NAAR DEN TOP DER AARDGLOBE.
DE LEIDSCHE COURANT
DE AARDSCHATTEN
ONDER HET POOLIJS.
De inzet van het internationaal
Pooljaar 1932.
Vijftig jaar geleden.
Het is dit jaar vijftig jaar geleden,
dat een 12-tal landen expedities uitrust
te naar de poolstreken om gedurende een
jaar naar een vooruit vastgesteld plan
meteorologische en magnetische waarne
mingen te verfichten in het belang van de
wetenschap en praktijk. Van deze twaalf
expedities gingen er tien 'naar de Noord
pool en twee naar de Zuidpool. Dit eerste
internationaal pooljaar werd gehouden op
initiatief van den Oostenrykschen luite
nant Karl Weyprecht. Ook Nederland be
hoorde tot de landen, welke in 1882 aan
de poolexpedities deelnamen. Het besluit
tot Nederlandsche deelname onder Buys
Ballot heeft toen zelfs <ien doorslag gege
ven tot het doorgaan van het plan. De
N ederlandsche expeditie, onder leiding van
dr. Maurits Snellen, begaf zich met de
Varna naar de Kara Zee achter Nova
Zembla, waar de waarnemingen werden
gedaan. Dit eerste Pooljaar heeft waarde
volle waarnemingen op meteorologisch en
magnetisch gebied opgeleverd; dit blijft
wei duidelijk uit het ieit, dat alle mague-
tis^v- taarten van streken ten Noorden
van u »v poolcirkel nog altijd op de resulta
ten vau aeze ekpedities worden gebaseerd
en dat de meteorologische waarnemingen,
welke tijdens dat eerste pooljaar tferden
gedaan, vele theorieën omverwierpen, wel
ke men jarenlang met veel zorg had opge
bouwd om den invloed van de poolstreken
op het klimaat der meer gematigde zones
te verklaren.
Steenkool onder het ijs.
Op de wetenschappelijke waarde van
poolreizen en van een grootere kennis om
trent de weers- en andere toestanden bij
de polen is dan ook reeds meermalen ge
wezen. De ontdekking van steenkoollagen
onder het ijs van de Zuidpool en van de
fossielen van dieren, welke slechts in tro
pische klimaten kunnen hebben geleeid,
stellen de geleerden in staat interessante
gevolgtrekkingen te maken omtrent het
aanzien der aarde van zooveel duizend ja
ren geleden; tevens kunnen zij hieruit
eenigszins afleiden, hoe de aarde er na een
kwart millioen jaar zal uitzien. De vraag
in onzen practischen" tijd is echter, van
welk rechtstreeksch economisch belang de
poolstreken voor de wereld kunnen zijn.
Tot dusver is er nog geen bijzondere exploi
tatie van de poolstreken, afgezien dan van
de walvisschen- en zeehondenjacht, welke
i<Mier jaar millioenen oplevert. Ofschoon
e-en blijvende nederzetting in arctische
streken onmogelijk wordt geacht, brengt
het visch-seizoen ieder jaar een groot aan
tal tijdelijke bewoners naar de streken
van sneeuw en ij®, in de sub-arctische gor
del schijnt het evenwel niet geheel onmo
gelijk te zijn, om hier een permanente ne
derzetting te vestigen. Zoo is Denemarken
reeds druk bezig op Groenland de schapen
teelt in te voeren, terwijl in Alaska de ren-
dierenteelt, waarmede eerst in 1922 is be
gonnen, zulke groote vorderingen heeft ge
maakt, dat er thans reeds een half-millioen
van deze dieren zijn. Op den mijnbouw ie
Spitsbergen is reeds gewezen; de steen
kool, welke hier' wordt aangetroffen is bij
zonder geschikt .voor oliewinning. Ook het
Beren-eiland, dat evenals Spitsbergen aan
Noorwegen behoort, heeft een rijke kolen-
voorraad; deze kolen eigenen zich voor
cokesfabricratie. Ook in den bodem van
Nova-Zembla heeft men kolen aangetrof
fen. Voorts vindt men in Groenland een
grondstof, welke van groote waarde is bij
de bereiding van glas en soda, terwijl ook
in andere poolgebieden mineralen zijn ge
vonden.
