk. De procureur-generaal mr. Bauduin was hierop aan het woord, voor het houden van zijn requisitoir. Spr. nam aan, dat de vee houder Z. nooit de ernstige bedoeling had gehad om zijn huis in brand te doen ste ken. Wel was het verd. ernst geweest, want eenige dagen na den brand was hij bij Z. gekomen en had hij gezegd: „ik wil wel eens wat geld vangen". Ook verd.'s houding gedurende en na den brand was verdacht. Spr. vordert op formeele gronden ver nietiging van het vonnis van de rechtbank en opnieuw rechtdoende, verd.'s voroor- deeling tot een gevangenisstraf van twee jaar. - ia,. Gezien verd.'s houding op de zitting achtte spr. de ter beschikking stelling van verd. niet gemotiveerd hij gaf immers blijk zijn zaak krachtig te kunnen verde digen. De verdediger mr. H. Bruyn achtte het tenlaste gelegde niet bewezen en vroeg vrijspraak voor zijn cliënt. Subs, drong pl. aan op clementie. Mocht verd. inderdaad den brand hebben gesticht dan moet Z. toch als den waren schuldige beschouwd worden: hij immers zeide: „doe je 't voor honderd gulden". Arrest 12 April a.s. LEIDSCHE EXPLOITATIE MIJ. VAN ONROERENDE GOEDEREN. Een commissie van obligatie-houders. Gistermiddag is in Krasnapolski te Am sterdam een vergadering gehouden van houders van obl. der 5 1/2 pot. leening der Leidsch© Expl. Mij. van Onroerend© Goe deren. Aan een verslag van deze vergadering in het „Handelsblad" ontleenen we het volgende: De vergadering was bijeengeroepen door den trustee, notaris Bon te Leiden. Aanwezig was een obligatiekapitaad van 199.500, uitbrengende 195 stemmen. Notaris Bon deelde na de opening mede, dat hem is gebleken dat het bestuur van de L. E. M. V. O. G. voornemens is, op 1 April a.s zoowel de rentebetaling als de uitloling niet te doen plaats vinden. Het was den trustee ook bekend geworden, dat de L.E.M.V.O.G. obligatiehouders in staat had gesteld, obligaties in te wisselen tegen activa, als huizen, Spr. heeft de rechtsgel digheid van deze transacties betwist en achtte die in strijd met de belangen van de obligatiehouders. Spr. brengt den heer Kort, toegevoegd aan de directie, dank voor zijn bemoeiingen voor de L.BM.V O G., waardoor een faillissement is voorko men. De positie van de Mij. noemde spr. dus danig illiquide, dat de opeischbare schul- en de beschikbare middelen met vijf ton overtreffen. Indien obligatiehouders dwang souden willen oefenen, zal een faillissement niet zijn te voorkomen, hetgeen spr. niet in het belang der obligatiehoudere aoht. Sur. deelt voorts mede. door gebrek aan tiid, geen agenda te hebben kunnen publieee- re>n en evenmin een balans en winst- en verliesrekening aan de obligatiehouders te hebben kunnen doen toebomen. Op vol komen onverstaanbare wijze laa spr. daarna eenige cijfers voor over de perio de van 1 Jan. tot 15 Maart-. Snr. stelt do vergadering voor de L. E. M. V. O. G. een moratorium voor een na der te bepalen tijd te verleenen en voorts een commissie te benoemen uit de obliga tiehouders, ter verdere behartiging van hun belangen. De heer Paardekooper te Oe-rst.eeest herinnert er aan. dat de balans 1930 door den accountant als onder voorbehoud is geteekend. Het orospectua voor de 51/2 pet. leenin? hebben commissarissen veel te aanlokkeliik remaakt. Ook de trustee gaat- niet vrii uit. daar door hem nooit voldoende toezicht is geoefend Tweede en derde hypotheken ziin afeesloten. zonder dat de trustee daarvoor toestemming had verleend of zich daarover een ooeenhlik heeft bekommerd Spr. bestrijdt uitvoerig de taxatie der activa Notaris Bon zou zeker zijn naam niet aan deze maatschappij hebben gegeven, als hij alles had geweten. Hij heeft zich laten overdonderen door de namen in het prospectus. Spreker heeft misschien te wei nig toezicht geoefend, maar. als het fout gaat, wordt