UIT DE RIJNSTREEK LAND- EN TUINBOUW VRIJDAG 11 MAART 1932 DE LEIDSCHE COURANT HWllDE BLAD PAG Verdrijf Uw Rheumatiek Wees ei vlug bij! Bij de eerste pimlijke scheut in armen beenen of lendenen, wrijf U dan onmiddellijk met Akker's Kloosterbalsem het vanouds bekende en beproefde wrijf- middel. dat al zooveel goede diensten bij rheumatiek heeft bewezen Tot diep in de weefsels voelt Ge dan de wel dadige. genezende werking en de pijnen verdwijnen akker* Kloosterbalsem KATWIJK AAN DEN RIJN. Tuinbouw. Men was aardig op gang met het verrichten van de gewone voor jaarswerkzaamheden, doch het slechte weer der laatste,dagen komt een spaak in het wiel steken Dat zal een opeenlooping van het werk veroorzaken, waardoor het, als het weer opknapt, zeer druk wordt. Want al ziet het er niet erg rooskleurig uit, de werkzaamheden moeten toch ge beuren. Bij de meeste tuinders staan de plant- aardappe'.en gereed om aan den grond te worden, toevertrouwd in de hoop op een goede oogst. Ook met het zaaien van peen is, na de regen van dezen week, volop be gonnen. De bollen komen met de kou slechts langzaam, doch komen goed uit den grond. De trekkers maken een slechten tijd door. lederen veilingdag heeft verliezen, het ge- hee e seizoen door. Waar dat op uit zal loopen is nog niet te bepalen. Ten opzichte van de bollenv^rkoop in het a.s seizoen is men niet pessimistisch gestemd Laten we hopen dat dit bewaarheid wordt. RIJNSBURG. Tuinbouw. Er valt ten opzichte van den handel weinig te verme den. Met de diverse koolsoorten blijft het slecht gaan terwijl er voor waschpeen en uien een een goede vraag blijft: Roode kool gaat voor f 2 80 tot f 4.10 per 100 in de beste kwaJiteit. Gele kool brengt van f 2.10 tot f 3 00 op. Groene kool van f 0.70 tot f 1.40 per 100 en Boerenkool voor f 1.60 tot f 2.10 Spruiten gaan iets vlugger van f 7.tot f 10.— per 100 K.G. Waschpeen gaat vlug weg voor f 3.25 tot f 5 75 per 100 K.G. Alhoewel de eerste Egyptische uien in Nederland werden ingevoerd konden de in- landsche nog van f 12.410 tot f 12.80 per 100 K.G. opbrengen. De voorraad is ech ter nog maar gering en zit in handen van heel weinigen tuinders. SASSENHEIM Verbouw postkantoor. In den Haag werd gisteren aanbesteed de bouw en verbouw aan het postkantoor alhier. Ingekomen waren 28 inschrijvingen, waarvan de hoogste was de fa. Rombout van Kouder- kerk aan den I Jssel voor f 34.000 en de laag ste Dandey en Co. te Lisse voor 17.984. Van de Sassenheimsche firma's hebben ingeschre ven: C. Kiebert vo:r 21.812, M. en A. van Breda voor 22.800, Th. Reeuwijk voor f 23.732, A. van Nieuwkoop voor 24.768 en J. P. Oudshoorn en Zoon voor 24.950. School met den Bijbel. Maandag a.s. zal 't 40 jaar geleaen zijn, dat de School met den Bijbel alhier werd opgericht, 's Middags van 3—4 uur zal in het gebouw- „Soncordia" een, receptie zijn om den heer L. van Leeuwen Sr. die vanaf de oprichting bestuurslid was, te complimenteeren. OUDEWETERING. DE VEEHOUD0FJ3 EN DE CRISIS. Een belangwekkende lezing door Ir. Huismans. Gisteravond hield Ir. L. P. Huismans te 's-Gravenhage, Secretaris van de Holland- sche Maatschappij van Landbouw, voor de Afdeeling Rijnzaterwoude en Omstreken dezer Maatschappij een lezing over het bo venstaande onderwerp, welke lezing voor een ieder vrij toegankelijk was. Ongeveer 65 leden en belangstellenden waren aanwe zig. De vergadering stond onder leiding van den voorzitter der Afdeeling, den heer N. P. Verkley te Rijpwetering, die na een kort openingswoord het woord gaf aan den heer Huismans. Deze ving zijn