De Pool in trek.
Als bet dus waar is, dat de minerale be-
teekenis van een bepaalde streek in omge
keerde verhouding staat tot zijn uiterlijke
aantrekkelijkheid en herbergzaamheid, dan
is er voor de poolstreken nog een groote
toekomst weggelegd. Trouwens blijkt dit
voldoende uit de Troote belangstelling,
welke de laatste jaren allerwege voor de
poolstreken wordt oetoond. De wedijver,
welke er tusschen de verschillende naties
bestaat om bepaalde deelen van de pool
gewesten af te bakeneD en tot hun gebied
te rekenen, verraadt intusschen een ver
wachting, dat de poolstreken in de toe
komst meer zullen opleveren dan tot nu
toe het geval was. In 1926 b.v. maakte de
Sovjet-Begeering aanspraak op het bezit
van de Noordpool en alle tusschen de
Noordpool en -de Russische Qostkust gele
gen gebieden en tevens op die gebieden,
welke in deze streek later neg ontdekt zon
den worden. Dit geschiedde in navolging
van het voorbeeld door Engeland, dat m
1908 beslag legde op de antarktische eilan
den ten zuiden van Zuid-Amerika. Enge
land maakte sedert den wereldoorlog even
eens aanspraak op eilanden aan den an
deren kant van het Zuidelijk halfrond, wel
ke beschouwd werden aan Nieuw-Zeeiand
te behooren. Tussohen Engeland en Noor
wegen ontstond een ernstige moeilijkheid
over het Bouyet-eiland in de Zuidpool-
streek, welke kwestie zulke dreigende vor
men aannam, dat de Volkenbond tusschen-
beiden moest komen. Omtrent de vraag
aan wie nu eigenlijk het Wrangel-eiland,
gelegen ten Noorden van N. O. Siberië, be
hoorde, heeft langen tijd oneenigheid be
staan tusschen Engeland, Canada en Rus
land, totdat de Russen in 1926 een einde
aan de kwestie maakten door op het
eiland Russische emigranten te vestigen.
Spitsbergen is lange eeuwen niemandsland
geweest, doch na den wereldoorlog wier
pen verschillende landen begeerige blik
ken op dit gebied, dat rijk aan steenkolen
is. Ook Nederland heeft op Spitsber
gen zijn ontdekkingsrechten kunnen laten
gelden. In 1920 werd het land evenwel aan
Noorwegen toegewezen, omdat dit er het
meeste recht op had en tegelijkertijd scha
deloos moest wordqn gesteld voor de in
den wereldoorlog geleden verliezen. Het
reusachtige Groenland vormt nog altijd
een twistappel tusschen Denemarken en
Noorwegen. Nog voordat de Amerikaan-
sche Zuidpoolvorscher Byrd zijn tocht naar
het Zuidpoolgebied aanving, had de Bnt-
sche regeering reeds officieel verklaard,
dat de landstreken aan den Zuidpool
Britsch grondgebied waren, ook die, wel
ke eventueel door Byrd nog zouden worden
ontdekt. Na den terugkeer van Byrd even
wel werd in den Amerikaanschen senaat
voorgesteld de door Byrd bezochte gebie
den tot Amerikaansch grondgebied te ver
klaren. In Amerika bestrijdt men Enge
land heftig over het bezit van deze stre
ken en brengt er zelfs de Monroe-leer by
te pas. Gezien de internationale begeerlijk
heid naar deze bijna onbewoonde ysgebie-
den, behoeft het dan ook geen verwonde
ring te wekken, dat steeds meer .pooltoch
ten worden voorbereid.
De roep dep Pool.
De vele pioniers van het poolonderzoek,
die in vroeger eeuwen met zulk een stout
moedigheid deze hooge landen doorvorseh-
ten, moeten wij kortheidshalve stilzwij
gend voorbijgaan. Wij willen hiervoor
slechts verwijzen naar het interessante
boekwerk „De Roep der Pool", dat in 1929
te Amsterdam bij ^uerido is verschenen.