altijd alle schuld op den trus tee geschoven, die toch niet eiken dag in de boeken kan gaan zien. of er misschien een tweede hypotheek is gesloten. De heer De Cler te Leiden zegt, altijd te hebben geweten, dat de obligaties niet veel meer dan scheurpapier waren. Het be richt, dat de leening was volteekend, werd alleen de wereld ingestuurd om beursno- teering te verkrijgen. In werkelijkheid zijn niet-geplaatste obligaties cenomen door een dochtermij. van de L.E.M.V.O.G., de N.V. „Alboma" te Leiden. Spr. wil niet lang praten, maar dringt aan om een com missie uit de obligatiehouers te benoe men. De heer Wesseling te 's-Gravenhag© neemt het notaris Bon zeer kwalijk, dat hij zich tracht te verschuilen achter diree- tie en commissarisen. Dat een notaris zich laat overdonderen door namen is al te bar. Het prospectus der 5 1/4 pet. leening noemt spr. niet veel minder dan mislei dend en hij vraagt, wat eigenlijk de be voegdheid is van deze vergadering en van de te. benoemen commissie, die niets te be- teekenen zal hebben als het estuur van de LE.M.V.O.G. niet wil medewerken. Ook vraagt spr. naar de positie van den hee Kort. Heeft deze zijn medewerking tot m toe belangloos verleend en zal hij dat ook blijven doen? Notaris Bon antwoordt, dat de heer Kort inderdaad belangloos het werk heeft ver richt op verzoek van commissarissen. Het bestuur van de L.E M.V.O.G. is bereid met de commissie uit de obligatiehouders sa men te werken. Overigens moet men den toestand niet te donker zien, zooals de heer De Cler doet, als hij de obligaties scheur papier noemt. Als er nu nog vijf ton wordt verloren, komen de obligatiehou ders nog aan de 100 pet. De heer Wesseling: „Dat berust alleen op de taxatie der activa en wie heeft ge taxeerd Na eenig heen- en weergepraat blijkt, dat de heer Huurman heeft getaxeerd. Deze doet echter uitkomen, dat zijn taxa ties nooit voor de LE.M.V.O.G. geschied den, maar voor de bank, hetgeen enkele aanwezigen doet opmerken., dat door te DE AVONTUREN VAN EEN VERKEERSAGENTJE. P" 'f8*""' hooge taxaties voor de bank de mij. juist in moeilijkheden zit. Mr. Gunning, raadsman van den trustee zet de positie van de vergadering uiteen. Alleen deze vergadering beeft te beslis sen over het moratorium. De heer Walenkamp te Leiden komt nog eens terug op de te hooge taxaties en noemt het voorbeeld, dat een pand, door hem voor f-16.000 aan de L.EM.V. O.G. verkocht, hem nu voor 39.000, als zijinde de boekwaarde, is aangeboden. De heer Turnings, sprekend nanions de N.V. „Gem. Eigendom", de grootste credi teur van de L.E.M.V.O.G.. deelt dan mede, bereid te zijn tot een geleidelijke afwikke ling der zaken, indien de heer Kort zal zitting nemen in de commissie van obliga tiehouders. Er ontspint zich vervolgens een wat verward debat over de salarieering dor commissie, waarover later zal worden be slist. De heer Bentel te Oogst geest meent den aecountant Knol van alle schuld te moeten vrijpleiten, daar hij de laatste ba lansen slechte onder voorbehoud heeft ge teekend. In het prospectus der 5 1/2 pet. leening is de naam van den heer Knol gebruikt zonder diens voorkennis en toestemming. Ten slotte wordt besloten een morato rium te verleenen tot 1 Jan. 1933, over do verlenging waarvan obligatiehouders even tueel nader zullen beslissen. Een commis sie uit de obliffatiehouders wordt be noemd, bestaande uit de heeren Kort te Oegstgeest, mr. Nord Thomson te Leiden en Paardekooper te Oegstgeest, met den beer Wesseling te 's-Gravenhago als ad- Namens de commissie van obligatiehou- deis wordt ons het volgende medegedeeld: De momenteel opeischbare schulden overtreffen het bedrag aan beschikbare middelen met ƒ80.000 De activa voor obli gatiehouders overtreffen de passiva met 6(50.000, zoodat de obligatiehouders bij