UIT DE RIJNSTREEK
LAND- EN TUINBOUW
VRIJDAG 11 MAART 1932
DE LEIDSCHE COURANT
HWllDE BLAD PAG
Verdrijf Uw Rheumatiek
Wees ei vlug bij! Bij de eerste pimlijke scheut in armen
beenen of lendenen, wrijf U dan onmiddellijk met Akker's
Kloosterbalsem het vanouds bekende en beproefde wrijf-
middel. dat al zooveel goede diensten bij rheumatiek heeft
bewezen Tot diep in de weefsels voelt Ge dan de wel
dadige. genezende werking en de pijnen verdwijnen
akker* Kloosterbalsem
KATWIJK AAN DEN RIJN.
Tuinbouw. Men was aardig op gang
met het verrichten van de gewone voor
jaarswerkzaamheden, doch het slechte
weer der laatste,dagen komt een spaak in
het wiel steken Dat zal een opeenlooping
van het werk veroorzaken, waardoor het,
als het weer opknapt, zeer druk wordt.
Want al ziet het er niet erg rooskleurig
uit, de werkzaamheden moeten toch ge
beuren.
Bij de meeste tuinders staan de plant-
aardappe'.en gereed om aan den grond te
worden, toevertrouwd in de hoop op een
goede oogst. Ook met het zaaien van peen
is, na de regen van dezen week, volop be
gonnen.
De bollen komen met de kou slechts
langzaam, doch komen goed uit den grond.
De trekkers maken een slechten tijd door.
lederen veilingdag heeft verliezen, het ge-
hee e seizoen door. Waar dat op uit zal
loopen is nog niet te bepalen. Ten opzichte
van de bollenv^rkoop in het a.s seizoen is
men niet pessimistisch gestemd
Laten we hopen dat dit bewaarheid
wordt.
RIJNSBURG.
Tuinbouw. Er valt ten opzichte van
den handel weinig te verme den. Met de
diverse koolsoorten blijft het slecht gaan
terwijl er voor waschpeen en uien een
een goede vraag blijft: Roode kool gaat
voor f 2 80 tot f 4.10 per 100 in de beste
kwaJiteit. Gele kool brengt van f 2.10 tot
f 3 00 op. Groene kool van f 0.70 tot f 1.40
per 100 en Boerenkool voor f 1.60 tot f 2.10
Spruiten gaan iets vlugger van f 7.tot
f 10.— per 100 K.G. Waschpeen gaat vlug
weg voor f 3.25 tot f 5 75 per 100 K.G.
Alhoewel de eerste Egyptische uien in
Nederland werden ingevoerd konden de in-
landsche nog van f 12.410 tot f 12.80 per
100 K.G. opbrengen. De voorraad is ech
ter nog maar gering en zit in handen van
heel weinigen tuinders.
SASSENHEIM
Verbouw postkantoor.
In den Haag werd gisteren aanbesteed de
bouw en verbouw aan het postkantoor alhier.
Ingekomen waren 28 inschrijvingen, waarvan
de hoogste was de fa. Rombout van Kouder-
kerk aan den I Jssel voor f 34.000 en de laag
ste Dandey en Co. te Lisse voor 17.984. Van
de Sassenheimsche firma's hebben ingeschre
ven: C. Kiebert vo:r 21.812, M. en A. van
Breda voor 22.800, Th. Reeuwijk voor
f 23.732, A. van Nieuwkoop voor 24.768 en
J. P. Oudshoorn en Zoon voor 24.950.
School met den Bijbel. Maandag a.s. zal
't 40 jaar geleaen zijn, dat de School met den
Bijbel alhier werd opgericht, 's Middags van
3—4 uur zal in het gebouw- „Soncordia" een,
receptie zijn om den heer L. van Leeuwen Sr.
die vanaf de oprichting bestuurslid was, te
complimenteeren.
OUDEWETERING.
DE VEEHOUD0FJ3 EN DE CRISIS.
Een belangwekkende lezing door
Ir. Huismans.
