UIT DE PERS
RECHTZAKEN
Financiën en Economie
VRAGENBUS
WOENSDAG 30 MAART 193^
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 1
IN EEN BEGRIJPENDEN ZIN.
Onder bovenstaande titel schrijft het
Tweede-Kamerlid mr, A. baron van Wijn
bergen in het Centrum volgend artikel
over salarisverlaging, welk artikel wel
merkwaardig is. (De heer van Wijnbergen
■was ziek, toen in de Tweede Kamer is be
sloten tot tijdelijke salariskorting, zoodat
hij bij die gelegenheid niet heeft kunnen
doen blijken van zijn opvattingen inzake
de kwestie der salarisverlaging).
„Dat in de kringen van ambtenaren nog
veel gepraat wordt over de salarisverlaging
die inmiddels een feit is geworden, ligt
voor de hand.
Het lijkt ons daarom niet,kwaad er een
enkel woord aan te wijden, ook met het
oog op mogelijke toekomstige gebeurtenis
sen.
In een onlangs te Leeuwarden gehouden
rede. zeide Dr. Colijn zoo volkomen te
recht. dat het zooveel verschil maakt, hoe
men het loonvraagstuk benadert of het
geschiedt in een begrijpenden zin, in een
verstaan van de moeilijkheden, of dat men
van uit den zadel commandeert zoo wil ik,
zoo gebied ik
Nu meenen we voorop te moeten stellen,
dat men, wat de motiveering betreft, sala
risverlaging niet met loonsverlaging op een
lijn kan stellen.
Tot loonsverlaging kan men gedwongen
worden, wijl rekening moet worden gehou
den met de concurrentie-mogelijkheid, ge
lijk nog onlangs door de T?egeering in de
Eerste Kamer is uiteengezet.
Welnu, die factor geldt nimmer, waar het
betreft de vraag, of de ambtenaars-salaris
sen moeten worden verlaagd.
Een tweede, waarop men te letten heeft,
is, dat ambtenaren missen het stakings
recht.
Wegens die verschilpunten meenen we
ditmaal ons uitsluitend te moeten bepalen
tot het geven van enkele beschouwingen
omtrent de verlaging van het salaris van
ambtenaren en onderwijzers.
Er kunnen zich stellig omstandigheden
voordoen, die grond opleveren voor salaris
verlaging. De financiën van een Staat kun
nen zoodanig worden, dat de onmogelijk
heid intreedt van bet voldoen aan de gel
delijke verplichtingen, met het gevolg, dat
de salarissen der ambtenaren niet ten volle
worden uitbetaald, terwijl hetzelfde ge
schiedt met de rente der leeningen.
Gelukkig hebben we dergelijke omstan
digheden ten onzent in afzienbaren tijd niet
te vreezen, en kunnen we ze dus laten rus
ten.
Een tweede grond, waarop men wel eens
salarisverlaging heeft bepleit is deze:
Zeer vele menschen hebben hun inkomsten
zien dalen; het is billijk nu ook de salaris
sen in te korten. Wij hebben deze redenee
ring nimmer kunnen bewonderen. Wordt ze
echter aanvaard, dan zouden we toch wil
len opmerken, dat dan niet slechts de
ambtenaren, maar allen, wier bronnen van
inkomsten even, of vrijwel even rijkelijk
bleven vloeien als voorheen, zouden moeten
gedwongen worden een deel dier inkomsten
1 aan de gemeenschap af te staan Gelukkig
echter vermindert, naar we meenen, het
aantal verdedigers van dezen grond t
salarisverlaging met den dag.
Een derde grond is de daling van het In
dex-cijfer. Deze zal men stellig hebben te
aanvaarden, al zal daarbij het volgende
zijn in acht te nemen: vooreerst, dat in de
salarisbedragen een zekere stabiliteit be
hoort te zijn: vervolgens, dat de daling niet
aanstonds, en in de verschillende groepen
van ambtenaren niet in dezelfde mate
wordt gevoeld; eindelijk, dat de daling
geen invloed heeft op verschillende belang
rijke bestanddeelen van het huishoudelijk
budget, als belasting, huishuur enz.
Een vierde en voornaamste grond is wel
de daling der prijzen voor diensten in de
vrije maatschappij. Wanneer dit den ambte
naren kan duidelijk worden gemaakt, zullen
zij zeer goed begrijpen, dat ook hun salaris
moet worden verlaagd. Immers het zoude
i onjuist zijn van de Overheid, indien de sa
larissen der ambtenaren, die door de bur
gers in den vorm van belastingpenningen
moeten worden opgebracht, vrijver uit
gingen boven de honoreering van gelijk
soortige diensten in de vrije maatschappij.