rede aan met te zeggen, dat het vrijwel overbodig is om uitvoerig op het wezen der crisis, welke momenteel ■woedt, in te gaan. daar toch een ieder der aanwezigen in eigen bedrijf het bestaan der crisis reeds voldoende zal hebben on dervonden. Toch wilde spr. nog eenige cij fers geven, ten einde te illustreeren welken omvang de crisis intusschen reeds heeft aangenomen. Stelt men de waarde van de zuivelproducten voor den oorlog van 1914 op 100. ,dan is de^e waarde over 1929'30 150130, er is dan reeds een tèndenx tot da.ing. Voor 1930'31 is deze waarde 130— 100. na 1 Juli 1931 100 en in December is dit cijfer slechts 78. Volgens de inkomsten in de bedrijven van 90 boeren, welker boek houdingen gecontroleerd worden door het N Bureau van de Maatschappij konden deze boeren in 1929*30 nog gemiddeld 950 gul den als zuiver loon verdienen; een jaar later was dit cijfer gedaald tot een gemid delde van 450 gulden en we behoeven dus niet aan aan te toonen, dat bij een waar decijfer van 78, zooals dit in December van het afgeloopen jaar gold, van geen ver diensten uit loon meer sprake kan zijn, doch dat thans met' verlies moet worden gewerkt. $pr. wijst er op, dat dit een onhoudbare toestand is en het is van het grootste be lang, dat niet al.een de boeren als directe belanghebbenden, deze overtuiging zijn toegedaan, doch de kwestie is zoo belang rijk, dat zij de nauwgezette belangstelling verdient van geheel ons volk. Voorts noemt spr. nog enke.e cijfers met betrekking tot de waarde der zuivelproducten, welke den Nederlandschen bodem heeft opgebracht In 1928 bedroeg deze waarde zuiver f 671.000.000.—; in 1930 f 639.000.000.— en gerekend naar de prijzen van December j.l. f 410.000 000men ziet welke een gewel dige daling. Spr. stelt dan ook de vraag: is het niet het recht van de Nederlandsohe Boeren, dat zij het mindere bedrag, dat hunne pro ducten opbrengt en dat a!s een soort Cn- siswinst ten goede komt aan de overige be woners van het land, in een of anderen vorm terugontvangen en terugeischen. Spr. somt dan verschillende maatregelen op, die door het Bestuur van de Land- bouw-organisaties overwogen en te bestem der plaatse ingediend zijn ten einde de cri sis zooveel mogelijk te verzachten. Spr. noemt voor de akkerbouwers, de Tarwe- wet en de Bietensteunwet. welke laatste al spoedig geheel onvoldoende bleek. Sedert dien heeft de toestand van de veehouders zich zoozeer verslechterd, dat de veehou ders er nog veel treuriger aan toe zijn dan de akkerbouwers Maatregelen ter verbete ring waren dus ook voor hen dringend ver- eischt. Op aandringen alweer van de Land bouworganisaties is er gekomen een in voerrecht op boter, een der weinige toon bankartikelen welke vrij in ons land mocht worden ingevoerd. De Landbouworganisa ties hebben intusschen talrijke maatregelen overwogen, men heeft gestudeerd en ge zien, hoe andere landen de moeilijkheden trachten te overwinnen. Wat men ook vond, men vond geen maatregelen, die voor ons land pastten, en wel voornamelijk om deze reden, dat wij een overschot van produc ten op dit gebied hebben en omdat de Re- geering slechts die maatregelen in overwe ging wil nemen, welke aan de schatkist geen geld kost. Spr. wijst- op den invoer van het Deensche vleesch, welke een zoo- danigen omvang als de twee laatste maan den heeft aangenomen wegens de invoer- vermindering van dat vleesch in Duitsch- land, door de waardedaling van het Engel- sche en ook van het Deensche geld en later door de contingenteering van den invoer in Frankrijk. Holland met zijn