FRANKRIJK EN HET ONTWAPENINGSPROBLEEM ZATERDAG 16 JANUARI 1932 DE LEIDSCHE COURANT DERDE BLAD PAG. 9 door ANDRé MAGINOT f HET ERNSTIG ONGELUK op de spoorbrug over de Oude Maas tusschen Dordrecht en Zwijndrecht, heeft aan drie personen het leven gekost. De plek des onheils. Inzet: de 24-jarige H. Zeylemakers uit Leeuwarden, de eenige De Fransche Minister van Oorlog André Maginot is de vorige week na een kort, hevig lijden gestorven. Eenige weken voor zijn dood schreef hij het volgende artikel over Frankrijk en het Ontwapeningspro bleem dat na zijn dood ter be schikking werd gesteld. Maginot maakte den wereldoor log in de loopgraven mede, werd meermalen gewond en om zijn moed herhaaldelijk eervol vermeld. Het is te begrijpen dat hij als Staats man op de eerste plaats hardnekkig opkwam voor de veiligheid van zijn land. Hij was geen voorstander van bijzondere toegevendheid tegenover den vroegeren vijand. Het probleem der ontwapening trekt overal en altijd meer de aandacht tot zich. Algemeene ontwapening is een utopie die in de koppen van vele idealisten rondspookt. De verdediging van het land beheerscht met volle recht de gedachte der staatslieden die zich bewust zijn van 'hun zware verant woordelijkheid. Het is daarom van beteeke- nis, dat de verschillende gezichtspunten in helder omschreven uitdrukkingen worden gefixeerd. Wat Frankrijk over de Ontwapening denkt, beteekent voor de overige wereld waarschijnlijk een grooter raadsel dan welk aspect van het vraagstuk ook. Hoe bekijken wij Franschen, dit probleem en wat wen- schen wij? Er zou absoluut geen veront schuldiging voor Frankrijk te vinden zijn, als het, nadat het in den wereldoorlog zoo vreeselijk heeft geleden en zoo verschrikke lijk gevaren heeft doorstaan, uit deze erva ring geen voordeel zou trekken. Deze erva ring, waarvoor Frankrijk zwaar heeft be taald, heeft ons geleerd, dat onder de te genwoordige omstandigheden ieder land, hoe vreedzaam het- ook moge gestemd zijn, op zijn eigen veiligheid moet bedacht zijn, en niet mag aarzelen de offers te brengen die door het gezonde verstand worden ge- eischt. Hoe kostbaar zij ook mogen zijn, ze zijn immer nog lichter te dragen dan een oorlog met al zijn gevolgen. Maar men zegt ons toch, dat oorlog niet meer mogelijk is? Ik zou met geheel het hart wenschen, dat dit zoo was. Ik heb ook het volste recht te be weren dat ik altijd gewerkt heb voor dit doel. Maar de gebeurtenissen, die zich in*de laatste maanden in een ander continent hebben afgespeeld, toonen duidelijk genoeg, dat gewapende conflicten altijd nog kunnen voorkomen. „Ontdoet U van alle bewapening en dan behoeft U geen oorlogsgevaar meer te vree zen". Zoo luidt het argument van degenen, die, wanneer zij spreken voor een sentimen teel publiek, bereid zijn, een verklaring af te leggen, die ongeveer heel de wereld om vat. Als het werkelijk zoo was dat de oorlog onmogelijk zou zijn, wanneer alle landen hun legers, hun vloten en luchtstrijdkrach ten zouden afschaffen, dan zouden wij niet een oogenblik mogen verliezen om ons op deze wijze van onze zware lasten te bevrij den. Op dit gebied zou dan voor een staats man geen beslissing mear bestaan, die niet zonder aarzelen dezen weg zou beschrijden. Ongelukkig vertelt men ons niet, hoe deze volkomen en algemeene ontwapening moet worden doorgevoerd. Laat ons eens aanne men dat alle staten hun toestemming ertoe zouden geven, hun legers af te schaffen en hun bewapeningen te vernietigen of buiten werking te stellen, dan zouden wij toch niet aan een land, dat rijk is aan menschen en industrie, zijn gevoel hetwelk dadelijk zou ontnemen, dat gevoel hetwelk dadelijk zou kunnen overslaan tot oorlogsgeprikkeld heid, wanneer een ander land zijn rechten zou schenden of op de een of andere wijze een diplomatieke fout zou begaan. Wij kun nen den trots der volken niet onderdruk ken. Wat Paul Boncour, de vroegere Fran sche gedelegeerde van den Volkenbond het „Potentiel De Guerre" noemde, dat zal ook in de toekomst blijven bestaan, niettegen staande alle maatregelen die men ook maar mag nemen om de ontwapening zoo vol maakt mogelijk te maken. Een volkomen ontwapening is daarom feitelijk onmogelijk. Een algemeene