Maar.dat moet dan ook worden aan
getoond.
De verschillende groepen van ambtenaren
en onderwijzers zullen daarvoor afzonder
lijk moeten worden bekeken.
Zal men b.v. kunnen aan toonen, dat de
honoreermg van de diensten op juridiek
gebied in de vrije maatschappij in die mate
zijn gedaald, dat, daarmede vergeleken,
het salaris van een rechter niet meer in
gerechtvaardigde verhouding staat, dan is
er grond tot verlaging van het salaris van
dezen over te gaan Gemakkelijk zal dit
niet zijn aan te toonen, gelet op de bijzon
der lage bezoldiging der rechterlijke macht
hier te lande. Maar ook voor de andere
groepen van ambtenaren en onderwijzers
zal het niet zoo eenvoudig zijn het aan te
toonen, wijl de bezoldiging in het algemeen
nu juist niet is aan den hoogen kant, waar
tegenover dan steeds gewezen is op de
vastheid van positie en op de vastheid van
salaris.
En toch zal het moeten worden aange
toond, wil men bereiken, dat de salarisver
laging worde begrepen, hetgeen beslist noo-
dig is.
Uit het bovenstaande zal men begrijpen,
dat, naar ons oordeel, bij het ingrijpen in
de regeling voor salarissen van ambtenaren
en onderwijzers, heel wat voorzichtigheid,
tact en beleid zal zijn te betrachten.
Zeker, wij moeten terug tot lager levens
peil. Welnu, in die richting zou heel wat
bereikt zijn, indien de meesten wisten te
komen tot het peil der ambtenaren en on
derwijzers, die van hun tractement moeten
leven.
Waar dit nog Lang niet het geval is, zal
«nen good doen, nu 's Rijks financiën om
versterking vragen, het oog vóór alles te
richten naar die personen van hoog tot
laag, die ook op heden zich nog luxe-uit
gaven permitteeren kunnen. Toe te
juichen is de verhooging van accijns op wijn
en sigaretten, In die richting worde voort
gegaan. Waarom niet b.v. een Rijksbelas
ting op de openbare vermakelijkheden?
Zeker, zulke regelingen zijn moeilijker te
ontwerpen dan salarisverlaging, doch die
overweging mag niet van invloed zijn".
HET GEVAL-UDE.
In de (Chr. Hist.) Nederlander le
zen we volgend artikeltje over het geval
Ude.
„Prof. dr. Joh. Ude van Graz, Oostenrijk,
heeft voordrachten in ons land gehouden.
Hij was van vroeger hier reeds bekend.
Een ieder, die hem toen heeft learen
kennen, zal onder den indruk gekomen zijn
van deze sympathieke en ascetische en toe
gewijde natuur.
Maar.... hij was reeds toen oneven
wichtig.
En, hoe enorm jammer dat is voor
iemands levens-taak, blijkt nu wel zonne
klaar.
Deze prisber, geleerde, sociale werker
had voor zijn kerk en voor de wereld iets
groots kunnen beduiden. Maar het ver
loopt in klein goed.
De band met zijn kerk en zijn kerkelijke
overheid wordt al losser; hij komt in een
kringetje van anti-rookers, anti-visisectie-
mensohen, vegetariërs, enz.
Het groote terrein, waar hij bovendien
geestelijk behoort, laat hij los; hij grijpt
het kleine terrein, waar men zijn geeste
lijke overtuiging duldt, doch niet deelt.
Dat Ude veel moet hebben doorgemaakt,
eer het zóóver is gekomen, verstaan wij
volkomen. Er is iets in ons, dat het terdoge
medeleven kan. Maar het blijft jammer. En
schade.
Als iemand van een sociaal-democraat
één voorbeeld slechts eischt, dat hij
als zoodanig onthouder en niet-rooker we
zen moet.dan is hij de proporties kwijt.
Dit toont de onevenwichtigheid,' die wij
noemden.
Maar wij zeggen: hoe jammer.
Als deze man met zijn ijzeren wil en zijn
volkomen toewijding aan de zaak der
menschheid tevens had verstaan, dat G-od
somwijlen ons zware beperkingen oplogt,
waaraan wij ons niet ontworstelen mo
gen, al valt het onderwerpen bitter en
zuur.... dan had hij zooveel meer kunnen
doen.