vaste gulden werd dus voor Denemarken het aangewe zen land om het overtollige vleesch kwijt te haken. Spr. herinert dan aan de vaststel ling van het Contingenteeringswetje, het welk voor de eerste maal is toegepast op den invoer van dat vleesch. Men moet evenwel van deze contingenteering niet ver wachten, dat daardoor de prijzen van het inlandsche vleesch noemenswaardig zullen stijgen. Het dient slechts om een algeheel waardeloos worden van ons inlandsche vleesch te voorkomen. Intusschen moeten we medelijden heb ben met de Deensche boeren, wier vee vrij"- wel waardeloos dreigt te worden. Intus schen mag dit medelijden niet een zoodani- gen omvang aannemen, dat we onze be.an- gen daaraan zouden opofferen. Spr. behande.t dan nog verschillende denkbeelden, welke met betrekking tot de oplossing van den crisis zijn gerezen, doch welke meestal vrijwel onuitvoerbaar waren. Hij noemt daarbij het voorste! om de N©- derlandsche bakkers te verplichten uitslui tend melkbrood te bakken. Een berekening heeft echter uitgewezen, dat hierbij slechts 4% van de totale melkproductie betrokken is en wat beteekent nu een zoodanig laag percentage op de uitkomsten van het ge- heele bedrijf? Vrijwel niets. Een ander voorstel, dat op het oogenbliik nog in behandeling is heeft betrekking op het accijns op alle spijsvetten en wel met ©en bedrag van f 0.50 per K.G. De boter- prijzen voor het inlandsch verbruik zouden dan ook met een zoodanig bedrag moeten stijgen, hetgeen volgens gemaakte bereke ningen een verhooging van den me kprijs van f 0.02 per Liter zou uitmaken. De voor deden, hierdoor ontstaan, zouden moeten worden uitgewisseld voor de uitgevoerde bo-ter, welke voor wereldmarktprijs zou worden verhandeld Een dergelijke maatre gel is voor ons land echter totaal onbe kend en het behoeft geen betoog, dat het heel wat voeten in de aarde heeft en ook nog wel zal hebben, voordat een dergelijke beslissing in de Volksvertegenwoordiging is genomen. Spr. wijst ook nog op de moeilijkheden inxake den kaas-export naar Duitschland, zulks vooral met betrekking tot deviezen, Aan het einde van zijn rede besprak spr. nog de varkenshandel, welke intusschen in het verleden steeds zijn ups en downs heeft gekend. Met betrekking tot deze aangele genheid is het denkbeeld overwogen een slacht loon van f 3.te heffen op de in het binnenland geslachte varkens, welke hef fing ongeveer 4 1/2 millioen zou opbrengen, hetgeen voor de export een toeslag van f 0.10 per K.G. zou beteekenen. De spr. wees voorts nog op onvoldoende outillage van het Departement van Binnen- landsche Zaken en Landbouw op het ge bied van de belangen van den Landbouw en de Veeteelt. Door de Landbouworgani saties wordt thans van alles uitgedacht en voorbereid, wat feitelijk op het Departe ment diende te geschieden Onze voorstel len, aldus spr., moeten alvorens zij bij de Volksvertegenwoordiging komen, zooveel Commissies en instanties doorloopen. dat het noodzakelijk gevolg is, dat, als zij het nog zoover brengen, alles veel te lang duurt. Met een opwekking om zich allen bij de Organisaties aan te sluiten en zijn invloed te doen gelden om zooveel mogelijk men- sohen van zijn eigen stand in de vertegen woordigende lichamen te brengen, sloot spr. zijn luide toegejuichte rede. Na een korte pauze werd gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen, waar van verschillende aanwezigen gebruik maakten. Hierna sloot de voorzitter deze geani meerde vergadering. LEIDERDORP Christ. Boerenbond. De christelijke boe ren- en tuindersbond heeft ook