Van de pooltochten uit de laatste jaren
moeten vooral worden genoemd de Ita-
liaansohe expeditie van Nobile, die in 1928
met het luchtschip Italia drie vluchten in
de poolstreken ondernam. Op de terug
reis strandde het luchtschip, hetgeen aan
acht menschen het leven kosttte. Volgens
de jongste berichten heeft Nobile zich
thans voor het poolonderzoek in dienst der
Sovjets gesteld. Verleden jaar zijn een
drietal groot pooltochten ondernomen, één
met het luchtschip de Zeppelin, één met
de duikboot „Nautilius" en de derde met
de ijsbreker „Malygin". Sinds ongeveer
anderhalf jaar vertoeft een Russische, uit
vier leden bestaande expeditie op Noord-
land, het ten Oosten van Franz Joseph-
land gelegen pool-eiland. Deze expeditie
verricht regelmatig waarnemingen, welke
draadloos naar Moskou worden overge
seind.
Het tweede Pooljaar.
Ter herinnering aam het eerste pooljaar
zal vanaf 1 Augustus 1932 tot 31 Augustus
1933 een tweede internationaal pooljaar
worden gehouden. Het initiatief hiertoe
werd in het voorjaar van 1928 gonomen
door den president der Duitsche Seewarte
te Hamburg. In de meteorologische wereld
werd dit plan met instemming ontvangen
en al spoedig werd er een oommissie van
voorbereiding ingesteld, waarin Denemar
ken, Duitschland, Engeland, Frankrijk en
Nederland vertegenwoordigd waren.
Deze commissie stelde een voorloopig pro
gramma samen, hetwelk ter goedkeuring
werd voorgelegd aan de internationale con
ferentie van directeuren van meteorologi
sche diensten dey geheele wereld, welke
conferentie in September 1929 te Kopenha
gen werd gehouden onder voorzitterschap
van dr. La Cour, directeur van den meteo-
rologischen dienst te Kopenhagen. Op deze
conferentie bleek, dat er bij vele landen
een groote interesse voor een internatio
naal pooljaar bestond. Men besloot toen
over te gaan tot de samenstelling van een
definitief werkprogramma, hetwelk be
sproken en goedgekeurd werd op de eerste
bijeenkomst van de Internationale Com
missie voor het Tweede pooljaar in Augus
tus 1930 te Leningrad. Sinds het eerste
pooljaar, nu 60 jaar geleden, is de meteo
rologie met reuzen-schreden vooruit ge
gaan. In of nabij de poolstreken zijn ver
schillende stations opgericht en de midde
len om meteorologische en magnetische
verschijnselen op te nemen, zijn belangrijk
verbeterd. Dit komt natuurlijk het werk
der nieuwe poolexpeditie zeer ten goede.
Wat er te onderzoeken valt.
Een der voornaamste punten, waaraan
gedurende het tweede intern, pooljaar de
aigeme-ene aandacht zal worden geschon
ken, is het onderzoek der bovenlucht, ter
wijl gedurende het eerste pooljaar hoofdza
kelijk waarnemingen aan het aardopper
vlak zijn verricht. Het plan der tweede in
tern. poolconunissie omvat het onderzoek
van het magnetisme, poollicht en meteoro
logische waarnemingen, zoowel aan het
aardoppervlak als in hoogere luchtlagen.
Deze onderzoekingen zullen worden uitge
voerd door een groot aantal landen op een
reeks van stations, welke gelegen zyn in
de poolstreken. Het meteorologisch werk
gedurende het tweede pooljaar zal zien
ooncentreeren op de alg. bestuueenng van
de atmosfeer in de poolstreken en van haar
verband met de atmosfeer op lagere breed
te. Hiertoe zullen oa. cLageiyks weerkaar
ten worden vervaardigd, welke den toe
stand der atmosieer op zee-niveau voor
stellen. Er werd besloten, dat gedurende
de maanden Aug., Sept., Ost., Nov. en
Dec. waarnemingen zouden worden gedaan
in de Noordpoolgebieden en dat vanaf den
tón Jan. 1933 de Zuidpoolgebieden zouden
worden geobserveerd. Canada, Or. Bnttan-
më, Denemarken, Duitschland, Uostenryk,
h inland, Noorwegen, Bovj et-Rus land en
Nederland zeiden hup medewerking toe.