Want hij heeft gaven, ook karaktergaven,
die men hem gerust benijden mag".
Op een agent geschoten.
De Reohtbank te Rotterdam heeft uit
spraak gedaan in de zaak tegen een ma
chine-teekenaar uit Weenen, die terecht
heeft gestaan wegens poging tot doodslag
op een agent van politie. Op 24 December
van het vorig jaar heeft verdachte in de
Jan Kruiffstraat te Rotterdam een revol
ver afgeschoten op den agent, toen die hem
aansprak, maar de kogel was op een n
chetknoop afgeketst, zoodat de agent niet
verwond werd. Het vonnis luidde: een ge
vangenisstraf voor den tijd van een jaar
met aftrek van den tijd in preventie
hechtenis doorgebracht.
Brandstichting.
Op 21 Mei van het vorige jaar brandde
de boerenwoning en schuur van den vee
houder J. Zwemmer te Zijpe af.
Verdacht van brandstichting werd de
boerenarbeider C. W. V., die bij Z. werk
zaam was, gearresteerd. Volgens de dag
vaarding zou hij in den schuur hooi en
stroo met petroleum overgoten en in brand
gestoken hebben, waardoor gemeen gevaar
voor goederen, inboedel en vee ontstond.
De man bleef ontkennen, doch de recht
bank te Alkmaar veroordeelde hem, na
dat een psychiater hem verminderd toe
rekeningsvatbaar had verklaard, tot een
gevangenisstraf van één jaar met aftrek
van vier maanden voorarrest. Voorts werd
hij ter beschikking van de regeering ge
steld om van harentwege te worden ver
pleegd. Verdachte ging van het vonnis in
hooger beroep en gisteren diende zijn zaak
voor het Gerechtshof te Amsterdam. Hij
bleef bij zijn ontkentenis. Hij beklaagde
er zich over, dat de psychiater hem zulke
kinderachtige vragen had gesteld, „zulke
vragen doe je aan een klein kind", aldus
verdachte.
Als eerste getuige werd de veehouder J.
Zwemmer uit Zijpe gehoord.
Deze verklaarde, dat hij eenige dagen
vóór den brand op zolder een gesprek met
verd. had gehad. Verd. had oan. gezegd:
„Wat wordt het huis oud, het wordt tijd,
dat de roode haan er eens op wordt ge
zet."
Getuige had toen gevraagd: „doe je het,
voor honderd gulden!", waarop verdachte
had gezegd: „neen, voor duizend". Maar,
aldue get., alles was maar een grapje, en
we hebben er verder dan ook niet over ge
praat.
President mr. Jolles: Dat was een ge
vaarlijk grapje.
Get. gaf toe, dat den dag voor den
brand de kachel in de schuur was ver
plaatst, waardoor de brand kon zijn ont
staan.
Verd.: M'n baas heeft den dag voordat
de brand uitbrak de polissen van de ver
zekering in zijn zak gestoken.
Getuige: Ik heb de polissen altijd in
m'n zak.
Z. verklaarde voorts nog, dat verd. hem
na den brand om geld had gevraagd:
Verd.: Ja, ik vroeg schadevergoeding
voor m'n jas en m'n fiets die verbrand zijn.
Volgens een dienstbode, evenens op de
hoeve werkzaam, had zij na den brand het
petroloumblik op de dorsch gevonden, waar
het niet thuisbehoorde.
Verd. was den morgen van den brand
niet in de huiskamer geweest om zijn brood
te eten. De heer J. v. d. Oort, veehouder,
werd als deskundige gehoord. Naar zijn
meening was het volkomen onmogelijk, dat
de brand in enkele minuten was ontstaan
(dit met het oog op het korte tijdsverloop,
dat verd. alleen in de schuur was).
Verdachte bleef met klem ontkennen,
naar zijn meening had de kachel den brand
veroorzaakt. Het gesprek met zijn baas
bad hij nooit in ernst opgevat.
Pres.: Denkt U, dat de baas meer van
den brand weet.
Verdachte: Dat is niet onmogelijk.
De procureur-generaal mr. Bauduin was
hierop aan het woord, voor het houden van
zijn requisitoir. Spr. nam aan, dat de vee
houder Z. nooit de ernstige bedoeling had
gehad om zijn huis in brand te doen ste
ken. Wel was het verd. ernst geweest, want
eenige dagen na den brand was hij bij
Z. gekomen en had hij gezegd: „ik wil wel
eens wat geld vangen".