ontwapening stoot op den GEMENGDE BERICHTEN ONGELUKKEN. DRIE JONGENS VÈRDRONKEN. IN EEN GESTOLEN AUTO TE WATER GERAAKT. Gisteravond om kwart over negen is on der de gemeente Rijswijk op den weg naar Wateringen een auto, waarin zes jeugdige personen zaten, in een diepen langs den weg liggenden sloot gereden. Drie van de jongens zijn gered. De drie ande're twee van zeventien en een van zestien jaar oud zijn verdron ken. Uit het politioneel onderzoek ie geble ken, dat de auto eigendom was van een dokter te 's-Gravenhage. De jongens moe ten den wagen van den openbaren weg hebben gestolen. De identiteit van de ver dronkenen is nog niet vastgesteld. Wel heeft de politie vernomen, dat zij alle drie uit Delft afkomstig zouden zijn. weerstand der volkeren, die hun souvereini- teit en veiligheid hoog wa-ardeeren. Wanneer men dan ook aan de menschen, die een rechtvaardigen en prijzenswaardi- gen vredeswil bezitten, vertelt, dat de ont wapening ieder oorlogsgevaar zou doen ver dwijnen, dan bedriegt men hem. De oorlo gen worden niet door de legers veroorzaakt maar door de menschen met hun hartstoch ten, ijdelheid en door him belangen die met elkaar in tegenstrijd zijn. De ontwapening moest derhalve op de eerste plaats begonnen worden bij de men- schelijke natuur. Het probleem kan in de practijk uitsluitend in den vorm van een beperking of vermindering der bewapenin gen in het oog worden gevat. Bij zulk een beperking kan echter de ontwapening op zich zelf nooit een werkelijke waarborg voor veiligheid zijn. Als wij oprecht willen zijn, wat helaas in deze dingen niet altijd het geval is, dan moeten wij toegeven dat het hoofddoel van de beperking der bewape ning de verlichting van de fnancieele las ten der landverdediging is en de verhinde ring om de bewapeningswedstrijd weder te beginnen. Geen land, dat denkt aan zijn economi- schen toekomst en aan zijn financiën kan -maar met een licht handgebaar zulk een beperking der bewapeningen afwijzen. Frankrijk had reeds met de daad getoond, dat het deze beperking voor noodzakelijk houdt. Terwijl andere landen in de laatste jaren hunne bewapeningen' veel sterker hebben gemaakt, heeft Frankrijk, wat nie mand kan bestrijden, de zijnen vrijwillig zoo naar beneden bedrukt dat daardoor moeilijkheden in het bedrijf van zijn leger- organisatie zijn ontstaan. Terwijl een beperking of vermindering der bewapening daartoe bijdraagt om tege moet te komen aan dringende noodzakelijk heid van zuinigheid, ma gdit echter altijd slechts onder voorwaarden geschieden, dat de veiligheid van het land niet in gevaar wordt gebracht. Ieder land legt deze veilig heid van zuinigheid, mag dit echter altijd land zijn eigen en eigenaardige behoeften heeft. Een land, dat lange landsgrenzen ge meenzaam heeft met zijn naburen, die over machtige militaire organisaties beschikken, dat bovendien zijn geboortenoverschot ziet dalen, terwijl de geboorten in andere lan den toenemen, een land dat groot koloniaal rijk bezit, waar het zijn autoriteit moet handhaven, en waarmee het dus onder alle omstandigheden zijn verbindingen moet vei lig stellen, kan er niet buiten, strijdkrachten te lande, op de zee en in de lucht te onder houden, die overeenkomen met de behoef ten van zijn eigenaardigen toestand. Als souvereine macht heeft dit land al leen het recht om te oordeelen over de plichten die het heeft te vervullen en over de hoeveelheid aan strijdkrachten die het voor die plicht-vervulling noodig acht. Daar om is het onmogelijk bewapeningsbeperkin gen op den grondslag van percenten of van een glijdende schaal te berekeneen. Ieder moest rechtvaardig staan tegenover deze grondbeginselen die berusten op gezond mensohenverstand. Het probleem zou zon der twijfel gemakkelijker zijn op te lossen, wanneer iedereen in plaats van uitsluitend op de ontwapening van zijn nabuur bedacht te zijn, zich oprecht moeite zou geven, om de zorgen van de anderen te begrijpen en hun behoeften in den geest van rechtvaar digheid te beoordeelen. Het is mij volkomen duidelijk, dat het eenvoudigste zou zijn wanneer men een paar algemeene regels zou vaststellen en dan ertoe zou overgaan over en weer wat koehandel te drijven. Het pact va-n den Volkenbond