Gisteravond hield Ir. L. P. Huismans te
's-Gravenhage, Secretaris van de Holland-
sche Maatschappij van Landbouw, voor de
Afdeeling Rijnzaterwoude en Omstreken
dezer Maatschappij een lezing over het bo
venstaande onderwerp, welke lezing voor
een ieder vrij toegankelijk was. Ongeveer
65 leden en belangstellenden waren aanwe
zig. De vergadering stond onder leiding
van den voorzitter der Afdeeling, den heer
N. P. Verkley te Rijpwetering, die na een
kort openingswoord het woord gaf aan den
heer Huismans.
Deze ving zijn rede aan met te zeggen,
dat het vrijwel overbodig is om uitvoerig
op het wezen der crisis, welke momenteel
■woedt, in te gaan. daar toch een ieder der
aanwezigen in eigen bedrijf het bestaan
der crisis reeds voldoende zal hebben on
dervonden. Toch wilde spr. nog eenige cij
fers geven, ten einde te illustreeren welken
omvang de crisis intusschen reeds heeft
aangenomen. Stelt men de waarde van de
zuivelproducten voor den oorlog van 1914
op 100. ,dan is de^e waarde over 1929'30
150130, er is dan reeds een tèndenx tot
da.ing. Voor 1930'31 is deze waarde 130—
100. na 1 Juli 1931 100 en in December is
dit cijfer slechts 78. Volgens de inkomsten
in de bedrijven van 90 boeren, welker boek
houdingen gecontroleerd worden door het
N Bureau van de Maatschappij konden deze
boeren in 1929*30 nog gemiddeld 950 gul
den als zuiver loon verdienen; een jaar
later was dit cijfer gedaald tot een gemid
delde van 450 gulden en we behoeven dus
niet aan aan te toonen, dat bij een waar
decijfer van 78, zooals dit in December van
het afgeloopen jaar gold, van geen ver
diensten uit loon meer sprake kan zijn,
doch dat thans met' verlies moet worden
gewerkt.
$pr. wijst er op, dat dit een onhoudbare
toestand is en het is van het grootste be
lang, dat niet al.een de boeren als directe
belanghebbenden, deze overtuiging zijn
toegedaan, doch de kwestie is zoo belang
rijk, dat zij de nauwgezette belangstelling
verdient van geheel ons volk. Voorts noemt
spr. nog enke.e cijfers met betrekking tot
de waarde der zuivelproducten, welke den
Nederlandschen bodem heeft opgebracht
In 1928 bedroeg deze waarde zuiver
f 671.000.000.—; in 1930 f 639.000.000.— en
gerekend naar de prijzen van December j.l.
f 410.000 000men ziet welke een gewel
dige daling.
Spr. stelt dan ook de vraag: is het niet
het recht van de Nederlandsohe Boeren,
dat zij het mindere bedrag, dat hunne pro
ducten opbrengt en dat a!s een soort Cn-
siswinst ten goede komt aan de overige be
woners van het land, in een of anderen
vorm terugontvangen en terugeischen.
Spr. somt dan verschillende maatregelen
op, die door het Bestuur van de Land-
bouw-organisaties overwogen en te bestem
der plaatse ingediend zijn ten einde de cri
sis zooveel mogelijk te verzachten. Spr.
noemt voor de akkerbouwers, de Tarwe-
wet en de Bietensteunwet. welke laatste al
spoedig geheel onvoldoende bleek. Sedert
dien heeft de toestand van de veehouders
zich zoozeer verslechterd, dat de veehou
ders er nog veel treuriger aan toe zijn dan
de akkerbouwers Maatregelen ter verbete
ring waren dus ook voor hen dringend ver-
eischt. Op aandringen alweer van de Land
bouworganisaties is er gekomen een in
voerrecht op boter, een der weinige toon
bankartikelen welke vrij in ons land mocht
worden ingevoerd. De Landbouworganisa
ties hebben intusschen talrijke maatregelen
overwogen, men heeft gestudeerd en ge
zien, hoe andere landen de moeilijkheden
trachten te overwinnen. Wat men ook vond,
men vond geen maatregelen, die voor ons
land pastten, en wel voornamelijk om deze
reden, dat wij een overschot van produc
ten op dit gebied hebben en omdat de Re-
geering slechts die maatregelen in overwe
ging wil nemen, welke aan de schatkist
geen geld kost. Spr. wijst- op den invoer
van het Deensche vleesch, welke een zoo-
danigen omvang als de twee laatste maan
den heeft aangenomen wegens de invoer-
vermindering van dat vleesch in Duitsch-
land, door de waardedaling van het Engel-
sche en ook van het Deensche geld en later
door de contingenteering van den invoer in
Frankrijk. Holland met zijn vaste gulden
werd dus voor Denemarken het aangewe
zen land om het overtollige vleesch kwijt te
haken. Spr. herinert dan aan de vaststel
ling van het Contingenteeringswetje, het
welk voor de eerste maal is toegepast op
den invoer van dat vleesch. Men moet
evenwel van deze contingenteering niet ver
wachten, dat daardoor de prijzen van het
inlandsche vleesch noemenswaardig zullen
stijgen. Het dient slechts om een algeheel
waardeloos worden van ons inlandsche
vleesch te voorkomen.