geleidelijke verkoop der bezittingen voor volle 100 pet. gedekt zijn. Onjuist is het, dat tot adviseur van de benoemde commissie van obligatiehouders zou zijn aangewezen de heer Wesseling uit Den Haag. De heer Wesseling heeft zich slechte bereid verklaard om, als de commissie zijn advies zou willen inwinnen, dit advies te zullen geven. Eon vaste band tusachen hem en de commissie is niet gelegd, daar uit bovengenoemde verga dering ten gunste van den heer Wesseling slechts één stem werd uitgebracht. Morgenmiddag zal ten kantore der ven nootschap een vergadering van 6 pet. en 61/2 pet. obligatiehouders worden belegd. Nemen ook deze de in te dienen voorstel len ongewijzigd aan, dan zullen de obliga tiehouders voor 100 pet. gedekt zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijk heid. 305. En de kikvorschen bleven maar opzetten, de bal bleef voortdurend op het veld van de muizen en de doel- verdediger had handen, voeten en hoofden te kort om de welgemikte schoten van het doel af te houden. En menig keer ging een gejuich op van de supporters van de mui zen, als van Knagen, de doelverdediger, den bal uit het doel had weten te houden. 306. Maar toen kwam er meer leven in net spel van de kikvorschen, die zich eerst tot een verdediging hadden bepaald. Ze vielen aan en de bal geraakte nu op het kikvorschenveld. Maar de doelverdediger Kwaakhem was op zijn post. De pauze trad in met 4 tegen 1 voor de kikvorschen. V raag: Wij zijn met 2 broers in buis, mijn moeder is weduwe. Wie is nu kostwin ner, do oudste of de jongste. Voor den bond was ik het, de oudste, maar nu ik voor de geimeente kom is mijn broer het, de jongste. Antwoord: Koetwinner is hij, die de kost verdient. Indien u werkloos is en uw broer niet, is uw broer kostwinner. Vraag: Ik ben in een nieuw ziekte- fonds gegaan. 26 Sept. heb ik voor het eerst betaald. Ik moest 26 weken betaald heb ben, dan zou ik met de bevalling f 12.50 betaald krijgen. Nu heb ik 26 weken be taald, maar nu zegt de bode, dat ik er geen recht op heb. Antwoord: Wend u rechtstreeks tot het bestuur van dat ziektefonde. V raag: Het gebeurt vaak, dat werkne mers of werkneemsters zeggen: „Ik wil niet, dat er voor mij geplakt wordt". Is de werkgever dan vrij? Antwoord: Neen, de werkgever is dan niet vrij. De arbeider is verplicht den werkgever het boekje over te leggen, waar in de zegels geplakt moeten worden. Hij kan daartoe zelfs door den werkgever ge dwongen worden. Blijft hij weigeren, dan kan de werkgever niet plakken, doch de Raad van Arbeid kan dan later het ver schuldigde bedrag aan rentezogels van den werkgever navorderen. Vraag inzake de kosten van het huwe lijk van een pleegkind. Antwoord: Wij hebben uw vraag zeer goed begrepen. De pleegouders heb ben geen „verplichting" na eene meerder jarigheid. U was niet verplicht bij hen te blijven alleen voor koet en inwoning, u hadt loon kunnen vragen. Nu u dab niet gedaan hebt, zijn zij u ook geen loon ver schuldigd. Vraag: Heeft oen mevrouw liet recht om op het getuigschrift van een dienstbode te vermelden, dat zij herhaaldelijk des avonds te laat naar huis kwam? Mag haar man het getuigschrift schrijven en de hand- teekening van zijn vrouw er op zetten?' Antwoord: Mevrouw is verplicht u een getuigschrift te geven, waarin een juiste opgave wordt gedaan van den aard van den verrichten arbeid en van den duur der dienstbetrekking. Alleen op uw ver zoek kan het getuigschrift ook iets bevat ten omtrent de wijze, waarop u aan uw verplichtingen hebt voldaan en dan heeft mevTouw het recht de genoemde tekortko ming erin te zetten, indien dit de waar heid is. Dat haar man de handteekening van zijn vrouw plaatst, kan geen kwaad als dat geschiedt met goedvinden van me-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 7