Ook verd.'s houding gedurende en na
den brand was verdacht.
Spr. vordert op formeele gronden ver
nietiging van het vonnis van de rechtbank
en opnieuw rechtdoende, verd.'s voroor-
deeling tot een gevangenisstraf van twee
jaar. - ia,.
Gezien verd.'s houding op de zitting
achtte spr. de ter beschikking stelling van
verd. niet gemotiveerd hij gaf immers
blijk zijn zaak krachtig te kunnen verde
digen.
De verdediger mr. H. Bruyn achtte het
tenlaste gelegde niet bewezen en vroeg
vrijspraak voor zijn cliënt. Subs, drong pl.
aan op clementie. Mocht verd. inderdaad
den brand hebben gesticht dan moet Z.
toch als den waren schuldige beschouwd
worden: hij immers zeide: „doe je 't voor
honderd gulden".
Arrest 12 April a.s.
LEIDSCHE EXPLOITATIE MIJ.
VAN ONROERENDE GOEDEREN.
Een commissie van obligatie-houders.
Gistermiddag is in Krasnapolski te Am
sterdam een vergadering gehouden van
houders van obl. der 5 1/2 pot. leening der
Leidsch© Expl. Mij. van Onroerend© Goe
deren.
Aan een verslag van deze vergadering
in het „Handelsblad" ontleenen we het
volgende:
De vergadering was bijeengeroepen
door den trustee, notaris Bon te Leiden.
Aanwezig was een obligatiekapitaad van
199.500, uitbrengende 195 stemmen.
Notaris Bon deelde na de opening mede,
dat hem is gebleken dat het bestuur van
de L. E. M. V. O. G. voornemens is, op 1
April a.s zoowel de rentebetaling als de
uitloling niet te doen plaats vinden. Het
was den trustee ook bekend geworden, dat
de L.E.M.V.O.G. obligatiehouders in staat
had gesteld, obligaties in te wisselen tegen
activa, als huizen, Spr. heeft de rechtsgel
digheid van deze transacties betwist en
achtte die in strijd met de belangen van de
obligatiehouders. Spr. brengt den heer
Kort, toegevoegd aan de directie, dank
voor zijn bemoeiingen voor de L.BM.V
O G., waardoor een faillissement is voorko
men.
De positie van de Mij. noemde spr. dus
danig illiquide, dat de opeischbare schul-
en de beschikbare middelen met vijf ton
overtreffen.
Indien obligatiehouders dwang souden
willen oefenen, zal een faillissement niet
zijn te voorkomen, hetgeen spr. niet in het
belang der obligatiehoudere aoht. Sur.
deelt voorts mede. door gebrek aan tiid,
geen agenda te hebben kunnen publieee-
re>n en evenmin een balans en winst- en
verliesrekening aan de obligatiehouders
te hebben kunnen doen toebomen. Op vol
komen onverstaanbare wijze laa spr.
daarna eenige cijfers voor over de perio
de van 1 Jan. tot 15 Maart-.
Snr. stelt do vergadering voor de L. E.
M. V. O. G. een moratorium voor een na
der te bepalen tijd te verleenen en voorts
een commissie te benoemen uit de obliga
tiehouders, ter verdere behartiging van hun
belangen.
De heer Paardekooper te Oe-rst.eeest
herinnert er aan. dat de balans 1930 door
den accountant als onder voorbehoud is
geteekend. Het orospectua voor de 51/2
pet. leenin? hebben commissarissen veel
te aanlokkeliik remaakt. Ook de trustee
gaat- niet vrii uit. daar door hem nooit
voldoende toezicht is geoefend Tweede en
derde hypotheken ziin afeesloten. zonder
dat de trustee daarvoor toestemming had
verleend of zich daarover een ooeenhlik
heeft bekommerd Spr. bestrijdt uitvoerig
de taxatie der activa
Notaris Bon zou zeker zijn naam niet
aan deze maatschappij hebben gegeven,
als hij alles had geweten. Hij heeft zich
laten overdonderen door de namen in het
prospectus. Spreker heeft misschien te wei
nig toezicht geoefend, maar. als het fout
gaat, wordt altijd alle schuld op den trus
tee geschoven, die toch niet eiken dag in
de boeken kan gaan zien. of er misschien
een tweede hypotheek is gesloten.