in deze ge meente een afdeeling gekregen, omvattende de plaatsen Hazerswoude, Koudekerk, Zoeter- woude, Woubrugge en Leiderdorp. Tot voor zitter van het bestuur is benoemd burgemees ter K. Brug. De heer J. Riemond uit Bleiswijk hield een rede over crisisbelangen. Hij drong aAn op samenwerking met andere organisaties ter ver krijging van het gemeenschappelijk doel: bij slag op de industriemelk, waardoor automa tisch ook de consumntiemelk zal stijgen. De gelden hiervoor noodig zullen gevonden moe ten worden door accijnzen op de spijsvetten. Alleen op die wijze kan het veehoudersbedrijf weer eenigszina loonend worden. NIEUWVEEN. Stille Omgang. In den nacht van Za terdag op Zondag a.s. trekt afd. Nieuw- veen van het Genootschap „De Stille Om gang" ter bedevaart. Zaterdagavond te haJf elf vertrekken vier bussen uit de garage Koppenol. Drie rijden er door Nieuwveen en een langs de Amstel. Bij aankomst aan de St. Nicolaas- kerk te Amsterdam zal daar tegen twaalf uur een korte godsdienstoefening met pre dikatie plaats hebben. Daarna volgt de Ommegang met gezongen H. Mis in ge noemde kerk. Tegen vieren is de plechtig heid geëindigd en om vijf uur wordt de thuisreis aanvaard.Op groote deelname wordt gerekend. Zwijntjesjager. Dezer dagen heeft zich een zwijntjesjager gesignaleerd, door een rijwiel te ontvreemden, dat voor café „Pennenburg" stond. Van den dader ont breekt tot heden ieder spoor. Voorzichtigheid bij het neerzetten van een rijwiel blijft nog altijd geboden. Ka pers zijn steeds op de kust. Gevestigd: P. J. Wijfje en gezin, van Leimuiden. M. Spuy, van Poortu- gaal. W. de Gruib, van Gouda. H. Brouwer, van Enkhuizen. H. Barsma, van Walstein. V ertrokken: Gerrit Niestx, naar Al kemade. J. C. Spring in 't Veld, naar Amsterdam. C. C. Campfens, naar Ter Aar. Geboren: Elisabeth Marina, d. v. J. Hoorn en C Kiekens. Jacobus Wilhel mus, z. C. Hoogervorst en A. Burgmeijer. Cornelia, d. K. Morsink en P. Ze mel. Overleden: Simon Vogelaar, 76 j.., wed. van P. v. d. Ktoest. Teunis van Dam 87 j. Maria v. d. Zon, 83 j. Susanna Taille, 73 j. Arnoldus Joannes Egberts, 24 dagen, z. v. H. Egberts en J. A Mank. Arend Land, 65 j. BESTRIJDING VAN DE IEPZIEKTE. Medewerking van alle eigenaren van iepen noodzakelijk. floe kan de bestrijding het best ge schieden? Medewerking van alle eigenaren van iepen noodig. Het Comité in zake bestudeering en be strijding van de iepenziektc verzoekt ons opname van het volgende: In den nazomer van 1931 hebben wij er op gewezen, dat het in verband met de be strijding van de iepenziekte noodzake.ijk is, de doode en stervende iepen tijdig op te ruimen en de schors er van onschadelijk te maken door deze onmiddellijk na de vel ling te verbranden of, al dan niet met den stam, gedurende ten minste 3 maanden on der water gedompeld te houden. Deze maatregelen zijn noodzakelijk om de iepenspintkevers, die de ziekte over brengen, zooveel mogelijk de gelegenheid te benemen, zich te vermenigvuldigen. Bo vendien worden dan veel kevers en hunne larven verdelgd. Bedoe.de kevers planten zioh nJ. uitslui tend voort in de schors van stervende en doode iepen en verspreiden uit deze boo- men de iepenziekte. Aangezien er tot dusver geen afdoend middel is gevonden om de ziekte recht streeks te bestrijden, moet de strijd dus tegen de iepenspintkevers worden ge voerd, die zich de laatste jaren ten gevolge van het groote aantal stervende en doode iepen sterk hebben kunnen vermeerderen. Het is derhalve van het grootste belang, dat er geen iepen zijn, waarin de spintk- kevers