Intusschen moeten we medelijden heb
ben met de Deensche boeren, wier vee vrij"-
wel waardeloos dreigt te worden. Intus
schen mag dit medelijden niet een zoodani-
gen omvang aannemen, dat we onze be.an-
gen daaraan zouden opofferen.
Spr. behande.t dan nog verschillende
denkbeelden, welke met betrekking tot de
oplossing van den crisis zijn gerezen, doch
welke meestal vrijwel onuitvoerbaar waren.
Hij noemt daarbij het voorste! om de N©-
derlandsche bakkers te verplichten uitslui
tend melkbrood te bakken. Een berekening
heeft echter uitgewezen, dat hierbij slechts
4% van de totale melkproductie betrokken
is en wat beteekent nu een zoodanig laag
percentage op de uitkomsten van het ge-
heele bedrijf? Vrijwel niets.
Een ander voorstel, dat op het oogenbliik
nog in behandeling is heeft betrekking op
het accijns op alle spijsvetten en wel met
©en bedrag van f 0.50 per K.G. De boter-
prijzen voor het inlandsch verbruik zouden
dan ook met een zoodanig bedrag moeten
stijgen, hetgeen volgens gemaakte bereke
ningen een verhooging van den me kprijs
van f 0.02 per Liter zou uitmaken. De voor
deden, hierdoor ontstaan, zouden moeten
worden uitgewisseld voor de uitgevoerde
bo-ter, welke voor wereldmarktprijs zou
worden verhandeld Een dergelijke maatre
gel is voor ons land echter totaal onbe
kend en het behoeft geen betoog, dat het
heel wat voeten in de aarde heeft en ook
nog wel zal hebben, voordat een dergelijke
beslissing in de Volksvertegenwoordiging
is genomen.
Spr. wijst ook nog op de moeilijkheden
inxake den kaas-export naar Duitschland,
zulks vooral met betrekking tot deviezen,
Aan het einde van zijn rede besprak spr.
nog de varkenshandel, welke intusschen in
het verleden steeds zijn ups en downs heeft
gekend. Met betrekking tot deze aangele
genheid is het denkbeeld overwogen een
slacht loon van f 3.te heffen op de in het
binnenland geslachte varkens, welke hef
fing ongeveer 4 1/2 millioen zou opbrengen,
hetgeen voor de export een toeslag van
f 0.10 per K.G. zou beteekenen.
De spr. wees voorts nog op onvoldoende
outillage van het Departement van Binnen-
landsche Zaken en Landbouw op het ge
bied van de belangen van den Landbouw
en de Veeteelt. Door de Landbouworgani
saties wordt thans van alles uitgedacht en
voorbereid, wat feitelijk op het Departe
ment diende te geschieden Onze voorstel
len, aldus spr., moeten alvorens zij bij de
Volksvertegenwoordiging komen, zooveel
Commissies en instanties doorloopen. dat
het noodzakelijk gevolg is, dat, als zij het
nog zoover brengen, alles veel te lang
duurt.
Met een opwekking om zich allen bij de
Organisaties aan te sluiten en zijn invloed
te doen gelden om zooveel mogelijk men-
sohen van zijn eigen stand in de vertegen
woordigende lichamen te brengen, sloot
spr. zijn luide toegejuichte rede.
Na een korte pauze werd gelegenheid
gegeven tot het stellen van vragen, waar
van verschillende aanwezigen gebruik
maakten.
Hierna sloot de voorzitter deze geani
meerde vergadering.