en al de vroegere besluiten van Genève verzetten zich tegen zulke handelwijze, en landen, wier militaire behoefte van die der overige sterk afwijkt, zouden zich zeker tegen invoering van re gels die niet elastisch zijn verzetten. (Wij achten het wel interessant, deze mee ning van een vooraanstaand, pas overleden Fransch staatsman publiek te maken. Maar wij moeten er den wensch aan toevoegen, en de hoop uitspreken en deverwach ting, dat anderen in deze optimistischer zijn, meer spreken en schrijven en h a n d e- 1 e n in -den geest .van den Paus van Blo me, die de internationale ontwapening (vermin dering van bewapening) bij voortduring den volkeren voorhoudt). Nadere bijzonderheden. Een verslaggever van „De Vooruit" bracht allereerst een bezoek aan het café van den heer Draak. Deze vertelde het volgende Om kwart over negen werd ik opge schrikt door een vreeselijken klap. Ik be gaf mij naar buiten en ontmoette bij de deur twee drenkelingen, jonge mannen. Mijn dochter, die eveneens naar buiten was gekomen, werd door de beide jongens aan gesproken, die haar meedeelden, dat er vier menschen in een te water gereden auto zaten, die gered moesten worden. Intusschen snelde ik naar de auto en riep luidkeels de enkele omwonenden het is daar een stille buurt te hulp. Bin nen vijf minuten was een vijftal omwonen den op de plaats van het ongeluk. Met een bijl heb ik getracht, den over den kop ge slagen wagen open te breken. Nadat een gat in den zijwand was gemaakt, kon ze kere V„ wonende in de Harman Kokslaan 66 te Delft, gered worden. Hij had toen ongeveer 'n half uur in het water gezeten. Hij was niet bewusteloos en kon naar mijn café worden gedragen. Inmiddels waren C. van Brakel, chauf feur van de V.I.O.S., De Bijswijksche red dingsbrigade en het voltallige Bijswijksche politiepersoneel, waaronder de burgemees ter, de heer Hellenberg Hubar, ter plaatse aangekomen. Met vereende krachten is de auto overzij getrokken en werden de drie inzittenden uit den wagen gehaald. Zij werden eveneens het café binnengedragen. Dr. Niks uit Bijswijk verleende de eerste hulp en trachtte door kunstmatige ademha ling de levensgeesten op te wekken. Een der jongens vroeg nog om geestelijken bij stand, die door kapelaan Van Wateringen werd verleend. Spoedig daarna moest bij alle drie de dood worden geconstateerd. De lijken zijn naar de Algemeene Be graafplaats te Bijswijk overigebraoht. Hoe het gebeurde. Een geredde, een jongen van 16 jaar, ver telde mevrouw Draak het volgende over de toedracht van het ongeluk: „Twee van de jongelui, die verdronken, zijn des middags om twee uur naar Den Haag gegaan en hebben daar een auto ont vreemd, die bij een ziekenhuis stond. Beide jongens zijn met den wagen gaan toeren en naar Delft gegaan. Daar hebben zij vier jongens opgehaald, waaraan de oudste 17 jaar is. Eerst zijn zij naar Pijnacker gere den, vandaar naar Botterdam en van Bot terdam over Delft, naar Wateringen. Op den driesprong moesten zij draaien om te rug te rijden in de richting Hoornbrug. Een der jongens zeide tegen de bestuur der, zekeren Haring, die verdronken is. „Pas toch op, want anders gaan we de sloot in". Eenige seconden later reed de auto te water. De twee eerst geredde jon gens zaten achter in een open bakje en konden zich dus zelf redden en namen de vlucht. De auto droeg het nummer 5974 en was eigendom van dr. L. uit Den Haag. De wa gen werd ontvreemd bij het Gemeente Ziekenhuis aldaar. De overleden jongens zijn: L. G. A. H., 18 jaar, J. F. G„ 17 jaar, H. J. P., 17 jaar, alle drie wonend te Delft. De geredden zijn: A. F. L., J. C. en G. B., alle drie omstreeks 17 jaar, eveneens wo nend te Delft. Gisterochtend brak brand uit in de wo ning van J. Hinriohs te Meedhuizen bij Delfzijl. De brand was ontstaan door het overslaan van den motor van een vracht auto, die in een schuur was opgeborgen. Deze gemakte in brand en weldra stond de geheele woning in liohte laaie. De brand weer van Delfzijl moest zich beperken tot het nathouden der naastgelegen panden, die behouden konden blijven. De bewoner, zijn vrouw en kind konden zich slechts met moeite in veiligheid bren gen. De woning brandde nagenoeg uit, in boedel en gereedschappen