kunnen voorttelen m.a.w. het is noodzakelijk, dat stervende en doode iepen zoo spoedig moge.ijk worden opgeruimd, liggende iepenstammen worden ontschorst en de schors van al deze boomen onschade lijk worde gemaakt. Nadrukkelijk zij er op gewezen, dat alle gevelde iepen, hetzij deze vóór de velling ziek of gezond waren, broedplaatsen voor de spintkevers vormen, zoodat het noodza kelijk is, al deze boomen te ontschorsen of onder water te bewaren. Inzonderheid zij hier gewezen op het groote gevaar, dat uitgaat van opslag plaatsen van niet ontschorst iepenhout. Deze opslagplaatsen vormen veelal een haard van iepenspintkevers met alle na- deelige gevolgen daaraan verbonden. Ook het verwerken van iepenstammen tot z g. kachelblokken is niet voldoende om de spintkevers de broed gelegenheid te be nemen, daar de schors, die zich veelal nog aan deze blokken bevindt, hiertoe meestal nog voldoende gelegenheid overlaat. Het verdient zelfs aanbeveling, de dikkere tak ken te ontschorsen, daar ook hierin nog vaak kevers voorkomen. Voor een zoo vol ledig mogelijke bestrijding der iepenziekte is het dan ook een vereischte. dat niemand nalate zijn doode en stervende boomen op te ruimen en de schors er van onschadelijk te maken. Daar de eerste spintkevers reeds vroeg de schors van de aangetaste boomen ver laten en daarna de ziekte verspreiden, is het noodzakelijk, dat allo stervende en doode boomen zoo spoedig mogeliik. liefst vóór 20 Maart a.s. worden opgeruimd. Laat dus ieder eigenaar van iepen na gaan, of er onder zijn boomen thans nog zijn, waarvan de schors spintkeverlarven herbergt. Dit is te zien aan kleine ronde gaatjes die in de schors aanwezig zijn. Het betreft hier een nationaal belang, zoodat met recht mag worden gehoopt, dat een ernstig beroep op den gemeenschapszin van alle eigenaren van iepen, om door het nemen van de hierboven omschreven maat regelen mede te werken aan de bestrijding der iepenziekte, niet vergeefsch zal zijn. DE LOMPEN-MILLIONAIR. Ik kan me den ouden grijsaard nog heel goed voorstellen, ofschoon ik toen tertijd kort voor den oorlog nog niet veel ouder dan 10 jaar was. Maar hij had altijd een zeer grooten indruk op mij gemaakt, nooit zal ik hem vergeten al word ik nog zou oud. Als jongen dweepte ik altijd met menschen die bij het volk als „buitengewoon" bekend war ren, die in hun kleeding of in him ge drag iets vreemds hadden. George Neist, die oude uitgedroogde vrijgezel was geheel mijn man. Urenlang kon ik naar hem kijken,, wanneer hij voor de Emidse in het dorp op en neer liep, terwijl de smid zijn beide ossen be sloeg. De man was heel ouderwetsch ge kleed, een nauwe broek, een rood rijk geborduurd vest en daarover een don kere jas. Zonderling was, dat hij altijd een hooge hoed droeg, dooh geen zwarte, maar een licht grijze, zooals men tegen woordig nog bij zeer elegante gentlemen op Engelsohe sportterreinen bij groote paardenrennen aantreft. Een das scheen hem te lastig want die droeg hij nooit een. Om den mageren dorren hals had hij altijd een groote gekleurde zakdoek geknoopt, die hij zooals vele spotters beweerden af en toe eens afnam en voor het eigenlijke doel gebruikte. Wanneer hij met zijn ossen in de smid se kwam kregen de meester en zijn drie zoons het erg druk. De smid liet alles staan en liggen, wanneer hij den zon derlingen man door de deur aan zag komen. Want George Neist was een voorname klant, die goed bediend moest worden Hij woonde niet in ht' dorp maar in een klein stadje op ongeveer een half uui afstand, waar minstens drie goede