LEIDERDORP
Christ. Boerenbond. De christelijke boe
ren- en tuindersbond heeft ook in deze ge
meente een afdeeling gekregen, omvattende de
plaatsen Hazerswoude, Koudekerk, Zoeter-
woude, Woubrugge en Leiderdorp. Tot voor
zitter van het bestuur is benoemd burgemees
ter K. Brug.
De heer J. Riemond uit Bleiswijk hield een
rede over crisisbelangen. Hij drong aAn op
samenwerking met andere organisaties ter ver
krijging van het gemeenschappelijk doel: bij
slag op de industriemelk, waardoor automa
tisch ook de consumntiemelk zal stijgen. De
gelden hiervoor noodig zullen gevonden moe
ten worden door accijnzen op de spijsvetten.
Alleen op die wijze kan het veehoudersbedrijf
weer eenigszina loonend worden.
NIEUWVEEN.
Stille Omgang. In den nacht van Za
terdag op Zondag a.s. trekt afd. Nieuw-
veen van het Genootschap „De Stille Om
gang" ter bedevaart.
Zaterdagavond te haJf elf vertrekken
vier bussen uit de garage Koppenol. Drie
rijden er door Nieuwveen en een langs de
Amstel. Bij aankomst aan de St. Nicolaas-
kerk te Amsterdam zal daar tegen twaalf
uur een korte godsdienstoefening met pre
dikatie plaats hebben. Daarna volgt de
Ommegang met gezongen H. Mis in ge
noemde kerk. Tegen vieren is de plechtig
heid geëindigd en om vijf uur wordt de
thuisreis aanvaard.Op groote deelname
wordt gerekend.
Zwijntjesjager. Dezer dagen heeft
zich een zwijntjesjager gesignaleerd, door
een rijwiel te ontvreemden, dat voor café
„Pennenburg" stond. Van den dader ont
breekt tot heden ieder spoor.
Voorzichtigheid bij het neerzetten van
een rijwiel blijft nog altijd geboden. Ka
pers zijn steeds op de kust.
Gevestigd: P. J. Wijfje en gezin,
van Leimuiden. M. Spuy, van Poortu-
gaal. W. de Gruib, van Gouda. H.
Brouwer, van Enkhuizen. H. Barsma,
van Walstein.
V ertrokken: Gerrit Niestx, naar Al
kemade. J. C. Spring in 't Veld, naar
Amsterdam. C. C. Campfens, naar Ter
Aar.
Geboren: Elisabeth Marina, d. v. J.
Hoorn en C Kiekens. Jacobus Wilhel
mus, z. C. Hoogervorst en A. Burgmeijer.
Cornelia, d. K. Morsink en P. Ze
mel.
Overleden: Simon Vogelaar, 76 j..,
wed. van P. v. d. Ktoest. Teunis van Dam
87 j. Maria v. d. Zon, 83 j. Susanna
Taille, 73 j. Arnoldus Joannes Egberts,
24 dagen, z. v. H. Egberts en J. A Mank.
Arend Land, 65 j.
BESTRIJDING VAN DE IEPZIEKTE.
Medewerking van alle eigenaren van iepen
noodzakelijk.
floe kan de bestrijding het best ge
schieden? Medewerking van alle
eigenaren van iepen noodig.
Het Comité in zake bestudeering en be
strijding van de iepenziektc verzoekt ons
opname van het volgende:
In den nazomer van 1931 hebben wij er
op gewezen, dat het in verband met de be
strijding van de iepenziekte noodzake.ijk
is, de doode en stervende iepen tijdig op
te ruimen en de schors er van onschadelijk
te maken door deze onmiddellijk na de vel
ling te verbranden of, al dan niet met den
stam, gedurende ten minste 3 maanden on
der water gedompeld te houden.
Deze maatregelen zijn noodzakelijk om
de iepenspintkevers, die de ziekte over
brengen, zooveel mogelijk de gelegenheid
te benemen, zich te vermenigvuldigen. Bo
vendien worden dan veel kevers en hunne
larven verdelgd.
Bedoe.de kevers planten zioh nJ. uitslui
tend voort in de schors van stervende en
doode iepen en verspreiden uit deze boo-
men de iepenziekte.