De heer De Cler te Leiden zegt, altijd
te hebben geweten, dat de obligaties niet
veel meer dan scheurpapier waren. Het be
richt, dat de leening was volteekend, werd
alleen de wereld ingestuurd om beursno-
teering te verkrijgen. In werkelijkheid zijn
niet-geplaatste obligaties cenomen door
een dochtermij. van de L.E.M.V.O.G., de
N.V. „Alboma" te Leiden. Spr. wil niet
lang praten, maar dringt aan om een com
missie uit de obligatiehouers te benoe
men.
De heer Wesseling te 's-Gravenhag©
neemt het notaris Bon zeer kwalijk, dat
hij zich tracht te verschuilen achter diree-
tie en commissarisen. Dat een notaris zich
laat overdonderen door namen is al te
bar. Het prospectus der 5 1/4 pet. leening
noemt spr. niet veel minder dan mislei
dend en hij vraagt, wat eigenlijk de be
voegdheid is van deze vergadering en van
de te. benoemen commissie, die niets te be-
teekenen zal hebben als het estuur van de
LE.M.V.O.G. niet wil medewerken. Ook
vraagt spr. naar de positie van den hee
Kort. Heeft deze zijn medewerking tot m
toe belangloos verleend en zal hij dat ook
blijven doen?
Notaris Bon antwoordt, dat de heer Kort
inderdaad belangloos het werk heeft ver
richt op verzoek van commissarissen. Het
bestuur van de L.E M.V.O.G. is bereid met
de commissie uit de obligatiehouders sa
men te werken. Overigens moet men den
toestand niet te donker zien, zooals de heer
De Cler doet, als hij de obligaties scheur
papier noemt. Als er nu nog vijf ton
wordt verloren, komen de obligatiehou
ders nog aan de 100 pet.
De heer Wesseling: „Dat berust alleen
op de taxatie der activa en wie heeft ge
taxeerd
Na eenig heen- en weergepraat blijkt,
dat de heer Huurman heeft getaxeerd.
Deze doet echter uitkomen, dat zijn taxa
ties nooit voor de LE.M.V.O.G. geschied
den, maar voor de bank, hetgeen enkele
aanwezigen doet opmerken., dat door te
DE AVONTUREN VAN EEN VERKEERSAGENTJE.
P" 'f8*""'
hooge taxaties voor de bank de mij. juist
in moeilijkheden zit.
Mr. Gunning, raadsman van den trustee
zet de positie van de vergadering uiteen.
Alleen deze vergadering beeft te beslis
sen over het moratorium.
De heer Walenkamp te Leiden komt
nog eens terug op de te hooge taxaties
en noemt het voorbeeld, dat een pand,
door hem voor f-16.000 aan de L.EM.V.
O.G. verkocht, hem nu voor 39.000, als
zijinde de boekwaarde, is aangeboden.
De heer Turnings, sprekend nanions de
N.V. „Gem. Eigendom", de grootste credi
teur van de L.E.M.V.O.G.. deelt dan mede,
bereid te zijn tot een geleidelijke afwikke
ling der zaken, indien de heer Kort zal
zitting nemen in de commissie van obliga
tiehouders.
Er ontspint zich vervolgens een wat
verward debat over de salarieering dor
commissie, waarover later zal worden be
slist.
De heer Bentel te Oogst geest meent
den aecountant Knol van alle schuld te
moeten vrijpleiten, daar hij de laatste ba
lansen slechte onder voorbehoud heeft ge
teekend.
In het prospectus der 5 1/2 pet. leening
is de naam van den heer Knol gebruikt
zonder diens voorkennis en toestemming.
Ten slotte wordt besloten een morato
rium te verleenen tot 1 Jan. 1933, over do
verlenging waarvan obligatiehouders even
tueel nader zullen beslissen. Een commis
sie uit de obliffatiehouders wordt be
noemd, bestaande uit de heeren Kort te
Oegstgeest, mr. Nord Thomson te Leiden
en Paardekooper te Oegstgeest, met den
beer Wesseling te 's-Gravenhago als ad-
Namens de commissie van obligatiehou-
deis wordt ons het volgende medegedeeld:
De momenteel opeischbare schulden
overtreffen het bedrag aan beschikbare
middelen met ƒ80.000 De activa voor obli
gatiehouders overtreffen de passiva met
6(50.000, zoodat de obligatiehouders bij
geleidelijke verkoop der bezittingen voor
volle 100 pet. gedekt zijn.