sme den waren. Toch logde hij altijd den verren weg af en kwam naar not dorp. Als men hem vroeg waarom hij daar niet bleef, dan antwoordde hij altijd het zelfde: „Ik doe het slechts terwille van mijn ossen, want zij laten zich in geen enkele smidse zoo gaarne beslaan als hier". Terwijl hij dit zei, verscheen een lachje om zijn Bmallen mond en dit lachje ver toonde eeen mengeling van spijt en hoon En de dorpssmid was blij dat George Neist zijn 6midse opzocht, want bij hem kwam het er op een daalder meer of minder niet aan ook liet hij altijd nog een flinke fooiachter voor de dorstige kelen der jongens. Want de jongens hiel pen vlijtig mee bij het beslaan der die ren. Twee weerden met groote paarden staarten de vliegen af en een assisteer de den vader bij het werk. Vreemd is„ waarom George Neisr zoo'n voorliefde voor ossen had. Hij kon best enkele prachtige dure paarden hou den, maar hij bleef bij zijn ossen. De oude boer was geen arm keuterboertje, röaar een schatrijk man. Zijn vermogen werd op veel meer dan een millioen ge schat. Dat was juist wat den menschen niet begrijpen konden. Een rijke moest naar hunne meening ook als een rijk<» leven. George Neist maakte echter een uitzondering, hij hield er geen groot personeel op na, bezat geen kostbare equipages, geen prachtige moderne klee- ren, en ook geen groote villa, hij gaf geen feesten, maakte geen wereldreizen maar bleef in zijn oude boerderij, werkte met zijn beide ossen en verzorgde zijn kleinen akker. Bij het werk hielp hem slechts "n knecht, die ongeveer even oud was als hij. De vrouw van den kneent zorgde voor het huishouden. Slechts bij buitengewone gelegenheden op wasch- dagen en voor groote feestdagen nam zij een helpster. In wijden omtrek noemde men George Neist den lompen-millionair. Die naam paste hem ook heelemaal met slecht want hij zag er wat de kleeren be treft werkelijk vaak ais een Echooiei uit. De menschen beschouwden hem over het algemeen als een gierigen vrek. Het eenige. wat de milbonair zich permit teerde was een dageiijksohe gang naar de kerk. In de kerk gedroeg hij zich zeer vroom, maar de menschen beschouw den het als huichelarij. Neen, dat dagelijks naar de kerk gaan kon hem niet in de achting der menschen doen stijgen. Hij bleef een afschuwelijke gierigaard en velen waren er zelfs woe dend over, dat hij 's Zondags in de kerk slechts een dubbeltje liet vallen en dit dan met zulk een royaal gebaar deed alsof het wel een gouden tientje war. Men geloofde daarom algemeen dat al leen zijn ossen van zijn rijkdom profi teerden, want zij werden béter verzorgd dan waardevolle raspaarden en bovendien hadden zij nog weinig werk te verrich ten. Toen men hem eens vroeg waarom hij zooveel van zijn ossen hield moet hij ge antwoord hebben: „Ik houd niet van dat jagen en jach ten, de os schijnt voor mij een symbool van behagelijkheid en gemoedelijkheid Hij is buitengewoon sterk en toch loopt hij niet met zijn krachten te koop, maar gaat rustig en bedachtzaam zijn gang. Hij is ook niet trotsch, werpt niet den kop in de hoogte als een overmoedig paard, maar doet eenvoudig zijn plicht Daarom houd ik van ossen". Hij had gaarne dat de menschen met hem lachten en hem voor een gek hiel den. „Want degenen" zoo zeido hij, „die de mencchen voor dwazen houden zijn lang niet de domsten en slechtsten". Verschillende keeren, moet hij als .er menschen voorbij kwamen van wie hi; wist dat ze met hem spotten, tot de os sen gezegd hebben: „Gaat toch alsjeblieft naar rechts heeren ossen!" Of: „Blijft u toch asie- tlieft