Aangezien er tot dusver geen afdoend
middel is gevonden om de ziekte recht
streeks te bestrijden, moet de strijd dus
tegen de iepenspintkevers worden ge
voerd, die zich de laatste jaren ten gevolge
van het groote aantal stervende en doode
iepen sterk hebben kunnen vermeerderen.
Het is derhalve van het grootste belang,
dat er geen iepen zijn, waarin de spintk-
kevers kunnen voorttelen m.a.w. het is
noodzakelijk, dat stervende en doode iepen
zoo spoedig moge.ijk worden opgeruimd,
liggende iepenstammen worden ontschorst
en de schors van al deze boomen onschade
lijk worde gemaakt.
Nadrukkelijk zij er op gewezen, dat alle
gevelde iepen, hetzij deze vóór de velling
ziek of gezond waren, broedplaatsen voor
de spintkevers vormen, zoodat het noodza
kelijk is, al deze boomen te ontschorsen of
onder water te bewaren.
Inzonderheid zij hier gewezen op het
groote gevaar, dat uitgaat van opslag
plaatsen van niet ontschorst iepenhout.
Deze opslagplaatsen vormen veelal een
haard van iepenspintkevers met alle na-
deelige gevolgen daaraan verbonden.
Ook het verwerken van iepenstammen
tot z g. kachelblokken is niet voldoende om
de spintkevers de broed gelegenheid te be
nemen, daar de schors, die zich veelal nog
aan deze blokken bevindt, hiertoe meestal
nog voldoende gelegenheid overlaat. Het
verdient zelfs aanbeveling, de dikkere tak
ken te ontschorsen, daar ook hierin nog
vaak kevers voorkomen. Voor een zoo vol
ledig mogelijke bestrijding der iepenziekte
is het dan ook een vereischte. dat niemand
nalate zijn doode en stervende boomen op
te ruimen en de schors er van onschadelijk
te maken.
Daar de eerste spintkevers reeds vroeg
de schors van de aangetaste boomen ver
laten en daarna de ziekte verspreiden, is
het noodzakelijk, dat allo stervende en
doode boomen zoo spoedig mogeliik. liefst
vóór 20 Maart a.s. worden opgeruimd.
Laat dus ieder eigenaar van iepen na
gaan, of er onder zijn boomen thans nog
zijn, waarvan de schors spintkeverlarven
herbergt. Dit is te zien aan kleine ronde
gaatjes die in de schors aanwezig zijn. Het
betreft hier een nationaal belang, zoodat
met recht mag worden gehoopt, dat een
ernstig beroep op den gemeenschapszin
van alle eigenaren van iepen, om door het
nemen van de hierboven omschreven maat
regelen mede te werken aan de bestrijding
der iepenziekte, niet vergeefsch zal zijn.
DE LOMPEN-MILLIONAIR.
Ik kan me den ouden grijsaard nog
heel goed voorstellen, ofschoon ik toen
tertijd kort voor den oorlog nog
niet veel ouder dan 10 jaar was. Maar
hij had altijd een zeer grooten indruk op
mij gemaakt, nooit zal ik hem vergeten
al word ik nog zou oud. Als jongen
dweepte ik altijd met menschen die bij
het volk als „buitengewoon" bekend war
ren, die in hun kleeding of in him ge
drag iets vreemds hadden.
George Neist, die oude uitgedroogde
vrijgezel was geheel mijn man. Urenlang
kon ik naar hem kijken,, wanneer hij
voor de Emidse in het dorp op en neer
liep, terwijl de smid zijn beide ossen be
sloeg. De man was heel ouderwetsch ge
kleed, een nauwe broek, een rood rijk
geborduurd vest en daarover een don
kere jas. Zonderling was, dat hij altijd
een hooge hoed droeg, dooh geen zwarte,
maar een licht grijze, zooals men tegen
woordig nog bij zeer elegante gentlemen
op Engelsohe sportterreinen bij groote
paardenrennen aantreft. Een das scheen
hem te lastig want die droeg hij nooit
een. Om den mageren dorren hals had
hij altijd een groote gekleurde zakdoek
geknoopt, die hij zooals vele spotters
beweerden af en toe eens afnam en
voor het eigenlijke doel gebruikte.
Wanneer hij met zijn ossen in de smid
se kwam kregen de meester en zijn drie
zoons het erg druk. De smid liet alles
staan en liggen, wanneer hij den zon
derlingen man door de deur aan zag
komen.