Later hebben zich nog meerdere landen
opgegeven, o-a. België, in totaal zullen 40
landen deelnemen. De Intern. Commissie
voor het tweede pooljaar heeft onlangs de
voorbeieidingen getrolien voor de uit re
zenden expedities. Er zullen 20 hulpposten
moeten worden opgericht, waarvan er 13
gélegien zuilen zijn in de Noordpoolgebie
den, welke onder de Sovjet-Russische sou-
vereiniteit vallen. Men heeft zich oa voor
gesteld een post m te richten op het drijl-
ijs, teneinde van daaruit waarnemingen te
kunnen doen in het centrale gedeelte van
de N oordpoolzee.
Het aandeel van Nederland.
Het Nederlandsche aandeel in
het intern. Pooljaar zal bestaan in de yes-
tiging van een magnetisch station te Ang-
magssalik op de Oostkust van Groenland.
Een N ederlandsch Nationaal-poolco-
mitó onder voorzitterschap van prof. dr.
E. van Everdingen, hoofddirecteur van het'
Kon. Ned. Meteorologisch instituut te De
Bilt, zorgt voor de voorbereidingen van
deze expeditie. Het station te Angmagssa-
lik zal met drie a vier personen worden
bezet. Er heeft zich reeds een voldoend
aantal physici voor eventueele deelname
beschikbaar gesteld, zoodat met de bezet
ting van dit station wel geen moeilijkheden
zullen worden ondervonden.
Oostenrijk is voornemens een expeditie
naar het Noorsche eiland Jan Mayen te
zenden. Zooals bekend, behoorde dit eiland
tot voor enkele jaren staatsrechtelijk
aan Oostenrijk. De Oostenryksche expedi
tie zal speciaal licht brengen in den samen
hang van magnetische verschijnselen mot
het Poollicht, een kwestie, welke zeer
grondig is bestudeerd. Bovendien willen
de Oostearijksche geleerden trachten meer
te weten te komen van de electrioche stra
len, welke van de zon uitgaan.
De deelname van Groot-Brittannië zal
bestaan in het zenden van een expeditie
naar fort Roe in het Noorden van Canada
en van een expeditie naar Troïnaö. Laatst
genoemde groep zal door speciale metho
den de electriciteits-concenfcratie meten in
de Kennelly-Heamside-Laag, terwijl voorts
nog andere metingen zullen worden ver
richt.
Ook Sovjet-Rusland heeft grootsche
DE TURKEN KOMEN
van D. V,
Akenka rent voort.voort.door het
moeras. Uit de steenen keet achter de boer
derij waarin vlas gebroken en brood ge
bakken werd, heeft zij een gloeiend stuk
hout gerukt, dat in de open lucht knette
rend begint te branden. Zij heeft een paar j
dorre takken van den houthoop onder den i
arm en loopt nu met het vuur naar het
Noorden, zoodat vonken en vlammen in het
gezicht slaan. Maar de wind drijft de gloed
van haar voort en doet haar wijd gewaad
als een zeil opwaaien.
„Goede windlacht Alenka snikkend en
vervolgt met wijde sprongen den onzicht-
baren weg, die naar doode berkenboomen
voert. De wind draagt haar voor zich uit.
Alenka ziet den bruinen waterplas niet
zij bemerkt de gaten niet in de Bohle-
brug, waarover geen enkel mensch meer
durft te gaan. Zij voelt niet, hoe de weg
langzaam stijgt en haar hart met heftige
slagen het bloed door haar verhit lichaam
jaagt.
Als een dwaallicht springt zij met het
brandende hout over het moeras heen, om
de wijdgeopende oogen.... dat ééne ge
zicht: De Turken rukken van Skakrbin
naar Sattnitz op en hij vermoedt het
niet. Zij bestormen de post, eer hij zich
weren kanzij nemen hem gevangen....
zij slaan hem neerhij ligt op den grond
in zijn brandend huisdoor zijn blonde
haren sijpelt het bloed".
„O mijn hartmijn hartzucht
Alenka en zwaait den brandende knuppel.