gingen verloren. Zeventien varkens kwamen in de vlam men om. Verzekering dekt de sohade. Paarden en koeien omge komen. Gisterochtend ontstond ten gevolge van een onbekende oorzaak brand in de boer derij van den heer C. de Hoop te Beets. Het vuur greep zoo snel om ziob heen, dat de brandweer niets kon uitrichten. De geheele boerderij werd een prooi der vlammen. Zeven koeien, twee paarden en een kalf kwamen in de vlammen om, terwijl de huisboedel verloren ging. Een hooiberg en een schuur bleven gespaard. De schade, die ongeveer 10.000 bedraagt, wordt door verzekering gedekt. Brand te Zwaagwesteinde. Gisteren is te Zwaagwesteinde het huis van den venter S. de Vries afgebrand. De bewoners, waaronder drie jonge kinderen, kenden zich ternauwernood redden. Ver zekering Üekt die sohade. I Twee verdiepingen uitgebrand. Omstreeks kwart voor negen is gister avond brand uitgebroken in een woning op de eerste étage \an een blok huizen, die toebehooren aan de borstelfabriek van Van den Burg aan de Tuinderstiaat te R'dam. Het magazijn van deze fabriek ligt onder de woningen, de fabriek ligt achter de woonhuizen. De brand breidde zich snel uit, zoodat al spoedig de tweede ver dieping en de zolder in vlammen stonden. De kap van de zoldering brandde aan de achterzijde door en de vlammen sloegen hoog boven het dak uit. Ook aan de voor zijde hebben de vlammen uit de dakramen geslagen. De bewoners van de tweede éta ge hadden zich over het dak in veiligheid weten te brengen voor den brand de zol dering had bereikt. De roode gloed veroorzaakte al gauw het gerucht in de stad, dat de fabriek van Van den Burg in lichtelaaie stond. Er werd veel materiaal uitgezonden, mo torspuiten, ladderwagen en twee reserve wagens, benevens tal van slangenwagens. Er werden zes stralen in totaal uitgelegd. De brand heeft hardnekkig gewoed en eerst omstreeks tien uur kon men met de nablussching beginnen. De. twee étages zijn totaal uitgebrand. In de woningen woonde personeel van de fabriek Er is veel water schade in het magazijn aangericht. BRANDSTICHTING. Vier personen gearresteerd. In den nacht van Woensdag op Donder dag heeft brand gewoed in een pand aan den Bierhaven te R'dam, waarin een pak huis en leegstaande woningen gevestigd waren. Omdat deze brand onder verdach te doen, werd bevestigd door het feit, dat politie een onderzoek ingesteld. Het ver moeden dat men met brandstichting had te doen, werd bevetsigd door het feit, dat verschillende vuurhaarden in het pand werden gevonden. Men is overgegaan tot de aanhouding van een behanger, die in een van de woningen heeft gewoond en kort geleden deze woning heeft verlaten. Op hem viel de verdenking, omdat men aanvankelijk meende, dat de man uit zijn woning was gezet en uit wraak zou heb ben gehandeld. Bij de aanhouding van den behanger werd evenwel een corresponden tie gevonden met den huiseigenaar, die te Amersfoort woont en waaruit bleek, dat de behanger op aanstiohting van den huis eigenaar en met medeweten van dien» vrouw de brand heeft gesticht. De huiseige naar en zijn vrouw zijn door de politie te Amersfoort aangehouden en naar Botter dam op transport gesteld. Bovendien is nog een zeeman gearresteerd, die den behan ger bij het stichten van den brand is be hulpzaam geweest. De verduistering te Zutpheru Naar het-„Dev. Dagbl." omtrent de reeds gisteren vermelde verduistering te Zutphen verneemt, moet L., de aangehouden admi nistrateur van de Nutsspaarbank aldaar ongeveer 42.000 gulden ten nadeele van deze bank hebben verduisterd, en ten na- deele van de afdeeling Zutphen van den Volksbond tegen drankmisbruik, waarvan hij penningmeester was, 2000 gulden. Bo vendien wordt hij er van verdacht, den be heerder van het Volkshuis te hebben opge licht voor 3000 gulden. Toen verdachte dit geld leende, zou hij voorgegeven hebben, het te moeten gebruiken voor hypotheek. De verduistering bij de Nutsspaarbank loopt waarschijnlijk van 1927 af. Naar ver luidt, zou L. schulden hebben gemaakt met speculaties. De betalingen der Spaarbank loopen geen gevaar, aangezien het reserve-kapi taal een bedrag van 956.000 gulden verte genwoordigt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1932 | | pagina 9