Want George Neist was een voorname
klant, die goed bediend moest worden
Hij woonde niet in ht' dorp maar in een
klein stadje op ongeveer een half uui
afstand, waar minstens drie goede sme
den waren. Toch logde hij altijd den
verren weg af en kwam naar not dorp.
Als men hem vroeg waarom hij daar niet
bleef, dan antwoordde hij altijd het
zelfde: „Ik doe het slechts terwille van
mijn ossen, want zij laten zich in geen
enkele smidse zoo gaarne beslaan als
hier".
Terwijl hij dit zei, verscheen een lachje
om zijn Bmallen mond en dit lachje ver
toonde eeen mengeling van spijt en hoon
En de dorpssmid was blij dat George
Neist zijn 6midse opzocht, want bij hem
kwam het er op een daalder meer of
minder niet aan ook liet hij altijd nog
een flinke fooiachter voor de dorstige
kelen der jongens. Want de jongens hiel
pen vlijtig mee bij het beslaan der die
ren. Twee weerden met groote paarden
staarten de vliegen af en een assisteer
de den vader bij het werk.
Vreemd is„ waarom George Neisr
zoo'n voorliefde voor ossen had. Hij kon
best enkele prachtige dure paarden hou
den, maar hij bleef bij zijn ossen. De
oude boer was geen arm keuterboertje,
röaar een schatrijk man. Zijn vermogen
werd op veel meer dan een millioen ge
schat. Dat was juist wat den menschen
niet begrijpen konden. Een rijke moest
naar hunne meening ook als een rijk<»
leven. George Neist maakte echter een
uitzondering, hij hield er geen groot
personeel op na, bezat geen kostbare
equipages, geen prachtige moderne klee-
ren, en ook geen groote villa, hij gaf
geen feesten, maakte geen wereldreizen
maar bleef in zijn oude boerderij, werkte
met zijn beide ossen en verzorgde zijn
kleinen akker. Bij het werk hielp hem
slechts "n knecht, die ongeveer even oud
was als hij. De vrouw van den kneent
zorgde voor het huishouden. Slechts bij
buitengewone gelegenheden op wasch-
dagen en voor groote feestdagen nam
zij een helpster.
In wijden omtrek noemde men George
Neist den lompen-millionair. Die naam
paste hem ook heelemaal met slecht
want hij zag er wat de kleeren be
treft werkelijk vaak ais een Echooiei
uit.
De menschen beschouwden hem over
het algemeen als een gierigen vrek. Het
eenige. wat de milbonair zich permit
teerde was een dageiijksohe gang naar
de kerk. In de kerk gedroeg hij zich
zeer vroom, maar de menschen beschouw
den het als huichelarij.
Neen, dat dagelijks naar de kerk gaan
kon hem niet in de achting der menschen
doen stijgen. Hij bleef een afschuwelijke
gierigaard en velen waren er zelfs woe
dend over, dat hij 's Zondags in de kerk
slechts een dubbeltje liet vallen en dit
dan met zulk een royaal gebaar deed
alsof het wel een gouden tientje war.
Men geloofde daarom algemeen dat al
leen zijn ossen van zijn rijkdom profi
teerden, want zij werden béter verzorgd
dan waardevolle raspaarden en bovendien
hadden zij nog weinig werk te verrich
ten.
Toen men hem eens vroeg waarom hij
zooveel van zijn ossen hield moet hij ge
antwoord hebben:
„Ik houd niet van dat jagen en jach
ten, de os schijnt voor mij een symbool
van behagelijkheid en gemoedelijkheid
Hij is buitengewoon sterk en toch loopt
hij niet met zijn krachten te koop, maar
gaat rustig en bedachtzaam zijn gang.
Hij is ook niet trotsch, werpt niet den
kop in de hoogte als een overmoedig
paard, maar doet eenvoudig zijn plicht
Daarom houd ik van ossen".
Hij had gaarne dat de menschen met
hem lachten en hem voor een gek hiel
den.
„Want degenen" zoo zeido hij, „die
de mencchen voor dwazen houden zijn
lang niet de domsten en slechtsten".