Zij loopt en loopt, zonder om te kijken
tot zij over een ver uitstekende berkenwor
tel struikelt en uitgeput neervalt.
De schijn van haar vuur echter likt reeds
tegen den berk omhoog, die reuzengroot en
grijs in het uitgestrekte moeras oprijst. Om
den dooden stam staan dorre takken en
een dicht gewirwar van fijne, stroodroge
twijgen.
Als de berk brandt.als de berk brandt,
dan moet dat tot de kolenbranders aan den
Steinerberg en bij Skarlin te zien zijn. Die
zullen allen voor hun hutten staan en het
plannen voor het aanstaande pooljaar.
Prof. Samoilovitsj ia voornemens met de
ijsbreker Kraesin tot op 85 graad N.B. door
te dringen om vandaar met een vliegtuig
groote vluchten naar de Pool te onderne
men. Voor het aerologische onderzoek zal
n.l. gebruik worden geuxaakt van vliegtui
gen, daar de ervaring heeft aangetoond,
dat het vliegtuig het eenige middel is, dat
in staat stelt regelmatig en practisch bij
elke weersgesteldheid de atmosfeer tot on
geveer 500u meter hoogte te onderzoeken.
Aanvankelijk werd het plan geopperd om
op de Oostkust van Groenland, nabij Ang-
magssaJik, alwaar ons magnetisch station
zal woriien gevestigd, ook een vliegtuigsta-
tion op te richten, doch dit plan bracüt
veel bezwaren en hooge kosten met zich
mede, waarom naar een' ander terrein werd
uitgezien. Er werd toen besloten om in de
omgeving van Reikjavik het vliegstation
op te richten, waartoe door de IJslandsche
regeering alle mogelijke medewerking werd
verleend. Tevens hoopt men door de on
derzoekingen met vliegtuigen het practi-
sche voordeel te brengen, dat men door
de kennis der toestanden op hooge breed
ten, een veiligen weg door de lucht zal
krijgen langs den kortsten weg tusschen
Europa en Noord-Amerika over de Pool.
Voor de belangrijke wetenschappelijke
ontdekkingen, welke men met het tweede
intern, pooljaar hoopt te bereiken, niet al
leen, maar ook voor de internationale vre-
desgedackte, welke aan dit eenparig on
derzoek, door verschillende naties te za-
men ondernomen, ten grondslag ligt, ie
het te hopen, dat de reeds gemaakte voor
bereidselen tot een doorzetten en welsla
gen mogen leiden. De internationale de
pressie en wereldcrisis zullen vermoedelijk
wel niet te onderschatten factoren blij
ken, welke een volvoeren van het grootsch-
opgezet plan in den weg staan. Bij welsla
gen zouden de nieuwe wetenschappelijke
banden van zoovele naties de verbroede
ring der volkeren ongetwijfeld sterk in de
hand werken.
vuur zien. Zij zien den schijn slechte van
Sittersdorf. Maar wanneer zij het brandend
teeken zien, dan zullen zij hun houtstapels
aansteken en de waarschuwing doorgeven.
Alenka staat met moeite op. Zij breekt een
paar dorre takken en legt die op het brand
hout.... Een vlammetje brandt al op. En
nu neemt Alenka een brandenden tak, geen
acht slaande op hare handen.... en slin
gert heifi omhoogHij vliegt tot de grau
we takken en valt weer op den grond.
Slecht een klein rookwolkje slingert zich in
den wind.
Alenka grijpt weer in het vuurtwee
maaldriemaal.... En.ziede vier
de maal blijft de brandende tak in dé dorre
toppen hangenhet knettertvonkt..
vlamt open als een bliksemstraal kron
kelt zich een roode v|am naar boven....
Daar stoot het meisje een luiden, sidderen
den vreugdekreet uit. Tranen stroomen uit
hare oogen. Zij ziet, hoe het vuur van tak
tot tak stijgt, immer grooter, immer lichter
schittert.En eindelijk staat de heele
boom in vlammen als een monsterachtige
loeiende fakkel.
Met wild gejuich helpt de storm mee.