in het midden van den weg, mijn beste hoorndieren 1" De heele omtrek lachte natuurlijk over zulke gezegden. Men tikte met den vinger tegen het voorhoofd en maakte een veelzeggend gebaar. Wie had dit tenslotte niet gedaan? Tot zijn knecht zeide hij dan 's avonds echter: „Peter, ik heb weer een goed werk verricht 1" „Zoo, wien hebt gij dan iets gege ven, mijnheer?" „Ik heb de menschen laten lachen. Dat is toch ook wat waard, zou ik mee- nen". Maar George Neist kon ook heel ern- Btig worden. De vrouw van den knecht had een gesprek met een zijner voor name bloedverwanten beluisterd. De familieleden, slechts rijkelui, schaam den zioh n.l. over dezen gekken vrijgezel Vooral een zwagei van hem die in de zelfde plaats woonde en eigenaar van een leerfabriek was, nam veel aanstoot aan het boerenleven dat George leidde De fabriekseigenaar leefde n.l. op zeer grooten voet. Hij gaf groote feesten, had twee auto's, rijpaarden, maakte dure rei zen naar badplaatsen kortom: hij leefde boven zijn stand. Op zekeren dag geraakte hij in financieele moeilijkheden en bleef hem niets anders over dan de hulp van den verachten zwager in te roepen. „Hoeveel wilt gij hebben, beste zwa ger?,, vroeg Georgo Neist, nadat de leer fabrikant hem zijn toestand duidelijk gemaakt had. De fabrikant was zoo verrast, want hij had heel wat bezwaren van den gierigen zwager verwacht maar hij noemde al was het dan ook wat aarzelend de som. Zonder een wimper te vertrekken open de de vrijgezel een lade van een oude schrijftafel, nam er een ohequeboek uit en schreef een cheque van het genoemde bedrag. „Hartelijk dankl Hartelijk dank!" George Neist weerde af. „Ik heb u slechts dit eene te zeggen beste zwager. Gij hebt zoo vaak den spot met mijn leven gedreven, gij hebt u altijd over me geschaamd, maar ik bid u voortaan te bedenken dat ik u mis schien niet had kunnen helpen als ik op denzelfden voet geleefd had als gij.... Kort voor 3en oorlog stierf den lom- pen-millionair. Niet veel menschen volg den zijn baar, want hij was wel een „ori gineel type" en een „unicum" zooals men dat zegt maar wegens zijn gie righeid was hij niet bemind. Eers'. jaren later begon men heel anders over hem te denken. Na zijn dood wacntten 'n.l. veel armen uit de omgeving op de on dersteuning die iedere maand door de pastoors van talrijke parochies verdeeld werd en raakte het langzamerhand be kend dat de weidoener niemand anders was geweest dan de lompen-millionair. Iedere maand had hij een aanzienlijke som aan zijn biechtvader gegeven om on der de armen uit wijden omtrek uit te deelen echter onder één voorwaarde: nooit den naam van den weldoener be kend te maken, anders zouden de armen geen cent meer krijgen. Zijn testament was even vreemd als hij zelf. Zijn knecht Peter erfde het huis. den akker, benevenr de ossen. Meer dan honderd armen werden vermeld daar enboven nog verschillende hospitalen, scholen en kloosters. Ook de smid die geregeld zijn ossen besloeg was zeer te vreden. Maar het testament bevatte aan het slot nog een clausule: De legaten moch ten slechts uitbetaald worden, als de erfgenamen beloofden te zwijgen. „Want aan dank en aan de meening der men schen is mij 'absoluut niets gelegen het is voldoende wanneer Eén weet, hoe ik leefde en wat ik deed. En alleen deze Eéne zal over mij, den lompcn-mil- lionair zijn vonnis vellen. Tk hoop dat Hij mij genadig mag zijn in het oordeeL want ik heb getracht zóó te leven, dat de eene hand niet wist, wat de andere deed.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 7