Verschillende keeren, moet hij als .er
menschen voorbij kwamen van wie hi;
wist dat ze met hem spotten, tot de os
sen gezegd hebben:
„Gaat toch alsjeblieft naar rechts
heeren ossen!" Of: „Blijft u toch asie-
tlieft in het midden van den weg, mijn
beste hoorndieren 1"
De heele omtrek lachte natuurlijk over
zulke gezegden. Men tikte met den
vinger tegen het voorhoofd en maakte
een veelzeggend gebaar. Wie had dit
tenslotte niet gedaan?
Tot zijn knecht zeide hij dan 's avonds
echter: „Peter, ik heb weer een goed
werk verricht 1"
„Zoo, wien hebt gij dan iets gege
ven, mijnheer?"
„Ik heb de menschen laten lachen.
Dat is toch ook wat waard, zou ik mee-
nen".
Maar George Neist kon ook heel ern-
Btig worden. De vrouw van den knecht
had een gesprek met een zijner voor
name bloedverwanten beluisterd.
De familieleden, slechts rijkelui, schaam
den zioh n.l. over dezen gekken vrijgezel
Vooral een zwagei van hem die in de
zelfde plaats woonde en eigenaar van
een leerfabriek was, nam veel aanstoot
aan het boerenleven dat George leidde
De fabriekseigenaar leefde n.l. op zeer
grooten voet. Hij gaf groote feesten, had
twee auto's, rijpaarden, maakte dure rei
zen naar badplaatsen kortom: hij
leefde boven zijn stand. Op zekeren dag
geraakte hij in financieele moeilijkheden
en bleef hem niets anders over dan de
hulp van den verachten zwager in te
roepen.
„Hoeveel wilt gij hebben, beste zwa
ger?,, vroeg Georgo Neist, nadat de leer
fabrikant hem zijn toestand duidelijk
gemaakt had.
De fabrikant was zoo verrast, want hij
had heel wat bezwaren van den gierigen
zwager verwacht maar hij noemde al
was het dan ook wat aarzelend de
som.
Zonder een wimper te vertrekken open
de de vrijgezel een lade van een oude
schrijftafel, nam er een ohequeboek uit
en schreef een cheque van het genoemde
bedrag.
„Hartelijk dankl Hartelijk dank!"
George Neist weerde af.
„Ik heb u slechts dit eene te zeggen
beste zwager. Gij hebt zoo vaak den
spot met mijn leven gedreven, gij hebt
u altijd over me geschaamd, maar ik bid
u voortaan te bedenken dat ik u mis
schien niet had kunnen helpen als ik op
denzelfden voet geleefd had als gij....
Kort voor 3en oorlog stierf den lom-
pen-millionair. Niet veel menschen volg
den zijn baar, want hij was wel een „ori
gineel type" en een „unicum" zooals
men dat zegt maar wegens zijn gie
righeid was hij niet bemind. Eers'. jaren
later begon men heel anders over hem
te denken. Na zijn dood wacntten 'n.l.
veel armen uit de omgeving op de on
dersteuning die iedere maand door de
pastoors van talrijke parochies verdeeld
werd en raakte het langzamerhand be
kend dat de weidoener niemand anders
was geweest dan de lompen-millionair.
Iedere maand had hij een aanzienlijke
som aan zijn biechtvader gegeven om on
der de armen uit wijden omtrek uit te
deelen echter onder één voorwaarde:
nooit den naam van den weldoener be
kend te maken, anders zouden de armen
geen cent meer krijgen.
Zijn testament was even vreemd als
hij zelf. Zijn knecht Peter erfde het huis.
den akker, benevenr de ossen. Meer dan
honderd armen werden vermeld daar
enboven nog verschillende hospitalen,
scholen en kloosters. Ook de smid die
geregeld zijn ossen besloeg was zeer te
vreden.
Maar het testament bevatte aan het
slot nog een clausule: De legaten moch
ten slechts uitbetaald worden, als de
erfgenamen beloofden te zwijgen. „Want
aan dank en aan de meening der men
schen is mij 'absoluut niets gelegen
het is voldoende wanneer Eén weet, hoe
ik leefde en wat ik deed. En alleen
deze Eéne zal over mij, den lompcn-mil-
lionair zijn vonnis vellen. Tk hoop dat
Hij mij genadig mag zijn in het oordeeL
want ik heb getracht zóó te leven, dat
de eene hand niet wist, wat de andere
deed.