Heerlijk spatten de vonken.... Het hars
gloeit.Alenka merkt niet, dat gloeiend
hout^rond haar valt.... Zij heft haar ge
zicht in den voorschijn en haar ziel is vol
van ruisohend gejubel, als was haar heele
wezen in vlammen opgelost Haar oogen
dwalen naar Steinerbergkruipt daar
niet reeds een vonkje? Zij buigt zich voor
over.... Haar blikken boren zich in den
nacht.Dan strekt zij verrukt de armen
uit
Het brandthet brandt aan den Stei
nerberg 1 Zij hebben het begrepen. Een
houtstapel flikkert op....
In enkele oogenblikken vlamt het ook op
Skarbin.
„O mijn hart!" licht Alenka zalig en
zinkt op den grond. Haar natte oogen zien
de vuurteekenen als groote, zachte sterren.
Nu weten zij het in het Jaundal, nu in
het woud bij St. Margaretha en nu.nu
ook in Gurwitz.
Zij moeten het gezien hebben.
Alenka voelt nu plotseling, het. pijnlijk
sidderen van haar ledematen. Zij.schudt
een paar stukjes kolen van haar kleeren en
richt zich langzaam op.
Nu kan zij naar huis gaan. Maar thuis
zullen allen gevlucht zijn. Waarschijnlijk
op de Gacarca. Alenka vouwt de handen
en kijkt op naar den berkenboom. Die zal
nog lang branden. Dan lacht zij in de rich
ting van den Steinerberg en wil door het
moeras naar de heuvels loopen.
Maarterwijl zij zich omkeert, ziet zij
in het donker iets geheimzinnings blinken.
De TurkenZij trekken in lange rijen
over den weg langs de moerassen, die voor
hen ontoegankelijk zijn.
Alenka denkt er wel aan, dat haar ge
stalte zich scherp en donker tegen den
vlammenden berk af moet teekenen. Maar
zij maakt zich niet bezorgd: in het moeras
vindt geen Turk den weg
Toch wil zij zich op den grond werpen,
doch eer zij nog maar een lid verroeren kan,
suist er iets suisends door de lucht, treft
haar in de zijde, werpt haar neer
Enkele oogenblikken ligt zij verdoofd, zij
bemerkt ternauwernood, dat er een gloeiend
stuk op haar gezicht valt.
Hevige pijnen doen haar ineenkrimpen.,
zij is echter als verlamd, zij kan zich niet
oprichtên.Sidderend tast zij langs haar
lichaam.... diep in de rechterheup steekt
een pijl.... die zal hafcr totaal vervlam-
Maarhier, onder de brandende tak
ken kan zij toch niet blijven liggen!....
Zij spant alle krachten in, zij schuift zich
met samengeknepen lippen met een kleinen
ruk van den boom weghet gaat niet
verder
Nu beproeft zij er den pijl uit te trekken
ook dat gaat niet.zij kan zich niet
verroeren.... zij voelt zich uiterst el'endig
van pijnSnel ademhalend, ligt zij met
teruggevallen hoofd over den uitstekenden
wortel.,., het wordt donker voor haar
oogenzij voelt niets meer dan zwak
heidgeen pijnen meer
„Ik zal hier wat blijven liggen, tot ik mij
beter gevoel", peinst zij nu terwijl haar ge
dachten verward beginnen te worden. Tege
lijkertijd voelt zij zich verheugd:
„Aan den Steinerberg branden de vuren
Het hindert niets, als ik een beetje
slaap.... en droomvan eenkoning
heb ikeens gedroomd.... aan den Stei
nerberg.... Hij heeft me geroepen.... ik
weet het nog goed.... en toen.... o mijn
hart
Alenka meent het gezang van duizend
stemmen te vernemen.... en
Weer schrikt zij op.... zwaar en krakend
was een brandende tak op haar schouder
gevallenen nukronkelen de vlam
men knapperend door haar loshangende ha
ren
Over de nabij gelegen hellingen van St.
Primus en St. Veit vliegen de kleine zwarte
paardensuizen de pijlenflikkeren
de boerderijen op....
De Turken rijden.... rijdenen waar
zij voorbijkomen staat alles in brandt.
De schrijfster:.... Hij nam mij in zijn
armen en droeg mij licht als een veertje
over den afgrond.