Onjuist is het, dat tot adviseur van de
benoemde commissie van obligatiehouders
zou zijn aangewezen de heer Wesseling
uit Den Haag. De heer Wesseling heeft
zich slechte bereid verklaard om, als de
commissie zijn advies zou willen inwinnen,
dit advies te zullen geven. Eon vaste
band tusachen hem en de commissie is niet
gelegd, daar uit bovengenoemde verga
dering ten gunste van den heer Wesseling
slechts één stem werd uitgebracht.
Morgenmiddag zal ten kantore der ven
nootschap een vergadering van 6 pet. en
61/2 pet. obligatiehouders worden belegd.
Nemen ook deze de in te dienen voorstel
len ongewijzigd aan, dan zullen de obliga
tiehouders voor 100 pet. gedekt zijn met
aan zekerheid grenzende waarschijnlijk
heid.
305. En de kikvorschen bleven maar opzetten, de bal
bleef voortdurend op het veld van de muizen en de doel-
verdediger had handen, voeten en hoofden te kort om de
welgemikte schoten van het doel af te houden. En menig
keer ging een gejuich op van de supporters van de mui
zen, als van Knagen, de doelverdediger, den bal uit het
doel had weten te houden.
306. Maar toen kwam er meer leven in net spel van de
kikvorschen, die zich eerst tot een verdediging hadden
bepaald. Ze vielen aan en de bal geraakte nu op het
kikvorschenveld. Maar de doelverdediger Kwaakhem was
op zijn post. De pauze trad in met 4 tegen 1 voor de
kikvorschen.
V raag: Wij zijn met 2 broers in buis,
mijn moeder is weduwe. Wie is nu kostwin
ner, do oudste of de jongste. Voor den bond
was ik het, de oudste, maar nu ik voor de
geimeente kom is mijn broer het, de jongste.
Antwoord: Koetwinner is hij, die de
kost verdient. Indien u werkloos is en uw
broer niet, is uw broer kostwinner.
Vraag: Ik ben in een nieuw ziekte-
fonds gegaan. 26 Sept. heb ik voor het eerst
betaald. Ik moest 26 weken betaald heb
ben, dan zou ik met de bevalling f 12.50
betaald krijgen. Nu heb ik 26 weken be
taald, maar nu zegt de bode, dat ik er geen
recht op heb.
Antwoord: Wend u rechtstreeks tot
het bestuur van dat ziektefonde.
V raag: Het gebeurt vaak, dat werkne
mers of werkneemsters zeggen: „Ik wil
niet, dat er voor mij geplakt wordt". Is de
werkgever dan vrij?
Antwoord: Neen, de werkgever is
dan niet vrij. De arbeider is verplicht den
werkgever het boekje over te leggen, waar
in de zegels geplakt moeten worden. Hij
kan daartoe zelfs door den werkgever ge
dwongen worden. Blijft hij weigeren, dan
kan de werkgever niet plakken, doch de
Raad van Arbeid kan dan later het ver
schuldigde bedrag aan rentezogels van den
werkgever navorderen.
Vraag inzake de kosten van het huwe
lijk van een pleegkind.
Antwoord: Wij hebben uw vraag
zeer goed begrepen. De pleegouders heb
ben geen „verplichting" na eene meerder
jarigheid. U was niet verplicht bij hen te
blijven alleen voor koet en inwoning, u
hadt loon kunnen vragen. Nu u dab niet
gedaan hebt, zijn zij u ook geen loon ver
schuldigd.
Vraag: Heeft oen mevrouw liet recht
om op het getuigschrift van een dienstbode
te vermelden, dat zij herhaaldelijk des
avonds te laat naar huis kwam? Mag haar
man het getuigschrift schrijven en de hand-
teekening van zijn vrouw er op zetten?'
Antwoord: Mevrouw is verplicht u
een getuigschrift te geven, waarin een
juiste opgave wordt gedaan van den aard
van den verrichten arbeid en van den duur
der dienstbetrekking. Alleen op uw ver
zoek kan het getuigschrift ook iets bevat
ten omtrent de wijze, waarop u aan uw
verplichtingen hebt voldaan en dan heeft
mevTouw het recht de genoemde tekortko
ming erin te zetten, indien dit de waar
heid is. Dat haar man de handteekening
van zijn vrouw plaatst, kan geen kwaad als
dat geschiedt met goedvinden van me-